Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

dinsdag 26 april 2011

Haas

En nu is het dan tijd om een terrasje te pakken, op de Boulevard Saint-Michel...

Het is ‘derde Paasdag’. Dus we kunnen nog even over de Paashaas beginnen; dat hebben we totnogtoe niet gedaan. Ook elders heeft men zich suf gebogen over eieren en hazen met Pasen en wat die te betekenen hebben; maar wat ik nu tegenkwam van Regina Reinsperger bij ‘Themen der Zeit’ mag toch wel als een ‘antroposofische interpretatie’ gelden en stond mij niet zo duidelijk voor de geest. Dus daar komen, van gisteren, ‘Notizen über den Osterhasen’:
‘Ein uraltes Symbol und seine Darstellung in den unterschiedlichsten Zeiten. Von der chinesischen Seidenstraße nach Europa. Das Dreihasenfenster in Paderborn und der Hase bei Joseph Beuys.

Im chinesischen Tierkreis ist der Hase das vierte Tier und sitzt nach altem chinesischem Glauben noch heute im Mond und gilt deshalb als Attribut der Mondgottheiten. Wird der Hase weiß dargestellt, ist er über 1000 Jahre alt und ein Symbol für Göttlichkeit und Langlebigkeit, ein roter Hase steht für Frieden, Glück und Wohlstand. Als lunares Symbol symbolisiert er zudem Weiblichkeit, Fruchtbarkeit, Verjüngung, Wiedergeburt und Intuition.

Auch die Legende von Buddha und dem Hasen ist bekannt: der Hase bot sich selbst dem im irdischen Leib verkörperten Buddha zur Speise an und sprang ins Feuer. Seitdem symbolisiert der Hase im Buddhismus vollkommene Selbstaufopferung und um das Andenken an sein Opfer zu ehren, versetzte Buddha das Bild des Hasen in den Mond.

Über die chinesische Seidenstraße kam das Hasensymbol vermutlich schon in der Antike über Kleinasien und die Mittelmeerkulturen nach Europa. Erste frühchristliche Darstellungen finden sich auf Tonlampen, Töpferwaren Epitaphien, Reliefs und in den Katakomben.

Die in Deutschland bekannteste Darstellung ist das Dreihasenfenster im spätgotischen Kreuzgang des Paderborner Doms. Es stammt aus dem 16. Jahrhundert und man sieht im Maßwerkkreis drei Hasen in einem gleichseitigen Dreieck angeordnet. Die Hasen sind in Bewegung und ihre Bewegungsform erinnert an ein buddhistisches “Rad des Lebens”. Die Besonderheit der Darstellung drückt der Volksmund so aus: “Der Hasen und der Löffel drei, und doch hat jeder Hase zwei” – die Hasen sind an den Ohren so vereinigt, dass jeder Hase seine beiden Ohren hat, aber insgesamt nur drei zu sehen sind. Das Fenster dürfte zu den am meisten besuchten Sehenswürdigkeiten der Stadt Paderborn gehören.

Die Anordnung: Kreis und Dreieck der Ohren wird als Hinweis auf die Trinität angesehen. Die verdeckten Ohren sind aber auch ein Zeichen für den Mond, der ja ganz, halb oder gar nicht zu sehen ist. Die im Rad springenden Hasen symbolisieren zusätzlich den Kreislauf der Zeit: die Schnelligkeit mit der ein menschliches Leben vergeht, also ein “Memento-mori-Symbol”.

Ähnliche Darstellungen wie in Paderborn finden sich auch in anderen Kirchen, das Motiv war im 16. Jahrhundert sehr beliebt. Auch Dürer malte ein Bild “Die heilige Familie mit den drei Hasen”, auf einem Flügel des Hochaltares des Freiburger Münsters spielen zwei Hasen zu Füssen der schwangeren Maria und Elisabeth. Heiligenattribut ist der Hase beim heiligen Martin von Tours und Albert von Siena. Auch im Wappen der Stadt Hasloch ist das Motiv der drei Hasen zu finden.

In der profanen Kunst wurde der Hase ebenfalls vielfältig dargestellt, Dürers Hasen kennt wohl jeder und auch die unzähligen Stillleben, auf denen ein Hase als erlegte Jagdbeute und künftiger Braten dargestellt ist.

Einen besonderen Bezug zum Hasen hatte auch Joseph Beuys: “Für mich ist der Hase das Symbol für die Inkarnation, Denn der Hase macht das ganz real, was der Mensch nur in Gedanken kann. Er gräbt sich ein, er gräbt sich einen Bau. Er inkarniert sich in die Erde, und das allein ist wichtig.” Seine bekannte Performance vom 26.11.1965 nannte er: “Wie man dem toten Hasen die Bilder erklärt.”*

Es ist Ostern, das Fest der Auferstehung und des neuen Lebens, also lassen wir den Hasen leben und freuen uns mit den Kindern über den Osterhasen, der in der Nacht zum ersten Sonntag nach Frühlingsvollmond wieder so viele schöne, bunte Eier gebracht hat.
‘In this year’s Easter festival we like to republish an article on the deeper historical questions that Walter Johannes Stein had in connection to the Old and New Testament. A scientific mind usually smiles about the seeming errors and misconceptions of the Bible. Stein disagrees and gives examples as to why.

The starting point of the article is a lecture Stein gave at the University where he himself was learning as a young student in Mathematics at the University of Vienna between 1909 and 1914. The title was “Christ as the central point of World-History”. He states that of the 2000 lectures he had given in Vienna between 1918 and 1938, none were attended by so many people. It shows the inherent interest people seem to have in this subject. But how can people with a “modern” scientific mind find access to the Bible?

Stein gives a possibility, we think. His underlying claim is that “Every line in the Bible can be vindicated at the forum of all sciences.”

He explains that some of the errors and misconceptions of the Bible can be traced back to not contextualizing or not using all available sciences to examine the facts. For example, misconceptions about the Creation or about the biblical chronology are due to different systems of years that are being used. In another example, Stein shows how the separation into the two sexes from the rib of Adam can, from the right point of view, be recognized in the birth every child.

As a theme that is so strongly connected to the Eastern time, we hope that you, as our readers, will find in it an opportunity for further research and questions. We hope you had a good Easter time.

The Editors

Please find the article here.’
Het betreft een artikel van september 1936, uit ‘The Present Age’, derde jaargang, nr. 9, en werd gisteren geplaatst. Een reuze actueel thema – en misschien ook daarom nu geplaatst – gezien de recente ophef over het ‘Laatste Avondmaal was op woensdag’, zoals zelfs het Reformatorisch Dagblad vorige week woensdag, middenin de Goede Week, nog meldde:
‘Het Laatste Avondmaal van Jezus met Zijn discipelen had niet plaats op Witte Donderdag, maar een dag eerder, stelt een christelijke Britse natuurwetenschapper.

Wie de beschrijving die de vier evangeliën geven van de laatste week van het leven van de Heere Jezus naast elkaar legt, stuit op een probleem. Zoals Johannes het beschrijft, lijkt het alsof het Laatste Avondmaal plaatsvond na het begin van het Joodse paasfeest, terwijl deze gebeurtenissen volgens Jezus, Mattheüs, Markus en Lukas op hetzelfde moment plaatshadden.

Tal van Bijbelgeleerden hebben zich al over deze discrepantie gebogen. De meeste Bijbelgetrouwe exegeten stellen dat het hier gaat om een schijnbare tegenstrijdigheid. Johannes gebruikte een andere kalender dan de drie overige evangelisten, stellen zij. Ook volgens Johannes vond het Laatste Avondmaal plaats op donderdag 14 Nisan, zo stelt bijvoorbeeld de Kamper hoogleraar dr. J. van Bruggen.

Professor Colin Humphreys van de universiteit van Cambridge komt nu met een nieuwe theorie. Zijn boek hierover verschijnt in juni, maar Oxford University Press bracht deze week al de belangrijkste conclusies naar buiten. Goed getimed van de marketingafdeling, want ze zijn inmiddels breed uitgemeten in de media.

Humphreys stelt ook dat Johannes een andere kalender gebruikte, maar komt tot de conclusie dat het Laatste Avondmaal plaatshad op (omgerekend) woensdag 1 april in het jaar 33 na Christus. Jezus zou zijn gekruisigd op vrijdag 3 april, Goede Vrijdag. De wetenschapper, een christen, baseert zijn conclusies op onderzoek van Bijbelse, historische en astronomische bronnen.

Humphreys is ervan overtuigd dat Jezus, Mattheüs, Markus en Lukas een antieke Joodse kalender hebben gebruikt. Johannes hanteerde de moderne maankalender, die toen al op grote schaal werd gebruikt.

De Brit, die werkzaam is bij de afdeling materiaalwetenschappen van de universiteit van Oxford, werkte sinds 1983 aan zijn onderzoek. “Ik was geïntrigeerd door de verhalen in de Bijbel over de laatste week van Jezus, waarin geen verwijzing is te vinden naar woensdag. Het wordt de verdwenen dag genoemd”, aldus Humphreys in een interview met het Britse persbureau Reuters. “Maar dat leek zo onwaarschijnlijk: Jezus was een zeer druk man.”

Het is lastig om de argumenten van Humphreys te beoordelen omdat het boek nog niet beschikbaar is, vindt dr. P. J. Lalleman, docent Nieuwe Testament aan Spurgeon’s College in Londen. “Dat de synoptici – de evangelisten Mattheüs, Markus en Lukas – een kalender gebruikten uit de tijd vóór de ballingschap lijkt mij niet waarschijnlijk. Dan moet je kijken welke argumenten hij gebruikt, maar die zijn in berichten in de pers niet naar voren gekomen.”

Wat volgens Lalleman voor Humphreys pleit, is dat het boek op de site van de uitgever wordt aanbevolen door diverse Bijbelgetrouwe wetenschappers die hun sporen hebben verdiend. “Nogal wat bekende namen zeggen dat het een goed boek is. We moeten het in juni maar eens gaan lezen.”

De nieuwtestamenticus vindt het op zich positief wat Humphreys doet. “Hij probeert te laten zien dat de Bijbel betrouwbaar is, vanuit zijn wetenschappelijke kennis. Dat is goed, maar daarmee is niet gezegd dat hij ook gelijk heeft.”

“Het probleem is niet zo heel groot”, relativeert Lalleman de kwestie. “Zelfs ongelovigen geloven wel dat er zo iemand als Jezus geweest is en dat Hij is gekruisigd. Of dat nu op 1, 3 of 5 april is geweest, maakt niet zo veel uit.”’
Maar ook de editors zelf van W.J. Stein zijn niet zo heel precies: zij vergissen zich als ze stellen dat Stein tweeduizend voordrachten in Wenen heeft gehouden. Het waren er tweeduizend in totaal vanaf 1918 tot op dat moment van publicatie in september 1936; de genoemde in Wenen had het grootste publiek ooit bij hem. De bezorgers van de tekst hebben evenmin helemaal goed opgelet bij het bezorgers van de tekst, op bladzijde 4. Daar kom ik de volgende schrijffouten tegen: ‘The people of olden times’, ‘plantes’, ‘the rovultions of the MOon nodes’. Maar het meest verbaasd ben ik over een tekstpassage van Walter Johannes Stein zelf, aan het eind van de eerste pagina. Daar schrijft hij namelijk:
‘The word “Bible” was first applied to the sacred writings by St. John Chrysostom. He was a man of great spiritual significance, the possessor of oral tradition and having vision of his own which enabled him to know more about the events recorded in the Bible than the book itself conveys. Anyone who takes the trouble to collect all the passages in which St. John Chrysostom speaks of Lazarus, who was awakened to life by Christ will recognise at once that these are interpretations of one who knows more than what the Bible itself says. Morosow is right when he says that St. John Chrysostom was the writer of the Apocalypse as we have it today. The expression “Bible” is therefore applied first to the Revelation of John by its own writer.’
Johannes Chrysostomos als de schrijver van de Apokalyps van Johannes; is dat serieus bedoeld? Dat gaat wel tegen iedere mij bekende ‘antroposofische interpretatie’ in. Of begrijp ik het verkeerd? Even langs bij Wikipedia om te zien wie de bedoelde kerkvader was:
‘De Heilige Johannes Chrysostomus (Grieks: Ιωάννης ο Χρυσόστομος, Kerkslavisch: Иоанн Златоуст, Ioann Zlato-oest), Nederlands, verouderd: Sint-Jan Guldenmond (Antiochië, ca. 345Comana, in Pontus, 14 september 407) was een beroemd prediker, aartsbisschop van Constantinopel, van 26 februari 398 tot 403. Hij is een van de kerkvaders en werd in 1568 verheven tot kerkleraar.

Na studies in de retorica en theologie leefde Johannes Chrysostomus een tijdlang als monachaal asceet. Hij werd in Antiochië tot priester gewijd. Vanaf 386 werd hij gedurende 12 jaar een bekend en begenadigd prediker. Hieraan dankt hij ook zijn bijnaam Chrysostomus (= Guldenmond).

In 398 werd hij, tegen zijn zin, door patriarch Theophilus van Alexandrië tot bisschop van Constantinopel gewijd. Hier trad hij op als boetprediker. Daar waar het kerkvolk hem steunde, veroorzaakte zijn optreden verzet in bepaalde kerkelijke en hofkringen. In 403 werd hij op een synode die door Theophilus was bijeengeroepen, schuldig bevonden aan onder andere verraad en werd verbannen. Onder druk van het kerkvolk kon hij terugkeren maar werd in 404 opnieuw verbannen.

Vanuit Armenië in de Kaukasus bleef hij corresponderen met zijn aanhangers en daardoor invloed uitoefenen. Het grootste deel van de brieven die van hem bewaard zijn stammen uit die tijd. Zijn tegenstanders kregen gedaan dat hij nog verder verbannen werd, naar de oostkust van de Zwarte Zee. Op weg naar zijn nieuw verbanningsoord stierf hij.

Keizer Theodosius II liet in 438 zijn stoffelijk overschot overbrengen naar Constantinopel.
Hij behoort zowel in het Oosten als het Westen tot de grote kerkvaders.’
Dat is ook vreemd: hij correspondeerde vanuit Armenië, maar zijn tegenstanders lieten hem nog verder verbannen, aan de oostkust van de Zwarte Zee. Maar Armenië ligt verder dan de oostkust van de Zwarte Zee... Nou ja, zo betrouwbaar is Wikipedia nu ook weer niet.

Op dinsdag 19 april schreef André Meiresonne op zijn eigen weblog, die trouwens in een mooi nieuw jasje is gestoken, over ‘Den Haag is een dorp’. Maar gisteren heeft hij deze bijdrage ook op zijn ‘Zinboek Weblog’ geplaatst, nu onder de titel ‘Bij ons op het dorp’. Hoog tijd dus om dit verhaal ook hier weer te geven:
‘Een van onze buren, Paul, heeft een ongeneeslijke spierziekte, ALS. Hij wordt steeds zwakker en raakt op den duur volledig verlamd. Een paar jaar geleden nog een gezonde, actieve kerel, groot en sterk, nu zit hij een elektrisch wagentje. Hij was altijd hun huis aan het verbouwen, nu wordt het voor hem verbouwd. Hij kan nauwelijks meer praten, communiceert via een spraakcomputer en heeft 24-uurs verzorging nodig. Hij is halverwege de veertig, hij is getrouwd en heeft twee kinderen, op de basisschool.

Paul heeft een sterke vrouw, Myra. Ze heeft het zwaar maar ze zit niet bij de pakken neer. En ze kan goed organiseren, op een manier die uitnodigend en aanstekelijk is. Vlak voor Sinterklaas gaven Paul en Myra een feest, in het café op het plein om de hoek. Aanleiding was de verjaardag van hen allebei. Reden was hun dankbaarheid. Het stond er vol. Helemaal vol met mensen die op de een of andere manier “iets” doen voor hun gezin.

Tientallen mensen die de kinderen naar school brengen, boodschappen doen en koken, bedden verschonen en de was doen, Paul’s lunch verzorgen en hem medicijnen geven, de kinderen uit school halen, de kinderen naar balletles en het voetbal brengen, en weer halen - tot en met de tafel afruimen, de katttenbak doen, de vuilnisbakken, de broodtrommels, de ontbijtboel, de weekboodschappen, en hulp bij de administratie.

Allemaal vrijwillig aangeboden. Door opa en oma, vrienden, bekenden, buren. Vaak uit henzelf, er is allerlei eigen initiatief. Zo heeft een van de buren voor de zaterdag een kooktoerbeurt georganiseerd. Acht buren doen mee. Rond zessen kun je een van hen met een warme pan of ovenschaal over straat zien gaan. Nog leuker dan de taartenbakwedstrijd op het jaarlijkse straatfeest. Want nu gaat het ook nog ergens over.

Dit zei Myra in haar “feestrede”: “Ik weet dat iedereen onze dankbaarheid wegwuift met ‘Geen moeite, graag gedaan’. Voor ons is het niet vanzelfsprekend. Vooral mijn leven zou er anders uitzien, als jullie er niet voor ons zouden zijn. Door jullie inzet kan ik ook nog min of meer gewoon ‘de vrouw van’ en ‘de moeder van’ zijn, ben ik niet alleen de facilitaire dienst en de verzorging. We kunnen nog tijd voor elkaar nemen en samen leuke dingen doen. Laten we het glas heffen op onszelf, op elkaar en op het leven! Proost!”

Ton, de vader van Myra, gepensioneerd en toegewijd, zag het allemaal aan op het feest in het café. De opgewektheid, de blijdschap, de dankbaarheid. De mix van licht en zwaar. En hij zegt: “Ik woon in een dorp, daar zou je dit verwachten. Maar hoe jullie dit hier in de stad voor elkaar doen, zo komt dat bij ons niet voor.”’

1 opmerking:

Herman Boswijk zei

Over Johannes Chrysostomus en de Apocalypse: Steiner tijdens een esoterische Stunde, 12-2-1911, GA 266b:
Allmählich wurde für die Menschheit aber nötig, daß sie beide Wege, den inneren und äußeren zugleich ginge, und deshalb traten im 11., 12. Jahrhundert die Geheimschulen der Rosenkreuzer auf und lehrten beide Wege.
Den äußeren Weg hat uns zum ersten Mal der Schreiber der Apokalypse gewiesen. Er zeigt uns, wie man sich ganz von der Person loslösen muß, um ihn zu gehen. In anspruchsloser Weise sagt er, daß er im Geiste entrückt gewesen sei auf der Insel Patmos. Das hat aber eine ganz bestimmte Bedeutung. Um diesen äußeren Weg zu gehen, das heißt, um die Vereinigung mit dem Göttlichen im Makrokosmos zu finden, ist es nötig, daß man einen festen Punkt wählt, von dem aus man sich konzentriert. So berechnete Johannes, der Theologe, geistig die Konstellation, die die Sterne am 30. September 395 haben würden, und von diesem Punkte aus hatte er seine Visionen. An diesem 30. September des Jahres 395 stand die Sonne im Sternbild der Jungfrau, das heißt vor derselben; der Mond unter ihr. Dieses Bild haben wir ausgedrückt in einem der sieben Siegel. Dieser Zeitpunkt läßt sich auch exoterisch ausrechnen. Die Gelehrten haben es getan und daraus geschlossen, daß die Apokalypse erst um diese Zeit durch den damals lebenden Johannes Chrysostomos geschrieben sei. In Wirklichkeit berühren wir da aber ein großes Geheimnis; denn die Apokalypse ist natürlich viel früher entstanden, und der Schreiber hat sich nur in das Jahr 395 versetzt.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)