Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zondag 28 februari 2010

Eigentijds

Sommige dingen weet je niet van tevoren. Mogelijk lijkt het een afgesproken zaak. Afgelopen vrijdag 26 februari had ik ‘Zakennieuws’ dat opnieuw over Natudis ging. Nu als onvervalste Demeter-liefhebber; in ieder geval bij algemeen directeur Xander Meijer. En wat vind ik vandaag op de website van Demeter? Dit verslag van Jorien Quirijnen over Stichting Demeter op en naar de Biovak en BioFach’, met een glansrol van Natudis in het tweede geval. Geen afgesproken zaak, zeker niet! Zij schrijft:

‘Waar de boer op het land een relatieve rust ervaart in deze verstillende witte wintermaanden, daar is het op het kantoor van Stichting Demeter een hectische tijd. Dit jaar hadden we in Zwolle de Biovak op 20 en 21 januari. Daar hadden we zelf een beursstand samen met de BD-vereniging en BD-grondbeheer. De krachten gebundeld en dat resulteerde in een stralende stand waar we voor het eerst onze nieuwe promotiestijl toetsten bij een breder publiek. Een zevental krachtige steekwoorden prikkelden de voorbijganger om stil te staan en verder te lezen en te kijken naar waar “wij” BD-boeren nu voor staan.

De beelden waren fris, helder en prikkelend, vooral de poster van het EIGENWIJZE meisje, lokte veel discussie uit. Precies wat we voor ogen hadden: Voor de beursbezoeker het Demeter-blikveld verruimen. We zijn meer dan preparaten, koeienhorens en zaaikalenders. Bijna 100 poster-sets zijn meegenomen door licentiehouders en (boerderij)winkels. Een goed begin voor een veelbelovend 2010!

En er was meer! Medio februari was daar de BioFach in Nürnberg. Wereldwijd de grootste biologische vakbeurs met negen hallen vol bio. Uitgenodigd door Natudis konden we deelnemen aan een georganiseerde busreis voor winkeliers onder het mom van DEMETER = BETER. We gingen op zoek naar de gouden eieren van Demeter en was er een discussie-bijeenkomst onder leiding van Bert van Ruitenbeek. Alles in het teken van de vraag wat nu de communiceerbare meerwaarden van Demeter zijn.

Op het etiket, in het schap, in de media, enzovoort. Inspiratie en co-creatie in concreto kenmerkten deze reis. De winkeliers en het managementteam van Natudis zijn het er eenduidig over eens: de focus op Demeter was nog nooit eerder zo positief en zo krachtig! Sectorbreed samen de schouders eronder! De Demeter-omzet kan met 10 % omhoog dit jaar! Daar gaan we samen helemaal voor!

Stichting Demeter zal met haar actie Demeter Actief de komende maanden volop aan de slag gaan met alle ideeën die tijdens dit “uitje” naar voren gebracht zijn.

Meer lezen over Demeter Actief >>

De link leidt naar ‘Demeter zoekt Actieve Partners’. Wie zaterdag 20 februari ‘Wanten’ heeft gelezen, zal hiervan niet meer opkijken:

‘Stichting Demeter staat voor een aantal principes: samenhang, vernieuwing, vruchtbaar, respectvol, pure producten, veerkracht en eigenwijs. Veel mensen veren op als we kort en krachtig zeggen waar we voor staan. Dat werkt. Daarom gaan we de boer op en de winkels in, met verhalen die er toe doen. Vertellen wat we doen, daar voelen we ons goed bij.

Het maatschappelijk draagvlak voor Bio neemt toe en dat is een wenselijke ontwikkeling. Maar de focus in de natuurvoedingsbranche verschuift. Niet het ideaal is primair marketing-communicatieinstrument maar de laagste prijs. Deze ontwikkeling zet zich steeds meer door, vooral in de schappen van de supermarkt.

Er is ook een tegengestelde tendens: Behoefte aan kwaliteit. Veel klanten van biologische speciaalzaken zoeken juist de goede smaak en de gezonde, eerlijke, authentieke producten. Eerlijk in de meest ruime zin: landbouwkundig, ethisch, sociaal, economisch en ecologisch.

Demeter Duitsland heeft een succesvol concept ontwikkeld waarmee we ook in Nederland van start gaan: Demeter Actief Partners DAP. Samen met geïnteresseerde en betrokken ketenpartners gaan we de juiste stappen definiëren en materialen ontwikkelen waarmee het Demeter-keurmerk een prominente plek krijgt in de winkel. In de branche wil stichting Demeter het verschil gaan maken met inhoud en vernieuwing. Doe ook mee!

Wij komen graag in contact met winkeliers en producenten met een passie voor BD. Winkeliers en producenten die stelling durven nemen als het gaat om ècht biologische en ethisch verantwoorde producten. Met Demeter vooraan in het schap sta je voor topkwaliteit bio waarbij echt alle aspecten voorzien zijn van optimale zorg en liefde. Als je DAP mede wilt vormgeven en ontwikkelen sluit je dan nu aan bij DEMETER ACTIEF PARTNERS.

Komende maand wordt een eerste bijeenkomst gepland waar Stichting Demeter de DAP-plannen presenteert, voorbeeldmateriaal zal tonen van Demeter Duitsland en vooral eerste ideeën wil uitwisselen met aanstaande Demeter Actief Partners. De jaarlijkse kosten voor deelname aan DAP bedragen € 100 per winkel of bedrijf. Voor winkelgroepen kunnen speciale afspraken worden gemaakt.’

Dit staat allemaal op de nieuwspagina van Demeter. Maar ook op de homepage vind je dit terug. Daar valt het oog meteen op een nieuwe poster, weer een andere dan bij het nieuws. De tekst is gedeeltelijk dezelfde als voorheen:

‘Demeter – Biologisch-dynamisch

Demeter is het keurmerk van de biologisch-dynamische landbouw en verwerking. Alle Demeter-bedrijven zijn in eerste plaats gecertificeerd biologisch. Daarnaast werken de boeren vogens de specifieke Demeter Voorwaarden voor landbouw en verwerking. Biologisch-dynamische boeren en verwerkers mogen het Demeter-keurmerk voeren. Ze worden gecontroleerd en gecertificeerd door de onafhankelijke Stichting Demeter.

Demeter-bedrijven en -producten

Producten met het Demeter-keurmerk vind je in natuurvoedingswinkels, op boerenmarkten en in boerderijwinkels. Op deze website kan worden gezocht naar Demeter-boeren, naar Demeter-verwerkers en naar Demeter-producten (geproduceerd in Nederland en Vlaanderen). Adressen van alle biologische verkooppunten zijn te vinden op www.biogids.nl. Dit is een initiatief van Biologica.

Demeter Actief Partners

Stichting Demeter heeft een nieuw initiatief: samenwerken met natuurvoedingswinkeliers om actief uit te dragen waar Demeter voor staat. De pioniers van de biologische sector, vernieuwende, eerlijke en pure biologisch-dynamische boerenbedrijven die staan voor hun idealen. Die verdienen aandacht en waardering. Hoe geef je dat als winkelier een goede vorm? Daarover komen we graag met je in contact. Meer lezen >>

Als eerste aanzet in de communicatie heeft Stichting Demeter op een rijtje gezet waar we in de biologisch-dynamische landbouw voor staan. Eigenwijs, vernieuwend, veerkracht, puur, respect, samenhang en vruchtbaar. Zeven kernwoorden als basis voor posters die onze idealen in beeld brengen. Meer weten >>

Dit laatste is ook nieuw voor ons. De link leidt hier naartoe:

‘Demeter Promotie

Modern, fris, eigentijds, met humor en met inhoud, dat zijn we en dat willen we laten zien aan de consument en aan de boeren. In 2010 gaan we een communicatie-stijl ontwikkelen die aanspreekt in woorden en in beelden. Duidelijkheid scheppen dat we een certificeringsorganisatie zijn voor de biologisch dynamische landbouw en voeding. De hoogwaardige kwaliteit waar we voor staan. De zorg die we dragen voor aarde, plant, dier en mens. De integriteit waarmee alles met bezieling wordt gedaan. Dat gaat in het oog springen.

De nieuwe kernthema’s zijn de kapstokken van waaruit we gaan communiceren waar Demeter voor staat. De communicatie zal trapsgewijs verlopen. De kernthema’s zullen onder andere op de winkelvloer direct gekoppeld worden aan producten in de schijnwerpers: door banners, posters, woblers, proeverijen en aanbiedingen.

Ondersteund met informatie in nieuwsbrieven en dergelijke. Inhoudelijke verdieping vindt plaats via de website, persoonlijke verhalen in interviews en artikelen, workshops voor winkelmedewerkers, enzovoort. In samenspraak met winkeliers en licentiehouders kunnen met speciale activiteiten als Week van de Smaak en Lekker naar de boer specifieke materialen worden gemaakt die qua vorm en inhoud aansluiten bij de lijn van de kernthema’s.

Randvoorwaarde voor het slagen van deze plannen is dat Demeter midden in de samenleving staat en zinvolle allianties aangaat met ketenpartners als Biologica, BD-grondbeheer, bereiders, handelaren, winkeliers en consumenten.

Met het landbouw Economisch Instituut maken we meetbaar dat het Demeter-keurmerk beter zichtbaar en herkenbaar is voor de consument.’

Mooi zo, vooral doen!

zaterdag 27 februari 2010

Bijzaak

Ik ga het vandaag eens over een bijzaak hebben. Maar misschien is het ergens toch een hoofdzaak... Hoe dan ook, ik kan teruggrijpen naar wat ik een jaar geleden schreef. Maar niet helemaal op dezelfde datum, hoewel het wel om een datumgevoelig onderwerp gaat: de geboortedag van Rudolf Steiner. Op vrijdag 27 februari 2009 schreef ik in ‘Perceptie’ namelijk alleen maar dit erover:

‘NRC Handelsblad houdt een traditie in ere. Op de verjaardag van Rudolf Steiner (hij werd vandaag 148 jaar geleden geboren) een artikel over het vrijeschoolonderwijs prominent op de voorpagina.’

En voor de rest Schluss. Op zijn sterfdag maandag 30 maart 2009, dus een maand later, kon ik er in ‘Oostenrijks antroposoof’ uitgebreider op terugkomen:

‘Ga je naar “Vandaag de dag. Almanak van mensen, feesten & gebeurtenissen”, vind je meer (met als kop “Heel de mens”):

“Rudolf Steiner (25 februari 1861 – 30 maart 1925) was een Oostenrijkse filosoof, schrijver, architect, pedagoog en landbouwdeskundige die het meest bekend is geworden als grondlegger van de antroposofie en haar praktische toepassingen o.a. de vrije school, de antroposofische geneeskunst, de heilpedagogie en de biologisch-dynamische landbouw.”’

Maar hierbij moet een kanttekening geplaatst worden. Dat deed ik bij een eerdere gelegenheid die maand, op woensdag 4 maart 2009 in ‘Sterfdag’, slechts in een bijzin:

‘In het artikel van Selg wordt overigens verwezen naar een ander artikel, over de juiste geboortedatum van Rudolf Steiner (niet 25, zoals sommigen menen, maar 27 februari), “den Beitrag von Günter Aschoff in diesem Heft”. Dat artikel is hier te vinden.

Vandaag biedt dus een mooie gelegenheid om dit eens preciezer uit te spitten. Het zijn niet de minsten, die zich geuit hebben over 25 februari 1861 als de geboortedatum van Rudolf Steiner. Om te beginnen wil ik Christof Lindenberg aanvoeren, die in zijn nawoord bij Steiners ‘Mijn levensweg’ (in 1993 verschenen) op bladzijde 397 schrijft:

‘Op een klein aantal problemen en feitelijke onjuistheden, die gezien het voorgaande niet verbazingwekkend zijn, wil ik de lezer hier wijzen.

Het eerste probleem is Steiners geboortedatum. In een ongedateerde biografische notitie schrijft Steiner: “Mijn geboorte valt op de 25e februari 1861. Twee dagen later werd ik gedoopt.” Kennelijk wist Steiner uit de familietraditie, dat men bij de registratie van de geboorte de doopdag als geboortedag had opgegeven. Vandaar dat Steiner zich bij alle officiële gelegenheden (en ook in zijn autobiografie) aan de officiële “geboortedatum” 27 februari beeft gehouden, hoewel de werkelijke geboortedatum hoogst waarschijnlijk de vijfentwintigste februari is geweest.’

Meer hierover valt te lezen in het in juni 2008 in het Nederlands verschenen boek van Sergej Prokofieff, ‘De verbondenheid met Rudolf Steiner. Het mysterie van de grondsteenlegging’:

‘In deze studie onderzoekt de auteur hoe wij in onze tijd een relatie kunnen krijgen tot de antroposofie en de initiator hiervan, Rudolf Steiner. Uit de inhoud: Drie wegen die leiden tot de antroposofie; Het mysteriegeheim rond de geboorteplek van Rudolf Steiner; Een weg die leidt naar Rudolf Steiner; Rudolf Steiner en het oprichtingsbestuur; De grondsteenlegging van 1923 als mysterie-openbaring; De nieuwe mensengemeenschap; De geest van het Goetheanum; De Kerstbijeenkomst als mysterie van opstanding; De esoterische achtergronden van de elektronische media.’

Het hoofdstuk over ‘Het mysteriegeheim rond de geboorteplek van Rudolf Steiner’ kent op de bladzijden 44-46 nog deze aanvulling:

‘De geboortedatum van Rudolf Steiner

Na het verschijnen van het eerste deel van mijn artikel werd ik van verschillende zijden naar de juiste geboortedatum van Rudolf Steiner gevraagd. Uit de ongedateerde, door Rudolf Steiner eigenhandig geschreven korte autobiografische tekst, die hijzelf hetzij nooit voltooid heeft, hetzij waarvan het vervolg niet bewaard is gebleven, volgt heel duidelijk dat Rudolf Steiner op 25 februari 1861 in Kraljevec is geboren: “Mijn geboorte valt op 25 februari 1861. Twee dagen later werd ik gedoopt.”

Deze facsimilietekst werd voor het eerst op Pasen 1975 ter gelegenheid van de 50e herdenkingsdag van de sterfdag van Rudolf Steiner gepubliceerd in de “bijdragen tot de Gesamtausgabe van Rudolf Steiner”. In deze brochure zijn bovendien twee brieven van Eugenie von Bredow afgedrukt, waaruit blijkt dat zij tussen februari 1920 en februari 1921 van Rudolf Steiner de juiste geboortedatum moet hebben gehoord en hem dienovereen­komstig schriftelijk feliciteert. Zo schrijft ze in haar brief van 25 fehruari 1921: “Vandaag, op de dag, die de eigenlijke dag van de geboorte in deze incarnatie van uw individualiteit is geweest terwijl wij tot nu toe steeds 27 februari daarvoor aanzagen...”

Het kwam in de 19e eeuw, vooral in afgelegen en landelijke katholieke streken, niet zelden voor dat in de kerkboeken respectievelijk de geboorte-oorkonden de doopdag als teken van de geestelijke geboorte werd ingeschreven, in plaats van de datum van de fysiek geboorte.

Waarom Rudolf Steiner deze onnauwkeurigheid later niet gerectificeerd heeft en zelfs een daardoor ontstane jarenlange “traditie” verder liet bestaan, bijvoorbeeld in zijn autobiografie Mijn levensweg (wv-b1, hoofddstuk I), blijft voorlopige een raad­sel, hoewel daarvoor verschillende redenen kunnen worden aangevoerd.

Omdat ook een fout in het invoeren van het kerkboek niet uit te sluiten is, zouden we ons kunnen voorstellen dat Rudolf Steiner later, toen hij deze onnauwkeurigheid had ontdekt, daarin een helder teken uit de geestelijke wereld zag. Want daardoor werd hij in het vervolg beschermd voor elk mogelijk misbruik dat van onzuivere occulte zijde van zijn ware geboortedatum gemaakt zou kunnen worden. Hij was de eerste ingewijde in de nieuwe tijd die geheel openlijk en publiekelijk werkte en dus konden de gevaren niet onderschat worden.

Ook zou dit ingrijpen van het lot, gezien vanuit een hoger gezichtspunt, zeker overeen kunnen komen met de waarheid. Want Rudolf Steiner werd, zoals hierboven al is gezegd, op 25 februari als een zeer zwak kind geboren en men was bang dat hij niet zou overleven. Na twee dagen was echter het grootste gevaar voorbij, zodat men erop kon rekenen dat het kind verder zou leven.

Geestelijk gezien betekent deze situatie, dat tot de doop op 27 februari de vraag nog open was of de entelechie van Rudolf Steiner in dit lichaam kon blijven, of zich in de geestelijke wereld zou terugtrekken. Pas twee dagen na de geboorte nam zijn entelechie het beslissende besluit tot haar incarnatie en was vanaf nu bereid het fysieke lichaam als haar toekomstige aarde-instrument op te nemen. Daarom kon Rudolf Steiner later met recht – ofschoon niet in fysieke zin – ook over 27 februari als de dag van zijn geboorte spreken.

Het keven van zo’n hoge ingewijde als Rudolf Steiner mag niet slechts beoordeeld worden naar algemeen menselijke, al te menselijke maatstaven, zoals dat bij een gemiddeld mens zeker gerechtvaardigd zou zijn. Het aardeleven van een ware ingewijde is een mysterie, dat zich in volle omvang waarschijnlijk alleen aan zijnsgelijken uit de kring van leidende ingewijden van de aarde kan openbaren.’

U leest het goed, hierin wordt een groot aantal aannames ten beste gegeven, waarvan ik me afvraag wat ervan overblijft als die niet op waarheid en juistheid berusten. Maar we gaan verder. Ik heb hier nog een boekje van Ernst Katz, de sympathieke Nederlandse antroposoof in de Verenigde Staten, die vorig jaar op 2 september overleed in de leeftijd van 96 jaar:

‘Professor emeritus Ernst Katz, 96, died at his home in Ann Arbor on September 2, 2009. Dr. Katz is survived by his son Johan Katz and daughter-in-law Anush Sarkissian Katz of Oxted, England, grandsons Leon Katz and Daniel Katz, and two great grandsons. He was predeceased by his wife Katherine Katz in 1998. He will be remembered for his contributions to solid-state physics at the University of Michigan, and his tireless work for the anthroposophical societies of North America and the Netherlands. Memorial donations may be made to the Mortgage Reduction Fund of the Rudolf Steiner High School of Ann Arbor, 2230 Pontiac Trail, Ann Arbor, MI 48105.’

Van hem stamt:

‘The Mission of Rudolf Steiner
by Dr. Ernst Katz
an essay derived from an address given at the American Anthroposophical Society’s Annual General Meeting, November, 2004.
Special thanks to Dr. Katz for allowing us to reprint this essay.

Dr. Ernst Katz is an emeritus professor of physics at the University of Michigan. He and his late wife, Katherine, have fostered the growth of anthroposophy in Ann Arbor and in America for almost sixty years. His contribution on The Mission of Rudolf Steiner brings the fruits of many years of work with anthroposophy; it was presented as the keynote address at the American Society’s Annual General Meeting in November, 2004. His talk was greeted with great enthusiasm, and Dr. Katz has been kind enough to share it here with our readers.’

Hiervan bestaat echter ook een Nederlandse vertaling, ‘De levenstaak van Rudolf Steiner’:

‘Ernst Katz geeft in dit essay een persoonlijke, eenvoudige beschrijving van de levenstaak van Rudolf Steiner. We bezitten geen formulering van Steiner zelf, hoe hij zijn levenstaak opvatte. Wel hebben we natuurlijk alles wat een uiterlijke uitdrukking van deze levenstaak is: al de praktische toepassingen van de antroposofie – op het gebied van de pedagogiek in de vrijescholen, op het gebied van de gezondheidszorg in de antroposofische klinieken en geneesmiddelen, in de biologischdynamische land- en tuinbouw, in diverse vorm van kunst, zoals in de architectuur van het Goetheanum en van talrijke andere gebouwen, maar ook in de filosofie, in de wegwijzing voor innerlijke scholing, en nog veel meer. Maar om te vinden wat zijn levenstaak werkelijk was, moeten we er van uitgaan dat het een geestelijke taak was, een esoterische taak, die men alleen kan vinden door de aandacht te vestigen op wat de auteur zijn “esoterische biografie” zou willen noemen. Dr. Ernst Katz is emeritus hoogleraar natuurkunde aan de Universiteit van Michigan. Hij en zijn inmiddels overleden echtgenote, Katharine, hebben de groei van de antroposofie in Ann Arbor en in Amerika bijna zestig jaar lang sterk bevorderd. Dit essay is gebaseerd op een voordracht die Ernst Katz in 2004 hield voor de jaarvergadering van de Antroposofische Vereniging in Amerika en die met groot enthousiasme werd ontvangen.’

Dit boekje van 55 pagina’s verscheen november 2006; Maarten Ploeger maakte voor de Bibliotheekdienst deze recensie:

‘De schrijver put uit een lang en rijk leven van intieme studie van en ervaring met de antroposofie. In deze voordracht voor antroposofisch georiënteerd publiek spreekt hij in opmerkelijk eenvoudige bewoordingen over twee met elkaar verbonden zaken. Eerst schetst Katz in enkele rake pennenstreken de mensheidsgeschiedenis van vroegere helderziendheid naar de huidige – ook terechte – materialistische afsnoering van de geestelijke werkelijkheid. Onder de inspiratie van de aartsengel Michaël gaat het er niet om het materialisme polariserend te bestrijden, maar om het respectvol van binnenuit om te vormen tot nieuw spiritueel elan. Daarnaast beschrijft Katz de biografie van Steiner (1861-1925) kernachtig vanuit het perspectief van de zich bij Steiner ontplooiende spiritualiteit. De twee thema's vloeien vervolgens zeer overtuigend samen. Katz besluit met het concreet uitwerken van enkele toekomstgerichte elementen, die organisch vanuit het voorgaande opbloeien. Een dierbaar en bevlogen document van een waardige vertegenwoordiger van de antroposofie. Met bronvermelding.’

Wat schreef Ernst Katz nu over de geboortedatum van Rudolf Steiner? Op bladzijde 10-11 lezen we:

‘Bij het begin van zijn leven wijzen wij op de volgende ongewone omstandigheden. Rudolf Steiner is op 25 februari 1861, waarschijnlijk in de late avond, geboren in het gehucht Kraljevec. Door onachtzaamheid van de vroedvrouw was het kind bijna doodgebloed. Het was maar de vraag hoe lang het zou kunnen leven. Daarom moest een snelle nooddoop worden gearrangeerd. Daarvoor was in het kerkje van Kraljevec echter geen gelegenheid en om die reden werd het kind ruim drie kilometer door winterse februarikou en sneeuw naar de kerk van het naburige dorp Draskovec gedragen. Daar werd het op 27 februari gedoopt en ontving het de naam

Rudolfus Josephus Laurentius Steiner
of, zoals wij zouden zeggen:
Rudolf Josef Laurens Steiner.

Het bijzondere is dat de kerk in Draskovec gewijd is aan St. Michaël. Het was een St. Michaëlskerk! Blijkbaar had het lot de omstandigheden zo gearrangeerd dat St. Michaël de wacht zou houden, als het ware als een peet, bij het intreden van dit menselijke wezen in het fysieke leven op aarde.’

Dit is dan het begin van een uitgebreide beschouwing door Ernst Katz waarin hij de relatie van Rudolf Steiner met de aartsengel Michaël bloot wil leggen. Ook hier weer zie je dat dingen als feit worden gebracht, terwijl het nog maar de vraag is of het feiten zijn. Maar eerst nog even dit, wat ik ook al in ‘Oostenrijks antroposoof’ weergaf, zonder er expliciet bij stil te staan. Namelijk zowel op de daar genoemde twee websites staan deze data:

‘Rudolf Steiner (25 februari 1861-30 maart 1925)’

als in Wikipedia:

‘Rudolf Joseph Lorenz Steiner (Donji Kraljevec, 25 februari 1861 - Dornach, 30 maart 1925)’

waaruit duidelijk wordt dat deze datum van 25 februari 1861 een algemene verbreiding heeft gekregen. Dat wordt nog eens bevestigd door Thomas Gandlau van het ‘Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon’ van het Verlag Traugott Bautz, die in ‘Band X (1995) Spalten 1294-1300’ schrijft (met als ‘Letzte Änderung: 19.02.2010’, dus helemaal up-to-date):

‘STEINER, Rudolf, Begründer der Anthroposophie und Waldorfpädagogik, * 25.2. 1861 in Kraljevec (damals Ungarn) aus niederösterr. kath. Familie, † 30.3. 1925 in Dornach bei Basel.’

Dit kon natuurlijk niet langer zo blijven bestaan. In de Newsletter van februari 2008 van het Rudolf Steiner Archiv lezen we nog:

‘Ende Februar feiern wir Anthroposophen den Geburtstag Rudolf Steiners. Die einen am 25.2. die anderen am 27.2. Wer nicht ganz sicher ist ob er am okkulten oder am dokumentierten Tag, oder gar an beiden, seine Kerze entzünden will findet aufschlussreiches in dem Band

Rudolf Steiner – Selbstzeugnisse
Autobiographische Dokumente, Hrsg. und eingeleitet von Walter Kugler.
ISBN 978-3-7274-5393-9.

und weiteres auf unserer Homepage unter:
Häufig gestellte Fragen.
Mit herzlichen Grüssen
Die Mitarbeiter des Rudolf Steiner Archivs.’

Gaan we vervolgens naar die ‘Häufig gestellte Fragen’, vinden we dit:

‘Fragen zu Rudolf Steiners Biographie,
insbesondere seinen Geburtstag und Geburtsort,
werden thematisiert in dem Band:

Rudolf Steiner
Selbstzeugnisse
Autobiographische Dokumente
Hrsg. und eingeleitet von Walter Kugler
145 Seiten, 10 Abbildungen, kart. CHF 18.– / EUR 10,–
ISBN 978-3-7274-5393-9

Der autobiographische Vortrag Rudolf Steiners vom 4. Februar 1913 gehört zu den seltenen Äußerungen über sein eigenes Leben, das er hier von der Geburt 1861 bis zum Jahre 1893 nachzeichnet. Einige Notizbucheintragungen und weitere Dokumente ergänzen diesen Text, so dass mit dieser Ausgabe erstmals alle relevanten autobiographischen Zeugnisse Rudolf Steiners (außer seiner Autobiographie «Mein Lebensgang») zusammengetragen sind.

Siehe ausserdem “Wir haben doch nichts zuverbergen”.
Artikel von Walter Kugler.
Neue Forschungsergebnisse der Arbeitsgemeinschaft der Archive.
Februar 2009 Rudolf Steiners Geburtstag ist der 27.2.1861.
(Korrektur: in den Fussnoten muss es heissen: Johanni (statt Ostern))’

Die laatste link leidt naar hetzelfde artikel waarnaar ik ook al op 4 maart 2009 een link gaf. Alleen leidt die hier genoemde naar ergens op de eigen website van het Rudolf Steiner Archiv, terwijl die andere naar het weekblad Das Goetheanum wees, dat onder ‘Extra Themen’ dit bericht heeft over:

‘Rudolf Steiners Geburtstag am 27. Februar 1861

Durch verschiedene Quellenzeugnisse bzw. deren Interpretation war die Frage nach dem Geburtstermin Rudolf Steiners unklar geworden. Deshalb sammelte Günter Aschoff im Auftrag der Dornacher Arbeitsgemeinschaft Archiv und Geschichte alles, was er zum Geburtsdatum und -ort Steiners finden konnte. Diese Nachforschungen weisen nun darauf hin, dass der 27. und nicht der 25. Februar der Geburtstag Steiners sein müsste. Den Forschungsbericht lesen Sie im ‹Goetheanum› Nr. 9/2009 vom 27. Februar oder direkt hier.’

Dat artikel van Günter Aschoff is heel uitvoerig. En gedegen, want hij heeft ‘viele Archivdokumente’ doorgespit:

‘Dabei konnte er feststellen, dass die Frage nach der Geburt Rudolf Steiners durch verschiedene Publikationen unklar geworden war. Deshalb sammelte er im Auftrag der Dornacher Arbeitsgemeinschaft Archiv und Geschichte alles, was er zum Geburtsdatum und -ort Steiners finden konnte.Die Nachforschungen ergaben, dass der 27. Februar und nicht der 25. Februar 1861 Steiners Geburtstag ist.’

Hij gaat daarbij eerst uitgebreid in op de ouders van Steiner, hoe zij elkaar gevonden hadden en tot hun bruiloft kwamen. Zijn vader was in mei 1859 begonnen als spoorwegbeambte, omdat hij als jager van zijn toenmalige baas geen toestemming kreeg om met zijn aanstaande vrouw te trouwen. Die bruiloft vond mogelijk op 8 mei 1860 plaats; absolute zekerheid daarover bestaat er niet. Ook niet zeker is of het paar rond de jaarwisseling van 1860-1861 naar Kraljevec verhuisde. Dan beschrijft Aschoff Steiners geboorte in het stationsgebouw van Kraljevec:

‘Nun nahte die Ankunft des ersten Kindes. Die Geburt zog sich vom 26. bis zum 27. Februar 1861 hin. Man muss annehmen, dass der Vater Johann Baptist seine Frau Franziska damals aufforderte zu ihm in die Bahnstation zu kommen, damit sie bei der Geburt nicht allein zu Hause war. Im Bahnhof Kraljevec gab es ein kleines Schlafzimmer und ein Arbeitszimmer für den Dienst habenden Bahnbeamten sowie einen Wartesaal. So wurde Rudolf Steiner am 27. Februar, etwa um 23.15 Uhr, auf der Bahnstation Kraljevec geboren. Diese Uhrzeit nannte Rudolf Steiner später, entweder während des Münchner Kongresses 1907 oder während des Budapester Kongresses 1909, dem englischen Astrologen Alan Leo auf dessen Frage. Alan Leo hatte an beiden Kongressen einen Vortrag über Astrologie gehalten. So ist die Uhrzeit von Rudolf Steiners Geburt bekannt geworden.

Bei der Geburt waren neben der Mutter und dem Vater wohl auch der Stationschef Laurentius Diem und seine Frau Josefa Jakl, die Paten, und eine Hebamme anwesend. Die Hebamme verband das Kind nach der Geburt am Nabel. Der aus welchen Gründen auch immer schlecht verbundene Nabel führte zu einem großen Blutverlust, sodass die Eltern sich kurzerhand entschlossen, eine Nottaufe durchzuführen. Die bestand darin, dass ein getaufter Katholik einfach sagte: «Ich taufe dich im Namen des Vaters, des Sohnes und des Heiligen Geistes.» Denn es war schon Mitternacht oder kurz nach Mitternacht, und man wollte nicht, dass das Neugeborene vielleicht ungetauft stürbe.

Am nächsten oder übernächsten Tag wurde die kirchliche Taufe in der Kirche von Draskovec nachgeholt. Der amtierende Pfarrer Gabriel Mestritz trug unter dem 27. Februar 1861 die Geburt und die Taufe von «Adolphus Laurentius Josephus Steiner» ins Taufregister ein. Als Wohnort gab er «Kraljevec 24» an. Am Schluss schrieb er unter der Kategorie Namen und Amt des taufenden Priesters «Gabriel Mestritz» ein.

Warum der falsche Vorname im Taufregister eingetragen wurde, ist unbekannt. Aber im ersten Briefband, der 1948 erstmals erschien, ist in den Anmerkungen zu dem autobiografischen Vortrag vom 4. Februar 1913 extra vermerkt, dass die kirchliche Taufe auf den Namen Rudolf Joseph Lorenz stattgefunden habe. Die Anmerkungen zu diesem Vortrag stammen von Carlo Septimus Picht. Nach dem Tod Rudolf Steiners am 30. März 1925 hatte Picht Steiners Schwester Leopoldine Steiner in Horn aufgesucht und mit ihr Gespräche geführt. Aufgrund dieser Gespräche, die sicherlich auch die Geburt betrafen, kam es zu dem kurzen Satz: «Die Geburt Rudolf Steiners hatte sich vom 26. bis zum 27. Februar 1861 hingezogen, was zur Nottaufe führte. Die kirchliche Taufe erfolgte in der katholischen Pfarrei Draskovec, unweit von Kraljevec, auf den Namen Rudolf Joseph Lorenz.»

Die Grundsteinlegung für den Johannes-Bau in München war auch für den 27. Februar vorgesehen.’

Dan komt Günter Aschoff te spreken op een ‘Verwirrende Dokumentenlage’. Hoe is de verwarring ontstaan? Aschoff beargumenteert die zo:

‘Während der Dreigliederungszeit wurde Rudolf Steiner oft sehr heftig angegriffen und daraufhin bekannte er sich auch öfters in Vorträgen zu seiner katholischen Taufe, indem er selbst oder auch andere seinen Taufschein vorzeigten. Im Vortrag vom 8. Juni 1920 in Stuttgart sagte er zum Beispiel am Schluss, «dass ich als Kind christlicher gut katholischer Eltern am 27. Februar 1861 in Kraljevec getauft worden bin», was zumindest indirekt auch auf diese Nottaufe hinweist.

So ist der 27. Februar das einzig verbürgte, von seinen Eltern und von Rudolf Steiner stets benutzte Datum. Als Rudolf Steiner an die Oberrealschule in Wiener Neustadt ging, gaben er beziehungsweise seine Eltern den 27. Februar 1861 als sein Geburtsdatum an.

Nach Abschluss der Oberrealschule ging er nach Wien auf die Technische Hochschule. Dafür brauchte er einen Ausweis. Zur damaligen Zeit war das maßgebende Amt die Kirche, ein ziviles Amt im heutigen Sinne gab es noch nicht. Wie wichtig dieser kirchliche Taufschein war, kann man daraus ersehen, dass Steiners in Pottschach geborene Schwester Leopoldine einen Taufschein anforderte, aber nie erhielt, da der Pfarrer vergessen hatte, sie in das Taufregister einzutragen. So blieb sie ihr ganzes Leben, bis zu ihrem Tod am 1. November 1927, ohne Ausweispapiere.

Der Taufschein für Rudolf Steiner musste bei der Pfarrei Draskovec angefordert werden, die für Kraljevec zuständig war. Man kann verstehen, dass die Eltern entsetzt waren, als das Dokument in Neudörfl ankam und sie darin den falschen Vornamen und die falsche Ortsangabe entdeckten. Es stand dort «Kraljevec 24» statt «Bahnstation» sowie das Amt und der Name des taufenden Priesters «Gabriel Mestritz». Die Eltern gingen darauf zum Pfarrer Johann Widder von Neudörfl und erbaten von ihm eine Neuanfertigung des Taufscheines. Und dieser Taufschein ist erhalten geblieben.

Die zwei Fotografien des Taufscheins

Von diesem neu ausgestellten Taufschein existieren zwei Fotografien: Die eine stammt vom 1. Februar 1914, als Rudolf Steiner Max Benzinger bat, ihn zu fotografieren; die zweite stammt aus dem Jahre 1918 bis 1920, aus der sogenannten Dreigliederungszeit, in der Rudolf Steiner mit wüsten Verdächtigungen und Beschimpfungen konfrontiert wurde. Deswegen wurde der Taufschein vermutlich nochmals von Benzinger fotografiert. Von dieser Fotografie wurden dann sogar Abzüge an jene Mitglieder verteilt, die Dreigliederungsvorträge hielten. So hatten sie bei Bedarf das Beweismittel von Rudolf Steiners Herkunft und kirchlicher Erziehung zur Hand.

Auf der Fotografie vom 1. Februar 1914 gelang es fast, alles zu entziffern, außer ein paar Stellen mit kleinen, aber sinngemäßen Ergänzungen. Anhand dieser Fotografie ist deutlich zu ersehen, dass die Eltern beim Pfarrer in Neudörfl den Vornamen Adolphus in «Rudolf» und den Geburtsort in «Bahnstation Kraljevec» korrigieren ließen. Bei den Paten «Lorenz Diemund Josefa Jakl» ließen sie noch «Stationschef» ergänzen und beim Namen und Amt des taufenden Priesters ist nach den restlichen Buchstaben wohl zu schließen, dass dort steht: «Taufe jedes bezeugt», also jedes Elternteil bezeugt, dass eine Nottaufe stattgefunden hat.

Die zweite Fotografie von 1918/20 zeigt den Taufschein nun schon so unleserlich, dass an den entscheidenden Stellen von Geburt und Taufe nichts mehr zu lesen ist, wenn man nicht schon etwas weiß, von dem, was dort stehen könnte. Aber in der ersten Spalte sieht man deutlich eine «25». Wie man aus der Fotografie von 1914 entnehmen kann, bezieht sich diese laufende Zahl jedoch auf die Geburten im Jahre 1861. Da von der Fotografie von 1918/20 Abzüge verteilt wurden, konnte das Missverständnis entstehen, laut Taufschein habe die Geburt am 25. stattgefunden.

Es sind zudem noch zwei Briefe von Eugenie Bredow an Rudolf Steiner aus dem Jahre 1921 erhalten, in denen sie auf das Geburtsdatum vom 25. Februar 1861 zu sprechen kommt. Man muss davon ausgehen, dass diese Zahl 25 wohl damals von Mund zu Mund weitererzählt wurde.

Gewisse Unsicherheiten

Nun mag auch Rudolf Steiner selbst etwas unsicher geworden sein, weil er von seinen Eltern wusste, dass er eine kirchliche Taufe erhalten hatte – und diese konnte ja nicht am Tag seiner Geburt stattgefunden haben. Deshalb glaubte er wohl eine Zeitlang, seine Geburt müsse am 25. gewesen sein. Klärung gab es wohl spätestens am 3. Oktober 1923, als Steiner zum letzten Mal bei seiner Schwester Leopoldine in Horn war, auch um über seine Geburt zu sprechen und bestimmte Fragen zu klären. In dieser Zeit hatte Rudolf Steiner bereits angefangen, seinen ‹Lebensgang› aufzuschreiben. Folgender Entwurf für den Anfang seines ‹Lebensganges›, wohl vor Oktober 1923 entstanden, ist auf einem Blatt erhalten geblieben: «Meine Geburt fällt auf den 25. Februar 1861. Zwei Tage später wurde ich getauft.» Daraus kann man entnehmen, dass Rudolf Steiner wusste, dass er zwei Tage nach seiner Geburt getauft worden war. Dieses im Rudolf-Steiner-Archiv aufbewahrte Papier ist die einzige Stelle mit dem 25. Februar 1861 aus Steiners Hand. Dieses Papier ist später von Rudolf Steiner nie wieder irgendwo verwertet beziehungsweise veröffentlicht worden, stattdessen erschien am 9. Dezember 1923 im ‹Goetheanum› Nr. 18 der Anfang seines ‹Lebensganges› in der ersten Folge. Dort heißt es: «In Kraljevec bin ich am 27. Februar 1861 geboren» – fast gleichlautend wie im autobiografischen Vortrag vom 4. Februar 1913, wo er sich ja gegen Unwahrheiten zur Wehr setzen musste.’

Ook hier zijn vermoedens leidend, maar wel vermoedens met een hoge mate van waarschijnlijkheid. Behalve dan die passage waar Steiner opeens onzeker over zijn geboortedatum is geworden, waarbij deze onzekerheid eigenlijk nergens op gebaseerd is. Die is ook niet te rijmen met zijn zekere opstelling daarvoor. En Aschoff kan het niet laten om na al deze beschrijvingen toch ook weer verreikende gezichtspunten aan te halen om daarmee 27 februari voor ons, volgende generaties, nog eens extra logisch te maken. Maar dat maakt zijn verhaal niet sterker, zoals we eerder bij Prokofieff en Katz ook al zagen. Zullen we het eenvoudigheidshalve dan maar gewoon op 27 februari houden? Wat win je ermee om bij 25 februari te blijven?

vrijdag 26 februari 2010

Zakennieuws

Gisteren had de Volkskrant het nieuws ‘Wessanen heeft extra geld nodig’:

‘Voedingsmiddelenconcern Wessanen heeft extra geld nodig om de nieuw ingeslagen strategie te kunnen uitvoeren. Het bedrijf wil zich richten op biologische voedingsmiddelen in Europa en bevroren voedsel en zal daarvoor op overnamepad gaan. Dat maakte Wessanen donderdag bekend bij de publicatie van de jaarcijfers.

Wessanen verkeert door een verkeerde strategie in de afgelopen jaren en door het moeilijke economische klimaat in zwaar weer. Het bedrijf leed in het afgelopen kwartaal een nettoverlies van 111,7 miljoen euro. Over geheel 2009 bedraagt het verlies 219,7 miljoen euro.’

Dat is interessant nieuws, gelet op het feit dat ik een week geleden, op 20 februari in ‘Wanten’, noemde:

‘Natudis B.V., 100% Wessanen-dochter, is de grootste merkenleverancier en distributeur van natuurvoeding en reformproducten in de Benelux.’

Dat deed ik naar aanleiding van wat ik die dag bij Natudis had gevonden:

‘Hoe dan ook, op de website van Natudis staat dit nieuws onder de datum van 19 februari, “Minister Verburg bezoekt Natudis-stand op Biofach”:

“Van 17 tot 20 februari vindt in Neurenberg dé internationale beurs plaats op het gebied van biologisch. Op de eerste beursdag mocht Natudis minister Gerda Verburg ontvangen op de stand. Xander Meijer, algemeen directeur, en Janetta Wanders, hoofd assortiment, gaven haar een warm welkom en verzorgden een uitgebreide rondleiding waarbij natuurlijk ook geproefd werd van onze lekkere producten.”’

Dan wordt het interessant wat het ANP-bericht in de Volkskrant verder meldt:

‘“2009 was voor Wessanen een jaar van grote verandering en transformatie”, aldus topman Frans Koffrie. “Het belangrijkste doel was focus aanbrengen, aangezien er duidelijk synergie ontbrak tussen de verschillende activiteiten.”

Wessanen heeft inmiddels de helft van het bedrijf afgestoten, waaronder het Noord-Amerikaanse distributiebedrijf Tree of Life voor 190 miljoen dollar (141 miljoen euro). De schulden werden verder teruggebracht tot 175 miljoen euro.

De prioriteit van Wessanen dit jaar is om te investeren in de Europese markten voor biologische voedingsmiddelen. Daarvoor overweegt het concern de balans te versterken. Dat kan via een uitgifte van nieuwe aandelen. Voor bestaande aandeelhouders betekent dit verwatering van hun stukken. Op het Damrak ging het aandeel Wessanen donderdag direct 11 procent onderuit.

Wessanen waarschuwt dat komend jaar de omstandigheden uitdagend blijven met oplopende werkloosheid en een gering consumentenvertrouwen. Dit zou volgens het bedrijf de groei in de markten waarin het actief is, kunnen beïnvloeden.’

NRC Handelsblad gaf gisteren nadere bijzonderheden, in ‘Wessanen lijdt recordverlies’:

‘In 2009 zette Wessanen zijn topman Ad Veenhof opzij en nam commissaris Frans Koffrie het heft in handen. Als interim-directeur veranderde hij drastisch de strategie van het bedrijf, dat door oplopende schulden in aanvaring dreigde te komen met de banken.

Onder leiding van Koffrie besloot Wessanen zich voortaan uitsluitend te gaan richten op biologische voeding in Europa. Alle Amerikaanse onderdelen van het concern kwamen in de verkoop. Met de nieuwe focus moet het bedrijf makkelijker te besturen worden. Inmiddels is het concern door de verkopen al de helft kleiner in omzet geworden.

De netto schuld van Wessanen verminderde eind 2009 tot 175 miljoen euro. Eind januari 2010 zijn met de opbrengsten van de verkoop van het Amerikaanse onderdeel Tree of Life 110 miljoen euro aan leningen afgelost.

Koffrie noemde 2010 vanmorgen “een jaar van investeren”. Wessanen zal in de Europese landen waarin het nu actief is bedrijven kopen om meer schaalgrootte te realiseren. “Acquisities moeten meteen bijdragen aan de winst”, aldus Koffrie, die per 1 juni aftreedt om plaats te maken voor de nieuwe man, Piet Hein Merckens. Vanaf 2011 voorziet Wessanen weer groei.’

Het was op dinsdag 21 maart 2006 dat Natudis eigendom werd van Wessanen, zo blijkt uit dit ANP-bericht ‘Wessanen lijft Natudis volledig in’:

‘Het voedingsconcern Wessanen is volledig eigenaar geworden van Natudis, producent van natuurvoeding en reformartikelen. Dat heeft Wessanen dinsdag laten weten. Het bedrijf was al in bezit van ruim 70 procent van de aandelen.

Natudis is naar eigen zeggen de grootste leverancier en distributeur van merkartikelen op het terrein van natuurvoeding en reformproducten in de Benelux. Het levert producten aan winkels zoals Natufood en Ekoland. Drie jaar geleden vergrootte Wessanen zijn belang in het Harderwijkse bedrijf al van ruim 41 procent naar ruim 70 procent.

Wessanen maakte niet bekend wat het resterende belang heeft gekost. Over het algemeen betaalt Wessanen bij een overname 0,8 tot 1,2 keer de jaaromzet. Natudis behaalde in 2002 een jaaromzet van ongeveer 67 miljoen euro. Daarna ging het bedrijf op in een divisie van Wessanen.

De aandelen worden overgenomen van een van de oprichters van Natudis, N. Broersen. Op 1 juli treedt hij terug als hoofdbestuurder van het reformbedrijf.’

Een dag later berichtte Ank Louwes in VMT online, ‘hét vakmedium voor foodprofessionals’:

‘Nico Broersen legt per 1 juli zijn functie als algemeen directeur van Natudis neer en trekt zich terug als aandeelhouder. Natudis wordt hiermee een 100% dochter van Wessanen. Broersen draagt de functie over aan Xander Meijer, die in 2004 bij Wessanen in dienst is getreden als directeur van Zonnatura en vanaf begin dit jaar verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de natuurvoedingsmerken van Wessanen in Europa.’

In een uitgave van het inmiddels ter ziele gegane FEM Business van vorig jaar 14 maart, is een heel interessant interview opgenomen met deze Xander Meijer, door Wilbert Geijtenbeek. De titel luidt ‘Puur eten: daar wil ik m’n geld mee verdienen’; het begint zo:

‘Xander Meijer (42) eet voornamelijk biologisch voedsel. Speciaal voor deze lunch heeft zijn vriend en “100 procent eco-kok” Eric van Veluwen een schorseneer van eigen kweek, een haasje van een verantwoord geslacht kalf en een gerookte zalm bereid. En gerookt, zo legt Van Veluwen uit, betekent niet dat de vis in een rookdoek is gelegd en geïmpregneerd met “rookvloeistof”, zoals massaproducenten doen. “Nee, deze zalm heeft echt 48 uur in een Bemmelse haard gehangen. En dat proef je.”’

Eric van Veluwen kwamen wij het laatste tegen op 6 februari in ‘Onthulling’, in verband met Kraaybeekerhof. De lijnen zijn blijkbaar kort. Wilbert Geijtenbeek gaat verder:

‘Meijer is directeur van Natudis, producent van biologisch voedsel en franchisegever van ’s lands grootste biosupermarktketen De Natuurwinkel. Maar met de massaproducenten waarvan hij tegenwoordig geen product meer van koopt, heeft Meijer ook een geschiedenis. Vijf jaar lang was Meijer marketeer bij Procter & Gamble. Maar toen hij na een verhuizing naar een nieuwbouwpand een allergie opliep, nam zijn loopbaan een gestage wending. “De bouwgassen die in dat appartement vrijkwamen, triggerden mijn immuunsysteem. Het begon met niezen, maar daarna raakte ik echt vermoeid. Mijn energie verdween zienderogen.” Meijer, die vermoedde dat zijn ziekte met het Nederlandse klimaat te maken had, solliciteerde bij Unilever in Zuid-Afrika en verbleef vijf jaar in Durban, aan de Indische Oceaan. Toen zijn klachten daar aanhielden, besloot hij alle smaakversterkers af te zweren.

Dat besluit ging steeds meer wringen met zijn werk. “Ik was gewend om heel kleine voordeeltjes van een voedingssupplement geweldig op te blazen. Want we weten heel goed hoe we jou meer kunnen laten eten dan goed voor je is. Maar ik dacht: puur voedsel, dáár wil ik mijn geld mee verdienen.” Hij nam ontslag en na twee jaar werk bij Ecover, een biowasmiddelenproducent, zocht hij in 2003 investeerders om zelf een biobedrijf te beginnen. “Het moest een bedrijf met een sterke biomerknaam worden.” Het project, met Triodos als investeerder, mislukte en Meijer kreeg bij Wessanen het aanbod het merk Zonnatura te besturen, een kruidenthee- en mueslimerk waar hij nog zichtbaar enthousiast over is. In het jaar dat Wessanen Zonnatura onder één dak bracht met de kroketten van Beckers, werd Meijer directeur van Natudis.’

Voor het vervolg van het verhaal moeten we even een maandje terug vóór dit interview. Op 24 februari 2009 meldde de website ‘Eisma Voedingsmiddelenindustrie (EVMI)’ (ook van Elsevier en ReedBusiness trouwens) ‘Topman Wessanen stapt op’:

‘Ad Veenhof is per direct opgestapt bij Wessanen. Voor het plotselinge vertrek van de bestuursvoorzitter is geen reden gegeven. Volgens een woordvoerster van het bedrijf is er geen verband tussen Veenhof’s vertrek en de jaarcijfers die morgen worden gepubliceerd.

Medio vorig jaar meldde Wessanen nog dat de winst, net als bij de meeste voedingsmiddelenbedrijven, onder druk stond. Wel verwachtte het bedrijf destijds dat het de geplande omzet- en winstgroei (respectievelijk 8 en 10-12 procent) over 2008 zou gaan halen.

Zoektocht

De zoektocht naar een nieuwe topman zal naar verwachting enkele maanden duren, zo verwacht de onderneming. In de tussentijd zal Frans Koffrie, nu lid van de raad van commissarissen, waarnemen.

Veenhof trad in 2003 aan als hoogste baas bij Wessanen. Daarvoor werkte hij jaren bij Philips. Koffrie (1952) is de oud-topman van de door het Amerikaanse Staples overgenomen kantoorartikelenleverancier Corporate Express, het voormalige Buhrmann.’

Op 22 april wist Tom van der Meer de echte reden van vertrek te melden, in Wessanen-topman vertrok om ruzie’:

Wessanen-topman Ad Veenhof (foto) is eerder dit jaar niet vertrokken om de tegenvallende jaarcijfers, maar vanwege toenemende spanningen met president-commissaris Durk Jager. Dat zeggen ingewijden binnen Wessanen tegen het Financieele Dagblad, meldt Distrifood. Veenhof vertrok eind februari, een dag voor het bekendmaken van de jaarcijfers.

Dominant

Veenhof kreeg vanaf 2005 te maken met de volgens ingewijden (eveneens) dominante Durk Jager en dat bleek een botsing van persoonlijkheden. De voormalig Procter & Gamble-topman Jager is opgevoed volgens de Amerikaanse tradities dat een CEO tevens voorzitter van het bestuur is.

Wrijving

Jager bemoeide zich volgens de bronnen graag met de dagelijkse gang van zaken binnen het concern. Tegenvallers in de winstgevendheid van het bedrijf zou de wrijving tussen de twee hebben verscherpt.

Wessanen zit al jaren in een spagaat tussen een relatief grote distributietak in Amerika (Tree of Life) en een relatief kleine groep van op zich sterke merken in natuurvoeding (Zonnatura) en snacks (Beckers) in Europa.

Jager kreeg RvC mee

Veenhof wilde van de Amerikaanse activiteiten af om de Europese portefeuille reformmerken verder uit te bouwen. Jager hield juist vast aan Tree of Life en kreeg uiteindelijk de Raad van Commissarissen mee. Veenhof liet bij zijn vertrek al weten dat er “geen relatie is tussen de publicatie van de jaarcijfers en het vertrek”.’

Lezer L. Belonje geeft in zijn of haar commentaar onder het artikel echter aan dat er iets tegenstrijdigs in dit bericht zit:

‘Veenhof wilde USA-activiteiten verkopen, maar kreeg tegenstand van Jager en andere commissarissen. Nu is Veenhof weg en nu gaan tóch de USA-activiteiten in de verkoop?’

Dit is inmiddels inderdaad gebeurd. (Overigens, wat de organisatorische en bestuurlijke samenstelling van Koninklijke Wessanen tegenwoordig is, leert Wikipedia.) Maar wat ons eveneens kan opvallen, is de Procter & Gamble-achtergrond van Durk Jager. We lazen immers eerder: ‘Vijf jaar lang was Meijer marketeer bij Procter & Gamble.’ Xander Meijer dus ook al. In het interview met Wilbert Geijtenbeek van 14 maart 2009 vertelt hij meer over zijn opvattingen:

‘Natudis is een vreemde eend in de toch al niet zo gefocuste bijt van Wessanen. Het bedrijf produceert 9.000 biologische voedingsproducten onder merknamen als Akwarius, Ekoland, Molenaartje en De Rit, en levert die aan de 55 Natuurwinkels. De franchisenemers van die bioketen zijn georganiseerd in de NatuurWinkelOrganisatie (NWO). Onder Meijers bestuur lijfde Natudis in 2006 NWO in, wat ervoor zorgde dat Wessanen naast distributeur en producent ook retailer werd. Sinds de overname bemoeit Meijer zich actiever met de 55 verkoopkanalen.

Dat was ook wel nodig, stelt Meijer. “Veel franchisenemers begonnen in de jaren tachtig en waren wars van commercialiteit. En het is met dit soort dingen heel simpel: je moet de consument de bio-producten zo aanbieden dat het geen compromis is voor zijn levensstijl. Het moet er vol en lekker uitzien, en als het een wasmiddel is, moet het vooral goed schoonmaken en niet alleen milieuvriendelijk zijn.”

De Natuurwinkel is nog altijd de grootste ecologische supermarktketen van Nederland, ondanks toenemende concurrentie van nieuwkomers als Ekoplaza en Marqt. Begin deze eeuw telde NWO meer dan 70 winkels, in 2006 waren er minder dan 40 van over. Meijer: “We verloren marktaandeel omdat niemand echt verantwoordelijkheid over de groep had.” Nu, met Natudis als franchisegever, is het merk gerestyled, de winkelindeling aangepakt en heeft Meijer met de Triodos-bank financieringsmogelijkheden voor franchisers mogelijk gemaakt. “De Natuurwinkel zit weer in de lift. Vorig jaar zijn er 15 winkels bijgekomen. Onze omzet groeit sterk.”’

Weer komt Triodos Bank om de hoek kijken. Dat was eerder in het interview ook al zo. Maar wat het meest opmerkelijk is, volgt hierna. Dat is Meijers voorliefde voor biologisch-dynamisch. Hij bekent namelijk:

‘“Wij eten vrijwel alleen biologisch. Maar het liefst eet ik biologisch-dynamisch voedsel.”

Wat is dat?

“Biologisch-dynamische boeren benutten de krachten van de natuur optimaal. Dat klinkt vaag, maar laat ik het zo zeggen: er zijn kosmische krachten zoals eb en vloed. Die worden beïnvloed door de stand van de maan. Die krachten werken ook in de landbouw. Als je daar rekening mee houdt bij het zaaien en oogsten is het resultaat heel sterke gewassen met veel levenskracht.”’

Op het eind komt hij er weer over te spreken:

‘Laat ik het zo zeggen: ik word helemaal warm van producenten. Echt, zo’n biologisch-dynamische boer, die voor dat vak kiest, gewoon omdat hij vindt dat de natuur op die manier het beste werkt. Dat zijn pure, mooie mensen die veel sensitiever zijn voor hoe de natuur werkt. Dat is mooi, zeker in verre landen waar mensen hartstikke arm zijn. Nu kan ik ervoor zorgen dat die producten naar onze samenleving komen, en dat die mensen een goede bron van inkomsten hebben. Nou, als dat idealistisch is, dan ben ik idealistisch.’

Wat ik al op 20 februari in ‘Wanten’ aanvoerde, is dan ook hier op zijn plaats. Namelijk dit bericht van 1 oktober 2009, ‘Natudis zet GoodyFood naast Natuurwinkel in markt’:

‘De “biologische” Wessanen-dochter Natudis zet de nieuwe formule GoodyFood naast Natuurwinkel in de markt. Volgens retailmanager Marc Koetsier van de Natuurvoedings Winkel Organisatie (NWO) wordt GoodyFood een compleet nieuwe formule. Het doel is een breder publiek te trekken dan de traditionele bioconsument. GoodyFood richt zich hierbij vooral op de light user.

In Hilversum is de primeur voor GoodyFood. In een voormalige Natuurwinkel van het echtpaar Zentveld is door hetzelfde echtpaar een GoodyFood geopend. Door een naastgelegen pand te kopen kon de vloeroppervlakte vergroot worden van 400 naar 700 m2 aan vvo. Volgens Koetsier zit GoodyFood qua positionering tussen Natuurwinkel en Marqt in. De nieuwe formule is vooral bedoeld voor goed opgeleide klanten die bewust in het leven staan. Het gaat dan in het bijzonder om de doelgroep jongeren tussen de 25 en 40 jaar.

De GoodyFood in Hilversum beschikt over een groot agf-plein. Daarachter staat een koeling met voorgesneden groenten. Ook is er een bemand verseiland met brood, vleeswaren, kaas en wijn. In totaal zijn er zes werelden binnen GoodyFood. Naast het agf-plein en het verseiland zijn dat de ontbijt-, lunch-, geniet- en verzorgingswereld. Qua omzet wordt gehoopt op een omzetstijging van minimaal 25% ten opzichte van de tijd dat de zaak een Natuurwinkel was.

Bron(nen): Distrifood Nieuwsblad (26-9-2009)’

Tot slot een kritisch artikel van ‘voedings-journalist’ Michiel Bussink, weliswaar van september 2006, uit Milieudefensie Magazine. In sommige opzichten door de hierboven geschetste ontwikkelingen inmiddels al achterhaald. Maar het geeft toch een goed inzicht in de haken en ogen die verbonden zijn met deze economische ontwikkelingen. Het heeft de titel De voor- en nadelen van schaalvergroting – Bio-branche is big-business’. Het is lang en gaat op nog meer zaken in deze branche in dan wat hier alleen aan bod komt. Maar omdat Michiel Bussink zo deskundig is en veel achtergronden weet, laat ik het hier graag in zijn geheel volgen; op bepaalde onderdelen zal ik later zeker nog terugkomen:

‘Zo klein als de eko-landbouw nog steeds is, gaat er wereldwijd toch al 35 miljard euro in om. En biologische pioniers worden overgenomen door grote internationale jongens: “Meer keus voor de consument” of “Onze geloofwaardigheid is in het geding”?

Lekkere abrikozenjam van De Rit, rijk gevulde muesli van Akwarius, koekjes van Molenaartje. Trouwe bezoekers van de natuurvoedingswinkel stoppen ze regelmatig in hun boodschappenmandje, deze biologische producten van kleine ondernemingen. Maar wat zijn het eigenlijk voor bedrijfjes? Biologisch uiteraard, maar bedrijfjes blijken het helemaal niet meer te zijn. Ooit begonnen door bevlogen pioniers, zijn De Rit, Akwarius en Molenaartje nog slechts merken van groothandel Natudis. Dat op zijn beurt voor honderd procent in handen is van multinational Wessanen die even zo goed gangbare magnetronfrikadellen, blikjes tonijn en “krokante Mexican wraps” uit een pakje verkoopt en zijn grootste omzet maakt op de Amerikaanse markt. De handel in biologische producten is big-business geworden. Gelukkig maar, want daardoor wordt de definitieve doorbraak van EKO mogelijk. Of is het precies andersom en betekent de greep van de grote bedrijven het begin van het einde van de oorspronkelijke idealen van de biologische landbouw?

Authenticiteit

Aanhangers van Rudolf Steiner beginnen in de twintiger jaren in Zeeland een biologisch-dynamische boerderij en daarmee ook de geschiedenis van de biologische landbouw in Nederland. Maar het duurt tot eind jaren zestig, begin jaren zeventig – als de nadelen van het grootschalige gifgebruik de kranten halen – voordat er volop geëxperimenteerd wordt door landbouwers die terug naar de natuur willen. De producten van de idealistische boeren vinden hun weg via steeds meer natuurvoedingswinkels, maar hun aandeel in de voedselvoorziening blijft schamel: 0,05 procent in 1985. Langzame groei blijft het wel, er komen officiële, door de Europese Unie vastgestelde EKO-normen en de overheid wil, in ieder geval formeel, dat het bio-aandeel naar 10 procent gaat. Als ook de gewone supermarkten zich wagen aan biologische aardappels, melk en macaroni gaat de groei wat sneller. Inmiddels hebben die de helft van de EKO-markt in handen. In totaal is nu twee procent van wat er op de Nederlandse eettafels verschijnt biologisch. Weinig in percentages, maar toch goed voor zo’n half miljard aan euro’s afgelopen jaar, wereldwijd 35 miljard: er valt geld te verdienen in de EKO-hoek. En zoals dat gaat bij groeiende markten: bedrijven worden groter en worden overgenomen door nog weer grotere bedrijven.

“Er is zeker sprake van schaalvergroting”, volgens Maarten Rijninks, directeur van de NatuurWinkelOrganisatie (NWO), waarbij 72 natuurvoedingswinkels zijn aangesloten, onder de naam “Natuurwinkel” of een eigen naam. Die schaalvergroting heeft volgens Rijninks nadelen, als verlies aan authenticiteit en transparantie, maar ook veel voordelen: “Consumenten krijgen meer keus.” Dat behalve de natuurvoedingswinkel ook de supermarkten biologische producten zijn gaan verkopen vindt hij heel goed. “Het betekent dat meer klanten in aanraking komen met biologisch eten.” Waardoor de drempel lager wordt om ook eens een natuurwinkel – met een veel groter assortiment biologisch – binnen te stappen. En uiteindelijk is dat dus goed voor de hele biologische landbouw. En de komst van EKO-plaza: mega-bio-supermarkten met vestigingen in Alkmaar, Bussum, Veenendaal en plannen voor een groot aantal andere steden noemt hij een prima initiatief.

Oneerlijke concurrentie

Kritisch over de groeiende invloed van grote bedrijven is Koos Bakker, directeur van Odin, de biologische groenten- en fruitgroothandel, bekend van de groentenabonnementen. Hij richtte twee jaar geleden een nieuwe keten van natuurvoedingswinkels op met de naam Estafette, met inmiddels vestigingen in acht steden: “professionalisering, samenwerking, uitbreiding en opschaling van winkels is in principe goed voor de biologische landbouw. Maar ik wil het proberen te combineren met de oude idealen van de branche.” Bakker wil graag zaken blijven doen met kleine, ambachtelijke biologische producenten. “Dat doe ik liever dan iets kopen van een fabrikant die de ene dag biologische en de andere dag gangbare producten maakt. Ik wil ondernemers die kiezen voor honderd procent biologisch extra stimuleren.” Volgens Bakker is de prijsvorming van bedrijven die biologische producten er bij doen naast gangbare, niet doorzichtig: ze zijn in staat de prijs van biologische producten kunstmatig laag te houden vanwege de marges die ze halen op gangbare producten. Een vorm van oneerlijke concurrentie ten opzichte van de honderd procent biologische producenten, vindt hij. Bakker kiest er daarom voor om alleen biologisch te verkopen in de Estafette-winkels en dan bij voorkeur van honderd procent biologisch werkende producenten. Anders dan sommige NWO-winkels die ook niet-biologische producten en voedingssuplementen in de winkels hebben liggen.

Op zich heeft Bakker niks tegen grote winkels. “Maar puur op rendement van het kapitaal gedreven ondernemingen die in de eerste plaats voor de aandeelhouders produceren, dat moet je niet willen opzoeken als biologische landbouw. Kwaliteit van het product en de vergoeding van de kostprijs voor boeren en producenten delven dan het onderspit. Ik zoek naar prijsvorming waarbij een redelijke arbeidsvergoeding, financieel rendement en duurzaamheid in evenwicht zijn.” Wessanen is wel zo’n kapitaalgedreven, beursgenoteerde multinationale onderneming. Via dochter Natudis is het de grootste leverancier van natuurvoedingsproducten in de Benelux. Rijninks van de NWO vindt dat er niks mis is met Wessanen: “Ze hebben de alcoholtak van Bols afgestoten en nu is het grootste bedrijf in biologische voeding. En Albert Heijn is ook een multinational. Als die er voor kiest meer aan biologisch te doen, is dat ook fantastisch”. “Ik wijs op de keerzijden”, zegt Bakker, die overigens ook producten van Wessanen/Natudis in zijn Estafette-winkels heeft liggen: “De afgelopen jaren is biologisch doorgebroken, maar ook het aantal EKO-boeren daalt en de prijzen voor de boeren zijn nog nooit zo slecht geweest als vorig jaar. Daarin zit een discrepantie: het inkomen van de boeren staat onder druk.” Doordat de korte-termijn financiële argumenten van de grote bedrijven te veel prevaleren, meent Bakker.

Monsanto

De discussie over voor- en nadelen van schaalvergroting in de Nederlandse biobranche is niet uniek: in de groene beweging in Canada en de Verenigde Staten ontstond de afgelopen jaren onrust over de groeiende invloed van grote bedrijven op organics: snoepgigant M&M/Mars kocht biologisch zaadbedrijf Seeds of Change, Coca Cola nam een bedrijf in biologische sappen over en Pepsi op zijn beurt één in biologische snacks. Saillant is dat in Amerika veel biologische tuinders hun zaad kopen bij het bedrijf Semini dat is overgenomen door Monsanto, de gif- en gentechgigant die als een van de grootste vijanden van de biologische landbouw wordt gezien. Dezelfde argumenten gaan over tafel. Enerzijds: het is toch vooruitgang als zelfs McDonald’s in haar vestigingen in de Noordwestelijke staten van de VS biologische fair-trade koffie schenkt. Anderzijds: het gros van wat ze doen, deugt van geen kanten en bovendien zetten ze de EKO-normen onder druk. In de VS wordt bijvoorbeeld met beschuldigende vinger gewezen naar het Texaanse bedrijf Dean Foods, de op één na grootste zuivelproducent ter wereld met aandeelhouders als Microsoft, Exxon/Mobil en Philip Morris. Na allerlei overnames levert Dean Foods 70 procent van de biologische melk in de VS: de biomelk komt van bedrijven met vijfduizend koeien die bovendien niet, zoals het ook volgens de Amerikaanse EKO-regels hoort, buiten grazen, maar op stal staan. De grootschalige invulling van biologische melk heeft tot protesten en ongerustheid onder consumenten van biologische producten geleid en tot een deuk in het imago van het biologische keurmerk.

Kalfsvlees

Bedrijven met 5000 EKO-koeien zullen er in Nederland niet snel komen, maar de biologische zuivel- en vlees-industrie gaan hier ook mee in de schaalvergroting: de Zuiver Zuivel fabriek in Limmen, een paar jaar geleden nog een zelfstandige biologische melkfabriek, is opgekocht door zuivelconcern Campina: de biologische melk, yoghurt en karnemelk in natuurvoedingswinkel en De Groene Koemelk uit de supermarkt komen dus uit dezelfde fabriek. En De Groene Weg, de keten van biologische slagerijen, is in 2003 – mede op aandrang van Albert Heijn – overgenomen door Dumeco. Die is op zijn beurt opgegaan in Vion, de grootste slager van Europa. Vion levert, behalve aan de overgebleven Groene Weg slagers, het biologische vlees voor Albert Heijn en supermarkten als Plus, C1000, Coop en Dirk van den Broek. Voor Peter Landsheer uit Nijmegen was de overname door Dumeco aanleiding om uit de keten te stappen en voor zichzelf verder te gaan als biologische kwaliteitsslager. “Onze geloofwaardigheid is in het geding, zei ik destijds en dat is uitgekomen”, vertelt Landsheer. Sinds de overname door Dumeco/Vion staan volgens hem de EKO-normen voor vlees onder druk. “Tien jaar lang heb ik uit principe geen kalfsvlees verkocht: dat is niet diervriendelijk. En geen nitriet als conserveringsmiddel.” Na de overname door Dumeco/Vion werden wel bio-kalfsvlees en het controversiële nitriet als vleesconserveringsmiddel toegestaan. Veel andere Groene Weg slagers hebben Landsheer gevolgd: van de oorspronkelijke 28 zijn er nog maar 14 als Groene Weg slager verder gegaan. Mensen blijven teruggaan naar de zelfstandige slager, vanwege de kwaliteit. Wij gaan echt kijken bij de boer: welke koe kopen we. Een supermarkt zegt gewoon: doe mij er tien.” Blijft staan dat ook de supermarkten veel extra biologisch vlees hebben verkocht, de afgelopen twee jaar.

Bloed

Extra pikant is dat Vion sinds een jaar onder vuur ligt van Milieudefensie: het bedrijf is een cruciale schakel in de sojaketen, de kap van Amazonewoud ten behoeve van soja die de belangrijkste grondstof is in het veevoer voor de Nederlandse bio-industrie. Wringt daar niet iets: actievoeren tegen een bedrijf dat ook het door Milieudefensie gepromote biologische diervriendelijke vlees verkoopt? “Het leeuwendeel van Vion levert echt foute producten uit de bio-industrie: ze hebben grotendeels verkeerd bloed aan hun handen”, zegt Wouter van Eck, campagneleider landbouw en voedsel van Milieudefensie.

De schaalvergroting heeft voor- en nadelen voor de biologische landbouw, volgens Van Eck, "Er kan nog veel geleerd worden van de professionaliteit van de gangbare landbouw.” Te veel kleine spelers levert tijdverlies en minder efficiëntie. Maar megaconcerns die via één distributiecentrum werken, betekenen ook langere afstanden en dus extra transport. “Verder moet biologisch nog veel ruimte veroveren op de gangbare landbouw. Bedrijven die zowel biologisch als gangbaar verkopen, zullen niet de strategie hebben om hun gangbare tak telaten krimpen. Dat is een probleem.”

De groeiende invloed van grote ondernemingen op de biolandbouw kan als een succes én een mislukking van de eko-landbouw worden gezien, volgens Phil Howard. Hij is onderzoeker aan het Centre for Agro-Ecology and Sustainable Food Systems in Californië. Enerzijds neemt de oppervlakte landbouwgrond met teelt zonder landbouwgif en gentech elk jaar toe, stelde hij onlangs in de Canadese krant The Dominion. Aan de andere kant zijn sommige idealen van de bio-landbouw verdwenen: zoveel mogelijk lokaal en regionaal produceren, zo min mogelijk transport, zoveel mogelijk diversiteit in plaats van mono-culturen, eerlijke prijzen voor de boeren. Howard: “Biologische landbouw lijkt steeds meer op het wereldwijde industriële landbouwsysteem dat het oorspronkelijk wilde bestrijden.”

Marktaandelen van distributiekanalen biologische voeding

1. Supermarkten (49,1%)

2. Natuurvoedingswinkels (38,5%),

233 winkels waaronder: Natuurwinkelorganisatie (72 winkels); Estafette-winkels van Odin (8 winkels), Ekoplaza-winkels (3), zelfstandige winkels (125), biologische slagers (28 waarvan 14 aangesloten bij De Groene Weg/Vion)

3. Catering (3,5%)

4. Overige (8,9%): boerderijverkoop, boerenmarkten (36), internet, abonnementverkoop.

59 % van de biologische boeren doet aan huisverkoop, tegen 8% van de gangbare boeren.

Daarnaast kent de EKO-landbouw abonnementensystemen en boerenmarkten, die in de gangbare landbouw niet bestaan: de bio-landbouw kent dus relatief veel directe verkoop. Maar het marktaandeel daarvan is klein.’

donderdag 25 februari 2010

Paleis

Voor het nieuws ga ik vandaag eerst naar ‘Wilfreds wereld’. Hij stelt zichzelf zo voor:

‘Ik ben Wilfred Simons en ga voor het Leidsch Dagblad naar Alphen aan den Rijn en het Groene Hart. Voor de editie Rijn- en Veenstreek en voor www.leidschdagblad.nl doe ik (bijna) dagelijks verslag van het nieuws hier.’

Op 5 november van het vorig jaar schreef hij over het ‘Palais des Papes in Wognum’. Dat was wel een beetje bij hem uit de buurt, maar niettemin. Hij brak zich namelijk het hoofd over het volgende bijzondere probleem:

‘Wat moet er gebeuren met het gebouw van de DSB in Wognum, nu het bedrijf niet meer bestaat? Deze vraag stelde burgemeester Theo van Eijk van de gemeente Medemblik, waartoe Wognum (8130 inwoners) behoort. Zeker is, dat de economie van het dorp een zware klap krijgt, als daar straks 2000 banen zijn vervallen.

Misschien moet Van Eijk eens op werkbezoek gaan in het Franse stadje Avignon. Daar hebben ze sinds 1376 ervaring met dit probleem. Sinds het pausdom vertrok, staat er midden in het stadje (85.935 inwoners) een complex van 15.000 vierkante meter leeg. In meer dan een opzicht is het Palais des Papes vergelijkbaar met het gebouw van DSB. Het bestaat uit verschillende onderdelen (DSB telt drie torens, het Palais twee), het zijn toonbeelden van een bijzondere architectuur, ze domineren het stadsbeeld, het zijn grote complexen die voor maar één doel geschikt zijn en dus enorme sta-in-de-weggen.

Na het vertrek van paus Gregorius XI naar Rome wist de stad niet wat het met het Palais des Papes aan moest. Lange tijd woonde er een “pauselijke legaat”, maar het nut van het gebouw was weg. Er was geen geld voor onderhoud, de gebruikers gingen er onverschillig mee om, er brak brand in uit. Het was, en is ten dele nog altijd, een doods blok in het hart van de stad. Om er toch op de één of andere manier profijt van te hebben, gebruikte de Franse overheid het paleis respectievelijk als gevangenis en als kazerne. Pas de laatste decennia leeft het gebouw op, als trekker van cultuurtoeristen.

Het kan niet anders of het gebouw van DSB staat een vergelijkbaar, treurig lot te wachten. De kans dat zich er opnieuw een bank of een multinational in vestigt, is nihil. Zelfs Eindhoven is te klein voor de Philipstop, die liever kantoor houdt in de Rembrandttoren in Amsterdam. Wognum en Medemblik liggen al even excentrisch ten opzichte van de Randstad. West-Friesland is een agrarisch gebied, zonder de stedelijke, sociale en culturele voorzieningen die een groot bedrijf nodig heeft. Wat moet je ermee? Het plan van raadslid Hans Tigges van Gemeentebelangen in Medemblik, om het gemeentehuis erin te vestigen, is een pathetische poging om het probleem op te lossen.

Wat moet er met het DSB-pand gebeuren? Twee suggesties. 1. Slopen, nu het nog kan. Het gebouw is weliswaar van de hand van Alberts en Van Huut en daarmee een voorbeeld van typisch Nederlandse architectuur, maar het is geen monument. Het bureau bestaat nog en kan in Nederland nieuwe meesterwerken realiseren. In het oeuvre van Alberts en Van Huut kan het DSB-pand nu nog worden gemist. Sloop zou van realisme getuigen: dit gebouw heeft geen functie in het lege, stille, landelijke gebied dat West-Friesland is.

2. Maak er een museum van voor cultuurtoeristen, zoals het Palais des Papes. Een museum “van de 21ste eeuw” – over de krediet- en de bankencrisis van “de jaren nul”, globalisering en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke onrust in Nederland. Naarmate de eeuw vordert, kunnen er steeds nieuwe zalen in gebruik worden genomen. Maak van het gebouw een centrum van reflectie op onze eigen tijd, die ons zó nabij is, dat wij er niet met distantie naar kunnen kijken. Geef kunstenaars en makers van tentoonstellingen een kans om commentaar te geven op onze eigen, turbulente tijd. Succes verzekerd!’

We weten nu, met de kennis van drie maanden later, dat het anders is gelopen. Gisteren meldde de Volkskrant:

‘Het gemeentehuis van Medemblik wordt ondergebracht in het gebouwencomplex van de DSB Bank. Dat maakten de drie gemeenten Wervershoof, Andijk en Medemblik woensdag bekend. De gemeenten fuseren per 1 januari volgend jaar tot één gemeente, die de naam Medemblik krijgt.

Op 3 maart besluiten de drie gemeenteraden over het krediet dat nodig is voor de aankoop. De gemeenten hebben hierover overeenstemming bereikt met de curatoren van de failliete DSB Bank. De fusiegemeente betaalt 12,5 miljoen voor de nieuwe huisvesting. Het gaat om twee van de drie DSB-panden, aldus een woordvoerder van de curatoren van DSB.

DSB huist in drie gebouwen in Wognum, een dorp in de huidige gemeente Medemblik. Volgens de woordvoerder van DSB wil de gemeente voor het eind van het jaar de twee panden tot haar beschikking hebben.

In het kantorencomplex werken momenteel zo’n vijfhonderd mensen. “Dat wordt gestaag minder”, aldus de zegsman. Tegen de tijd dat de gemeente Medemblik naar Wognum verhuist, moet het resterende DSB-personeel zijn ondergebracht in één pand.’

Een paar uur later meldde dezelfde krant eveneens op gezag van het ANP:

‘“Alleen als het voort een spotprijs kan”, sprak burgemeester Theo van Eijk van Medemblik in november over de mogelijkheid het hoofdkantoor van de failliete DSB Bank tot nieuw gemeentehuis in te richten. Woensdag maakte Medemblik bekend dat het voor 12,5 miljoen euro het imponerende hoofdkantoor van de DSB in Wognum van de curatoren heeft aangekocht. Hierin zal in januari 2011, na de fusie met de gemeenten Andijk en Wervershoofd, het nieuwe gemeentehuis komen.

“We hebben de ruimte”, zegt wethouder Kasper Gutter van Medemblik. In het gemeentehuis zullen 230 ambtenaren werken. DSB had hier vijfhonderd mensen aan de slag. De gemeente denkt maar twee van de drie torens – bijgenaamd de Basiliek, de Citadel en de Kathedraal – nodig te hebben voor het eigen onderkomen. De derde toren kan worden verhuurd. Op dit moment is het gebouw nog in gebruik van de curatoren, die met enkele honderden mensen werken aan de afhandeling van onder meer de 3.200 klachten van voormalige DSB-klanten. Volgens Gutter zou de bouw van een nieuw gemeentehuis 25 tot 35 miljoen euro hebben gekost. “Dus we zijn goedkoop uit.”

De oorspronkelijke bouwkosten van het DSB-hoofdkantoor zijn niet exact bekend, maar worden geschat op circa 70 miljoen euro. Scheringa liet het bouwen in opdracht van zijn persoonlijke houdstermaatschappij DSB Beheer, naar een ontwerp van de architectenbureau Alberts & Van Huut, dat eerder de karakteristieke hoofdkantoren van de Gasunie in Groningen en de NMB (later ING) in Amsterdam-Zuidoost ontwierp. DSB Beheer verhuurde het vanaf 2006 voor 5 miljoen euro per jaar aan de bank.

Medemblik en de fusiegemeenten hadden aanvankelijk een ander locatie voor het raadhuis op het oog. In het DSB-gebouw zou nieuwe werkgelegenheid moeten komen. Gutter: “Werkgelegenheid is schaars in West-Frieland. Maar er was geen particuliere belangstellende.”’

Het Noordhollands Dagblad meldt vandaag onder de kop DSB-torens “koopje” als gemeentehuis’:

‘Alleen al de ondergrondse parkeergarage voor 170 auto’s kostte bij de bouw 2,5 miljoen euro. De aankoop van Medemblik van het DSB-complex in Wognum als gemeentehuis voor 12,5 miljoen euro is dus een koopje. Bijna een derde van het gereserveerde bedrag.

“Heel acceptabel”, noemt raadslid Ferdinand Diergaarde van oppositiepartij PvdA de prijs. “Ik had gerekend op twintig miljoen.” Dit bedrag is ook de prijs die makelaar Kuijs Reinder Kakes “reëel” noemt voor de drie luxueuze kantoortorens op vier hectare pal langs de A7.
Niet voor twintig miljoen, maar voor 12,5 miljoen is de gemeente Medemblik koper. Daar komt “minder dan twee miljoen euro” bij voor de inrichting van het bankgebouw als gemeentehuis, stelt wethouder Kasper Gutter. Twee van de drie torens komen in augustus beschikbaar. Het derde pand uiterlijk zomer 2011, afhankelijk van de afwikkeling van het DSB-faillissement.

De aankoopsom noemt Gutter het resultaat van “scherp onderhandelen”. Als gemeentehuis vindt Patrick Schouten van Kuijs Reinder Kakes het pand “zeer courant”. De makelaar was nauw betrokken bij de verkoop. Er bestond nauwelijks interesse. “Zeker niet bij banken, dit pand heeft een besmette naam.”

Volgens een andere makelaar, Dick Olie uit Hoorn, is iedereen blij. “Ook de curatoren. Voor dit onroerend goed is geen markt, zeker niet boven het kanaal.” De panden, met een vloeroppervlak van 20.000 vierkante meter, zijn geopend in 2001 en 2006. De totale investering bedroeg toen naar schatting minstens 30 miljoen euro. “Zeventig procent daarvan geldt als gebruikelijke executiewaarde. Zo kom je op het reële bedrag van twintig miljoen”, legt Diergaarde uit.

Lees meer over dit onderwerp vrijdag 26 februari in het Noordhollands Dagblad.’

De vrees van Wilfred Simons is dus niet bewaarheid. Het gebouw heeft wel degelijk een nieuwe bestemming kunnen krijgen. Maar één vraag blijft natuurlijk: wat doet dit onderwerp hier eigenlijk? Die vraag is op verschillende manieren te beantwoorden. Eerst gaan we te rade bij NRC Handelsblad, waar redacteuren Piet Depuydt en Melle Garschagen op 11 april 2009 schreven over ‘De praktijken van “De Snelle Belofte Bank”’. En daarnaast ook over Dirk Scheringa himself:

‘Het hoofdkantoor van zijn bedrijf is een complex van drie panden. Het middelste gebouw heeft iets weg van een kathedraal – volgens Scheringa gebouwd op antroposofische principes – vol bogen en loden glasramen. Zelf werkt hij in een langwerpige ruimte met een groot driehoekig raam dat uitkijkt over Wognum, een klein dorpje midden in de polders en velden van Noord-Holland.’

Het artikel gaat natuurlijk over de praktijken van de bank. Maar Scheringa wast zijn handen in onschuld:

‘Dat leningen bij voorkeur met verzekeringen worden verkocht – Scheringa spreekt hier over cross selling, niet over koppelverkoop – is nog steeds het geval. Maar: “Dat gebeurt in 15 procent van alle verstrekte leningen. Het staat mensen vrij om een verzekering bij een ander te kiezen.” De selfmade entrepreneur benadrukt dat de leningen die DSB-groep aanbiedt, winstgevend zijn. Al erkent hij dat de concurrentie de markt onder druk zet: “De marges op leningen zijn beperkt.”

Last heeft hij daar niet van, zegt hij. “Ik ben net als Albert Heijn, ik pak liever centen op veel klanten dan veel geld op een beperkt clientèle.” DSB-groep telt nu ruim 2.000 werknemers en boekte in 2007 55,1 miljoen euro nettowinst op een eigen vermogen van 197,4 miljoen. Binnenkort maakt het financiële concern de cijfers over 2008 bekend. Scheringa: “We schrijven zwarte cijfers en hebben totaal geen last van de kredietcrisis”.’

Dat is inmiddels allemaal geschiedenis. Terwijl we nog geen jaar verder zijn. Albert de Lange van Het Parool schreef op 13 oktober 2009 een portret van de man, onder de titel ‘Dirks poldersprookje spat uiteen’. Daarin kwam ook de volgende passage voor:

‘Zijn 400.000 klanten zullen er inmiddels anders over denken, maar een zekere naturel kleeft onmiskenbaar aan hem. Als bankier – een kleine speler, maar toch – hees hij zich in die diepblauwe pakken met krijtstreep, die ongetwijfeld van de betere kleermaker afkomstig zijn, maar hem nooit als gegoten hebben gezeten. Zijn motoriek is er ook niet geschikt voor; hij voelt zich zichtbaar prettiger in een windjack of een boerenkiel.

Lange tijd was hij ook daarom “een van ons”, zoals Balkenende gevaarlijk laat nog durfde te zeggen, zeker in Noord-Holland. Het was ook een mooi sprookje: een vroegere wachtmeester van de Rijkspolitie, zoon van een kaasmaker, die van zijn hobby, belastingformulieren invullen, zijn werk maakt vanuit een onooglijke hoekwoning in Spanbroek, zichzelf twintig, dertig jaar later terugvindt in een antroposofische burcht in Wognum en neerziet op zestienhonderd medewerkers. Geen wonder dat hij in februari nog dacht dat zijn bank in omvang makkelijk zou kunnen vertwee- of verdrievoudigen; van de kredietcrisis had hij “helemaal geen last”.’

Hoe zit het nu met die ‘antroposofische connectie’? Bestaat die echt, of is het dikdoenerij? Dat is moeilijk te achterhalen, ik heb in ieder geval niets van betekenis kunnen vinden. Daarom ook kwam deze hele zaak hier op ‘Antroposofie in de pers’ alleen indirect langs. Op 6 november 2009 in ‘Verrijzenis’ alleen maar doordat Frans Olofson op zijn weblog Salicornia het prachtige Als een Feniks uit de as (van Wognum naar Schoorl)’ had geschreven, wat ik dankbaar overnam. Eerder, op 16 oktober 2009 in ‘Winterschilder’, had ik Frans Wuijts gespot als nieuwe weblogger bij de Volkskrant:

‘die onlangs de overeenkomsten en verschillen tussen DSB Bank en Triodos Bank beschreef: respectievelijk “organische architectuur” en “wel/ niet zelfverrijkend bankieren”’.

Verder ging ik toen niet. Dat wil ik vanwege de gelegenheid vandaag wel doen. En wel in zijn geheel. Onder de titel ‘DSB EN TRIODOSBANK’ schreef Frans Wuijts op 15 oktober 2009 (inderdaad, Triodos Bank aan elkaar, terwijl dat los moet):

‘De DSB BANK zien we dagelijks in beeld vanwege de crisissituatie die is ontstaan.

In de eerste plaats valt dan de organische architectuur op van het bankgebouw in Wognum. Drie beeldbepalende panden, ontworpen door het architectenbureau Alberts en Van Huut, staan langs de A7. De panden zijn opgetrokken uit natuurlijke materialen als baksteen en koper en omgeven door groen. De gebouwen dragen (van zuid naar noord) de namen Basiliek, Kathedraal en Citadel in navolging van het prachtig gerestaureerde Klooster in Wognum zelf. De Raad van Bestuur is gevestigd in de Kathedraal.

Wat is organische architectuur? http://www.mensenarchitectuur.nl/organischearchitectuur.html

Organische architectuur is een pluriforme architectuurstroming waarbij de zorg voor het welbevinden van de mens en de zorg voor de natuurlijke omgeving centraal staan.
In de ontstaansgeschiedenis van de organische architectuur hebben Frank Lloyd Wright, Antoni Gaudí en Rudolf Steiner een belangrijke rol gespeeld. Deze pioniers oriënteerde zich, ieder op hun eigen manier, op principes uit de levende natuur. Het ging daarbij niet om het nabootsen van de natuur, maar om het zoeken naar een vormgeving die aansluit bij de mens als levend en zich ontwikkelend wezen.

Aan de organische architectuur ligt de overtuiging ten grondslag dat architectuur niet slechts uitdrukking is van een cultuur, maar dat zij ook terugwerkt op het uiterlijke en innerlijke leven van mensen. Daarbij wordt de mens gezien als een lichamelijke, psychische en geestelijke wezen dat op elk van deze niveaus met zijn omgeving verbonden is.

In een tijd waarin de bouwpraktijk sterk gedomineerd wordt door economische factoren, technische innovaties en bureaucratische regelgeving, wil de organische architectuur aandacht vragen voor integrale benadering van het bouwen waarin ook aandacht is voor belevingswaarden, culturele inhoud en spiritualiteit.

Kijkend naar dit mooie organische huis, dan kan je bij de DSB bank een aantal karakteristieken herkennen die onderling ten opzichte van elkaar lijken te wringen, zoals onder andere:

– De persoon Dirk Scheringa als oprichter, eigenaar, enig aandeelhouder en opperhoofd;

– De activiteiten van DSB Bank vinden hun oorsprong in het in 1975 door Dirk Scheringa opgerichte Buro Frisia, een belasting advieskantoor in Opmeer. Stap voor stap heeft het bedrijf zich vervolgens gespecialiseerd in de bemiddeling van consumptief krediet. Door uitbreiding op eigen kracht én overnames van bemiddelingsbedrijven werd begin jaren 90 zaken gedaan door DSB met 15 verschillende financieringsmaatschappijen en banken;

– De “idioothoge” provisies (uitspraak Wouter Bos) die deze bank berekende zonder dat de consument zich dit bewust was;

– Het hoge gehalte aan VVD-ers in de top van de bank de laatste jaren (Zalm, de Grave, Nijpels, Lintschoten);

– De grote saamhorigheid onder het personeel van de bank en waardering voor hun directeur;

– Het streven van de bank om de beste consumentenbank van Nederland te worden; DSB Bank laat zich daarbij leiden door de behoefte van de consument, streeft naar een sterk klantgerichte service en heeft het adagium “klant is koning” hoog in het vaandel staan;

– Het grote aantal consumentenproblemen echter dat breeduit in de pers aan de kaak is gesteld;

– DSB Bank is niet alleen actief in de financiële wereld (sportsponsoring, museum e.d);

– Waarden: openhartig, onderscheidend, actief en ambitieus.

De bank staat nu op omvallen tenzij de rechter op het laatste moment nog een doorstart mogelijk maakt door geen faillissement uit te spreken.

Ook de TRIODOSBANK huist in een bankgebouw met organische architectuur. Enkele andere karakteristieken:

– Triodos werd opgericht in 1980 en heeft haar wortels in de antroposofische beweging.

– De Triodosbank is de enige onafhankelijke duurzame bank van Nederland; Triodos Bank is verkozen tot de duurzaamste bank ter wereld tijdens de jaarlijkse International Sustainable Banking Conference in Londen.

– Triodos Bank financiert bedrijven, instellingen en projecten met een meerwaarde op sociaal, milieu en cultureel gebied, daartoe in staat gesteld door spaarders en beleggers die kiezen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en een duurzame samenleving;

De missie van deze bank is:

– Bij te dragen aan een samenleving waarin levenskwaliteit wordt bevorderd en menselijke waardigheid centraal staat.

– Het voor mensen, bedrijven en organisaties mogelijk te maken bewust met geld om te gaan en daarmee duurzame ontwikkeling te bevorderen.

– Onze klanten van duurzame financiële producten en een goede service te voorzien.

– De financiële crisis doorstaat deze bank goed. Sterker nog, groeit sneller dan verwacht. Het aantal klanten is met 25% toegenomen.

– Triodos Bank zet een nieuwe norm neer voor transparant bankieren door de website Mijn geld gaat goed te lanceren. Op deze site kan iedereen zien waar wat door de bank wordt gefinancierd.

– De bank verwacht de komende drie, vier jaar te verdubbelen in omvang: in aantal klanten en in financieringen aan duurzame bedrijven. Het accent ligt daarbij vooral op biologische landbouw en zonne- en windenergie. Ook initiatieven in kunst en cultuur en sociale economie kunnen op kredietverlening rekenen.

– Bankieren met hart voor de samenleving gaat blijkbaar goed samen met een gezond en stabiel rendement voor spaarders en certificaathouders. Het is dit gezonde evenwicht tussen people, planet en profit dat niet alleen de klanten en mede-eigenaren van de bank aanspreekt. Het is ook de motivatie van de ruim 500 medewerkers van Triodos Bank die in vijf Europese landen en 38 ontwikkelingslanden voor de klanten klaarstaan.

De verschillen zijn opvallend, zoals de oorspronkelijke impuls voor de oprichting van beide banken (verschil in identiteit), de visie op bankieren, het ondernemingsbeleid, de “producten en processen” en waardering vanuit de omgeving.

Onderlinge samenhang van deze elementen in evenwicht met elkaar geeft blijkbaar een grotere kans op een vruchtbare ontwikkeling.’

Nee, ‘antroposofisch’ kun je DSB of Scheringa moeilijk noemen. Pauselijk wel. Dat is niet slecht gezien van Wilfred Simons.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)