Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zondag 30 november 2008

Goetheanum

Nu ik toch over boeken bezig ben – Sinterklaas en Kerstmis staan immers voor de deur, en we schijnen ons geld te moeten uitgeven om daarmee de kredietcrisis te lijf te gaan – heb ik in aansluiting op het boek van gisteren als aanrader ‘Vormen scheppen als uitdrukking van innerlijk leven’. Een beetje onmogelijke titel, maar goed. Het is een alleraardigst boekje van Pieter van der Ree, hoogst interessant voor wie geïnteresseerd is in ‘Rudolf Steiners kunst en architectuur als beeld van de scholingsweg.’ Op de website van uitgeverij Christofoor staat hierover vermeld:

‘Aan de antroposofie ligt het ideaal ten grondslag wetenschap, kunst en spiritualiteit tot een nieuwe eenheid te verbinden. Pieter van der Ree maakt in dit boek zichtbaar dat er vanaf de allereerste kunstuitingen in 1907 een hechte relatie bestaat tussen Rudolf Steiners kunst, zijn spirituele inzichten en de door hem beschreven innerlijke scholingsweg. Het in 1913 door hem ontworpen Goetheanum kan zelfs gezien worden als een ruimtelijk beeld van deze meditatieve scholingsweg. De weg die door dit gebouw heen leidt biedt door middel van ruimtelijke ervaringen, beeldende en muzische kunsten een indruk van de verschillende stadia van deze scholingsweg en de ervaringen die de leerling daarop kan opdoen. Daarmee beoogde Steiner niet slechts een zintuiglijke weergave van de bovenzinnelijke werkelijkheid te bieden, maar wilde hij bij de waarnemer ook diens eigen geestelijke waarnemingsvermogens wekken. Het interessante daarbij is dat zijn aanwijzingen voor de verschillende kunsten niet wegvoeren uit de zinnelijke werkelijkheid, maar juist leiden tot een geïntensiveerde beleving daarvan. Door onder te duiken in de scheppende uitdrukkingsmiddelen van de kunsten kan het “wezenlijke” er beeldend in tot uitdrukking worden gebracht. Daarbij beperkt Steiners kunstbegrip zich niet tot de klassieke kunsten, maar strekt zich uit over alle gebieden van het leven.’

Over de auteur zelf valt te lezen:

‘Pieter van der Ree studeerde bouwkunde aan de TU Delft. Aansluitend werkte hij tien jaar als architect bij het Orta-Atelier. Daarnaast gaf hij talrijke lezingen en cursussen op het gebied van architectuurgeschiedenis en het wonen. Hij is samensteller van de reizende tentoonstelling Organische Architectuur, mens en natuur als inspiratie voor het bouwen.
Website: www.expo.organische-architectuur.org.’

In Motief nr. 38 van februari 2001 staat een heel interview met hem over deze onderwerpen. En tot slot maar weer de boekgegevens: 1e druk | paperback | 128 blz. | € 22,50 | ISBN: 9789060388952 | Kunst, plus een online bestelmogelijkheid.

zaterdag 29 november 2008

Uit! (is in)

Het beeld van gisteren, maar nu een eindje dichterbij. En ja, daar vaart inderdaad een politieboot op de Maas tussen de twee gebouwtjes (luchtkokers van de Maastunnel?). De vreemde metalen vormen daarvoor hebben inderdaad iets weg van een modern kunstwerk.

Ja hoor, het is zover! Hij is uit: ‘Esoterische scholing’, de nieuwste uitgave in de Nieuwe Reeks van de Rudolf Steiner Vertalingen. ‘Dit boek laat zich lezen als een ontwikkelingsroman op esoterisch gebied.’ Zo luidt de eerste zin, en er is niets te veel mee gezegd. Het is een reuze spannend boek. Dat zou je misschien niet verwachten. Het is puur chronologisch opgebouwd. Hierin vind je de ontwikkeling vanaf het prilste begin. Zodat heel goed te volgen is wat esoterie nu eigenlijk betekent in antroposofische zin. Het een bouwt voort op het ander, en zo duik je er steeds dieper in. Tegelijk verdiept je begrip van esoterie zich steeds meer. Op de website van uitgeverij Christofoor staat over dit boek:

‘Esoterie is de actieve vorm van spiritualiteit. Zij is iets levends, iets wat de poorten kan openen tot het geestelijke. Honderd jaar geleden begon Rudolf Steiner met zijn werk op esoterisch gebied. Hij deed dit in de vorm van een esoterische school, waarin hij zowel kennis (historie, context, opvattingen) als kunde (meditatielessen, opdrachten, beoefening) inbracht. Zijn meditatie-aanwijzingen zijn ook nu nog vruchtbaar. Traditioneel was zo’n school altijd een besloten aangelegenheid, uitsluitend voor genodigden. Daarom bestaat er weinig materiaal. De spaarzame documenten van Steiner zijn in dit boek opgenomen. Daarnaast maakt de briefwisseling met een van zijn eerste leerlingen de rol van Steiner als persoonlijke esoterische leraar zichtbaar. Verslagen van Steiners esoterische voordrachten uit de periode 1904-1914 completeren het boek, net als die van het instellen van een esoterisch kunstzinnige initiatiefgroep (1911) en de grondsteenlegging van het Goetheanum (1913). In het nawoord bij deze uitgave gaan Michel Gastkemper en Roel Munniks in op deze esoterische school. Ook bespreken zij het vraagstuk van de geheimhouding en leggen zij een verband met de inrichting van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap in 1923/24.’

Voor de kenners: met die esoterisch kunstzinnige initiatiefgroep wordt de Vereniging voor Theosofische Stijl en Kunst uit 1911 bedoeld. Die staat hier ook in.

Nou ja, als ik zelf er dan zo direct belang bij heb, kan ik rustig ook deze gegevens vermelden: 1e druk | gebonden | 280 blz. | € 24,50 | ISBN: 9789060385593 | Rudolf Steiner / Werken en voordrachten. Hier online te bestellen.

vrijdag 28 november 2008

Nederlaag

En dan zijn we nu bijna aan het andere eind van het Noordereiland gekomen en bereiken we zo zoetjesaan opnieuw de Maas. Die twee bakstenen gebouwtjes markeren volgens mij de Maastunnel, die de spoorwegbrug vervangt en onder dit alles door gaat.

De NCRV heeft een persbericht uitgebracht over haar programma ‘Uitgedokterd?!’, volgens de website van Iocob tenminste. Die website is mijn enige bron, want ik kan er verder nergens iets over vinden. Wat daar in staat, is wel relevant, ook voor hier. Ik hoef alleen maar de volgende bijdragen in herinnering te roepen, en dat zijn niets eens de enige: ‘Uitgekomen’ op 25 oktober 2008, Voortgaande strijd’ op 1 september 2008 en Journalistiek’ op 6 juli 2008.

Waar het over gaat? Over wie anders dan de Vereniging tegen de Kwakzalverij, die bij de Raad voor de Journalistiek een klacht indiende tegen het NCRV-programma ‘Uitgedokterd?!’ (Terwijl zij notabene zelf in de laatste en langste uitzending was opgetreden.) Intussen had ze deze publieke omroep al de eerste prijs gegeven van haar eigen Meester Kackadoris-wedstrijd. De Raad voor de Journalistiek heeft volgens de NCRV nu uitspraak gedaan. En hoe is het mogelijk: ten ongunste van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Nu zult u misschien zeggen: nou en? Zo wereldschokkend is dat toch niet? Toch wel, het journalistieke landschap in aanmerking genomen. De Vereniging tegen de Kwakzalverij weet de media als geen ander te bespelen. Daar kunnen de complementaire organisaties nog een puntje aan zuigen, hoe zij journalisten voor haar karretje weet te spannen.

Nu is het de vraag, die ik hier al verschillende keren eerder aan de orde heb gesteld, of dit de kentering tekent die in de Nederlandse publieke opinie gaande is. Want daarmee zou veel gewonnen zijn. Eerst maar eens de inhoud van het persbericht:

‘De Raad voor de Journalistiek heeft de klacht, die was ingediend door de Vereniging tegen de Kwakzalverij inzake het NCRV-programma Uitgedokterd?!, ongegrond verklaard. De Raad voor Journalistiek stelt dat de NCRV de kijkers niet eenzijdig heeft bericht en dat er geen sprake is van misleiding, zoals door de Vereniging tegen de Kwakzalverij [‘bij voortduring en luidruchtig’ werd hier trouwens vandaag aan toegevoegd, maar dat lijken me niet de woorden van de NCRV of de Raad, MG] werd betoogd.

De Raad komt tot de conclusie “dat verweerder geen grenzen heeft overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is”.

De NCRV heeft de serie Uitgedokterd?! eerder dit jaar uitgezonden op Nederland 2. In zes afleveringen zijn patiënten gevolgd die buiten de gangbare paden van de geneeskunde op zoek gingen naar alternatieve of experimentele geneeswijzen.

De verhalen werden beknopt becommentarieerd door prof. dr. Jan Keppel Hesselink, voorzitter van de Stichting IOCOB. Deze stichting geeft informatie over en doet onderzoek naar alternatieve geneeswijzen. De reeks werd afgesloten met een tv-debat tussen voor- en tegenstanders van niet-reguliere geneeskunde, waarbij bestuursleden van de Vereniging tegen de Kwakzalverij aanwezig waren.

In oktober weigerde de NCRV de Mr. Kackadorisprijs die jaarlijks door de Vereniging tegen de Kwakzalverij wordt uitgereikt.’

En in de triomfantelijke woorden van de Iocob, die natuurlijk niet kan nalaten dit de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) eens flink in te peperen (het zij ze gegund, gezien de smerige drek die zij steeds over zich krijgt uitgestort):

‘Ze waren zo uitgesproken, de bestuursleden van de VtdK. Uitgedokterd?! was vreselijk. Misleiding, valse hoop... De Kackadorisprijs voor de NCRV. De Raad van de Journalistiek gaf deze club van rechtlijners ongelijk! Op woensdag 26 november 2008 kunnen we stellen: “Uitgedokterd?! niet eenzijdig over alternatieve geneeswijzen”.

Journalisten van Nederland: Nuanceer de VtdK!
Eindelijk een groep specialistische kenners van de media die de Vereniging tegen de Kwakzalverij geen gelijk geeft. Dit oordeel van de Raad voor de journalistiek moet voor de hele journalistieke professie in ons vaderland een duidelijk signaal zijn om bij elke openbare uiting of oprisping van die club ook IOCOB om commentaar te vragen, zodat de berichtgeving van de VtdK van haar notoire onjuistheden wordt gezuiverd. Want het is te gek voor woorden dat alles wat vanuit die vereniging in de publiciteit wordt gebracht, meteen in de media serieus wordt genomen en breed uitgemeten wordt.

Onze stichting is steeds bereid om de openbare uitingen van de VtdK in een zodanig kader te plaatsen dat patiënten en artsen er werkelijk wat aan hebben, waardoor de mogelijkheid ontstaat om het beste uit de reguliere en complementaire sector met elkaar te verenigen, en dit met geen ander doel dan om patiënten zo goed mogelijk te helpen.

En de Vereniging tegen de Kwakzalverij?
Op hun site geen woord van deze kwestie, alleen wel het bizarre artikel van Frits van Dam dat gisteren (dinsdag 25 november) in de Telegraaf gepubliceerd werd, onder de titel “Zelfreinigend vermogen”. We zien het: het zelfreinigende vermogen van de VtdK is nihil, maar dat wisten we al...

Berichtgeving in de kranten
Nu zijn we benieuwd: het nieuws dat de VtdK de Raad voor Journalistiek inschakelde om die vreselijke uitzendingencyclus Uitgedokterd?! te bestraffen kwam in alle kranten. Komt de uitspraak dat de VtdK ongelijk had en dat de NCRV de Kackadorisprijs niet verdiend heeft nu ook morgen in alle kranten... we zijn benieuwd.

Berichtgeving van de Vereniging tegen de Kwakzalverij
Op de site van de Vereniging tegen de Kwakzalverij alleen het armzalige wapengekletter van emeritus-professor Frits van Dam over het zelfreinigende vermogen van de reguliere geneeskunde, maar geen woord over het oordeel van de Raad voor de Journalistiek. En dat is opmerkelijk omdat dit de eerste keer is dat hun ontluisterende Kackadorisvoorstelling getoetst wordt door een maatschappelijk belangrijk orgaan. Die voorstelling is nu dus afgebrand. En nu kijken of het zelfreinigende vermogen ook bestaat binnen de Vereniging tegen de Kwakzalverij! En of de Vereniging de kwakzalverij binnen de eigen gelederen schoon schip gaat maken!’

Dit nieuws stond deze dagen nog niet in alle kranten. Zo snel gaat het nu ook weer niet. Ik ben het tenminste nog nergens tegengekomen. Maar dit is al weer wel een belangrijke stap in de goede richting.

donderdag 27 november 2008

Kinderen

Heel in de verte, tussen de bomen door, schemert de Erasmusbrug als een witglanzend baken achter het statige straatbeeld.

De festiviteiten ter gelegenheid van de verhuizing en opening van het Kindertherapeuticum in Zeist beschreef ik kort op 11 november 2008 in ‘Bewondering’. Intussen zijn op de website van dit Kindertherapeuticum de bijdragen geplaatst van de drie mensen die hun zegje deden. Die zijn zo interessant, dat je zou wensen dat er een boekje van gemaakt zou worden (misschien gebeurt dat nog wel eens). Maar ze staan nu zo verstopt op de website, dat ik ze hier vandaag graag naar voren haal. Van de eerste twee een gedeelte, de derde en laatste integraal.

De eerste heeft als titel ‘Kindertherapeuticum: een antwoord op zorgvragen’ en is van dr. Roel de Groot. Er staat bij GZ psycholoog (dat betekent gezondheids-psycholoog). Ik meen toch zeker te weten dat hij zichzelf bij de opening voorstelde als orthopedagoog, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Gezien de inhoud van zijn bijdrage lijkt me dat ook logischer. Hoe het ook zij, hij opent zijn geschreven tekst (die behoorlijk anders is dan wat hij ter plekke uitsprak) met deze twee alinea’s:

In onze tijd hoort men minder dan vroeger spreken over het begrip ‘schoolrijpheid’. Dit begrip werd veel gebruikt in samenhang met de leerplicht, die ouders dwong hun kinderen vanaf hun zesde levensjaar naar school te sturen. In de leerplichtwet werd met geen woord gerept over het rijpingsproces van kinderen. Wel bleek in de praktijk dat een grote groep kinderen op zesjarige leeftijd onvoldoende ‘schoolrijp’ was, om het onderwijs met zijn nadruk op het gebruik van symbolen (van cijfers en letters) op adequate wijze te volgen. Als gevolg daarvan werd op het hoogste beleidsniveau besloten om de scheiding tussen kleuterschool en lagere school af te zwakken door beide scholen te verenigen in één nieuw schooltype: de basisschool. Velen hebben deze beleidsvisie betreurd, waaronder ook ik.

De basisschool wordt thans bezocht door kinderen van 4 tot 12 jaar en ze verblijven daar meestal van 9 tot 12 en van 2 tot 4 uur, terwijl ze het grootste deel van de tijd doorbrengen in hun banken of op hun stoeltjes. Gedurende die periode proberen de leerkrachten van de school hun allerlei wetenswaardige zaken te leren en een aantal vaardigheden bij te brengen. Als het goed gaat, zijn de ouders veelal trots op het feit dat zij zulke intelligente kinderen hebben, die in staat zijn de informatie op adequate wijze te verwerken. Als het op school niet wil vlotten, zoekt men naar oorzaken om de mislukking te verklaren:
– ‘de meester deugt niet’,
– ‘het kind is te speels’,
– ‘de juf had onvoldoende begrip voor het kind in zijn situatie’,
– enzovoort.
Helaas ziet men de problemen vaak pas onder ogen als het rijkelijk laat is. Men kan dan geen nieuwe start meer maken en dat vormt een van de belangrijkste tragedies van het schoolleven.

Dat heeft gevolgen voor de verdere schoolloopbaan. De optredende problemen brengt hij als volgt in kaart:

Voor het goed functioneren van de basisschool, waarin de beide vroegere schooltypen thans geïntegreerd zijn, is deze soepele overgang een onverbiddelijke voorwaarde. Zij dient aan de bovengeschetste ontwikkeling van kleuter tot schoolkind voldoende aandacht te besteden en moet kinderen ruimte en tijd bieden deze ontwikkeling door te maken. Scholen die dat niet doen, zien dit soms afgestraft doordat kinderen onvoldoende concentratie voor het werk kunnen opbrengen, terwijl het ook repercussies kan hebben bij de toepassing van het geleerde. Kinderen kunnen dan de aangedragen leerstof niet op adequate wijze toepassen in nieuwe situaties. Legt men hun problemen voor, dan krijgen die op dat moment geen zinvolle betekenis en het gevolg kan zijn dat kinderen niet in staat zijn problemen op adequate wijze op te lossen. Zo krijgen ze onvoldoende gelegenheid om hun verantwoordelijkheid in te passen in het leerproces. Er doet zich weliswaar kennisoverdracht voor, maar dit leidt niet tot kennisverwerving, want de leerstof beklijft niet en veelal zal dat gepaard gaan met angst, faalangst en andere emotionele problemen, die de ontwikkeling belemmeren.

Thans schatten wij het aantal kinderen met leerproblemen op ongeveer 25% van de basisschoolbevolking. Een deel van deze problemen wordt veroorzaakt doordat men niet tijdig inspeelt op het ontwikkeling- of rijpingsproces van de kleuter, dat wil zeggen: door het te vroeg (soms ook te laat) aanbieden van op symbolen gebaseerde leerstof voor rekenen, lezen, spellen en schrijven.

Behalve deze eerste probleemgroep in het basisonderwijs zijn er enkele andere groepen die bijzondere aandacht vereisen, namelijk de kinderen met sociaal emotionele problemen, maar soms ook hoogbegaafden en zwakbegaafden (of zeer moeilijk lerenden). Deze laatste groep vindt meestal zijn plaats in uiteenlopende vormen van speciaal onderwijs en wordt geschat op ongeveer 15% van de schoolbevolking. Voor de hoogbegaafden zijn er in Nederland geen structurele voorzieningen. Wel hebben ze de laatste decennia de aandacht op zich gevestigd van sociale wetenschappers.

De volgende bijdrage, die van Bastiaan Baan, al 27 jaar werkzaam als geestelijke in de Christengemeenschap, beweging voor religieuze vernieuwing, gaat hier ook op in:

Eigenaardigheden van kinderen in deze tijd zijn, naar mijn indruk, in een vijftal karakteristieken te beschrijven. Bij de aanmelding van kinderen voor de kinder- en jeugdkampen die ik leid, staan in de top-vijf van de kindereigenaardigheden in willekeurige volgorde: allergieën en voedingsproblemen. Als tweede: een heel alfabet van afkortingen van verschijnselen die zich tegenwoordig bij kinderen voordoen: ADHD, NLD, PPD-nos, enzovoort. Als derde: vermoeidheid in allerlei vormen. Als vierde: problemen met de grenzen, waarbij in het bijzonder ademhaling- en huidproblemen optreden. Als vijfde een scala van psychische problemen: angst, onzekerheid, stress, onveiligheid, keuzeproblemen.

Dat zijn moeilijkheden die niet eenvoudig te verhelpen zijn.

Het lijkt er soms op of je bij ieder kind van voren af aan moet beginnen met zoeken. Er is geen standaard gebruiksaanwijzing meer. Niets gaat meer vanzelf. Een collega van me heeft het oude gezegde: ‘alles gaat vanzelf’, voor onze tijd wel eens omgevormd met: ‘alles gaat vanzelf verkeerd’. De dingen die vanzelf of gemakkelijk gaan, lopen vroeg of laat spaak. Dat heeft niet alleen te maken met een maatschappij die steeds gecompliceerder wordt, maar ook de kinderen brengen bepaalde complicaties mee – nog niet eens altijd in de negatieve zin van het woord. Opvallend is, dat kinderen al vanaf hun geboorte, meer dan vroeger, kleine individualisten lijken te zijn. Er wordt een ander soort kinderen geboren, die hun eigen wil meebrengen.

Hoe moet je hiermee omgaan? Hij put uit zijn ervaring, als hij onder meer vertelt:

Een sprekende diagnose en therapie gaf mij de directeur van een grote scholengemeenschap, die geregeld te maken krijgt met sollicitanten. Hij vertelde me dat van alle criteria om te beoordelen de enige, doorslaggevende vraag voor hem is: kan deze persoon onder alle omstandigheden zichzelf zijn? Hij constateerde namelijk dat de leraar die onder alle omstandigheden zichzelf blijft, in staat is een groep te leiden.

Waarom is het zo belangrijk om onder alle omstandigheden jezelf te blijven? Je merkt in de omgang met kinderen dat je je tegenwoordig niet meer kunt verstoppen achter uiterlijk vertoon. Als je dat probeert, gebeurt iets soortgelijks als in het sprookje van Andersen, ‘De nieuwe kleren van de keizer’: je staat in je hemd; ze kijken dwars door je heen. Kinderen hebben tegenwoordig in toenemende mate het vermogen om feilloos aan te voelen: wat wil de volwassene eigenlijk zeggen? Meent hij wat hij zegt? Bij alles wat we zeggen en doen en zijn, gaat het tegenwoordig om de ‘gouddekking’, zo zou ik dat willen noemen. De gouddekking van de eigen morele overtuiging. Dat is een actueel thema, niet alleen in onze economie, maar ook in de omgang met kinderen.
Terwijl in onze maatschappij steeds meer aandacht uitgaat naar: presentatie, vertoning, image, verpakking, vraagt ieder kind, zonder het met woorden uit te spreken: Hoe echt ben je? Meen je werkelijk wat je zegt? Meen je ook daadwerkelijk wat je zegt?

De derde bijdrage is van kinderarts Edmond Schoorel zelf, pionier van het Kindertherapeuticum. Hij geeft een overzicht van het landschap waarin de kinderarts en de kinderpsychiater van vandaag werken. Ik laat de tekst zoals aangekondigd in zijn geheel volgen, want deze is heel verhelderend.

Het handwerk van de kinderarts en van de kinderpsychiater is in de tijd van het bestaan van het beroep drastisch veranderd. Ik noem een aantal thema’s vanuit mijn gezichtspunt als kinderarts. Bestrijding van infecties was honderd jaar geleden een kwestie van het verzorgen van support. De kinderen kregen rust een aangepaste voeding, het kind moest de klus in wezen zelf klaren. Meestal ging dat goed, vaak ook niet. De sulfapreparaten, de penicilline en later de andere antibiotica hebben dit beeld grondig veranderd. Aan een acute infectie sterft bijna geen kind meer. Met behulp van de inentingen zijn de klassieke kinderziektes zeldzaam geworden. Difterie en mazelen zijn geen doodsengelen meer.

Waar heeft de moderne kinderarts mee te maken op infectiegebied? Op ieder spreekuur komen wel kinderen die te vaak en te lang ziek zijn. Chronische kwakkelziektes houden veel kinderen, hun ouders en hun artsen bezig.

Dat het met de energiehuishouding van jonge mensen niet altijd goed gaat, toont de 10% jeugdigen met CVS: Chronisch Vermoeidheids Syndroom. Zonder aanwijsbare medische verklaring zijn kinderen dodelijk vermoeid na geringe inspanning. Ze hebben concentratieproblemen en raken achterop met leren. Je kunt je als kinderarts knap machteloos voelen tegenover deze problematiek. Of het CVS tien jaar geleden bestond weet ik niet. In mijn ervaring is het iets van de laatste tien, twintig jaar.

Dan hebben we te maken met een andere epidemie: die van de afkortingen. Een moderne kinderarts moet weet hebben van ASS, HSS, ADD, ADHD, NLD, PDD. Hij weet ook dat er erfelijke vormen van dyslexie en andere leerstoornissen zijn. Hij weet waarheen hij een kind moet verwijzen, als hij het probleem niet zelf kan oplossen en hij weet dat er bijna overal lange wachttijden zijn.

Een andere epidemie betreft ziekte van het immuunsysteem. Een tweejarige met diabetes, een driejarige met reuma, zuigelingen die de borstvoeding van hun eigen moeder niet verdragen. Ik kom uit de tijd dat de hoogleraar kindergeneeskunde Jonxis ‘ex cathedra’ verklaarde dat koemelk-overgevoeligheid niet bestaat. Intussen weten we beter. Een hele zuigelingenvoedingsindustrie met hypoallergene voeding in allerlei graden is ontstaan om de krampende en huilende baby’s en hun ouders te troosten.

Dit zijn vier aspecten van het landschap, waarin de moderne kindergeneeskunde zich afspeelt. Er is weinig fantasie nodig om te voorspellen dat de immuun- en auto-immuunziektes, de afkortingen en de leerproblemen, de moeheid, de lamlendigheid en het kwakkelen zullen toenemen.

Mensbeeld
Ik wil u vervolgens een model voorstellen, waarmee deze verschijnselen tenminste ten dele te verklaren zijn. Het zal u niet verbazen dat ik dat model ontleen aan de antroposofie. Zoals u weet kent de menselijke psyche drie hoofdfuncties: het denken, het voelen en het willen.

Voor het denken levert het hoofd de juiste condities. Bij de activiteiten die tot de categorie ‘denken’ horen, passen woorden als helder, gecontoureerd, analytisch wakker, causaliteit. Het bewuste waarnemen met behulp van de zintuigen hoort hier ook bij.

Voor het voelen verzorgen hart en longen de juiste condities, om precies te zijn: alle ritmische processen. Onder dit werkgebied passen begrippen als afwegen, beoordelen, begrijpen, maar ook fantasie, creativiteit en sociale verbondenheid Zo wakker al bij het denken gaat het er hier niet aan toe, het is eerder zoiets als gewaarworden.

Voor het willen levert de stofwisseling de benodigde energie en de ledematen voeren de wil uit. Bij dit werkterrein horen begrippen als handelen, intentie, moraliteit, maar ook, meer fysiologisch gezien: verteren, afbreken, omvormen. Al deze processen zijn onbewust. Pas als we erop terugkijken, kunnen we ze waarnemen en beoordelen. Dat het onbewust is wil niet zeggen dat het chaotisch is. Er is wel degelijk een strenge ordening in het verloop van de wilsprocessen.

Het verklaringsmodel dat ik u wil voorstellen gaat over de samenhang tussen deze drie functies van de ziel: het denken, het voelen en het willen. Want die samenhang is er. Wat we ons voorstellen, bijvoorbeeld: ‘dit kind is aan het neusvleugelen’, roept een gemoedsstemming of een oordeel op: ‘die is benauwd!’ en zet ons beweging: ‘ik schrijf hem dit of dat voor’. De voorstelling is behoorlijk exact; het oordeel kan juist of minder juist zijn; van de handeling moet je maar afwachten of het goed uitpakt.

Nu zijn er situaties waarin de samenhang tussen de drie werkgebieden niet meer verzorgd is. Denken, voelen of willen gaan hun eigen weg, zonder zich van het grotere geheel iets aan te trekken. Bijvoorbeeld: de spijsvertering doet maar wat, niet afgestemd op de input. Dan krijgen we zinloze verteringsprocessen te zien, terwijl de input (voeding) niet goed verteerd wordt. Dat is het beeld van de allergie. Stofwisselingsprocessen die hun doel missen en vaak ook op de verkeerde plaats werken zien we bij eczeem en astma. De bijwerking daarvan is dat de prikkels van de input-kant de ziel overbelasten, prikkelbaar en moe maken.

Natuurlijke samenhang
Een logische vraag op dit punt in het verhaal is: hoe komt de natuurlijke samenhang normaliter tot stand? De ziel doet dat namelijk niet zelf. Wie dan wel? Er zijn twee instanties, om ze zo maar te noemen, die de samenhang kunnen verzorgen, kunnen integreren. Eén zit ‘boven’ en één zit ‘onder’ de ziel. Die erboven kunnen we het IK noemen, die eronder het LEVEN. Die begrippen vragen enige toelichting.

Het IK is verbonden met zelfbewustzijn, het maken van keuzes en vooral: terughouding. Pas uit de terughouding, het inhouden, de pas-op-de-plaats is overzicht mogelijk. Het IK kan een mens bewust laten kiezen om het goede te doen. Het IK is dus de drager van de menselijke vrijheid; die hèbben we niet, maar die kunnen we ons verwerven, uit terughouding. Wat kan het IK nog meer? Het kan zich in warmte en in overgave met iets verbinden. Warmte is een IK-instrument, in warmte kan iets opgelost, omgevormd en uitgescheiden worden, dat anders als een steen op de maag zou blijven liggen. Daarom is koorts zo belangrijk. Het IK werkt dus niet alleen in het bewustzijn als zelfbewustzijn, maar ook in de stofwisseling, in de warmte. Tussen mensen kan het IK ook werken: in het maken van ruimte voor de ander, in mededogen en vergevingsgezindheid. Liefde maakt gezond, niet alleen de ontvanger, maar ook de schenker.

Dan het LEVEN. Ik bedoel daarmee de natuurlijke, vanzelfsprekende functies zoals ademhaling, groei, differentiatie en degelijke. De processen van leven en dood, zoals die zich in ieder gezond organisme afspelen, zonder ons toedoen. In dat gebied is er vandaag de dag heel wat aan de hand. Het milieu is bedreigd, de natuurlijke samenhang valt uiteen. Dat hebben we als mensen grotendeels zelf veroorzaakt, maar we zijn er ook slachtoffer van. Het leven draagt ons niet meer zo vanzelfsprekend als vroeger.

Hieruit volgt logischerwijs wat ik zie als richting van de zorg voor kinderen in de komende tien tot twintig jaar. ‘Vanzelf’ zullen we steeds meer verschijnselen in de spreekkamer tegenkomen van geïsoleerde processen, van verlies aan samenhang. Hoogbegaafd, maar sociaal niet aangesloten. Twee gouden handen, maar geen doel in het leven. Kunstenaar maar niet met de benen op de grond. De zorg voor kinderen zal meer en meer de samenhang in het oog moeten krijgen en moeten verzorgen. Integrale zorg betekent onder meer: integrerende zorg. Integrerende zorg betekent: het IK versterken en het LEVEN niet uithollen, maar ondersteunen. Integrerende zorg betekent niet alleen dat meerdere disciplines naar een kind kijken en dat die verschillende oordelen samengebracht worden. Dat moet ook, want daar begint het mee.

Maar het echte genezingsproces begint als het kind merkt dat het gezien wordt in zijn samenhang met zijn omgeving. Zelfverwerkelijking ontstaat, vanuit het IK gezien, uit de wisselwerking met de omgeving. We zullen oog moeten krijgen voor de warmteprocessen, zowel letterlijk: herwaardering van de koorts, als figuurlijk: herwaardering van het mededogen. Het LEVEN versterken betekent: veel meer aandacht voor de voeding. Een slecht gevoed kind kan niet meer in samenhangen denken en voelen. Het betekent ook: veel meer oog voor de slaap: een door pillen en nare televsiebeelden verstoorde nacht regenereert niet en herstelt de samenhang niet. Het betekent ook: veel meer oog voor het spel van kinderen, voor creativiteit, voor kunstzinnig onderwijs. Kunst schept samenhang.

Samengevat denk ik dat de zorg voor kinderen en ouders dringend nodig heeft dat we weten waardoor denken, voelen en willen uit elkaar drijven en waardoor ze weer samenhang vinden.

woensdag 26 november 2008

Niet mals

Ik voel me weleens bezwaard als ik weer over vrijescholen te schrijven kom. Meestal is dat schrijven namelijk wel van kritische aard. Zie ik soms het gewone dagelijkse leven op school over het hoofd, waar heerlijk hard gewerkt en geleerd en geleefd wordt, waar leerlingen en leraren met plezier elkaar en de wereld leren kennen, om jonge mensen voor te bereiden hun eigen individuele initiatieven in hun leven te kunnen gaan realiseren? Want dat gebeurt er natuurlijk wel degelijk, ondanks al het gemopper en geklaag en bekritiseer. Dat neem ik tenminste aan, anders schop je het niet zo ver als vrijeschoolbeweging. Ik heb de cijfers even niet paraat, maar er zijn vele scholen verspreid over de hele wereld.

Maar dan. Vandaag stuit ik op een verslag van Holger Niederhausen van een ‘Kolloquium’ (symposium) op 8 november in de antroposofische Pedagogische academie van het Hardenberg Instituut in Duitsland. Holger Niederhausen is een onverdacht persoon, hij is medewerker van de ‘Freunde der Erziehungskunst Rudolf Steiners’ in Berlijn en Karlsruhe. En ook het Hardenberg Instituut is volslagen onverdacht. Aanwezig waren niet de minsten, zoals Karl-Martin Dietz en Christof Wiechert, de leider van de Pedagogische sectie van de Freie Hochschule für Geisteswissenschaft aan het Goetheanum. Het verslag is in het Duits, maar goed geschreven en daarom niet echt moeilijk te volgen. Wat erin staat, doet wel de wenkbrauwen fronsen. Wat daar aan kritiek wordt geuit is niet mals. Onwillekeurig ga je denken of dit nu niet een beetje wordt overdreven. Maar goed, leest u vooral zelf. De titel is: Ursprungsimpulse, Gegenwart und Zukunft – An welchen Punkten arbeiten wir für die Zukunft?’

Die Pädagogische Akademie am Hardenberg-Institut beschäftigt sich mit der Frage nach der Zukunft der Waldorfpädagogik und ihren Voraussetzungen. Karl-Martin Dietz, Gründer der Akademie, hat bereits mehrere wichtige Schriften zur Selbstverwaltung, zur Zusammenarbeit von Eltern und Lehrern und zum Freien Geistesleben verfasst. Am 8. November 2008 gab es ein Kolloquium zur Frage, wo die Waldorfpädagogik heute steht und wie für die Zukunft gearbeitet werden kann.

Gleich während des anfänglichen Austausches stand die Sorge um die Substanz und Qualität der Waldorfpädagogik im Zentrum. In den letzten Jahren machen immer weniger Menschen eine Ausbildung zum Waldorflehrer. Schon seit langem haben nur 50-60% der jährlich neu anfangenden Lehrer an Waldorfschulen überhaupt eine Waldorfausbildung – der derzeitige Rückgang der Studentenzahlen wird diese Situation in Zukunft weiter verschärfen.

Eine vielleicht noch größere Sorge betraf die Substanz in den Schulen selbst. An vielen Schulen findet anthroposophische Grundlagenarbeit kaum oder überhaupt nicht statt – und wenn, bleibt sie oft abstrakt, steht unverbunden neben dem ‘organisatorischen Rest’ der Konferenzen. Ein Kollege schilderte, wie viele Studenten an der anthroposophischen Grundlagenarbeit sehr interessiert sind und dann die ersten Lehrerkonferenzen erleben und fragen: ‘Ja, wo lebt denn das jetzt?’ Auch die Kinderbesprechung als ein wesentliches Element der Waldorfpädagogik wird offenbar in immer weniger Schulen ernsthaft praktiziert.

Dem Schwinden dieser wesentlichen Grundlagen steht ein Anstieg an Schwierigkeiten und Konflikten in der kollegialen Zusammenarbeit gegenüber. Immer mehr Waldorfschulen ziehen Mediatoren und Berater hinzu, um an Problemen zu arbeiten, die vorwiegend im Sozialen und in der Zusammenarbeit liegen.

Es liegt nun natürlich nahe, hier unmittelbare Zusammenhänge zu sehen, und genau in dieser Richtung äußerten sich dann mehrere Lehrer: Die anthroposophische, wirklich geistige Arbeit ist die Grundlage sowohl für die gemeinsame Selbstverwaltung, als auch für die tägliche Pädagogik. Findet diese geistige Arbeit nicht statt, treten auf allen Ebenen vermehrt Probleme auf.

Von Fragen der Dreigliederung oder des Kulturauftrages darf man in vielen Schulen erst recht nicht reden, ohne sich den Unmut der Kollegen zuzuziehen, die darüber klagen, nicht einmal genug Kraft für das Tägliche zu haben. Es wäre aber notwendig, auch nach außen zu wirken – schon weil sonst das Umfeld in einer negativen und kraftraubenden Weise auf die Schulen zurückwirkt (Stichwort Prüfungen etc.). Vor allem aufgrund dieser Außeneinflüsse geben immer mehr Waldorfschulen gerade in der Oberstufe wesentliche Elemente preis, etwa die Botanikepoche in der 12. Klasse oder die Projektive Geometrie – Epochen, die das Denken lebendig machen würden!

Kinderbesprechung und geistige Arbeit
Eine Kollegin gab konkrete Beispiele, warum die Grundlagenarbeit heute notwendiger denn je wäre: Die Frage, was die Kinder ihrem eigenen Wesen nach heute eigentlich mitbringen, ist aufgrund eines unglaublichen Dickichts von Außeneinflüssen immer schwerer zu beantworten. Die Jugendlichen wiederum, die äußerlich stiller und angepasster wirkten als vor 20, 30 Jahren, hätten ein tief beeindruckendes Begegnungsbedürfnis und auch eine entsprechende Fähigkeit, einen Tiefgang ganz neuer Qualität. Dem gerecht zu werden, erfordert eine fortwährende innere Schulung.

Ein Kollege schilderte, wie die Kinderbesprechung, wenn man sie bewusst und entschlossen in die Konferenzarbeit hineinnimmt, im Grunde sofort einen Zusammenhang mit der Engelssphäre ermöglicht – und wie dadurch dann ganz real Ideen kommen, Ideen für das Pädagogische, das Soziale, das Organisatorische. Man muss mit dieser Kinderbesprechung allerdings wirklich ernst machen, sie üben und auch nach einiger Zeit nachbesprechen. Ein anderer Kollege berichtete, was passiert, wenn man dies nicht tut: Es wird eine Kinderbesprechung gemacht... und dann geht man zum nächsten Punkt über: keine Nachfragen von Kollegen, auch keine Nachbesprechung. Dann hat das Ganze keine positive Wirkung, eher im Gegenteil!

Karl-Martin Dietz schilderte, wie immer wieder eine völlige Unklarheit darüber herrscht, was Waldorfpädagogik eigentlich ist. Man könne es zwar wunderbar aufzählen, aber gerade das sei das Problem! Er verwies auf eine Äußerung Rudolf Steiners, dass es im Grunde bereits eine Zumutung sei, jemandem sagen zu müssen, etwas müsse so und so gemacht werden. Mit anderen Worten: Waldorfpädagogik kann nicht definiert werden! Jede Schule muss zu ihrem eigenen Impuls finden und sich dieses Impulses immer wieder neu versichern! Fehlt dieser eigene Impuls, dann fehlt die Grundlage schlechthin. Christoph Wiechert (Leiter der Pädagogischen Sektion) betonte, dass ein Gefäß für den Geist auch von Geist gefüllt werden muss, sonst kämen Gegenwirkungen hinein. Es gehe um die Frage: Nominalismus oder Realismus? Die ‘Elemente’ der Waldorfpädagogik wie Epochen, Nicht-Sitzenbleiben würden noch keine Waldorfschule ergeben. Die Frage sei: Wie kriegt man den Geist wieder geweckt? In der Arbeit an der Menschenkunde, in der Kinderbetrachtung müsse man zum Realismus kommen.

Wiechert ging dann auf den 6. Vortrag der ‘Allgemeinen Menschenkunde’ ein, auf die Übergänge zwischen wachend-bildhaftem Erkennen, träumend-inspiriertem Fühlen und schlafend-intuitivem Wollen. Rudolf Steiner wies auf die Notwendigkeit hin, einen ‘pädagogischen Instinkt’ zu entwickeln, also die Fähigkeit, im richtigen Moment das Richtige zu tun. Im Grunde gehe es hier um Intuitionsfähigkeit. Jeder Lehrer kennt hier die Schwellenerlebnisse der Ohnmacht, also die Augenblicke, wo dieses überhaupt nicht gelingt. Aus Angst vor der Schwelle flüchtet man sich dann allzu oft in Strukturen (‘Eintrag ins Klassenbuch’ etc.).

Ein Kollege beschrieb aus eigener Unterrichtserfahrung, wie es auf das Bildhafte ankommt: Wenn es etwa in der Chemie um Feuer und Kalk geht, besteht die Herausforderung darin, dass man die Kräfte und das Wesen dieser Prozesse bis in die Geste hineinbekommt. Dann bleibt es nicht intellektuell, dann gehen die Schüler mit! Und dann fängt es in den Kindern zu leben an. Um als Lehrer bis an diesen Punkt zu kommen, braucht man die anthroposophische Grundlagenarbeit. Erst dadurch wird in mir etwas erweckt, was die Kinder miterleben. Man kann es gar nicht überschätzen, wie stark Kinder mit dem mitgehen, was der Lehrer im Seelisch-Geistigen selbst realisieren kann.

Es braucht eine Renaissance der Waldorfpädagogik
Die Waldorfpädagogik bedarf einer fortwährenden inneren geistigen Arbeit, der fortwährenden Ich-Tätigkeit. Sie muss ununterbrochen neu geboren werden (‘Renaissance’). Was nur nach Rezept verwirklicht wird, trägt heute überhaupt nicht mehr. Jeder Einzelne steht vor der Herausforderung, das Moralisch-Geistige in sich zu gebären, statt im Intellektuell-Gemütlichen zu verweilen.

Was kann man nun aber in seiner Schule konkret tun, wenn es nicht sofort gelingt, die anthroposophische Grundlagenarbeit im ganzen Kollegium neu zu ergreifen?

Man kann selbst anfangen und sich mit Kollegen zusammentun, die dasselbe Anliegen haben. Eine solche innere Arbeit von drei, vier Menschen hat in jedem Fall seine Wirkung – und zieht auch andere Kollegen mit, die die Notwendigkeit erkennen. Eine andere Notwendigkeit ist der soziale Impuls, das Interesse am Anderen. Oft arbeitet man jahrzehntelang zusammen und kennt sich eigentlich kaum näher! Nur auf dieser Grundlage können Probleme in dem Ausmaß entstehen, wie es überall zu beobachten ist. Die tiefere Begegnung würde soziale Impulse ermöglichen, die wiederum die gemeinsame Grundlagenarbeit und pädagogische Arbeit unendlich stärken würden.

Christoph Wiechert wies gegen Ende nochmals auf die Problematik des heutigen Freiheitsbegriffes hin: Es ist vor allem im Denken eine ungeheure Individualisierung der Meinungen, Ansichten und Vorstellungen eingetreten, während im (gerade pädagogischen) Handeln oft eine große Konformität eintritt: ‘Wir machen das so und so’ oder ‘In der Waldorfschule macht man das so und so.’ Vom Geiste aus gesehen müsste es genau umgekehrt sein: Im Denken dem Geist und der Wahrheit gehorsam sein und im Handeln absolut individuell. So könnte man die Waldorfpädagogik jeden Tag neu erschaffen! Ein Vorbild sei hier die Interkulturelle Waldorfschule Mannheim, sie lebe das vor, was ‘eigentlich gemeint’ war.

Nur auf der Grundlage des inneren Schulungsweg könnte das Soziale und das Pädagogische gedeihen. Man könnte sogar auf das Abitur vorbereiten und dennoch voll und ganz Waldorfschule sein. Eine Waldorfschule lebt aus den Kräften der Kollegialität und der Kreativität – beides ist eine Frage der inneren Arbeit und des wirklichen gemeinsamen Impulses.

dinsdag 25 november 2008

Wrang

Een ‘klein stadje op zich’ schrijft het Brabants Dagblad bij monde van Aïda Jaber vandaag op zijn website.

‘Het wordt de eerste brede school mét zorg in Uden. De Ontmoeting aan de Bronkhorstsingel wordt een plek waar geleerd, gespeeld, gewoond en gezorgd gaat worden. (...) Na voltooiing van De Ontmoeting worden de gebouwen in gebruik genomen door vrije basisschool De Zevenster, peuterspeelzaal ’t Kabouterhofje, Kasteel Kiekeboe en de Stichting Zonnehuizen. Door de samenkomst van die gebruikers ontstaat een brede school met onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang en woonzorg. Dat alles op antroposofische basis. Ontwerper van De Ontmoeting is het Amsterdamse architectenbureau Alberts & Van Huut, dat bekend staat om haar organische ontwerpen.’

De directeur van de vrijeschool De Zevenster, Jeanne Vijverberg, mag in de krant komen vertellen wat de principes van het vrijeschoolonderwijs inhouden. Dan volgt een beschrijving van de gebouwen waar het project uit bestaat:

‘De Ontmoeting bestaat uit drie gebouwen. In het hoofdgebouw komen onder meer de Vrije School, kinderopvang, buitenschoolse opvang, een grote ontmoetingsruimte waar iedereen gebruik van kan maken en therapieruimtes. Verder komt er een unit waar ongeveer tien jong volwassenen van Stichting Zonnehuizen begeleid kunnen wonen, met een centrale woonkamer en slaapkamers. En bij de ingang van het terrein komt nog een gebouw met dagopvang van de kinderen met een handicap en logeerplaatsen voor kinderen waar ouders het moeilijk mee hebben. De totale bebouwde oppervlakte is 2500-3000 vierkante meter.’

Verder wordt in het artikel het woord gelaten aan projectleider Ad van Laarhoven, die in opdracht van toekomstig verhuurder SVUwonen controleert of alles volgens plan verloopt. Bewonderend zegt hij over het nieuwe gebouw:

‘“Niets is recht. Zelfs de kozijnen niet. Je krijgt een speels effect. De keerzijde van de medaille is dat het veel moeilijker bouwen is dan traditionele bouw. De bouwers zijn constant aan het meten. En voor de timmerlieden is het af en toe echt figuurzagen geweest”, zegt Ad van Laarhoven. Het speelse effect komt ook nog eens tot leven door het vele kleurgebruik. Zo wordt er gebouwd met drie kleuren bakstenen, in terracotta-tinten, maar er wordt ook hout toegepast. De raamkozijnen worden in zes kleuren rood, blauw en groen uitgevoerd. Zelfs de latijen wordt in de kleur van de kozijnen gespoten. Jeanne Vijverberg verheugt zich enorm op de verhuizing volgend schooljaar naar de nieuwbouw. Samen met de 113 leerlingen wordt ook elke keer een bereikte mijlpaal gevierd. Zo kregen ze onlangs een gebakje toen het hoogste punt was bereikt. De directeur van De Zevenster benadrukt dat De Ontmoeting ook een functie naar de buurt en de wijk moet hebben. Dat er in het verleden bezwaren waren tegen de bouw van omwonenden, hoeft samenwerking niet in de weg te staan. “Dat waren specifiek bezwaren tegen de massa van het bouwwerk, niet tegen de toekomstige gebruikers.”’

En daarmee komen we bij de bijzondere historie van dit project. Die is het vermelden waard. Nog op 18 april meldde het Brabants Dagblad bezwaren van omwonenden tegen de komst van deze brede school:

‘In het ietwat verouderde bestemmingsplan staat dat dakgoten van gebouwen op en rond het Landschrijversveld niet hoger dan tien meter mogen zijn. De raadsman van een elftal bezwaarmakende omwonenden beweerde dat de goten op sommige punten hoger dan tien meter zijn en dat is in strijd met het bestemmingsplan. Meer nog dan de hoogte van de goten hebben de omwonenden bezwaar tegen de omvang van het nieuwe gebouw, dat volgens hun niet in de buurt zou passen. Verder tekende de raadsman aan dat er behalve een nieuwe school ook zorgwoningen en logeerwoningen zijn gepland in het gebouw. Die woningen maken deel uit van een zorgcomplex.’

Uit het nieuwsbericht blijkt verder dat het ook in strijd zou zijn met het bestemmingsplan, omdat dit alleen gebouwen voor maatschappelijke doeleinden toestaat. Volgens de gemeentewoordvoerster waren de zorgwoningen echter niet zo maar vrije marktwoningen, maar gebonden aan de antroposofische zorgstichting die zowel de school als de woonzorgappartementen gaat runnen. Op die manier krijgen die dus wel degelijk een maatschappelijke bestemming.

‘In ieder geval gaat de Raad van State aan de hand van de bouwtekeningen uitzoeken of het gebouw in het bestemmingsplan past. Een schorsing zou de initiatiefnemers slecht uitkomen omdat de aannemer als is begonnen met het leggen van de fundering. Als de Raad de bouwvergunning schorst moet de bouw worden stilgelegd. Uitspraak volgt over enkele weken.’

De gemeenten Uden heeft zich vierkant achter het project geschaard. Zij heeft immers al langer het plan om brede scholen te realiseren:

‘In 2008 moeten er vier brede scholen in Uden zijn. De eerste brede school, Germenzeel, is in 2002 in gebruik genomen. Germenzeel huisvest twee basisscholen, een kinderopvang, een wijkraad en een sportvereniging. Momenteel is de gemeente druk bezig met plannen voor de ontwikkeling van de tweede brede school, de Ontmoeting. De Ontmoeting komt aan Landschrijversveld, op de plaats waar de voormalige Bedirschool stond.

[De vorige alinea stond in ieder geval tot 8 augustus nog op de website; nu is die weggevallen. In de “Notitie Brede School”, via dezelfde website te vinden, is nu alleen sprake van een pilot in Germenzeel. Het volgende gedeelte staat wel nog steeds op de website, MG]

De Ontmoeting gaat een unieke plaats innemen in Uden en omgeving. Hier komen namelijk onderwijs, kinderopvang en buitenschoolse opvang samen met een logeerhuis en verblijfhuis met groepsruimten en therapieruimten voor in totaal twaalf cliënten van Stichting Bronlaak-Heimdal. De Stichting biedt zorg- en dienstverlening aan kinderen en volwassenen met een ontwikkelingsstoornis. De aula van De Ontmoeting wordt een multifunctionele ruimte waar ook wijkactiviteiten kunnen worden gehouden.

De komende jaren krijgen de Bitswijk en Uden-Zuid ook een brede school. Over de invulling hiervan wil de gemeente graag praten met mogelijke participanten, wijkbewoners en andere betrokkenen om hun wensen en visies zo veel mogelijk in de brede school op elkaar af te stemmen.’

Op de website van Zonnehuizen stond in het voorjaar al te lezen:

‘De Ontmoeting wordt een plaats met een rijkdom aan sociale interactie, het wordt een ontmoetingsplaats voor jong en oud. Kinderen en volwassenen met en zonder ontwikkelingsstoornis ontmoeten elkaar, leren samen, leven samen en werken samen. Zij zullen elkaar aanvullen, helpen en dragen. Zo zal dit project zijn naam waar maken.’

Verheugd kon worden gemeld dat ook de plaatselijke wethouder erbij betrokken was. Klaarblijkelijk waren alle moeilijkheden met het bestemmingsplan uit de weg geruimd:

‘Op 16 mei is het feestelijke startsein gegeven voor de bouw van het nieuwe initiatief “De Ontmoeting” in Uden. (...) Leerlingen van vrije school de Zevenster openden de feestelijkheden met muziek en dans op de bouwplaats. Daarna werden de door de kinderen geschilderde voorstellingen, welke zijn aanbracht op de bouwhekken onthuld door wethouder Hidde Nota. Vertegenwoordigers van Stichting Volkshuisvesting en bouwbedrijf Wagemakers onderstreepten in hun openingswoord de bijzondere samenwerking.’

De naam van de ‘voormalige Bedirschool’ in Uden is gevallen. Die klinkt bekend. Hoe zat dat ook alweer? Daar is inderdaad een hele geschiedenis mee verbonden. Op internet is er veel over deze islamitische school te vinden. De eigen website bericht bijvoorbeeld:

‘Basisschool Bedir (Volle Maan) is in 1992 opgericht. De school is centraal in Uden gehuisvest, vlakbij het busstation en de A50. De school vervult een regionale functie. Een klein deel van de leerlingen komt uit Uden. De andere kinderen komen uit omliggende gemeenten, zoals Oss. Zij worden met een schoolbus opgehaald en teruggebracht. De school telt ongeveer 156 leerlingen, verdeeld over de groepen 1 tot en met 8. Dat betekent dat we over het algemeen in kleine groepen werken.’

Op 1 februari 2006 kwam het volgende nieuws over de toekomst van de school naar buiten:

‘Bedir blijft in Uden, ook als een aanvraag voor een islamitische school in Oss wordt gehonoreerd. Dat zegt een woordvoerder van de Stichting Primair Onderwijs op Islamitische Grondslag, waar de Bedir-school onder valt, bij Omroep Brabant.

De school wil ook graag, volgens wethouder Nota van Uden, op de huidige locatie blijven. Dit omdat het huidige pand aan de Aldetiendstraat in Uden nu optimaal beveiligd en uitgerust is voor Bedir.

Na de brand op 9 november 2004 verhuisde Bedir naar de Aldetiendstraat. Daar werd eind maart vorig jaar opnieuw brand gesticht. Vervolgens werd de vraag gesteld of het niet beter was een nieuwe Bedir-school in Oss te beginnen. De politiek in Oss wees in eerste instantie de aanvraag van het bestuur van Bedir, Simon, af.’

Bedir bevindt zich ook nu nog altijd in Uden, zo blijkt uit de website. Maar dit bericht roept wel de gebeurtenis in herinnering, waardoor Uden korte tijd wereldnieuws werd. Ik loop de feiten af, deels in omgekeerde chronologische volgorde. Op 29 maart 2005 kwam het bericht over ‘Brand bij Islamitische Basisschool Bedir Uden’:

‘De islamitische basisschool Bedir in Uden is zondagavond opnieuw het doelwit geworden van een aanslag. Onbekenden gooiden even na 21.00 uur een molotov-cocktail door een raam naar binnen. De brandweer was zeer snel ter plaatse en kon voorkomen dat het schoolgebouw uitbrandde. De schade bleef ditmaal beperkt tot wat brand- en roetschade in een klein lokaal aan de Aldetiendstraat. In november 2004 brandde het schoolgebouw van Bedir aan Landschrijversveld helemaal af. Die brand bleek aangestoken door jeugdige Udenaren. Enkele maanden geleden nam Bedir het schoolgebouw aan de Aldetiendstraat in gebruik. Honderden Udenaren van Turkse afkomst stonden zondagavond aangeslagen te kijken hoe opnieuw rook uit het gebouw kwam. Gelukkig bleef de schade beperkt.’

Een kleine twee maanden later, op 18 mei 2005, meldde het ANP:

‘De rechtbank in Den Bosch heeft de pers bijzondere toegang verleend om de rechtszitting tegen de vijf minderjarigen, variërend in leeftijd van 14 tot 17 jaar, gedeeltelijk te kunnen bijwonen.’

Het ging om het volgende:

‘De vijf tieners die worden verdacht van brandstichting in de islamistische basisschool Bedir in Uden en van een poging tot brandstichting in de Udense moskee, hoeven van het Openbaar Ministerie niet meer de cel in. Officier van justitie S. Lukowski eiste woensdag tot 240 dagen cel. Het grootste deel daarvan moet volgens hem voorwaardelijk worden opgelegd, zodat de verdachten niet meer de cel in hoeven. Het vijftal bracht vorig jaar al enkele weken in voorlopige hechtenis door. Naast de voorwaardelijke celstraf eiste Lukowski taakstraffen van 160 en 180 uur en een verplicht contact met de reclassering.’

Het betrof een zeer ernstige zaak, die Nederland bijna in een shock bracht:

‘De Udense basisschool Bedir ging op 9 november 2004 in vlammen op, na brandstichting met behulp van een molotovcocktail. Drie dagen eerder was op soortgelijke wijze geprobeerd de moskee in brand te steken. Rond 20 november pakte de politie een groep plaatselijke vmbo-leerlingen op, die bekenden achter de aanslagen te zitten.

Volgens Lukowski gaat het om “racistische aanslagen”. Daarbij verwees hij naar de leuzen die direct voor de brandstichting op de muren van de Bedir-school waren gekalkt. Ook benadrukte hij dat de beide brandstichtingen zijn voorafgegaan door het smeden van plannen daartoe.

Directe aanleiding voor de aanslagen vormde de moord op Theo Van Gogh, op 2 november in Amsterdam. Volgens de verdachten werd daar op school, die ook een groot aantal allochtone leerlingen telt, veelvuldig over gesproken en gediscussieerd. (...)

Op de avond van 6 november ging er eerst een steen door de ruit en vervolgens de brandbom. Deze ketste af op een deel van het kozijn, waardoor de poging mislukte. Officier Lukowksi wees erop dat er zich op dat moment twee personen in het theehuis van de moskee bevonden. De betrokken verdachten zeggen dat niet te hebben geweten.

Drie dagen later stichtten drie andere jongens (onder wie de jongste, 14-jarige verdachte) brand in de Bedir-school. Zij zeggen geschrokken te zijn van de gevolgen van hun daad – het zou niet de bedoeling zijn geweest het hele gebouw, dat plaats bood aan 111 leerlingen, in de as te leggen. Ter zitting zeiden zij woensdag spijt te hebben van hun daad.

Een vertegenwoordiger van de ouderraad van de Bedir-school gaf de rechtbank aan dat de gevolgen van de brand groot zijn geweest. Vele leerlingen zijn nog zeer angstig en vrezen dat zij opnieuw doelwit zullen worden van een aanslag. In maart is geprobeerd het nieuwe onderkomen van de school in brand te steken.’

Dus zo was het verhaal van het ‘Landschrijversveld, op de plaats waar de voormalige Bedirschool stond’. Een heel wrang verhaal. Dat gaat over een plek waar nu het genoemde en geroemde initiatief De Ontmoeting aan het ontstaan is. Sander Donkers en Robert van de Griend schreven meteen op 20 november 2004 in Vrij Nederland een uitgebreide reportage over de toestand destijds in Uden.

‘Er is nog geen etmaal verstreken sinds de school met molotovcocktails in lichterlaaie werd gezet. Daarmee bereikte de golf van geweld en aanslagen die sinds de moord op Theo van Gogh door Nederland waart, ook deze welvarende en een tikje saaie gemeente. Dat dit kon gebeuren in Uden is voor velen nauwelijks te bevatten.’

Niet alleen burgemeester Joke Kersten en wethouder Hidde Nota, maar bijvoorbeeld ook minister-president Jan Peter Balkenende komt in de reportage op de proppen. Om te trachten de paniek te bezweren.

‘De waarnemend burgemeester zucht. Koud vijf weken is ze in dienst van het doorgaans zo rustige Uden. En dan dit. Zo ging het ook in het Limburgse Grubbenvorst, dat zes weken na haar aantreden getroffen werd door een watersnoodramp. En in Asten werd tijdens haar tijdelijke burgemeesterschap een varkensboer vermoord door een Koerdische crimineel. “Het lijkt wel of ik het áántrek,” zegt Kersten met een flauwe glimlach. Maar die ervaringen hebben haar ook geleerd wat te doen in zo’n crisissituatie. De gemoederen sussen, dát is haar prioriteit. “Je moet als bestuurder de emoties terugbrengen tot de juiste proporties. Het komt op de mensen hier ernstiger over dan het is, omdat je in een dorp nou eenmaal niet zoveel meemaakt. Het was een vreselijk incident, maar ik heb totaal niet de indruk dat het in Uden uit de hand zal lopen.”’

Allemaal hadden ze hetzelfde doel: de gemoederen tot bedaren brengen. Dat is nu, vier jaar later, duidelijk goed gelukt. Wie denkt er nog aan die angstige dagen in november? Maar hoe mooi het nieuwe complex ook mag worden, als je van alle feiten weet hebt en die op een rijtje zet, blijft er toch iets wrangs hangen.

maandag 24 november 2008

Advertentie

Het belangrijkste nieuws van vandaag is een advertentie, paginagroot, in de landelijke ochtendkranten (Trouw en Volkskrant in ieder geval, van Telegraaf en Algemeen Dagblad weet ik het niet). Wederom meldt Triodos Bank zich. Uiteraard. Een uitgelezen kans om zich te profileren. Dat doen ze, en hoe. Een advertentie moet voor zichzelf spreken, en dat laat ik hier dan ook gebeuren.

‘Als er ooit een moment was om duurzaam te gaan bankieren...

Er is iets grondig mis met de manier waarop we met geld omgaan in onze samenleving. De financiële crisis maakt dit nog eens extra duidelijk. Vanuit de visie dat geld de mens moet dienen (en niet andersom) hebben wij in 1980 een bank opgericht die bewijst dat het anders kan.

Triodos Bank is een bank zoals alle anderen. Je kunt er sparen, beleggen, betalen, internetbankieren, pinnen, alles wat je bij andere banken ook kunt. En toch is er een groot verschil.

Duurzaam bankieren
Triodos Bank financiert zolang ze bestaat alleen wat écht en duurzaam is. Of het nu gaat om duurzame energie, biologische landbouw, cultuur of microkrediet, het zijn de ondernemingen die zorgen voor de kwaliteit van de samenleving van morgen. Stuk voor stuk echte bedrijven die midden in de reële economie staan.

Het werkt!
De kerntaak van banken is het verantwoord financieren van échte ondernemers met geld dat spaarders aan hun bank toevertrouwen. Banken die zich uitsluitend op deze kerntaak richten doorstaan de huidige crisis met glans. Dat geldt bij uitstek voor Triodos Bank. Wij groeien jaarlijks met gemiddeld 25% en zijn inmiddels in vijf Europese landen actief.

Weten wat er met je geld gebeurt
Transparantie is voor Triodos Bank essentieel. Dit betekent dat je als klant ziet wat er met je geld gebeurt. Terwijl spaargeld bij de bank ‘staat’, wordt het immers uitgeleend om ergens een economische activiteit mogelijk te maken. Als enige bank maakt Triodos Bank de relatie tussen spaarders en kredietnemers zichtbaar. Dat doen we via onze klantendagen, via ons magazine en natuurlijk via www.triodos.nl. Dat is transparantie.

Winst is geen doel op zich
Voor Triodos Bank is geld een middel, geen doel. Ook wat niet in geld is uit te drukken – een leefbare planeet en een menswaardige samenleving – telt in onze beoordeling zwaar mee. De kredietcrisis, de klimaatcrisis en de voedselcrisis laten het belang daarvan zien. Maximaliseren van duurzaamheid is onze opdracht, met een goed financieel resultaat als graadmeter van een gezonde bedrijfsvoering.

Triodos Bank is het levende bewijs dat deze visie leidt tot een kerngezond bankbedrijf. De spaarders, kredietnemers, aandeelhouders en medewerkers van Triodos Bank zorgen samen dat geld actief wordt ingezet voor een duurzame samenleving, met een stabiel rendement als resultaat.
Wilt u meer informatie? Bel 030 693 65 11, mail naar info@triodos.nl of kijk op www.triodos.nl

Peter Blom, directievoorzitter Triodos Bank
Matthijs Bierman, directeur Triodos Bank Nederland’

Beide heren kennen we intussen hier. Moet ik de bijdragen nog even noemen? Blom op 4 juni in ‘Onderscheiden of niet’, op 12 juni in ‘Duurzaamheid’, op 30 september in ‘Crisis’, op 8 oktober in ‘Substantieel’ en op 29 oktober in ‘Energie’, en Bierman op 10 november in ‘Vertrouwen’. Echter alleen de eerste twee keer, in juni dus, ging het ook over wat Triodos Bank met antroposofie van doen heeft, en dat nog heel summier. Daarom tijd om daar nog eens op terug te komen. Dat kan goed aan de hand van het daar ook al genoemde artikel uit Motief nr. 68 van november 2003, getiteld ‘Triodos Bank – antroposofisch of niet?’ Geschreven door fiscaal jurist Albert Hollander, die de roots van de bank onderzocht. Ik ga het eerste deel van dat uitvoerige artikel hier lekker citeren, want daar blijkt een heleboel uit.

Hoewel Triodos Bank haar 25-jarig jubileum in 2005 zal vieren, gaan haar wortels veel verder terug dan 1980. De initiatiefnemers kwamen voort uit een studiegroep die zich in de jaren vijftig en zestig vanuit de antroposofie boog over economische vraagstukken en de sociale driegeleding. Een van hen was Lex Bos: initiatiefnemer, oud-bestuurslid en oud-commissaris van Triodos Bank.

Lex Bos: ‘Ik was in de jaren zestig diep onder de indruk van de aardschokken die zich in het sociale bestel voltrokken. In een stemming die gekleurd werd door de Praagse Lente en de studentenopstanden in Parijs kreeg ik in 1968 het jaarverslag van het bankinitiatief in Bochum (Duitsland) in handen, dat sterk verbonden was met de antroposofie. Dit sloeg bij mij als een bom in. Ik voelde dat er van dezelfde orde een initiatief moest komen in Nederland. Het moest te maken hebben met geld: een antroposofische bank. Adriaan Déking Dura, en later Dieter Brüll en Rudolf Mees sloten zich bij dit idee aan en we zijn met zijn vieren begonnen.’ Mees is initiatiefnemer, bestuurder van Stichting Triodos Holding en Stichting Administratiekantoor Aandelen Triodos Bank.

Rudolf Mees: ‘Gevieren hebben wij Ernst Barkhoff in Bochum bezocht om ons licht op te steken en hebben wij onze plannen uitgewerkt. Wij wilden met antroposofische initiatieven in aanraking komen en voor hen geld bemiddelen. Onze activiteiten moesten staan in de stroom van zowel de antroposofie als De Christengemeenschap. De toenmalige voorzitter van de Antroposofische Vereniging, Bernard Lievegoed, hebben wij gevraagd of hij dit initiatief vanuit zijn functie kon aanvaarden. Toen hij ons ieder op de man afvroeg “maar doe je het ook?” , wisten wij na vier toezeggingen dat enkel de weg naar voren nog mogelijk was.’

Lex Bos: ‘Als eerste stap namen wij contact op met de penningmeesters van diverse antroposofische instellingen. In die tijd waren die onderling erg gesloten naar elkaar en we zochten naar wegen om meer openheid voor elkaar te creëren, door gelden in een gezamenlijke pool onder te brengen. Zo streefden wij een hoger bewustzijn na wat betreft elkaars bestaan en boden wij de mogelijkheid tot onderlinge steun. Door de contacten die wij hadden met Wim Scherpenhuijsen Rom stelden wij particulieren in de gelegenheid gelden bij de NMB-bank te poolen en daardoor een scherpe rente te ontvangen op hun gelden. Zij konden er voor kiezen dat rentevoordeel weg te schenken aan een initiatief van hun keuze. Gaandeweg deden wij ervaringen op met begrippen als koopgeld, schenkgeld en leengeld en vertaalden we die naar de vragen die ons vanuit diverse initiatieven werden gesteld. In die vroege periode opereerden wij vanuit een stichting en kreeg ik de ingeving van de naam Triodos (drie wegen) die goed weergaf vanuit welke achtergrond wij werkten.

Begin jaren zeventig hebben wij een krediet garantiefonds opgericht. Particulieren rond een initiatief gaven aan dit garantiefonds persoonlijke borgstellingen af. De gelden die in dit garantiefonds bijeen werden gebracht, dienden als onderpand voor leningen die de NMB aan een initiatief verstrekte. Zo veranderde dit fonds de persoonlijke borgstellingen in een zakelijke zekerheid die voor de NMB acceptabel was.

De stichting en het krediet garantiefonds werden toen gedragen door een kring van vrijwilligers, die adviezen gaven en het initiatief meedroegen. In 1978 voelden we dat wij er aan toe waren en de tijd rijp was om de volgende stap te zetten: de oprichting van een officiële bankinstelling. Een verdere professionalisering was vanwege onze groei noodzakelijk en wij wilden als een volwaardige marktpartij een vernieuwende bijdrage leveren aan het bankwezen.’

Rudolf Mees: ‘Om de oprichting van de bank te realiseren voerden Wim Scherpenhuijsen Rom en ik gedurende een periode van twee jaar besprekingen met De Nederlandse Bank (DNB). Wij werden welwillend ontvangen en op grond van de persoonlijke reputatie die wij beiden hadden in de bancaire wereld gaf DNB ons vertrouwen. Wel suggereerde DNB aanvankelijk in plaats van een volwaardige handelsbank een coöperatie of vereniging op te richten, die zich specifiek zou richten op antroposofische instellingen.’Mees was in die tijd voorzitter van de Werkgeversvereniging voor het Bankbedrijf, Scherpenhuijsen Rom voorzitter van de Nederlandse Bankiersvereniging.

Lex Bos: ‘DNB wilde ons in de sektehoek drukken en we kregen hiermee ons eigen gedrag gespiegeld. Ze maakten het ook aantrekkelijk voor ons, omdat de voorwaarden om een vereniging of iets dergelijks op te richten veel lichter waren dan de eisen die aan een bancaire instelling werden gesteld.’

Rudolf Mees: ‘We hebben goed nagedacht over de voorstellen van DNB en er vervolgens bewust nee tegen gezegd. Wij wilden van meet af aan een open bank zijn voor iedereen die daar wat zinnigs in zag. Wij voorzagen een marginaal bestaan indien we ons enkel zouden richten op antroposofisch georiënteerde mensen en instellingen, en achteraf niet zonder reden als ik kijk naar een instelling als de GLS Bank in Bochum. Die had tot voor kort nog meer het imago van een club-bank en daardoor een beperkt bereik. Openheid naar en voor iedereen, dat was ons ideaal.

In die tijd was de vraag ook actueel op welke wijze de antroposofie in de statuten van de bank tot uitdrukking moest komen. Tot dan toe was vastgelegd dat de voorzitter van de Antroposofische Vereniging en de synode van De Christengemeenschap zwaarwegend mee konden beslissen over te benoemen bestuurders. Dat vonden we niet meer houdbaar, maar wat was er dan wel te regelen? In het proces van afweging kwamen we er achter dat in de statuten van de bank een antroposofische doelstelling of toets niet op zijn plaats was. En, de vraag bleek juridisch niet te beantwoorden. In een conflictsituatie zou een rechter moeten toetsen of een bepaalde gedraging nu juist wel of juist niet antroposofisch is. En wat is dan precies antroposofisch? Ik zou het zelf niet weten. We vonden het niet wenselijk dat een buitenstander, zoals een rechter, het eindoordeel zou kunnen geven over zaken die voor ons wezenlijk zijn.

We hebben uiteindelijk gekozen voor een oplossing waarbij het bestuur van de stichting die het stemrecht op de aandelen ging uitoefenen toe zou zien op de antroposofische binding. In de statuten van de bank is toen vastgelegd dat een te benoemen bestuurder een relatie moest hebben met de antroposofie. Met de blik van vandaag vraag ik me af: hoe is dat te beoordelen? Ik ken iemand die veertig jaar lang een heilpedagogisch instituut mee heeft gedragen, maar die zichzelf niet als antroposoof beschouwt. Een relatie met de antroposofie heeft zo iemand klaarblijkelijk wel. Doordenkend vind ik het een vrije zaak van ieder mens of hij uit een bepaalde inspiratiebron wil putten. Dat kun je niet door regels opleggen, dat is een kwestie van je eigen lot en biografie. Die vrijheid is voor mij essentieel. Je mag de relatie met een inspiratiebron niet in regels fixeren, want dan worden wezenlijke besluiten een automatisme. Als je die relatie niet in regels vastlegt, moet je bij ieder besluit voor jezelf vaststellen of je dit besluit bewust wilt of niet. Anderen beoordelen je op je daden en meestal niet op de drijfveren die daartoe hebben geleid. Pas als iemand je daar vragen over stelt, ontstaat een relatie op dat vlak en is het zinvol de bron van je handelen in gesprek te brengen.’

Lex Bos: ‘Zo werd Triodos Bank in 1980 opgericht; ik was op dat moment voorzitter van de Raad van Commissarissen. We begonnen met één ladekast op het terrein van De Reehorst in het woonhuis van Adriaan Déking Dura. De scepsis van buiten was groot. Een journalist van De Telegraaf bijvoorbeeld voorspelde ons een kort leven, omdat het hem ondenkbaar leek dat mensen rentevoordelen zouden laten schieten om startende bedrijven te kunnen helpen. De praktijk liet gelukkig iets anders zien. Wij werkten in het begin veel met persoonlijke borgstellingen, maar naarmate de bank groeide en de omvang van de projecten toenam, verdween deze methodiek naar de achtergrond. Zo namen wij ook steeds meer afscheid van de kring van vrijwilligers, wat voor de meesten een pijnlijk proces was. We moesten professionaliseren, wilden we doorgroeien in de rol die we voor onszelf zagen. Ook groeiden er vrijwilligers mee met de bank; Peter Blom, de huidig algemeen directeur, was een van hen. Wij slaagden er in met de meerwaardepolis een samenwerking op te zetten met een grote, gevestigde partij, Delta Lloyd, en formuleerden een passend antwoord op de ramp die zich voltrok in Tsjernobyl: Het Windmolenfonds. En we leverden een belangrijke bijdrage aan de fiscale wetgeving op groen gebied. Triodos werd steeds meer herkend als een organisatie die staat voor vernieuwende kwaliteit en betrouwbaarheid. Opvallend was dat 60% van onze cliënten, zowel geldgevers als geldleners, geen antroposofische signatuur hadden.’

Kun je nu nog van een antroposofische bank spreken?
Peter Blom: ‘Ik denk dat je er niet veel verder mee komt door de bank als zodanig te kwalificeren. Ik zou niet weten waar ik dat aan zou moeten relateren. Triodos Bank is een initiatief van mensen die zagen wat er aan maatschappelijke vragen leefde. Ze hadden de antroposofie in hun lijf, zonder ideologisch te zijn en daardoor heeft hun initiatief kunnen groeien. Het resultaat is een open, transparante vennootschap, die niet de kenmerken heeft van een besloten club. Het zit hem niet zozeer in abstracte ideeën, maar in de aanpak wat Triodos maakt tot wat het is. Wat ik relevant vind is dat het een organisatie is die werkt met mensbeelden en een maatschappelijk beeld waar de mensheidsontwikkeling, ook in spiritueel opzicht, een belangrijk onderdeel van is. De werkwijze van Triodos Bank is wel doordrongen van de antroposofie, maar de wijze waarop wij daarmee omgaan, maakt dat het ook wordt herkend door mensen die geen antroposofische achtergrond hebben. Het is een integrale, zo je wilt holistische aanpak, die door sommigen ook spiritueel wordt genoemd.’

Wat is dat wereldbeeld, van waaruit Triodos Bank werkt?
Peter Blom: ‘Triodos Bank richt zich op mensen die zich in vrijheid willen ontwikkelen en daarbij de nood van hun medemensen tot motief van hun handelen maken, dat is de basisgedachte van waaruit wij werken. Mensen die dit doen hebben middelen nodig en een van die middelen is geld. Je zou deze gedachte antroposofisch kunnen aankleden, maar dat doe ik bewust niet. Ieder mens herkent zich wel in die grondgedachte, zowel voor zichzelf, maar ook in relatie tot andere mensen, tot de wereld als geheel en tot de geestelijke wereld.’

zondag 23 november 2008

Memoires

Wat we hier zien, ligt iets verder dan het hofje gisteren, maar nu aan de linkerhand. Dit is een grote kastanje op het Burgemeester Hoffmanplein. Die bevindt zich precies in het midden van het Noordereiland, en is in feite een lange rechte straat, evenwijdig met de rivier.

Twee nieuwe feiten voor mij deze zondagochtend. Het ene feit is Hugo Verbrugh. Hij heeft al verschillende malen gefigureerd in de kolommen van deze weblog (ik noem hier alleen even ‘Slecht’ en ‘Professor Noach’). Nu is er actueel nieuws over hem. Maar eerst het andere feit. Dat is zo mogelijk nog opzienbarender. Ik herinner me het opzetten van de website van de Antroposofische Vereniging in Nederland, het hernieuwd opzetten bedoel ik. Eerst had je de oude website op het adres antrop-ver.nl, dat later vervangen kon worden door het meer normale antroposofie.nl. Daarmee ging meteen het restylen van de website gepaard. Dat is nu vier jaar geleden. Meteen toen al werd een forum over antroposofie aangekondigd. Maar er gebeurde nooit wat op dat gebied. Maar wie schetst mijn verbazing dat op de nieuwspagina’s van de Antroposofische Vereniging sinds donderdag van het bestaan van een forum wordt gerept: ‘Meepraten en meedenken op het Antroposofie Forum’.

‘Vanaf vandaag kunnen leden van de Antroposofische Vereniging (AViN) en belangstellenden met elkaar van gedachten wisselen op het internetforum van de Antroposofische Vereniging, kortweg het Antroposofie Forum.

Het forum geeft de gelegenheid om mee te praten en te denken over (actuele) onderwerpen die vanuit de antroposofie aandacht kunnen hebben. Na inschrijving is het mogelijk om actief deel te nemen aan het gesprek. Zonder inschrijving is het mogelijk om de diverse bijdragen op het forum te lezen. Om een veilige en toegepaste omgeving te scheppen en te behouden voor serieuze deelname wordt het forum gemodereerd. Om direct naar het Antroposofie Forum te gaan klik hier. Voor vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met de moderator. Stuur een e-mail naar forum@antroposofie.nl en u krijgt altijd antwoord.’

Nou, is dat bijzonder of niet? Eindelijk de koudwatervrees overwonnen blijkbaar. Je wordt welkom geheten door een ‘forumadmin’, wie dat ook moge zijn; er staat alleen ‘Deventer’ bij vermeld (die was trouwens al op 11 augustus van de partij). Dan is er ook nog een ‘administrator’, die bijvoorbeeld een beknopte handleiding over het gebruik van het forum geeft. Maar werkelijk van start gaat het op het ‘discussieplein’. Het eerste echte onderwerp is orgaandonatie, en hier treffen we weer de ‘forumadmin’, ditmaal echter ondertekend door Trudy Patsis. Ik weet niet zeker of je hier nu uit af mag leiden dat die een en dezelfde zijn. Het merkwaardige is echter dat als datum van inzending 6 december 2007 wordt aangegeven. Een reactie is er in ieder geval al wel (die weer dateert van 11 augustus).

Nee, dan is de inzending van John Wervenbos op Discussieforum en Weblogs’ veel recenter, die dit forum als een goede ontwikkeling verwelkomd. Maar hij schrijft ook, en nu kom ik op mijn eerste punt terug:

‘Antroposofen zijn uiteraard al langer actief op het internet met websites, ingezonden reacties, weblogs enzovoort. Wat dit laatste betreft: werd verleden week aangenaam verrast door het feit dat de Rotterdamse antroposoof Hugo Stephan Verbrugh een Volkskrant Weblog geopend heeft en daar dagelijks stukjes op plaatst over actuele ontwikkelingen en nieuwsfeiten. Hier een snelkoppeling naar dit Volkskrant Weblog van Hugo Verbrugh: http://www.volkskrantblog.nl/blog/85252’

Niet in het minst verrassend dat ik nu eindelijk te weten kom waar die geheimzinnige ‘S.’ in het midden van ‘Hugo S. Verbrugh’ nu voor staat. Voor Stephan blijkbaar. Maar niet langer gedraald, gauw naar deze weblog gegaan. Blijkt die dekselse Hugo Verbrugh hier al sinds 6 november te webloggen! Uiteraard over zijn bekende thema’s, om niet te zeggen stokpaardjes. Wie hem nog van vroeger kent, van zijn tweewekelijkse columns in Jonas bijvoorbeeld, herkent er zo een aantal. Tekenend is ook de titel van zijn weblog: ‘Middernachtszon’. Dat woord komt uit de titel van een boek van Kim Leeser: ‘De geschiedenis van de Middernachtszon – een verhaal over karma en reïncarnatie’. Op de website van Hugo Verbrugh die voor het onderwerp karma en reïncarnatie is opgezet (en die ook weer helemaal ‘des Hugo Verbrughs’ is), van Stichting Kairos k*r, kan het complete boek worden gedownload.

Ook vandaag heeft hij alweer een bijdrage op zijn weblog bij de Volkskrant geplaatst. Inderdaad over actuele ontwikkelingen en nieuwsfeiten, zoals John Wervenbos schrijft (die trouwens, even nebenbei, een echte Rotterdammer blijkt te zijn). Over minister Rouvoet gaat het op deze zondag. Maar mijn oog werd het meest getroffen door zijn stukje op 11 november, waarin hij kort iets van zijn eigen afkomst weergeeft.

‘Tegenwoordig is Rotterdam voor velen echt gewoon de mooiste stad van Nederland. Maar wat maakt die stad zo uniek aantrekkelijk? Die vraag leeft in me sinds ik in 1962 (ik studeerde toen in Utrecht) voor het eerst hier kwam. “Hier moet ik zijn”, ging toen door me heen. “Hier kan ik doen wat ik wil doen”; en sinds 1964 woon ik hier en doe ik hier wat ik wil doen. Maar wat ging in 1962 door me heen, wat wil ik precies en wat doe ik precies? Als een soort echo van dat gevoel zag ik gisterenavond op Nederland 2 in VPRO’s Tegenlicht “Kijk op Zuid”: een door en over jongeren gemaakte reportage van het leven in het stadsdeel bezuiden de Maas. Het initiatief voor deze uitzending kwam van de filosoof Henk Oosterling, in 1996 bij Heinz Kimmerle aan de EUR gepromoveerd op “Door schijn bewogen – Naar een hyperkritiek van de xenofobe rede”. Als je dat weet, begrijp je wat de unieke waarde van deze televisie-uitzending is. Zoals Dries Querido zei toen hij in 1966 hier de Medische Faculteit Rotterdam kwam oprichten: “hier kan alles”. In Rotterdam kan alles, is alles – hier leeft de dialectiek van de tegendelen. Ik ken géén stad waar tegelijk door de bewoners zelf zó hard op de stad gescholden wordt èn de bewoners zó chauvinistisch zijn. Dàt is een uiting van de essentie van de filosofie. In de woorden van de middeleeuwse filosoof Nicolaas Cusanus: de coincidentia oppositorum, het samengaan van de tegenstrijdigheden. Ga naar “Uitzending gemist” en kijk.’

Het treft me niet zozeer doordat ik zelf sinds zeven jaren in Rotterdam woon. Maar het roept bij mij de vraag op: kan Hugo Verbrugh niet zijn memoires schrijven? Hij moet in zijn leven toch aardig wat meegemaakt hebben (zie ook zijn eerder genoemd figureren in deze weblog van mij), en dat zou een mooi beeld kunnen opleveren van ‘antroposofie in Nederland in de tweede helft van de twintigste eeuw’.

zaterdag 22 november 2008

Platform

Waar zijn we nu weer beland, zult u zich afvragen. Welnu, dat is vrij eenvoudig: in de Van Takstraat, die in het verlengde ligt van de Koninginnebrug. Gisteren liepen we deze straat eenvoudig in noordelijke richting in. Vandaag zien we aan onze rechterhand een soort hofje. Bedenk wel, het is nog steeds zondagochtend vroeg rond half negen. Wat die vlag daar doet op 20 juli, geen idee.

Twee en een halve week geleden berichtte ik in ‘Student’ over een bijeenkomst van het studentenplatform van de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) over ‘niet-reguliere behandelwijzen’. Die vond op 30 oktober plaats in de Domus Medica in Utrecht. Daarbij traden de heren Cees Renckens, David Kopsky en Jaap Andriesse op als sprekers, achtereenvolgens van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK), de Stichting Innovatief Onderzoek en onderwijs van Complementaire Behandelwijzen (Iocob) en de Koninklijke Vereniging Homeopathie Nederland (KVHN).

Ik vroeg mij af wat de studenten hiervan gevonden zouden hebben. Want het verslagje op de Iocob-website gaf maar een zeer summiere indruk. Gelukkig kwam twee dagen later, op 7 november, Frida van Dam met een reactie. Zij was erbij geweest, hoewel zij geen geneeskunde, maar hbo-verpleegkunde studeert. Zij gaf te kennen lid te zijn van het bestuur van Granulla, ‘de landelijke studentenvereniging die de (geneeskunde)student probeert de kans te geven kennis te maken met complementaire behandelwijzen’. Deze heeft ook een eigen website, http://www.granulla.nl/. Zij kondigde tevens aan een verslagje te zullen schrijven ‘voor onze eigen nieuwsbrief, deze zal voor het einde van het jaar uitkomen, toevallig: een themanummer antroposofie’.

Blijkens de website is deze studentenvereniging vandaag in Arnhem druk met een ‘Scholingsdag NVKP “Reisziekten en Preventie”’. Elders staat er een Antroposofische Zomeracademie aangekondigd, met een ‘Introductie Antroposofische Geneeskunde’ inzake ‘Ziekte en Zingeving’, in het Louis Bolk Instituut. Data: 6-7 september en 27-28 september. Dat is dus niet helemaal actueel meer...

Maar het geluk lacht ons toe, want twee dagen geleden verscheen er zowel op de website van de KNMG zelf (hier zelfs inclusief foto’s), als op die van Medisch Contact, een verslag van de bijeenkomst op 30 oktober, onder de titel ‘Niet-reguliere behandelwijzen in de opleiding geneeskunde?’ Er staat helaas nergens bij wie dit verslag gemaakt heeft. Wel dat er 35 belangstellenden waren en dat de plaats van Jaap Andriessen (volgens de website van de KVHN per 1 september van dit jaar directeur van de vereniging) werd ingenomen door voorzitter de heer B. Schmidt (die dat overigens vanaf april is). Zij discussieerden

‘over de vraag of onderwijs over niet-reguliere behandelwijzen nu wel of niet deel moet uitmaken van het curriculum van de geneeskundeopleiding.

Het huidige raamplan geneeskunde biedt hiertoe de mogelijkheid. Maar hoe ziet de achterban van het Studentenplatform dit? Wordt het fort van de reguliere geneeskunde, zoals verwoord door dhr. Renckens, massaal door hen verdedigd? Of pleit de achterban juist voor geïntegreerde geneeskunde?

Van alle aanwezigen vond slechts een klein deel dat een blok niet-reguliere behandelwijzen naast blokken als circulatie of zenuwstelsel een plek moet krijgen in het basiscurriculum. Mooier zou het zijn, aldus de voorstanders, als de plaats van niet-reguliere behandelwijzen binnen de geneeskunde geïntegreerd zou worden in het hele opleidingsprogramma. De realiteit is dat op alle acht faculteiten weinig rek in het curriculum zit. En dat betekent dat er telkens afwegingen moeten worden gemaakt over wat wel en wat niet kan worden opgenomen.

Geen vaste plek in het curriculum, maar niet-reguliere behandelwijzen wel als keuzeonderwijs aanbieden; dat was de mening van het merendeel van de aanwezigen. Op dit moment bieden zeven van de acht faculteiten het vak niet-reguliere behandelwijzen als keuzeonderwijs aan.

Op de vraag of geneeskundestudenten de kans moeten krijgen om vaardigheden te verwerven op het gebied van niet-reguliere behandelingen, werd door alle aanwezigen ontkennend geantwoord. Als er al vaardigheden zouden worden aangeleerd dan is het essentieel dat er kwaliteitseisen, begin- en eindtermen zijn geformuleerd.

Tijdens de klinische fase bij een niet-reguliere behandelaar stage lopen? Gezien de beperkte tijd is het nu al niet mogelijk om alle specialismen aan bod te laten komen tijdens de co-schappen. Alle aanwezigen kiezen eerst voor reguliere co-schappen.

Tot slot vond de meerderheid dat geneeskundestudenten in staat moeten zijn om objectieve voorlichting te kunnen geven over niet-reguliere behandelwijzen. Gezien de 6,6 procent van de patiënten (zo’n 1.000.000) die zijn heil zoekt in niet-reguliere behandelwijzen, lijkt hier een behoefte te liggen.

Niet-reguliere behandelwijzen; we hadden er nog veel langer over kunnen debatteren. Maar het KNMG Studentenplatform heeft met deze avond input gekregen om in de nabije toekomst een standpunt te formuleren. Het Studentenplatform kijkt dan ook terug op een succesvolle openbare vergadering.’

Al met al kun je dus uit dit verslag wel opmaken dat de verhouding van de sprekers tussen regulier en niet-regulier (namelijk 1:2) ook tot uitdrukking kwam in de belangstelling die van de studenten uitging. Het is dan ook goed als minister Klink in zijn nadere adviesronde het komende half jaar zijn oor te luisteren legt bij deze komende artsengeneratie en met hun standpunt rekening houdt.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)