Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

maandag 29 februari 2016

Lancering


Weer veel nieuws op de website van de Antroposofische Vereniging en Motief. Eerst maar eens deze aankondiging, die u niet zal verbazen na eerdere berichtgeving hier. Al geplaatst op 18 februari, ‘3 maart feestelijke presentatie Antroposofie Magazine en Motief’:
‘Op vrijdag 4 maart is het zover: dan verschijnt het eerste nummer van Antroposofie Magazine. Met dit nieuwe blad hoopt de Antroposofische Vereniging in Nederland (AViN) een breder publiek dat in antroposofie geïnteresseerd is te bereiken. Steeds meer mensen hechten waarde aan duurzaamheid en kwaliteit en met dit nieuwe tijdschrift wil de AViN vanuit de antroposofie bouwstenen aanreiken om bewuste keuzes te maken.

Tevens verschijnt op deze dag de 200e editie van Motief. Graag nodigen we de leden van de AViN uit om dit met ons mee te vieren op donderdagmiddag 3 maart tijdens een feestelijke bijeenkomst in Café De Jaren in Amsterdam. Om 15.00 uur start de lancering van het nieuwe blad met een persconferentie en van 16.00 tot 17.30 uur is er een receptie om het verschijnen van de beide publicaties te vieren.

Café De Jaren is gevestigd aan de Nieuwe Doelenstraat 20-22 in Amsterdam. Leden die de receptie willen bijwonen, kunnen zich via deze link aanmelden.’
Vandaag kwamen er twee andere aankondigingen bij. Maar eerst ga ik naar de nieuwsberichten van Motief, want daar zitten heel aardige bij. Ook allemaal van vandaag, trouwens. Een vruchtbare dag blijkbaar, deze schrikkeldag. De eerste is ‘Prins Charles en de biologisch-dynamische landbouw’:
‘Prins Charles, His Royal Highness the Prince of Wales, sprak in een videoboodschap van 9 februari de internationale conferentie van de Italiaanse vereniging voor biologisch-dynamische landbouw toe, die van 19 tot en met 22 februari in Milaan werd gehouden:

“A message form HRH The Prince of Wales recorded at St James’s Palace on 9th February 2016 for the conference ‘Per l’economia della Terra – La nostra Casa Comune’.”

(Zie ‘3 – Videomessaggio del Principe Carlo d’Inghilterra’.)

Van Prins Charles, de duurzame troonopvolger van de Britse troon, is al lang bekend dat hij interesse heeft in de bd-landbouwmethode en deze zelf ook toepast op zijn eigen landbouwbedrijven in Engeland. Het blad Dynamisch Perspectief besteedde er tien jaar geleden al aandacht aan. De Britse pers doet er lacherig over, zoals over bijna alles wat de prins doet en onderneemt. Maar toch kan zij niet verhullen bewondering voor hem te hebben.

Het bijzondere van zijn recente videoboodschap is dat de prins expliciet Rudolf Steiner als inspirator noemt en zich uit over biodynamische landbouw, bodemvruchtbaarheid en de toekomst van ons voedselsysteem. Je kunt wel zeggen dat hij warme banden heeft met de biodynamische beweging. Hij legt helder uit waarom de industriële landbouw onhoudbaar is en pleit voor aandacht en navolging van de biodynamische beweging.

Ook hij en de hoofd tuinman van zijn boerderij in Highgrove hebben zich door de ideeën van Rudolf Steiner laten inspireren, zo vertelt hij. De conferentie in Milaan werd in samenwerking met de universiteit Boccini aldaar georganiseerd en had als thema “Over de economie van de aarde – ons gezamenlijke thuis”.’
Het tweede nieuwsbericht ligt een beetje in dezelfde lijn, ‘Sting krijgt prijs voor zijn bd-wijn’:
‘De bekende popzanger Sting (voorheen zanger van The Police) heeft er een prijs bij. Niet voor een van zijn popsongs, maar voor een biodynamische wijn. Die weliswaar vernoemd is naar een van zijn songs, “Sister Moon”.

In april viert de Italiaanse wijnbeurs Vinitaly in Verona het jubileum van zijn vijftigjarige bestaan. Stings bd-wijn uit 2011 zal dan door critici van het prestigieuze tijdschrift Wine Spectator op de OperaWine 2016 worden geprezen als een van de Top Honderd wijnen van Italië.

Sting heeft dan ook gerenommeerde wijnbouwers en -adviseurs aan zijn zijde, zoals Paolo Caciorgna, Paolo Rossi, Daniel O’Donnell en Alan York. De laatste is zijn hoofdadviseur voor bd-wijnen; Alan York was vier jaar lang President of the Biodynamic Farming and Gardening Association of North America.

Het oude wijngoed Il Palagio ten zuiden van Florence leerden Sting en zijn vrouw Trudie Styler in 1999 kennen; destijds was het volledig vervallen. Zij bouwden het opnieuw op en uit, over een gebied van 375 ha volledig biologisch en biodynamisch bebouwd, met een landwinkel met groenten, fruit en worst. Deze producten kunnen nu zelfs online worden besteld.

OperaWine is een samenwerkingsverband tussen Vinitaly en Wine Spectator en beleeft in 2016 zijn vijfde editie.’
Het derde bericht heeft een heel ander onderwerp, ‘Economie – de wereld als één economie’:
‘Dat Rudolf Steiner eigenlijk een maatschappijvernieuwer en zelfs econoom was, weten we al sinds oktober 2014. Toen werd namelijk landelijk een 24 pagina’s tellende krant verspreid, “Rudolf Steiner als maatschappijvernieuwer”.

In vervolg daarop verschijnt in maart het boek met voordrachten van Rudolf Steiner over Economie – de wereld als één economie. Uitgever Nearchus schrijft over deze uitgave:

“Het is, naast Rudolf Steiners De kernpunten van het sociale vraagstuk de belangrijkste bron voor het begrijpen en in de actualiteit vertalen van de sociale driegeleding.

In de 14 voordrachten en 6 vraag- en antwoordbijeenkomsten ontwikkelde Rudolf Steiner zijn nieuwe benadering van de economie: de economie is dynamisch en steeds in beweging; wordt beïnvloed door het gedrag van de mens binnen én buiten de economie en is bovendien een activiteit waar de mens zelf deel van uitmaakt – bepaald geen eenvoudig ‘onderzoeksobject’ dus. Om de economie te kunnen begrijpen, en meer nog dan dat: om de economie zó vorm te geven dat deze gezond functioneert, is een levendig, beweeglijk denken nodig.

In de cursus maakte Rudolf Steiner zijn toehoorders vertrouwd met deze nieuwe benadering en introduceerde daarnaast gezichtspunten en inzichten over allerlei thema’s die ook vandaag nog actueel zijn: eerlijke prijsvorming, de verschillende kwaliteiten van geld, het scheppen van een organische geldkringloop, samenwerken in plaats van concurreren, het beheer van grond en bodemschatten, de rol van de consument, geldschepping, arbeid en inkomen: al deze vraagstukken komen aan bod en verschijnen hier in een samenhang die een basis biedt voor een samenleving waarin vrijheid, rechtvaardigheid en solidariteit geen loze kreten maar leidende en praktische principes zijn.”

Om bekendheid te geven aan deze belangrijke uitgave wordt in maart en april de campagne “Rudolf Steiner, econoom” gevoerd, waarmee de inhoud van het boek naar verschillende plekken wordt gebracht. Zodat overal goedwillende en weldenkende mensen met echte belangstelling voor de taaie maar enige gezonde benadering van de economie, zoals die in dit boek te vinden is, er kennis mee kunnen maken. Uitgeverij Nearchus CV en de Arnaud Joannes Stichting organiseren verspreid over heel Nederland 22 bijeenkomsten waarin thema’s uit de associatieve economie aan bod zullen komen. In bibliotheken, bedrijfskantoren, scholen, kerkjes, huiskamers, hotels, cursuscentra en op de boerderij (zie Activiteiten boek Economie).

Rudolf Steiner, Economie – de wereld als één economie. Nearchus CV. Paperback, genaaid, 317 pagina’s, € 25,00 ISBN 9789492326034. 14 voordrachten en een bewerking van zes vraag- en antwoordbijeenkomsten (uit GA 340 en 341), vertaling Frans Wuijts, voorwoord Christopher Houghton Budd, nawoord van de vertaler en een slotartikel van John Hogervorst (eindredacteur).

(De grote illustratie is afkomstig van de website Bontepels.)
In december verscheen op de website van Uitgeverij Nearchus ‘Een engel in de economie’:
‘Gelooft u in engelen? Wat denkt u dat een engel zou doen, zou hij vandaag op aarde zijn?

Volgens Rudolf Steiner zit er voor de engelen in onze tijd maar één ding op:

“(…) er is niets dat niet economisch bekeken kan worden. Alles, tot in de hoogste domeinen, moet vanuit een economisch gezichtspunt bekeken worden. Als er nu een engel op de aarde zou afdalen, dan zou hij ofwel alleen in een droom verschijnen en niet in staat zijn iets te veranderen; of hij zou verschijnen aan de mensen die wakker zijn en zou in het economische leven binnen komen. Hij zou niet anders kunnen.”

Dit kleine fragment is deel van een vraag- en antwoordsessie die Rudolf Steiner in 1922 hield in het kader van zijn voordrachtenreeks over economie. Veertien voordrachten en zes vraag- en antwoordbijeenkomsten lang, ontvouwde hij zijn inzichten over de economie én legde de bodem voor een geheel nieuwe benadering van de economie.

Wát een tragiek dat deze inhoud grotendeels veronachtzaamd is gebleven. Wanneer de associatieve economie (Rudolf Steiners benadering van de economie) beter zou zijn opgenomen zou de mens een heleboel rampspoed bespaard zijn gebleven.

Maar we hoeven niet bij de pakken neer te zitten. Steiners inzichten én zijn benadering van de economie zijn zelfs actueler dan ooit en bieden ieder die dat wil de mogelijkheid om werkelijk tot een oordeel te komen over vragen als arbeid en inkomen, fair trade, verdeling van welvaart, geld en geldschepping, de rol van de banken, financiële speculatie – en veel meer.

Wij zijn ontzettend blij dat we u kunnen aankondigen dat over enkele weken een vertaling (van Frans Wuijts) van Wereldeconomie – de wereld als één economie zal verschijnen. Voor ons de belangrijkste uitgave in ons ruim 25-jarig bestaan!

En misschien las u het al: in het december/januarinummer van Motief werd al aandacht besteed aan deze uitgave door de publicatie van een deel van het Nawoord van de vertaler.

Open hier het artikel uit Motief: Wereldeconomie – Motief

afbeelding boven: Engel (Liesbeth Takken)’
Het heeft dus iets langer geduurd. Maar nu is het dan toch zover. Ik had nog twee aankondigingen vandaag, schreef ik. Dit is ‘De mens tussen onder- en bovennatuur’:
‘Wij, de coördinatoren van de Hogeschoolsecties, nodigen u graag uit mee te doen met de dag van de Hogeschool. Het thema is: de mens tussen onder- en bovennatuur. Centraal staat de vraag: hoe verbinden we ons zo met de geestelijke dimensie van het leven, dat de techniek waarmee we te maken hebben een zinvol instrument wordt, in plaats van iets dat met ons op de loop gaat? U krijgt drie interessante inleidingen en u kunt ’s middags in een themagroep werken aan inhoudelijke verdieping en meedenken over hoe dit thema verder opgepakt kan worden. Zowel in uw individuele leven, als in het werk van de hogeschool. – Zie voor nadere informatie onze digitale flyer. We zien u graag op 9 april!

Geert Groote College, Fred. Roeskestraat 82, Amsterdam. Kosten: € 25.’
En dit is ‘Landelijke bijeenkomst vrijeschoolpedagogen in Den Haag en Nijmegen’. U moet weten dat traditiegetrouw weinig naar buiten komt of zelfs maar gebeurt op het gebied van de pedagogie en de Antroposofische Vereniging. Dat speelde al helemaal aan het begin van deze weblog, nu bijna acht jaar geleden. Maar zie daar, men roert zich opnieuw:
‘Landelijke bijeenkomst voor vrijeschoolpedagogen uit Nederland en België. “Op zoek naar het geheim”. Over kind en karma.

14 april 2016: De Vrije School Den Haag (Abbenbroekweg) 17.00-20.45 uur
21 april 2016: Karel de Grote College Nijmegen 17.00-20.45 uur

Ook dit jaar nodigt de pedagogische sectie alle vrijeschool-leerkrachten uit Nederland en België uit voor een landelijke pedagogische vergadering.

Vorig jaar sprak Jaap van de Weg in Den Bosch en in Almelo over de vier kwaliteiten van het etherlichaam en gaf hij ons als leraren oefeningen mee om die kwaliteiten te verzorgen. Dit jaar hebben we in een van de werkgroepen van de Pedagogische Sectie met hem gewerkt aan een door hem ontwikkelde manier om een kind te bespreken. Vandaar ontstond de vraag voor de lezing voor deze bijeenkomsten:

Iedere morgen wordt op de meeste scholen de tekst van Rudolf Steiner uitgesproken: “Uit de geestelijke wereld, is dit kind tot u afgedaald. U hebt zijn raadsel te ontsluieren, van dag tot dag, van uur tot uur.” Hoe kunnen we nu dichter bij dit raadsel, dit geheim komen? We kunnen als leerkracht de kinderen in hun fysieke gestalte, hun beweging, gedrag, temperament, constitutie, en andere facetten waarnemen. Maar wat verbergt zich achter al die aspecten? En waarom komt een kind de hindernissen tegen die hij tegenkomt, welk karma brengt hij met zich mee? En niet te vergeten: wat is mijn rol daarbinnen?

Jaap van de Weg gunt ons een inkijkje op de krachten achter het zich ontwikkelende kind. In zijn verhaal reikt hij ons handvaten aan in een vreugdevolle zoektocht naar het wezenlijke.

We hopen velen van u op deze dagen te begroeten!

Met vriendelijke groet,
Annemiek Geertsma, Frans Lutters en Lot Hooghiemstra,
coördinatoren van de Pedagogische Sectie van de Antroposofische Vereniging

Programma

17.00 uur Inloop met soep, koffie en thee (neem zelf een broodmaaltijd mee)
17.45 uur Welkom
18.10 uur Lezing door Jaap van de Weg
19.10 uur Koffie, thee en gesprek in kleine groepen
19.45 uur Intermezzo
20.00 uur Vragen en gesprek
20.30 uur Afsluiting

Donderdag 14 april 2016, De Vrije School Den Haag, Abbenbroekweg 7, 2597NT Den Haag. Inschrijven tot 6 april

Donderdag 21 april 2016, Karel de Grote College, Wilhelminasingel 13-15, 6524 AJ Nijmegen. Inschrijven tot 13 april

Deelname is alleen mogelijk bij vooraf inschrijven en betaling voor 6/13 april. Kosten: € 17,50 pp, inclusief soep met stokbrood. Gelieve zelf een broodmaaltijd mee te nemen. Bij vragen kunt u ons bereiken via pedagogische.sectie@gmail.com. Onder vermelding van: 1. Landelijk pedagogische vergadering (LPV). 2. Naam van uw school. 3. Plaats van deelname: Den Haag of Nijmegen. Inschrijving is pas geldig na betaling.’
Dan heb ik hier een andere lancering. Op 19 februari berichtte De Nieuwsbode Zeist ‘Kinderboek begint op Kersbergenplein in Zeist’:
‘Martijn Niemeijer bracht zijn jeugd door in Zeist. Hij bezocht de Vrije School en de Stichtse Vrije School.

Sinds deze week ligt het kinderboek “Wat niemand ziet” in de boekhandels. Het is het debuut van Martijn Niemeijer die zijn kindertijd in Zeist doorbracht. De magische manier waarop kinderen kijken fascineert hem. Het eerste idee voor “Wat niemand ziet” begon met de betovering die de elfjarige Ros ervaart als ze onder een grote kastanjeboom pas gevallen kastanjes vindt.

“Ja, die kastanjes. Dat is een zeer levendige herinnering aan de kastanjebomen bij het Kersbergenplein. Ik fietste er als tienjarig jongetje langs en ineens zag ik ze liggen doordat er een paar op straat waren gerold. Het was letterlijk zo’n filmshot waarin ik remde, eerst onder mijn fiets op de grond tuurde en toen vol verbazing de weg omhoog volgde, naar waar die enorme schatten vandaan kwamen. Dat ontzag dat zoiets moois zomaar uit de bomen kon vallen, als goud uit de hemel. Ik kon het niet geloven. Eerst keek ik alleen maar, daarna werd ik zo hebberig van die glimmende kastanjes, dat ik mijn zakken vol propte en er zelfs nog wat in mijn capuchon mee naar huis nam.”

Meisje van 11

Niemeijer raakt opnieuw enthousiast als hij erover vertelt. Hij dacht een verhaal uit over een elfjarig meisje dat dagelijks uren door de stad dwaalt en kunstwerkjes maakt van alle dingen die mensen weggooien: oude tennisballen, sigarettenpakjes, haarelastieken, bierblikjes, kapotte brillen, oude sleutels. Afvaltuintjes noemt Ros ze. Ze versiert ze met haar kastanjes en ontdekt een paar dagen later dat iemand van haar kastanjes met wat ijzerdraad kleine dieren heeft gemaakt. Al tijden is ze alleen en nu heeft ze zomaar een onzichtbare vriend.

Poëtische kant

“Dit is de poëtische kant van het verhaal,” legt Niemeijer uit. “Er begint een gesprek via briefjes en allerlei voorwerpen tussen twee mensen die door de stad zwerven. Wie is deze onbekende vriend? Zullen ze elkaar ook echt ontmoeten? De andere, uiterst dramatische kant ontstond toen ik me afvroeg waarom Ros zo door de stad dwaalt. Ze vlucht voor iets, dat kan niet anders.”

Het is zowel een dramatisch als hoopvol poëtisch boek geworden. Volgens Gouden Griffel-winnares Mireille Geus, die het eerste manuscript las: “Dit verhaal is een ode aan de fantasie, de kracht die uitgaat van het scheppen van je eigen werkelijkheid.”

Het boek: Martijn Niemeijer; Wat niemand ziet; E 13,99 (9+) ISBN 978 90 258 6963 2’
Op dezelfde 19 februari plaatste Lieven Debrouwere op zijn weblog ‘Vijgen na Pasen’ het artikel ‘Geloven en bewijzen’:
“Antroposofen geloven dat de werkelijkheid een geestelijke dimensie heeft én dat het mogelijk is die dimensie wetenschappelijk te onderzoeken, net zoals dat met de materiële dimensie gebeurt. Het woordje ‘geloven’ is hier belangrijk, want het is niet zo dat antroposofen die geestelijke dimensie kunnen waarnemen. Ze nemen het bestaan ervan aan als een wetenschappelijke hypothese die ze vervolgens proberen te bewijzen. Dat ‘bewijzen’ verloopt uiteraard anders dan in de gewone wetenschap, die zich exclusief richt op de materiële werkelijkheid. De onderzoekende geest plaatst zich daar buiten de werkelijkheid die hij onderzoekt, want die werkelijkheid wordt geacht louter materieel te zijn. Een geesteswetenschap als de antroposofie daarentegen plaatst zich NIET buiten de onderzochte werkelijkheid, maar beschouwt zichzelf als een onderdeel ervan. Bewijzen kunnen hier geen louter materieel karakter hebben, ze moeten ook geestelijk van aard zijn. Ze staan met andere woorden niet los van de onderzoeker, zoals dat het geval is met een formule of een experiment, maar maken deel van hem uit, in de vorm van een persoonlijke en zelfs intieme beleving of ervaring.

De reguliere, materialistische wetenschapper ontwikkelt een formule of zet een experiment op, en in theorie kan iedereen die formules narekenen of het experiment nadoen. Die herhaalbaarheid geldt dan als bewijs van de hypothese. Met de persoon van de wetenschapper of zijn ‘controleurs’ heeft dat bewijs niets te maken: het is van volkomen onpersoonlijke aard. In de geesteswetenschap ligt dat anders, want in tegenstelling tot de materiële wereld is de geestelijke wereld WEL persoonlijk van aard. De ‘bewijzen’ voor die wereld kunnen dus alleen bestaan uit persoonlijke waarnemingen, belevingen of ervaringen. Zo’n persoonlijke ervaring kan echter niet worden doorgegeven zoals een formule of experimentele opstelling in de gewone wetenschap. Toch is er geen wezenlijk verschil, er is alleen een verschil in moeilijkheidsgraad. Wanneer een reguliere wetenschapper een bewijs heeft gevonden, dan kan hij dat doorgeven aan anderen. Een e-mailtje volstaat. Maar die anderen moeten dat e-mailtje wel willen openen en zij moeten ook het bewijs willen controleren of het experiment herhalen, en zij moeten het ook nog eens ‘verwerken’, anders blijft het een dode letter en is er niks bewezen.

In de geesteswetenschap is het niet anders. Rudolf Steiner heeft ons een indrukwekkend aantal onderzoeksresultaten meegedeeld, inzichten die hij (voor zichzelf) ‘bewezen’ heeft door ze persoonlijk te ervaren. Tegelijk heeft hij ook verteld hoe we tewerk moeten gaan om die inzichten ook zelf te kunnen ervaren, zodat ze ‘bewezen’ worden. Dat is in wezen geen andere praktijk dan in de reguliere wetenschap, want die bezit ook haar werkwijze en als we die niet kennen of niet willen toepassen, dan kunnen we nooit de meegedeelde formules narekenen en kan er ook niets bewezen worden. Deze wetenschappelijke werkwijze of methode hebben mensen gedurende eeuwen met heel veel moeite en inspanning ontwikkeld. Die inspanningen hebben hen langzaam veranderd, en vandaag veranderen ze de mens zelfs zeer snel nu iedereen zowat zijn hele jeugd besteedt aan het zich eigen maken van de wetenschappelijke manier van denken. Dat rationele, wetenschappelijke denken is voor de moderne mens tot een tweede natuur geworden. En als hij in contact komt met bijvoorbeeld moslim-immigranten dan kan hij vaststellen dat deze mensen die tweede natuur niet (in dezelfde mate) bezitten.

De (gewone) wetenschap heeft de mens dus heel geleidelijk veranderd. Dat zal ook gebeuren met de geesteswetenschap als zij aanvaard en beoefend wordt: zij zal in de loop der tijden tot een tweede natuur worden. En juist omdat zij veel persoonlijker van aard is dan de onpersoonlijke materialistische wetenschap, zal zij de natuur van de mens grondiger veranderen dan de gewone wetenschap. Rudolf Steiner was daar een treffend voorbeeld van. De man was een wetenschapper, een denker die over een duizelingwekkende wetenschappelijke kennis beschikte. Hij kon met kennis van zaken spreken met wetenschappers van iedere discipline, of het nu de natuurwetenschap was, de geneeskunde, de landbouwwetenschap of de esthetica. Toch was de man geen klassieke professor of boekenwurm. Uit de verhalen komt hij naar voor als een eenvoudig en warmhartig mens die net zo goed kon spreken met boeren en arbeiders als met universiteitsprofessoren. Hij was een echte uomo universale. Hij wist niet alleen ontzettend veel, hij kon ook ontzettend veel, en hij was ontzettend veel. Hij was in de allereerste plaats een liefdevol mens: dát was het essentiële ‘bewijs’ van zijn antroposofie.

De onderzoeksresultaten van de geesteswetenschap (die tot nog toe grotendeels het werk zijn van Rudolf Steiner) kunnen dus wel degelijk bewezen worden. Maar daarvoor moet men natuurlijk bereid zijn zelf de onderzoeksmethode toe te passen waarvan zij het resultaat zijn, anders kunnen die resultaten niet ‘herhaald’ worden en zelf ervaren worden. Is de antroposofische onderzoeksmethode moeilijker dan de regulier-wetenschappelijke methode? Voor ons moderne mensen: alleszins. Wij worden vandaag al geboren met een natuur die reeds voor een stuk gevormd is door eeuwen wetenschapsbeoefening en rationeel denken. Daar komt nog eens bij dat ieder modern leven vandaag begint met een zeer doorgedreven wetenschappelijke training op de schoolbanken. En dan nóg is wetenschap voor ons heel moeilijk en inspannend. Hoe moeilijk moet het dan niet zijn om ons een volledig nieuwe methode eigen te maken, die bovendien nog strijdig lijkt met de reguliere wetenschappelijke methode. Het vergt al een zelfoverwinning om te geloven in die methode en ze te willen toepassen.

Geloven is essentieel voor de antroposofische methode. Zonder geloof kan er helemaal niets bewezen worden. Waarom had Rudolf Steiner (zoveel) leerlingen die bereid waren zijn onderzoeksmethode toe te passen en zijn resultaten uit te proberen, ook al stonden ze haaks op alles wat in zijn (zeer materialistische) tijd als juist en zinvol werd beschouwd? Omdat zijn leerlingen in hem geloofden. Omdat hijzelf, als mens, het levende bewijs was van de geesteswetenschap die hij onderwees. Rudolf Steiner belichaamde de antroposofie. En dat moet ook het doel zijn van iedere antroposoof: de antroposofie belichamen, een levend bewijs worden voor de antroposofische inzichten, zodat ook andere mensen ze zich eigen willen maken. Dat maakt meteen duidelijk dat de geesteswetenschap nog in haar kinderschoenen staat. Er is nog maar een fractie ‘bewezen’ van de antroposofische ‘hypothesen’, in die zin dat er nog maar weinig antroposofen zijn die in zichzelf zoveel bewijzen hebben verzameld – lees: de abstracte antroposofische inzichten tot persoonlijke ervaringen en belevingen hebben gemaakt – dat ze hun menselijke natuur voldoende hebben veranderd om ook voor anderen ‘bewijskracht’ te hebben.

Er zijn zelfs antroposofen die, door hun gedrag en aard, bewijs lijken te voeren tegen de antroposofie en die een zeer onaangename indruk maken door hun sektarisme en fanatisme. Daarmee raken we een cruciaal punt aan: de antroposofie noemt zichzelf niet voor niets een wetenschap: zij berust op het rationele denken van de mens. De belevingen en ervaringen die de antroposofische inzichten ‘bewijzen’ moeten steunen op helder inzicht. Hoe overtuigend een antroposoof ook is door zijn persoonlijke manier van zijn, hij moet altijd in de eerste plaats een nuchter en rationeel mens zijn. Dat is de hoeksteen van zijn wezen. Anders is hij een reus op lemen voeten, en is zijn ‘bewijskracht’ van twijfelachtige of zelfs bedrieglijke aard. Er zijn veel effectievere en snellere methoden om in contact te komen met de geestelijke dimensie van de werkelijkheid dan de antroposofische. Deze laatste vertrekt namelijk van het nuchtere, rationele denken en dat is de traagste en moeizaamste manier om tot ‘bewijzende belevingen’ te komen. Maar het is wel de zekerste en betrouwbaarste, want het is een methode die de vrijheid van de mens vrijwaart. En dat is het allerbelangrijkste.”
Er kwamen interessante reacties op, inmiddels al achttien. Op 22 februari volgde ‘Geestelijke hongersnood’, nog zo’n typische, persoonlijke Debrouwere-tekst:
“Het materialisme heeft een belangrijke rol gespeeld (en speelt die nog altijd) in het verwerven van de menselijke vrijheid. Door zijn gebondenheid aan de materie kan de geest van de mens individueel worden, dat wil zeggen zich afzonderen van de Al-geest. Zonder fysiek lichaam zou hij daar nooit in slagen. Maar de mens betaalt een prijs voor die vrijheid: naarmate hij materialistischer wordt, groeit zijn honger naar de geest. Vroeger werd die geestelijke honger gestild door de religie, maar die verloor gaandeweg haar kracht en kan de mens vandaag niet meer voeden. Ook de kunst – in onze moderne wereld het enige echte contact met de geest – kan dat niet meer. Het gevolg is een razende geestelijke honger. Maar aangezien je niet kunt hongeren naar iets waarin je niet meer gelooft zoekt de moderne mens op een omgekeerde, negatieve manier naar geestelijk voedsel: hij keert zijn ontwikkeling als het ware om en ruilt zijn vrijheid weer in voor het gevoel een hoger doel te dienen en deel uit te maken van een groter geheel. Vandaar de revival van de islam, vandaar ook het ontstaan van de politieke correctheid. En daar kunnen we als derde nog de Hedendaagse Kunst aan toevoegen.

Deze drie ‘hongerbewegingen’ hebben één ding gemeen: onderwerping. Ze geven de individuele vrijheid en zelfstandigheid op in ruil voor geestelijke bevrediging. Die bevrediging is echter tijdelijk van aard. Er moet steeds meer vrijheid ingeruild worden om de geestelijke honger te stillen. Vandaar de fanatieke gedrevenheid van fundamentalistische moslims, politiek correcten en ‘hedendaagse’ kunstenaars. Zonder het te beseffen, sluiten ze een ‘pact met de duivel’: ze verkopen hun ziel in ruil voor geestelijke ervaringen en belevingen. Maar het vergaat hen zoals vele gevangenen die na de oorlog bevrijd werden uit de concentratiekampen en wier lichaam niet meer in staat was om voedsel te verteren. Ze bezweken aan datgene wat hen had moeten redden. Hetzelfde gebeurt vandaag op geestelijk vlak: de uitgehongerde ziel van de moderne mens is niet meer in staat om de geest te ‘verteren’. Wat geestelijk beleefd wordt door de overgave aan de islam, de politieke correctheid of de ‘hedendaagse’ kunst werkt als een gif in hun ziel: het drijft hun Ik eruit en diens plaats wordt ingenomen door demonen die de mens tot hun werktuig maken.

Door de geestelijke ervaringen die ze hem verschaffen, brengen de tegenmachten de mens in de waan een moreel superieur wezen te zijn en verlenen hem een magische uitstraling waar andere ‘hongerigen’ zich aan laven. Dat alles gebeurt ten koste van het Ik, dat niet in staat is om die (onbewuste) ervaringen te verwerken. Het is volgens Rudolf Steiner trouwens helemaal niet zo moeilijk om dergelijke ervaringen te hebben. Maar, zegt hij, daar gaat het in de antroposofie niet om. Het gaat om Christus: hij is het echte ‘eten en drinken’ voor de mens. Hij is de geest die zich met de materiële wereld verbonden heeft en samen met die wereld weer wil ‘opstijgen naar de Vader’. Vandaar de ‘opstanding van het lichaam’ die voor het christendom zo essentieel is. Het is de bedoeling dat de mens terugkeert naar de geest zonder zijn vrijheid en individualiteit (die hij aan dat lichaam te danken heeft) op te geven. In vroeger tijden bestond alleen de opstanding uit het lichaam: de mens die contact wilde maken met de geestelijke of goddelijke wereld trad uit zijn lichaam. Vandaag is dat niet meer mogelijk omdat de moderne mens te sterk aan zijn fysieke lichaam gebonden is geraakt. Hij moet dus samen met dat lichaam ‘opstaan’.

Dat geldt ook voor het intellectuele denken, het denken dat gebonden is aan de hersenen, het meest fysieke of ‘dode’ deel van het lichaam. Dit denken is de grondslag van de vrijheid en zelfstandigheid van de mens. Wanneer het uitgeschakeld wordt, kan de mens allerlei geestelijke belevingen hebben, niet omdat hij dan uit zijn lichaam treedt, maar omdat de geest juist in zijn lichaam treedt. Want niet alleen de mens hongert naar de geest, ook de geest ‘hongert’ naar de mens. Sinds het eind van het Kali Yuga zoekt hij contact met de mens zoals een minnaar dat doet met zijn geliefde. De goede – lees: christelijke – geesten zullen zich nooit aan de mens opdringen en zijn vrijheid in het gedrang brengen, maar de kwade geesten houden daar geen rekening mee. Ze aarzelen niet om de naar geest hongerende mens te ‘verkrachten’ en hem te ‘vullen’ met allerlei geestelijke ervaringen die hij niet kan verteren en die zijn ziel vergiftigen. De beste manier om dat te voorkomen is: nuchter en rationeel blijven denken. Daarom gaat de antroposofie uit van het intellectuele, lichaamsgebonden denken van de mens en ze wil dat denken niet inruilen voor welke spirituele beleving dan ook.

Antroposofen willen (althans in principe) de geestelijke wereld niet betreden zonder het bewuste denken dat hun vrijheid waarborgt. En dus moeten ze dat denken stap voor stap vergeestelijken. Dat gebeurt in eerste instantie door het te verbinden met het gevoelsleven – dat staat immers een stuk dichter bij de geest dan wat zich enkel in het hoofd afspeelt. Maar het gevoelsleven is voor het rationele denken wat water is voor zout: het lost dat denken op. De golvende ‘etherische’ aard van de gevoelens werkt desintegrerend op de ‘minerale’ kristalstructuur waaraan het intellectuele denken zijn helderheid te danken heeft. Om die helderheid niet te verliezen moet het denken enerzijds die structuur versterken en ze anderzijds beweeglijker maken. Het moet bij wijze van spreken leren ‘zwemmen’. Dat kan op twee manieren: door meteen in het diepe te springen of door eerst te oefenen in laag water. Het ‘diepe’ is de concrete, levende werkelijkheid. In rechtstreeks contact daarmee leert men het snelst zwemmen, maar loopt men ook gevaar te verdrinken. Het is een stuk veiliger om eerst te oefenen in het ‘lage water’ van de kunst. De kunst is namelijk zeer etherisch en beweeglijk van aard, maar het heeft tegelijk een vaste, materiële drager.

Aan de kunst kunnen we ons denken dus oefenen tot het sterk genoeg is om de sprong in het diepe (van de werkelijkheid) te wagen. Kunst is immers schijn, maar het is, zoals Rudolf Steiner zei, ware schijn. Alles wat we in de werkelijkheid vinden, vinden we weerspiegeld in de kunst. En juist in de spiegel van de kunst zien we hoe groot het verdrinkingsgevaar vandaag is. Het intellectuele denken heeft het gebied van de kunst betreden en … is daarin opgelost. Het heeft enerzijds de kunst ‘ondrinkbaar’ gemaakt en anderzijds heeft het zijn eigen structuur en helderheid verloren. Het volstaat om te lezen wat er vandaag over kunst wordt gezegd en geschreven om te beseffen dat het rationele denken hier kopje onder gaat. En dat is een verontrustend verschijnsel want het moderne denken wordt steeds sterker aangetrokken tot de wereld van de kunst, met ontstellende gevolgen voor allebei. Bovendien weerspiegelt deze evolutie wat ook in de werkelijkheid gebeurt: het rationele denken ‘verdrinkt’ in de steeds ‘etherischer’ of geestelijker wordende werkelijkheid en herschept die werkelijkheid in een chaos terwijl het zelf in toenemende mate ‘de geest geeft’.

Het beeld dat hier zichtbaar wordt, is dat van de bevruchting van een eicel door een zaadcel. Als gevolg van het binnendringen van de zaadcel (het rationele denken) ontstaat in de eicel (de levende werkelijkheid) een totale chaos. Die chaos – die nergens anders op aarde voorkomt – biedt de menselijke geest de kans om zich een lichaam te scheppen en te incarneren op aarde. Dat is wat vandaag op wereldschaal lijkt te gebeuren: de geestelijke wereld dringt (sinds het eind van het Kali Yuga) de aarde binnen en veroorzaakt daar een nooit geziene chaos. Die chaos biedt de mens de kans om een nieuwe wereld te scheppen. Maar daarvoor moet hij wel het hoofd boven water kunnen houden en zijn tegenwoordigheid van geest bewaren, want alleen het Ik kan een nieuwe wereld scheppen. Daar is vandaag echter niet veel van te merken. Het bewuste denken wordt vertroebeld door een wild gevoelsleven, met als gevolg dat de wil stuurloos wordt. De kunstwereld biedt ons geen soelaas: de chaos is daar zo mogelijk nóg groter. En toch. Als we goed kijken, zijn in die diepe artistieke duisternis lichtpuntjes te bespeuren, glimpen van een nieuwe wereld waarin een scheppende geest aan het werk is.

Deze zeldzame ‘sterren aan de hemel’ schitteren als edelstenen, maar ze zijn alleen zichtbaar voor wie de duisternis van onze tijd onder ogen wil zien, zowel in uiterlijke als innerlijke zin. Deze unieke kunstwerken worden alleen waargenomen door een wakker denken dat in staat is onder te duiken in de droomwereld van de gevoelens zonder daarin te verdrinken. Dit waarnemen bestaat uit twee ‘fasen’: eerst moeten we in die intense gevoelswereld willen duiken en dat is al een eerste grote drempel. De ‘hedendaagse’ kunst, die onze honger naar de geest schijnbaar bevredigt, heeft ons geleerd onszelf hermetisch af te sluiten van onze gevoelens en enkel maar na te denken over kunst. Het kost ons dan ook ontzettend veel moeite om die koudwatervrees te overwinnen. Maar als we erin slagen die eerste drempel te nemen, staan we voor een tweede drempel: we moeten geestelijk actief worden, we moeten nuchter beginnen nadenken. Dat is niet eenvoudig als je verwoed spartelt om het hoofd boven water te houden. Maar naarmate we erin slagen orde te scheppen in deze chaos, beginnen deze kunstwerken te schitteren als een diamant die geslepen wordt.

Het is een wonderlijke ervaring om hun licht te zien stralen in de duisternis, want we zijn medeschepper van dat licht. Het schijnt pas wanneer we het zien. En dat ‘zien’ is niet het passieve waarnemen zoals we dat kennen in de materiële werkelijkheid die ons kant en klaar gegeven is. Het is een actief zien, dat geboren wordt uit de bewuste en vrijwillige verbinding van denken en voelen. Dat denken hebben we ontwikkeld in de wetenschap, het voelen in de kunst. En die ontwikkeling was maar mogelijk dankzij hun strenge scheiding: geen gevoelens in de wetenschap, geen denken in de kunst. Nu moeten we die twee apart opgegroeide – en extreem tegengesteld geworden – vermogens weer met elkaar verbinden, en dat vergt een uiterste Ik-inspanning waarbij ons hele wezen betrokken is. Die inspanning kunnen we alleen opbrengen uit liefde, liefde voor de kunst, liefde voor de werkelijkheid. Die liefde is dan ook het wezen van ons ‘zien’: we zien met ons hart, een hart dat niet alleen voelt maar ook denkt, een hart dat zintuig wordt. En dit ‘ziende’ hart is van dezelfde aard als de kunstwerken, want alleen het gelijke ziet het gelijke. Dat maakt dit zien zo wonderlijk: het is tegelijk een gezien worden.

Dit gezien-worden is een derde drempel, die beide andere omvat. Kijken naar een kunstwerk en opeens beseffen dat men zelf door dat kunstwerk bekeken wordt: er is minder nodig om een mens van slag te brengen. En dat is eigenlijk wat vandaag op grote schaal gebeurt: de moderne mens gaat, zonder het te beseffen, over de drempel. Hij komt in contact met een werkelijkheid die hij niet enkel waarneemt maar waardoor hij ook waargenomen wordt. En dat schokt zijn ziel. Hij probeert wanhopig zijn gezicht te redden, maar innerlijk raakt hij steeds meer in paniek. Daarom is het een godsgeschenk dat er kunstwerken bestaan die de mens de gelegenheid geven om te wennen aan dit samenvallen van zien en gezien worden. Het zijn scheppingen van een christelijke geest, een geest die zich niet opdringt maar de mens alle ruimte en vrijheid geeft om in zijn eigen tempo te leren ‘zwemmen’. Ze zijn uitdrukking van een liefde die ons veel beter kent dan we onszelf kennen en die aan ons verschijnt als waarheid en schoonheid in één. Het kost ons grote moeite om te geloven in een dergelijke liefde, maar wanneer we ons die moeite getroosten, worden deze kunstwerken tekens van hoop in een wereld die ten onder gaat.”
Voor een schrikkeldag lijkt me dit wel weer even genoeg... O ja, toch dit nog even. Bijna zou ik het weer vergeten. Ik heb al een tijdje een nieuwe tekst als header. Kijk hierboven maar eens. Hij luidt nu zo, ik ben benieuwd wat u ervan vindt. Na ‘Antroposofie in de pers’ volgt er, en dat is een nieuwigheid na bijna acht jaar:
Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

woensdag 17 februari 2016

Verpaupering

Nieuwe ontwikkelingen bij Motief, maandblad voor antroposofie. Het ontstond ruim achttien jaar geleden, in oktober 1997. De voorganger was de ‘Mededelingen van de Antroposofische Vereniging in Nederland’. We lezen nu:
‘Motief is een uitgave voor leden van de Antroposofische Vereniging in Nederland en verschijnt tien maal per jaar. Alle leden van de vereniging krijgen het automatisch toegestuurd. Motief is vanaf 2016 niet meer verkrijgbaar als los abonnement. In maart 2016 verschijnt een nieuwe externe kwartaaluitgave: Antroposofie Magazine. De leden van de Antroposofische Vereniging in Nederland krijgen dit tijdschrift eveneens automatisch toegestuurd. Maar iedereen kan zich er ook op abonneren zonder lid te zijn. Een abonnement in Nederland kost € 29,95, een los nummer € 7,95.’
Verderop staat over ‘Motief #199’:
‘De actuele confrontatie met het Boze – De neiging tot het kwaad in ieder mens
Het volledige artikel van Christine Gruwez in deze Motief is als PDF te downloaden.

Motief nieuwe style

In een eerdere editie lieten wij u al weten, dat er het een en ander gaat veranderen aangaande Motief. Dit komt dan hopelijk ook niet meer als verrassing. De vereniging heeft zich in het verleden al vaker bezonnen op nieuwe mogelijkheden. Zo was de uitslag van de meest recente lezersenquête duidelijk: beide doelstellingen van het blad werden zeer gewaardeerd. Het ledenperiodiek moest zich daarbij zowel op de wereld buiten de grenzen van de vereniging richten (meer als bewegingsblad), als tot taak hebben om de leden van diezelfde vereniging te informeren en met elkaar te verbinden. Telkens weer een flinke opgave. Tot eind 2015 heeft de redactie dat altijd gepoogd te doen in één verschijningsvorm: Motief. Daarin komt nu verandering, met de geboorte van Antroposofie Magazine. U heeft dat in het winternummer al uitgebreid kunnen lezen. In maart verschijnt de eerste editie en u kunt, als lid van de vereniging, Antroposofie Magazine vier keer per jaar tegemoetzien.

Naast AM, zoals we het magazine ook graag noemen, openen zich nieuwe mogelijkheden voor Motief als communicatieplatform binnen de Antroposofische Vereniging. Motief als maandelijkse papieren editie, gemaakt voor leden, door leden. Maar ook via de website, om zijn lezers op digitale wijze te bedienen, in ruimere mate dan op papier kan, met ingang van de volgende editie, Motief nummer 200.

In de praktijk betekent dit, dat wat noodgedwongen te kort en te compact in de papieren Motief moet komen te staan, in uitgebreide vorm op de website is te vinden. Dit zal met een verwijzing naar de website kenbaar worden gemaakt. Dit hoeft niet alleen te gelden voor agenda of nieuws, namelijk aankondigingen en berichten, maar ook voor inhoudelijke artikelen die vanuit de vereniging of Hogeschool worden geschreven.

Vooral voor aankondigingen van conferenties is dit van belang. Het is nu al regel dat het programma van een eigen landelijke conferentie op de website van de vereniging komt te staan, met een digitaal aanmeldingsformulier, wat een verwerking ervan door het secretariaat aanmerkelijk makkelijker maakt. Met Motief nieuwe stijl zal dit standaard gebeuren, zodat een programma niet volledig op papier hoeft te worden vermeld, maar alleen de kernpunten. De details zijn dan op de website te vinden. Elke Motief bevat een artikel van een lid dat een thema op verenigingsniveau ter sprake brengt. Evenzo is er elke uitgave een artikel dat een Hogeschoolthema bespreekt. Deze artikelen worden geschreven door leden, voor leden. En uiteraard wordt er elk nummer een lid dat door de poort van de dood is gegaan herdacht. Als een oerbeeld van de manier waarop door antroposofie gemeenschap zich vormt in de Antroposofische Vereniging. Michel Gastkemper zal met veel genoegen de hoofdredactie voor zijn rekening nemen en hij kijkt ernaar uit om uw input voor Motief te ontvangen. De redactie van Motief is als vanouds te bereiken op motief@antroposofie.nl.

Dan rest mij u nog veel leesplezier toe te wensen en hoop ik dat u, net zoals wij dat zijn, verheugd bent over de nieuwe ontwikkelingen.

Hartelijke groet, namens het bestuur,
Stephan Jordan
Uitgever’
Het laatste nieuws bij Motief is van donderdag 11 februari, ‘The Voice Of Waldorf’:
‘Woensdag 10 februari was Maan (19), de winnares van The Voice Of Holland, als tafeldame te gast bij De Wereld Draait Door. Ze bleek bijzonder muziekonderwijs te hebben genoten tijdens haar hele schoolloopbaan. Ze had namelijk de vrijeschool doorlopen. Waarmee ze zich zomaar ontpopte als ambassadrice voor dit type onderwijs.

Het gaat niet goed met het muziekonderwijs op scholen. “Jarenlang heeft Nederland geïnvesteerd in het marginaliseren van muziekles op de basisschool.” Maar daarin komt verandering: “Minister Bussemaker van OCW wil het muziekonderwijs terug naar de basisschool brengen.” Al anderhalf jaar geleden had ze 25 miljoen uitgetrokken voor de verbetering van het muziekonderwijs op basisscholen. DWDD staat achter haar. “Het was een speciale uitzending waarin het belang van muziek op de basisschool werd benadrukt.” En werd Maan zomaar The Voice Of Waldorf. (Waldorfschool is vrijeschool in het Engels.)

Vorig jaar maakte de website ‘Hallo muziek’ bekend dat in Hoorn “vrije school De Parcival en Hallo Muziek het formele startsein voor de wekelijkse muziekeducatie in alle klassen van deze bruisende basisschool” gaven. “Vanaf de kleuterklassen tot en met klas 6 krijgen de kinderen 32 weken per jaar muziekles om zo een nog bredere muzikale ontwikkeling door te kunnen maken. Bij de vrijeschool neemt muziek al van oudsher een prominent plaats in binnen het lesprogramma.”

De website “Vrijeschoolliederen” documenteert dit. Vrijeschoolkoepelorganisatie in Noord- en Zuid-Holland Stichting Ithaka meldde vorige week dat dezelfde school subsidie voor muziekonderwijs van het Fonds voor Cultuur Participatie krijgt ten bedrage van 20.000 euro voor drie schooljaren.

Er is een vrijeschoolopleiding “Docent muziek” aan Hogeschool Leiden. En tevens een Stichting Mens en Muziek, die zich inzet voor vanuit de antroposofie geïnspireerde musici en hun daartoe een platform biedt.’
Nog recenter is ‘Afscheid van de huizen Melchior, Balthasar en Kaspar’ van maandag 15 februari:
‘Melchior, Balthasar en Kaspar zijn niet alleen de namen van de drie koningen, maar ook van drie huizen van de Camphillgemeenschap Christophorus in Bosch en Duin. Ze worden na veertig jaar afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Camphill is een wereldwijde beweging van gemeenschappen op antroposofische basis waar kinderen en volwassenen met een beperking samen wonen, werken en leven. Christophorus maakt sinds een fusie in 2010 deel uit van Amerpoort.

Amerpoort begeleidt cliënten bij wonen, werken, dagbesteding, logeren en vrije tijd. De organisatie heeft een gevarieerd aanbod van diensten op vele locaties. Elk met zijn eigen kleur, sfeer, geschiedenis en met ruimte voor verschillende levensbeschouwingen. Amerpoort ondersteunt 2450 mensen met een verstandelijke beperking in de provincies Utrecht en Flevoland en in ’t Gooi: van jong tot oud en van licht tot ernstig meervoudig beperkt.

In Melchior, Balthasar en Kaspar woonden sinds 1976 cliënten, maar ook veel medewerkers en gezinnen. Christophorus was tot midden jaren negentig een echte leefgemeenschap voor mensen met en zonder beperking. Huis Kaspar is lange tijd in gebruik geweest als kantoorruimte. Hier bevond zich ook de receptie en vonden de directie en personeelszaken hun onderkomen. In 1989 werden de drie gebouwen na een renovatie officieel ge(her)opend.

Amerpoort biedt wonen met antroposofische zorg op diverse locaties. Op Gezondheidscentrum Christophorus in Bosch en Duin gaat de reguliere gezondheidszorg samen met inzichten en therapieën die hun basis hebben in de antroposofie. Al eerder is er door Amerpoort nieuwe behuizing gecreëerd voor bewoners van Christophorus: Vosseveld. Verder beschikt Amerpoort over gezinskringen.

Andere locaties van Christophorus zijn Erabel, Demetrius, Franciscus, Egelantier, Talander, Nachtegaal, Cantecleer, Andreas, Het kompas, Hoenderberg 21, 23 en 25 in Amersfoort Vathorst, evenals Tiuri en Paulinapolder aldaar.’
AntroVista bracht op 6 februari ‘Vrijeschool in het nieuws’:
‘Het vrijeschoolonderwijs is volop in ontwikkeling. Een overzichtje van de afgelopen week:

Bovenbouw Roermond
Zorgen bij ouders: ze vrezen voor de toekomst. Er is namelijk nog geen invulling van de lessen. De schooldirecteur verzekert echter dat de vrijeschool blijft bestaan en zal uiterlijk 1 maart duidelijkheid geven.
www.limburger.nl/~zorgen-bij-ouders

Utrecht West
De initiatiefgroep Vrije School Utrecht West is teleurgesteld. Er zijn inmiddels 110 kinderen ingeschreven, maar het gemeentebestuur werkt niet mee met de huisvesting van de nieuwe school.
www.dichtbij.nl/utrecht~ouders-in-de-kou
www.vrijeschoolutrechtwest.nl

Zeeland
In Vlissingen start dit jaar een school voor voortgezet vrijeschoolonderwijs als afdeling van CSW Bestevaêr. Het gaat vooralsnog om de eerste twee leerjaren van de mavo, havo en vwo.
http://internetbode.nl/~voortgezet-vlissingen
http://vrijeschool.nu

Doetinchem
Basisschool De Kleine Prins groeit door: in april begint een nieuwe kleuterklas.
www.staddoetinchem.nl/~kleine-prins
www.vrijeschooldekleineprins.nl

Castricum
Het ouderinitiatief heeft al ruim 200 aanmeldingen en heeft de oprichtingsaanvraag ingediend bij de gemeente. In 2017 moet gestart worden met twee kleuterklassen en een eerste klas.
www.dichtbij.nl/~2017-starten-in-castricum
www.vrijeschoolcastricum.nl
Op 27 januari meldde de website al ‘Nieuwe school Delft-Rijswijk’:
‘In de regio Delft-Rijswijk is de vraag naar vrijeschoolonderwijs zo toegenomen, dat de bestaande scholen moeten werken met een wachtlijst. Een groep ouders is daarom een initiatief gestart voor een nieuwe basisschool. Als u belangstelling hebt, kunt u nu alvast vrijblijvend inschrijven.
https://vrijeschooldelftrijswijk.wordpress.com
En op 20 januari een ‘Bovenbouw Brussel’:
‘Ook in België zet de groei van de vrijescholen (steinerscholen) gestaag door. In september dit jaar zal bij de Steinerschool Brussel een zevende klas van start gaan. Het is de bedoeling dat er ieder jaar een nieuw leerjaar bij komt, om door te groeien tot twaalf klassen. 3 februari vindt een informatie-avond plaats.
www.steinerschoolbrussel.be
Vrijeschoolbeweging plaatste op dinsdag 9 februari ‘Bestuur Zutphen vindt een oplossing voor de verbouwing aan de Valckstraat’:
‘Door bij het gebouw van De Zwaan ook dat van de Tobiasgaard te betrekken, kan genoeg bespaard worden op de aanneemsom om in april te kunnen beginnen. De nieuwe behuizing van de Zonnewende aan de Valckstraat in Zutphen krijgt een bouwlaag minder dan in de bouwplannen was opgenomen. Het gebouw krijgt daardoor tien leslokalen, in plaats van veertien. Dat zijn de gemeente Zutphen en het bestuur van stichting Vrije School Noord en Oost Nederland (VSNON) overeengekomen.

VSNON-bestuurder Lizzy Plaschek geeft bij de Stentor aan blij te zijn met de oplossing. “Natuurlijk hadden we anders gehoopt, maar dit is uiteindelijk het meest haalbare. Jammer is wel dat het Tobiasgebouw nu niet meer kan worden gebruikt voor andere doeleinden. Het liefst hadden we immers een kindcentrum gecreëerd, ofwel een school met onder meer buitenschoolse opvang.”

Bouwbudget

De gemeente en VSNON stonden tot voor kort lijnrecht tegenover elkaar in een geschil over het bouwbudget. De gemeente hield vast aan het bedrag dat eerder beschikbaar is gesteld voor een breder plan om de huisvesting van meerdere vrije scholen in Zutphen aan te passen, in totaal maximaal 2,6 miljoen euro. VSNON vond dat bedrag veel te laag omdat de aanneemsom hoger uitviel. Het ging om een verschil van meerdere tonnen.

Verpaupering

Vanwege het geschil ligt de verbouwing van de voormalige vrije school De Zwaan al maanden stil. Het uit de jaren zeventig daterende gebouw staat zodoende te verpauperen achter hekken, zie hier.’
Vandaag publiceerde anatoom-embryoloog Jaap van der Wal zijn eerste ‘Walnootje’:
‘De eerst walnoot. Grenzen open of grenzen dicht? Over ectoderm en entoderm en de derde weg.

De afgelopen maanden staat de solidariteit tussen de verschillende landen van de Europese Unie onder druk. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de zogenaamde “vluchtelingencrisis”. Weer lijkt het te gaan om een aloud thema dat met gemeenschapsvorming samenhangt. Gaan we voor In pluribus Unum (in veelheid één) of voor het E pluribus unum? (uit velen één) In de Verenigde Staten is officieel gekozen voor E pluribus unum. Deze spreuk symboliseert het streven om uit veelheid en verscheidenheid tot eenheid te komen. Het risico hierbij is dat het streven naar eenheid vertaald wordt in het streven naar gelijk maken waarin alle verscheidenheid opgeofferd wordt aan het heilige doel van één en hetzelfde zijn. Met andere woorden de verscheidenheid te elimineren. In de praktijk zie je in de Verenigde Staten ook de andere beweging. Het In pluribus unum symboliseert het streven om juist de verscheidenheid te cultiveren en uit de verscheidenheid in een soort overstijgen (Steigerung zou Goethe zeggen) het gemeenschappelijk-zijn, het één-zijn voortdurend tot stand te brengen. Het Een-zijn niet als passief einddoel, een eindtoestand, maar éénheid als een voortdurend actief bewustzijn en streven. Ook in een levend organisme gaan de polariteiten van eenheid (lichaam, heelheid) en veelheid (cellen, deeltjes) een voortdurende vruchtbare dialoog aan. Daarmee is een-zijn niet de som of passief product van het vele of de deeltjes. Een-zijn, heelheid is een verrichting en daarmee de polariteit van het deel-zijn en veel-zijn. Eicel en zaadcel, een en veel zijn beide noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarden om tot Eenheid te komen.

Zo ook met grenzen. Hoe vaak wordt niet gezegd dat het menselijk lichaam uit drie zogenaamde kiembladen is opgebouwd. Er is een ectoderm, een entoderm en het mesoderm en de organen worden gecategoriseerd als zijnde afgeleide van of ontstaan uit het ene dan wel het andere. Maar zo is het mijns inziens niet. Ons organisme creëert twee grenzen aan de wereld. Enerzijds datgene wat ik maar onze “uitgewanden” noem: het is het ectoderm met alle daarmee samenhangende organen dat ons van en ten opzichte van de wereld afgrenst. Aan onze binnenkant, onze “ingewanden” heerst een ander principe, dat is het entoderm. Ook daar grenzen we aan de wereld, maar hoe geheel anders gaan wij aan deze binnenkant met de wereld om. Daar gaan wij met haar in interactie, in intieme en directe communicatie, daar komen we met haar in symbiose. En tussen de grenzen, de “wanden” het Meso, het Midden, het echte “innerlijk” dat dus per se en per definitie geen mesoDERM kan zijn. Twee dermen, twee huiden, twee grenzen aan de wereld is genoeg (meer is ook niet mogelijk) en daartussen bestaan en leven wij in het inter-Esse, het zijn TUSSEN en IN de dingen, in het Meso.

Zo heb ik van het embryo geleerd dat een grens op twee manieren grens kan zijn. De grens tussen twee landen kan dicht gaan en dan is er geen communicatie en uitwisseling mogelijk en ontstaat gespletenheid en gescheiden zijn. Deze dualiteit kan tot oorlog leiden. Maar grenzen kunnen ook opengaan. Dan gaat de grens met een ander land open en ontstaat uitwisseling, communicatie, interactie, verbinding. Het risico is je autonomie, eigenheid verliezen maar dat hoeft niet. Zo ook het ectoderm en entoderm. Enerzijds je buitenkant-grenzen en daarmee mogelijk autonoom worden ten opzichte van de omgeving zodat jij kunt zien, horen, waarnemen, zodat “bewustzijn van” mogelijk wordt. Anderzijds het entoderm, waar we intiem met de wereld omgaan en met haar in interactie en stofwisseling treden, zodat zij ons voedt en mogelijk maakt. En daartussen het Meso, het ertussen, daarin bestaan we. Misschien toch een wijze les over hoe wij met onze grenzen zouden kunnen omgaan in Europa? Je moet als organisme, als land nooit voor de absoluutheid van het ene of voor de absoluutheid van het andere kiezen. Je moet proberen te leven en leven betekent dat je zowel kunt af-grenzen ook kunt toe-grenzen. Ik heb wel eens vaker het idee dat wij als sociaal organisme, als land, als gemeenschap, als continent kunnen leren van het biologisch organisme. Dat een maatschappelijke organisme misschien wel dezelfde wetmatigheden moet leven als het levende organisme in zijn biologie.

Deze embryonale gedachten werden opgeroepen door deze passage in Motief, een magazine voor antroposofie in Nederland (februari 2016). “Grenzen open of grenzen dicht? luidde het in de afgelopen maanden. Beide zijn onmogelijkheden. Omdat ze tot in het oneindige om steeds meer inperkingen zullen vragen. Er is echter de mogelijkheid om boven dit of-of uit te gaan. Dit uitstijgen boven het duale denkmodel is een thema bij uitstek voor het eigentijdse bewustzijn. In de sprong van het duale naar het polaire ‘zowel… als ook’ kan de intentie zoals die leeft in het Ik zich kenbaar maken. Uitgerekend daar! De mogelijkheid om noch de ene, noch de andere zijde te kiezen, maar beide open te houden, net zolang totdat een derde mogelijkheid zich kan manifesteren”. (Christine Gruwez, De neiging tot het kwaad in ieder mens. In Motief – Maandblad Antroposofie in Nederland, Nummer 199, februari 2016, pag. 12-15).’
Op 9 februari had Jaap van de Wal ‘Nieuws over Embryo in Beweging en Dynamension’:
‘Een nieuwe website voor Embryo in Beweging met ingang van 1 maart 2016.

Het plan bestond al veel langer. Al in 2013 zijn er fondsen ingezameld om tot een gehele revisie en vernieuwing van de website te komen. Met de geïnspireerde ondersteuning van mijn zoon Maarten van der Wal is via zijn bedrijf Contactum de lay-out en de opzet van de website geheel vernieuwd en gemoderniseerd. Het is de bedoeling dat de website rond 1 maart 2016 “in de lucht gaat”. Nog meer dan in het verleden het geval is geweest, wordt het met de nieuwe opzet mogelijk om alle mogelijke materiaal (artikelen, films, beeldmateriaal) beschikbaar te stellen aan geïnteresseerden en deelnemers aan de cursussen Embryo in Beweging. Ook is er voorzien in de mogelijkheid dat er regelmatig nieuwsberichten vanuit het project Dynamension wereldkundig worden gemaakt.’
Maar blijkbaar is dit al eerder gelukt. Elders op deze website valt te lezen:
‘Op deze site wordt een “aanvullende” (complementaire) visie op het voorgeboortelijk bestaan van de mens gegeven. Een fenomenologische benadering volgende wordt het embryo beschouwd en beschreven als méér dan “een kwestie van genen, cellen, weefsels en hormonen” maar als een mens in wording, een wezen van geest (ziel) EN lichaam. Op basis van de wetenschappelijke embryologie wordt aangetoond dat wij niet het product van ons lichaam en van cellen zijn maar dat omgekeerd wij (ook) een geestelijk wezen zijn dat zijn lichaam gestalte geeft. Of zoals de filosoof Rumi (1207-1273) het zegt: “Het lichaam ontwikkelt zich uit ons, niet andersom. Wij schiepen ons lichaam, cel voor cel organiseren we het”.’
Dan nu op naar het Duitse nieuws. Eerst maar dit ernstige feit, op 7 februari beschreven door Cornelie Unger-Leistner bij News Network Anthroposophy Limited (NNA), ‘Alnatura wird zum Zankapfel der Bio-Pioniere’:
‘Juristischer Streit um Markenrechte an erfolgreicher Bio-Märkt-Kette geht in die nächste Runde: dm-Chef Werner und tegut-Gründer Gutberlet legen Berufung ein.

Wem gehört die immer erfolgreicher agierende Bio-Marke Alnatura? Der Streit zwischen den großen Gründerpersönlichkeiten der Bio-Branche, Götz Werner (dm) , Wolfgang Gutberlet (tegut) und Alnatura-Chef Götz Rehn geht jetzt vor dem Oberlandgericht Frankfurt in die nächste Runde. (Aktenzeichen 6 U 216/15)

Wie das “Handelsblatt” und Medien der Lebensmittelbranche berichten und vom Gericht bestätigt wurde, sind Werner und Gutberlet in die Berufung gegangen, nachdem das Landgericht Frankfurt ihre Klage abgewiesen hat. Gutberlet begründete den Schritt gegenüber dem “Handelsblatt” damit, dass “richtiggestellt werden muss, wie die Marke entstanden ist.”

Schritt für Schritt analysiert das “Handelsblatt” anhand der 65seitigen Urteilsbegründung des Landgerichts, wie es zu dem Konflikt zwischen der Drogeriemarktkette dm und ihrem Zulieferer Alnatura gekommen ist, in dem jetzt auch tegut-Gründer Gutberlet Position bezogen hat. Das “Handelsblatt” weist – wie auch alle anderen Medien, die darüber berichten – darauf hin, dass es sich bei allen drei Gründern um “überzeugte Anthroposphen” handele, die sich hier nun vor Gericht begegneten und dass es ihnen ursprünglich eigentlich um ein alternatives Wirtschaftsmodell im Sinn der Dreigliederung Rudolf Steiners gegangen sei.

Vereinbarung

Hier zitiert das “Handelsblatt” aus einer Vereinbarung zwischen den damals persönlich eng befreundeten Pionieren, die auch hinsichtlich ihrer Familien verbunden sind, da Werner mit einer Schwester von Rehn verheiratet ist. Diese Vereinbarung sei undatiert, schreibt das “Handelsblatt” und weise “leichte Tippfehler” auf und soll aus dem Mai des Jahres 1985 stammen. Ihre Auslegung steht im Mittelpunkt des derzeitigen Rechtsstreits.

In der Vereinbarung heiße es, gemeinsames Ziel sei “eine Humanisierung des Wirtschaftslebens auf der Grundlage der von Dr. Rudolf Steiner entwickelten anthroposophischen orientierten Sozialorganik anzustreben”. Zu diesem Zweck sollten Waren hergestellt und vertrieben werden, “die dem Menschen dienen” und “aus kontrolliert biologischem Anbau stammen”. In einem weiteren Punkt der Vereinbarung werde Rehn zum “formellen Rechtsinhaber” der Marke Alnatura bestimmt, es folgten dann allerdings Klauseln, die ihn verpflichten, bei Verfügungen über die Marke die Zustimmung der Partner einzuholen.

Strittig ist nun, ob diese Vereinbarung den Anspruch auf Rückgabe der Markenrechte an Werner und Gutberlet begründet. Die Kläger gehen davon aus, dass durch die Vereinbarung eine Gesellschaft bürgerlichen Rechts zustande gekommen ist und Alnatura im Prinzip eine Marke von dm und tegut sei, die Götz Rehn nur treuhänderisch verwaltet habe und deren Rückübertragung sie nun fordern können.

Das Landgericht Frankfurt ist dieser Auffassung nicht gefolgt und hatte die Klage als “unbegründet” zurückgewiesen. Es hat Rehn als “formellen und materiellen Alleininhaber” der Marke Alnatura betrachtet und die Vereinbarung zwischen den drei Bio-Pionieren lediglich als ein Gentlemen‘s Agreement eingestuft. (AZ: 2-06 O 44/15).

Offener Streit

Schleichend sei aus der ehemaligen Männerfreundschaft der drei Bio-Pioniere ein “erbitterter Kampf” geworden, kommentiert das “Handelsblatt.” Es datiert dessen Beginn bereits auf das Jahr 2008, zum offenen Streit sei es dann 2012 gekommen weil die dm-Einkäufer günstigere Lieferkonditionen von Alnatura gefordert hätten sowie die Offenlegung von Lieferanten und Konditionen – offenbar in Vorgriff auf die Einführung einer eigenen Biomarke von dm.

Nachdem Rehn den Forderungen nicht nachgekommen sei, hätten Werner und Gutberlet ihn dann aufgefordert, ihnen die Markenrechte an Alnatura zurückzugeben. Rehn weigerte sich, denn die Rückgabe hätte faktisch das Ende seines Unternehmens bedeutet, das zu diesem Zeitpunkt 2.500 Mitarbeiter beschäftigte und einen Jahresumsatz von 700 Millionen EUR erwirtschaftet hat.

Die Probleme der Kooperation zwischen dm und Alnatura sind schon länger Gegenstand der Berichterstattung in den Medien der Lebensmittelbranche, seit dm 2014 die Einführung einer eigenen Biomarke ankündigte (NNA berichtete) und anfing, die Alnatura-Produkte aus den Regalen zu nehmen.

Inzwischen sollen rund die Hälfte dieser Produkte ausgelistet sein, berichtet die Wirtschafswoche. Im Interview mit dem Medium bemüht sich Alnatura-Chef Götz Rehn, dem ganzen Vorgang als normale Auseinandersetzung zwischen Geschäftspartnern darzustellen. Die Auslistung der Alnatura-Produkte durch dm sei zwar “unerfreulich”, aber als Unternehmer sei er “ständig mit Veränderungen konfrontiert”.

Neue Kooperationen für Alnatura

Seine Aufgabe bestehe darin, “schnell und gut darauf zu reagieren und Ersatz zu finden”. Alnatura hat als Konsequenz aus dem ganzen Vorgang eine Kooperation mit dem Branchenführer im Lebensmittelbereich Edeka begonnen. Wie Rehn in dem Interview erläutert, sind Alnatura-Produkte jetzt bereits in 3.000 Edeka-Märkten vertreten. Dies reiche jedoch nicht aus, um die Umsatzeinbußen bei dm zu kompensieren. Kooperationen mit anderen Händlern wie z.B. Budni, Migros und Globus seien geplant.

Ein Termin für eine Verhandlung vor dem Oberlandgericht Frankfurt steht noch nicht fest. Das Landgericht hatte es zwar verworfen, dass die Kläger sich wegen der Markenrechte auf die Vereinbarung berufen, ihnen jedoch attestiert, das sie zum Aufbau der Marke Alnatura “nicht unmaßgebliche Beiträge geleistet haben”, von der sie auch “geschäftlich profitieren wollten”, wie aus dem Urteil in der Lebensmittelzeitung zitiert wird.

Quellen:

handelsblatt.com/my/unternehmen/handel-konsumgueter/heikle-details-im-dm-alnatura-streit-erbitterter-kampf-um-eine-marke/12897878.html

bio-markt.info/kurzmeldungen/markenrechte-auch-gutberlet-klagt-gegen-alnatura-20472.html

www.lebensmittelzeitung.net/handel/Streit-um-Rechte-Auch-Gutberlet-verklagt-Alnatura--121705

www.wiwo.de/unternehmen/handel/streit-zwischen-alnatura-und-dm-drogeriemarkt-dm-entscheidung-ist-natuerlich-unerfreulich/12906732.html

www.supermarktblog.com/2014/11/20/alnatura-dm-und-der-zoff-um-eine-neue-bio-marke/

In Verbindung stehende News:

Drogeriemarktkette dm startet mit eigener Bio-Lebensmittelmarke – 24.04.2015 12:39’
Wie nu vreest voor ‘V&D-achtige toestanden’ kan ik geruststellen. Jens Heisterkamp, hoofdredacteur van Info3, meldde eergisteren ‘Streit zwischen dm und Alnatura beigelegt. Götz Werner und Götz Rehn versöhnen sich’:
‘Überraschende Einigung: Götz Werner von dm und Götz Rehn von Alnatura haben eine Erklärung vorgelegt und sich versöhnt.

Überraschende Einigung im Streit zwischen dm und Alnatura: Die beiden Firmen-Gründer Götz Werner und Götz Rehn haben sich versöhnt und eine gütliche Regelung ihres seit Monaten schwelenden Konflikts durch ihre Anwälte angekündigt. In einer Info3 vorliegenden handschriftlichen Vereinbarung heißt es:

“Auf Initiative und Vermittlung von Sekem-Gründer Dr. Ibrahim Abouleish haben sich die Gründer von dm und Alnatura Götz Werner und Götz Rehn versöhnt.

Auf dieser Grundlage werden die Anwälte beauftragt, die Auseinandersetzungen vergleichsweise beizulegen.

Götz Werner, Götz Rehn 15.2. 2016”

Werner und Rehn sind nicht nur wirtschaftlich, sondern auch auf persönlicher und weltanschaulicher Ebene seit vielen Jahren eng verbunden. Der Streit zwischen den beiden Unternehmern, die in Deutschland als prominente Vorbilder für nachhaltiges Wirtschaften gelten, hatte starkes Interesse und vielfach auch Betroffenheit ausgelöst.

Vermittelt wurde die Einigung durch den Sozialunternehmer Dr. Ibrahim Abouleish, der für die von ihm in Ägypten gegründete SEKEM-Initiative für nachhaltige Entwicklung mit dem Alternativen Nobelpreis ausgezeichnet wurde. Abouleish ist mit beiden Unternehmern seit Langem wirtschaftlich und freundschaftlich verbunden.’
Het haalde gisteren zelfs Der Spiegel, getuige ‘Drogeriekette vs. Biohändler: Alnatura-Chef und dm-Gründer beenden Streit’:
‘Lange waren dm-Gründer Werner und Alnatura-Chef Rehn Geschäftsfreunde – dann zerstritten sie sich über Markenrechte und Sortimente. Nun haben sich die Unternehmer wieder versöhnt.

Der Streit um Markenrechte und Sortimente zwischen Deutschlands größter Drogeriemarktkette dm und dem Biohändler Alnatura ist beigelegt. Drogeriegründer Götz Werner und Alnatura-Chef Götz Rehn hätten sich wieder versöhnt, sagte ein dm-Sprecher am Dienstag und bestätigte damit Berichte des Fachblatts “Lebensmittel-Zeitung” und der Zeitschrift “Info3”. Details zu der Einigung seien allerdings noch nicht bekannt, sagte der dm-Sprecher.’
Dan zijn er nog interessante dingen gaande op de weblog van Michael Eggert, ‘Egoisten’. Op zondag 10 januari publiceerde Christian Clement daar ‘Rudolf Steiners Geheimwissenschaft im Spannungsfeld philosophischer und esoterischer Weltentstehungspekulation: Skizze eines Forschungsprojekts. Erster Entwurf des Anfangs einer Einleitung in Rudolf Steiners Schriften zur Kosmogonie und Anthropogenese. SKA 8: Fragment einer theosophischen Kosmogonie (1904) – Aus der Akasha-Chronik (1905-1908) – Die Geheimwissenschaft im Umriss (1910).’ Met een update op 16 januari. Dit alles met het doel de ‘scientific community’ van antroposofen in te schakelen bij zijn werkzaamheden. Het is een beetje veel om hier allemaal over te nemen. Uit de commentaren blijkt hoe moeilijk dat ‘geestwetenschappelijk discours’ is. Nog sterker blijkt dat uit zijn bijdrage op 26 januari, ‘Hat Rudolf Steiner versucht, sich einen Doktortitel zu kaufen?’
‘In der Einleitung zum soeben erschienenen Band 2 der SKA (Rudolf Steiner: Kritische Ausgabe. Philosophische Schriften) habe ich folgende Aussage gemacht:

[Steiner] arbeitete seitdem simultan an beiden Goethe-Ausgaben und siedelte im Herbst 1890 selbst nach Weimar um. Spätestens um diese Zeit lässt sich anhand seiner Briefe der Wunsch nachweisen, trotz des abgebrochenen Studiums doch noch irgendwie einen akademischen Titel zu erwerben. Verschiedene erfolglose Versuche wurden unternommen, sich mit den bereits erschienenen Grundlinien irgendwo nachträglich zu promovieren. Auch erkundete Steiner Möglichkeiten, einen sogenannten ›englischen Doktortitel‹ ohne Absolvierung einer Prüfung zu erwerben. (LXXVII).

Wegen dieser Aussage – Steiner habe versucht, einen Doktortitel ohne Prüfung zu erwerben bzw. zu “kaufen” (der übliche Weg dazu war damals, nach Steiners eigenen Angaben, die Zahlung einer Summe von etwa 600 Mark) – bin ich nun schon mehrfach der Verleumdung Steiners bezichtigt worden. Die Sache soll hier öffentlich gemacht werden, damit die geschätzte Leserschaft sich ihr eigenes Urteil bilden kann.

Die Passage in der SKA bezieht sich auf zwei Briefe Rudolf Steiners aus dem Jahr 1890. Diese hatte David Marc Hoffmann bereits 1991 in seiner Studie zu Steiners Dissertation veröffentlicht; sie sind unten vollständig wiedergebenen. Die Frage sei hiermit aufgeworfen, ob die obige Formulierung aufgrund dieser Briefe gerechtfertigt ist oder nicht.

Betont sei an dieser Stelle, dass es sich bei dieser Diskussion nicht um eine moralische Bewertung der Bemühungen Steiners um ein Doktordiplom handelt – der Erwerb des von Steiner erwünschten “englischen Diploms” war damals offenbar ebenso üblich und legal wie entsprechende heutige Alternativen –, sondern allein um die Feststellung der historischen Tatsachen.’
Ook hier zijn de reacties weer bijzonder verhelderend over de stand van zaken. Maar ik wil eigenlijk naar de bijdrage van Michael Eggert zelf op 8 februari, ‘Zweikommafünf Methoden, um sich bereit zu machen, an Hellseher zu glauben’:
‘Ich hatte wirklich an nichts Böses gedacht, als ich mir mal für ordentliches Geld eines der zehn oder mehr “Atlantis”-Bücher von Andreas Delor kaufte. Delor gibt in seinem ersten Band “Atlantis”* an, mal von Jens Heisterkamp lektoriert worden zu sein. Das muss lange her sein.

Man sieht es dem Buch auch nicht an, weder formal noch inhaltlich. Ich hatte mir eine den Eiszeit-Zeitraum betrachtende Material-Sammlung vorgestellt, aber der Untertitel, den ich zu spät las, verrät dann schon, wohin der Hase läuft: …“nach neuesten hellsichtigen und wissenschaftlichen Quellen”. Ich kann Ihnen versichern, die wissenschaftlichen Quellen sind rar, die befragten medial Veranlagten und ihre ihnen heimleuchtenden Beratungs-Geister-Callcenter, aber auch beliebige dubiose Internetquellen und Hellseher überragen bei weitem – vor allem die bunte Truppe, die auch bei Wolfgang Weirauchs Flensburger Heften** das Bodenpersonal stellt.

Delor jedenfalls möchte sich schon in der Einleitung “neben” den “offiziellen Wissenschafts-Betrieb” stellen- was auch immer er sich unter einem solchem Betrieb vorstellen mag – nämlich in eine “gottseidank immer noch ergebnisoffene Wissenschafts-Szene” (S.19f). Er verspricht, “Vieles exakt beweisen” zu können, was “die Schulwissenschaft” verneine – gerade mit dem Beistand diverser Hellseher-Medien. Die Gefahr, dass ihm der Vorwurf gemacht werde, dass seine Hellseher ihm nach seinem Mund reden könnten, erkennt er zwar selbst (S. 22), sieht aber selbst in den offenkundigen Widersprüchen in deren Aussagen nur “Unschärfen”. Notfalls stehen – zwischen Erich von Däniken, einseitig interpretierten Volksmythen und UFO-Spekulationen – immer beliebige Quellen zu Verfügung, um das schwammige Resultat dieser Art von Atlantis-Forschung noch weiter zu verwässern. Dort, wo es Delor passend erscheint, wird auch Rudolf Steiner benutzt und eingebaut.

Die bauernschlaue Methodik der diversen Hellseher besteht anfangs wirklich darin, das Halbwissen und die spekulative Ader Herrn Delors auszunutzen. Zunächst einmal gilt es, die vorgefasste Meinung des Fragenden zu bestätigen:

“AD: Waren das aber auch manchmal wirklich Extra-Terrestrische?
Verena: Ja. Es waren auch manchmal wirklich Extra-Terrestrische.” (S.98)

Im Fall von Andreas Delor bedeutet das für professionelle Wahrsager eine Gratwanderung, ihn nicht vor den Kopf zu stossen, wenn seine Fragen sich einerseits UFOs oder angeblichen atlantischen Rassen zuwenden, die er z.B. “Frank-Zappas” nennt, andererseits aber darauf beharrt, dass er stets “ergebnisoffen” argumentiere. Rationaler als Delor zu sein wird keinem Hellseher dieser Welt schwer fallen, bei dessen ganz und gar nicht offener Fragestellung:

“AD: Konnten die alten megalithischen und zyklopischen Baumeister die gewaltigen Steinblöcke in die Leichte heben?
Hilo: JA, sie konnten ihnen ihre eigenen Leichte-Kräfte (..) verleihen und sie so mühelos z.B. die Pyramiden hochheben.” (S. 53)

Selbstverständlich haben sowohl der zu weiten Teilen des Buches so Fragende als auch die ihn meist bestätigenden Quellen eine gewisse Grundlage. Beide Seiten besitzen den Informationsstand ihrer Zeit; sie lesen zumindest populärwissenschaftliche Literatur zum Thema Eiszeit, Genetik, Geologie. Deshalb stimmt ein Grundgerüst von zeitlichen Abläufen und genetischen und geologischen Fakten, Stand etwa 2012. Wenn es dann aber passt, werden auch ein paar Supervulkan-Ausbrüche erfunden, um zu erklären, warum die angebliche letzte Insel der Atlantis verschlungen worden sein soll.

Ansonsten gilt Methode 2: Das Phantastische stets mit Plausibilität vorbringen, vor allem aber gewürzt mit übergenauen Details wie Jahreszahlen, Ort und Name des Stamms, benutzte Materialien und Gebräuche:

“Hilo: Es waren die Kuschiten, welche als erstes Volk der Erde um 12900 v. Chr. die Schifffahrt auf der Bahama-Bank erfanden, und zwar auf Schilf-Schiffen..” (S. 220)

Erstens ist das ein Bluff (allerdings immer der gleiche), zweitens wüsste das nicht einmal das Universitäts-Team, falls es gerade tatsächlich an dieser spezifischen Frage arbeiten würde – drittens: Who cares? Wer wird schon einzeln überprüfen können, was in solcher Breite und Detailliertheit behauptet wird? Und wenn es denn jemand auf sich nehmen würde: Wer würde das wissen wollen? Eben. Nichts in der Schwebe halten, immer klare Kante; das ist die Devise in diesem Gewerbe.

Falls doch einmal zwei Hellseher vollkommen widersprüchliche Aussagen machen sollten, reagiert Herr Delor zunächst pikiert, schaltet dann aber selbstständig um und behauptet, es seien lediglich zwei Blickrichtungen auf einen gemeinsamen Aspekt, den er dann frei dazu erfindet. Beim letzten Zitat Hilos z.B. war Delor nicht gerade amüsiert – er nennt es “ein bisschen missverständlich, denn andererseits betont Hilo auch, dass zur gleichen Zeit andere Völker andere Arten von Schiffen entwickelten!” Das würde der Dramatik von Delors Untergang der letzten Atlantis-Insel die Würze nehmen. Also fragt er nach:

“AD: Wer erfand um 12900 die Schilf-Schifffahrt, mehr die Hünen oder mehr die Kuschiten?”
Hilo: Mehr die Kuschiten.”
So ist Delor zufrieden gestellt.

Im Laufe des Buchs mehren sich Begriffe und Ansichten, die keinerlei erkennbaren Zusammenhang haben – Namen von offensichtlich frei erfundenen Volksgruppen, Urvölkern und Inseln werden auf irgend etwas bezogen, Landkarten gemalt, schließlich auch “fliegende Schilf-Fahrzeuge” (S. 221) eingeführt. Das ergibt einen Brei, der vielleicht noch stark bekifft nachvollziehbar und verdaulich erscheint.

Methode 2.5 für angehende Hellseher: Die Varoufakis-Methode. Einem naiven, aber penetrant nachfragenden Atlantis-Forscher gegenüber einfach mal unvermittelt aufstehen, den Interviewer anstarren und NEIN! schreien. Verwirrt ungemein, reinigt aber auch die Luft. Der Interviewer nimmt einen danach ernster.

“AD: Haben sie noch andere Kolonien in der Welt?
Hilo: NEIN.” (S. 225)

Aber Delor wäre nicht Delor, wenn er solch ein NEIN einfach hinnehmen würde. Er findet es “etwas missverständlich dargestellt” und macht einfach weiter mit seinem Text: “Denn vom Mittelmeergebiet (Marokko) begründen sie eine ganze Reihe weiterer Kolonien: Israel-Jordanien-Saudiarabien, Zweistromland, Äthiopien und – Indien!” So geht der ganze Unsinn weiter – ob belegt oder nicht belegt, ob hellgesehen oder nicht, ist vollkommen egal. Auf Seite 253 habe ich jeden weiteren Versuch, irgend etwas Relevantes in diesem Wust zu finden, aufgegeben.

Dieses Buch ist nicht nur vergeudetes Geld und vertane Zeit. Es scheint auch so eine Aufweichung jeglicher Faktizität – eine Parallele zu den spießigen Pegida-Demonstranten, die seriöse Recherche für “Lügenpresse” halten. In diesem Buch (vermutlich auch in den folgenden) wird eine komplette Parallel-Wirklichkeit konstruiert, die man nach Belieben und ohne Widerspruch auswalzen oder umdeuten kann. Ein wirres Buch für wirre Menschen, eine weitere Erosion des anthroposophischen Anstands.

*Andreas Delor, Atlantis nach neuesten hellsichtigen und wissenschaftlichen Quellen Band 1, Schloss Hamborn 2012
**Flensburger Hefte http://www.flensburgerhefte.de/
Ansgar Martins kon het gisteren niet laten om op zijn Waldorf-Blog hier nader op in te gaan, in ‘Anthroposophische Reformation II, oder: Bis zur Unkenntlichkeit... und noch viel weiter’. Maar dat is echt voor de liefhebber.
.

zondag 14 februari 2016

Bronstijd


De vorige keer (dat was ‘Blendle’ op 26 januari) sloot ik af met Lieven Debrouwere die schreef over ‘Antroposofie en sexualiteit’ op zijn weblog ‘Vijgen na Pasen’. Intussen heeft hij daar vier afleveringen aan toegevoegd. Maar ook andere bijdragen tussendoor bij hem raken aan dat onderwerp. Ze vormen een interessante studie naar het thema van het vrouwelijke etherlichaam van de man en het mannelijke etherlichaam van de vrouw. Want dat is wat erachter zit. Op 29 januari publiceerde hij ‘Antroposofie en sexualiteit (2)’, op 31 januari ‘Antroposofie en sexualiteit (3)’, op 5 februari ‘Antroposofie en sexualiteit (4)’ en en op 11 februari ‘Antroposofie en sexualiteit (5)’. Vooral deze laatste vind ik verhelderend.

Op 7 februari plaatste Fred Tak op zijn weblog een verhelderend verhaal over carnaval. Het is een mooie beschouwing. Ik laat hier alleen het begin volgen, want er is daarna meer.
‘Carnaval wordt in Nederland voornamelijk onder de grote rivieren gevierd. Met name in Noord-Brabant en Limburg is het volksfeest nummer één, met voorbereidingen voor de bont opgetuigde praalwagens die al in september beginnen. Je kunt zeggen, het leeft daar massaal. Hoewel andere regio’s dit feest tegenwoordig steeds meer omhelzen. Het is een oud traditioneel feest dat in katholieke landen uitbundig wordt beleefd en ondergaan. Denk aan een stad als Rio de Janeiro die jaarlijks honderdduizenden carnavalstoeristen trekt.

Gaan we ver terug in de tijd, dan zien we dat het al in de Bronstijd werd gevierd, getuige Zweedse rotstekeningen uit 1600 voor Christus. Ook de Grieken vierden het, zo’n 500 jaar voor het begin van onze jaartelling, in hun grote Dionysusfeesten begin maart. Deze feesten bestonden uit gezongen opvoeringen op toneel, vrolijke optochten door de straten van de steden, vol dans, wijn en gezang. Dionysus was de god van de wijnbouw en fruitteelt. Het begin van de wijnbouw wordt gezien als de eerste vorm van beschaving. Het bracht mensen tot elkaar. Kenmerk tijdens zo’n optocht was dat men zich verkleedde, een masker droeg, om zodoende het doorgeefluik te kunnen zijn van de godenwereld. De mens zelf moest hierbij achtergehouden worden. De goddelijke wereld moest via de “doorgang” mens de aarde uit haar winterslaap tot nieuw leven wekken.

De Romeinen vierden op 1 maart zowel een nieuwjaars- als een lentefeest. Maart was toen de eerste dag van het jaar. Dit kun je nog zien aan de namen september tot en met december (septem = zeven, octo = acht, enzovoort). De Romeinen namen de Griekse traditie over en lieten tijdens de optochten het beeld van Dionysus in een schip op wielen langs de menigte rijden. Dit vormde het ontstaan van de “scheepswagen”, de “carrus navalis”, waaruit het woord carnaval waarschijnlijk is samengetrokken. Echter, waar in de Griekse beleving sprake was van een dienstbaar zijn aan hogere machten (de goden), daar verdween Dionysus bij de Romeinen al gauw op de achtergrond en werd carnaval tot het grote zottenfeest zoals wij dat nu kennen. De verkleedkleren en maskers dienden niet langer om de bescheidenheid van de mens uit te drukken, maar om bizarre en lachwekkende gestaltes te kunnen vertonen. Zo verwerd het oorspronkelijk godsdienstige carnaval tot een ogenschijnlijk plat volksvermaak.

De middeleeuwse kerk heeft geprobeerd carnaval godsdienstig te maken door dit feest te koppelen aan de Vastentijd, de periode van onthouding die geldt als voorbereiding op het feest van Pasen. Dikke dinsdag heette in sommige streken de dag van carnaval, gevolgd door Aswoensdag, de eerste dag van de Vastentijd. Deze traditie is behouden gebleven, behalve dan dat carnaval met ruim drie dagen is uitgebreid, zodat nu een heel lang weekeinde “doorgehaald” kan worden. Bij het bepalen van de datum van carnaval wordt er gerekend vanuit Eerste Paasdag. Paaszondag is, volgens het Concilie van Nicea (325 n. Chr.), de eerste zondag na de eerste volle maan na het begin van de lente (21 maart). De Vastentijd begint 40 dagen voor Eerste Paasdag, waarbij de zes zondagen in deze periode niet als vastendag meetellen. De eerste dag van carnaval valt dan zes weken voor Eerste Paasdag. Carnaval begint officieel op zondag. Pasen kan op zijn vroegst op 22 maart vallen en op zijn laatst op 25 april. Als gevolg daarvan is de vroegst mogelijke dag van carnaval 1 februari en de laatst mogelijke 9 maart.’
In dat kader mag ik dit leuke bericht van Michael Mentzel bij ‘Themen der Zeit’ op 9 februari wel noemen. Titel? ‘Glaubenskrieg eskaliert? Dornach dementiert’:
‘Unbestätigten Meldungen zufolge soll es auf dem Areal des Steinerarchivs in Dornach (Schweiz) vor einigen Tagen zu schweren Ausschreitungen gekommen sein. Das Archiv sei durch Polizeikräfte abgeriegelt worden, heißt es.

Entzündet hatte sich der Streit am so genannten “Fall Clement”. Christan Clement gibt seit einiger Zeit die erste “kritische” Ausgabe der Schriften Rudolf Steiners (SKA) heraus. Der interne Glaubenskrieg eskalierte, nachdem bekannt geworden war, dass Clement in den Vorstand des Goetheanum berufen werden soll. Der an der Brigham Young University in Provo (Utah) lehrende Professor für deutsche Literatur gilt in weiten Teilen der anthroposophischen Bewegung als “gefährlicher Gegner”, der seit Jahren im Auftrag der Mormonen das Milieu unterwandere.

Der Zorn der teilweise mit Bussen aus dem Ausland angereisten Demonstranten richtete sich vor allem gegen das Steiner Archiv, dessen Leiter die umstrittene Edition unterstützt. Dieser hatte auf dem Dach des Hauses Duldeck eine Fahne mit der Aufschrift “SKA” installiert, um, wie er sagte, “Flagge zu zeigen”. Gewaltbereite Chaoten sollen diese Fahne inzwischen heruntergerissen und am Rosenmontag verbrannt haben. Andere Demonstranten sollen die Polizisten mit Demeter-Tomaten, Eiern und Steinen beworfen haben.

Nach Recherchen der Schweizer Beobachtungsstelle für Anthroposophie habe Clement, der sich incognito in Dornach aufhalten soll, das Treiben, geschützt von privaten Bodyguards, von der Terrasse des Goetheanums aus amüsiert beobachtet.

Ein Sprecher des Goetheanums hat diese Meldungen inzwischen dementiert. Vermutlich handele es sich um einen “arg daneben gegangenen” Faschingsscherz aus dem Umkreis des Publizisten M.M. Dessen “Humor” bewege sich zuweilen auf sehr niedrigem Niveau und werde am besten mit Stillschweigen übergangen. Im übrigen bleibe die Anthroposophische Gesellschaft weiter “auf Erfolgskurs”. Von internen Streitigkeiten könne keine Rede sein.’
En dit is het oordeel van Wolfgang G. Vögele bij News Network Anthroposophy Limited (NNA) over het werk van dezelfde Christian Clement op 29 januari, getiteld ‘Produktiver Außenblick auf das philosophische Werk von Rudolf Steiner’:
‘Erstmals sind jetzt die grundlegenden philosophischen Schriften von Rudolf Steiner in einer textkritischen Ausgabe erschienen: Band 2 der von Christian Clement herausgegebenen und kommentierten SKA (Kritische Ausgabe der Schriften Rudolf Steiners) umfasst “Wahrheit und Wissenschaft” (1892) und die “Philosophie der Freiheit” (1894).

Der Band enthält ein Vorwort vom Philosophieprofessor und Autor von Studien über Kant und Goethes Naturphilosophie Eckart Förster (Förster war einer der Referenten der 2011 in Bologna von Anthroposophen veranstalteten Jubiläumstagung. Vgl. Eckart Förster: Die Wissenschaftlichkeit der Anthroposophie. Anmerkungen zu Rudolf Steiners ‘Bologna-Vortrag’. Die Drei, 6, 2011, S. 27-38.), eine über 100 Seiten lange Einleitung des Herausgebers, einen Textapparat von 260 Seiten, einen Anhang mit Stellenkommentaren und Register mit einem Umfang von 150 Seiten.

Obwohl Steiners Kenntnisstand überholt sei und seine Darstellungsweise antiquiert wirke, gebe es Anzeichen dafür, so Förster in seinem Vorwort, dass seine Fragestellungen wieder aktuell werden. Die Stelle des von Steiner kritisierten “ungesunden Kant-Glaubens” habe heute der Naturalismus eingenommen. Die heutige Philosophie sei durch einen umfassenden Objektivismus gekennzeichnet, dem das Subjekt abhanden zu kommen drohte. Gegenwärtig beginne aber die Dominanz des Naturalismus zu bröckeln, weil dieser Innenerlebnisse nicht beschreiben und erklären könne, wie der Philosoph Thomas Nagel und der Wissenschaftstheoretiker Holm Tetens erklärten. Dies sei Grund genug, sich zu fragen: Worum ging es Steiner der Sache nach?

Provokante Thesen

Förster versucht, Steiners Anliegen thesenartig zusammenzufassen. Nach Steiner sei das sinnenfreie, reine Denken über Subjekt und Objekt erhaben. Diese provozierende Feststellung müsse noch untersucht werden. Ebenso provokant sei Steiners These, dass der Mensch im reinen Denken wirklich frei sein könne. Steiners “ethischer Individualismus” habe nichts mit Nietzsches und Stirners Egoismus zu tun, schon eher mit Schellings Philosophie. Steiners Denken enthalte außerdem Elemente des Denkens von Fichte, von Goethe und von Hegel. Auch stehe er in einer platonischen Tradition. Steiners Philosophie stehe und falle mit der Möglichkeit eines “reinen Denkens”. “Ohne den bereitwilligen Versuch, ein solches sich selbst erzeugendes Denken im Sinne Steiners selbst auszubilden, wird sich über dessen Wirklichkeit nichts entscheiden lassen”, resümiert Förster.

Clement setzt seiner Einleitung ein Motto aus den Paulusbriefen voran: “Zur Freiheit seid ihr berufen, meine Brüder. [...] lasst euch nicht wiederum in das Joch der Knechtschaft spannen.” (Gal. 5, 13a, 1b) Damit folgt er durchaus Steiners Spuren, denn dieser stellte seine beiden Schriften in einem Vortrag in die paulinische Tradition und damit in eine von Christus inspirierte Strömung: “Ich darf sagen: in den Schriften ‘Wahrheit und Wissenschaft’ und ‘Philosophie der Freiheit’, trotzdem sie ganz aus der Philosophie heraus gearbeitet sind, lebt paulinischer Geist.” (Vortrag vom 4. September 1917, in: GA 176 “Das Karma des Materialismus”).

Ja, er bezeichnet im gleichen Vortrag seine Anschauungen sogar als eine “paulinische Erkenntnistheorie”. Einige Theologen haben schon zu Steiners Lebzeiten den “paulinischen” Charakter der Anthroposophie anerkannt, sowohl in ihrem Freiheitsbegriff als auch in ihrer Betonung des “Damaskus-Erlebnisses” als Beginn einer neuen Hellsichtigkeit der Menschheit (genannt sei hier nur Edmund Ernst: Reformation oder Anthroposophie? 1924).

Steiners Philosophie

Clements Einleitung beginnt mit einem Zitat des 25-jährigen Steiner über den Gott in unserem Innern, ein Standpunkt, den Steiner später als die “Urzelle” seiner Philosophie der Freiheit bezeichnete. Um die (auch heute noch vertretene) These zu widerlegen, er sei in seiner Weimarer Zeit Atheist gewesen, konnte Steiner auf einen 1896 erschienenen Vortrag des Weimarer Pastors Graue über “Die freie christliche Persönlichkeit” verweisen, in der die “Philosophie der Freiheit” lobend erwähnt wird. (Vgl. GA 255b: Rudolf Steiner und seine Gegner, S. 254ff.).

Als Philosoph stieß Steiner von Anfang an auf distanzierte bis vernichtende Kritiken von Fachleuten (z.B. Adickes), was zur Folge hatte, dass er von der akademischen Welt unbeachtet blieb und von dieser – besonders nach seinem Übertritt in die Theosophische Gesellschaft 1902 – nicht mehr ernst genommen wurde. Seitdem wurden seine philosophischen Arbeiten fast ausschließlich von Anthroposophen erwähnt.

Zwischen 1921 und 2004 sind nur vier Dissertationen erschienen, deren zentrales Thema die Philosophie Steiners war. Helmut Zander (2007), der Steiners Philosophie nur kursorisch behandelt, sei den Texten nicht wirklich gerecht geworden und habe zu deren Verständnis wenig beigetragen, meint Clement (CXXXI). Erst seit Hartmut Traubs umfassender Studie (2011) habe eine akademische Diskussion darüber eingesetzt. Das Fehlen einer kritischen Textausgabe zum Werk Steiners habe sich allerdings lange Zeit negativ auf die Forschung ausgewirkt, beispielsweise in der Dissertation von Jaap Sijmons (2008), der bei seinen Steinerzitaten oft nicht angebe, auf welche Auflage er sich bezieht.

Philosophie der Freiheit

Steiner selbst hatte seine “Philosophie der Freiheit” erst nach einem Vierteljahrhundert (1918) neu herausgegeben, in einem zeitgeschichtlich und für sein anthroposophisches Wirken bedeutsamen Jahr. Er kommentierte die Herausgabe mit dem Hinweis, die Menschheit sei in ein Zeitalter eingetreten, das gegenüber allen ethischen, sozialen und politischen Fragen versage. Nach der Kriegskatastrophe sei gerade die “Philosophie der Freiheit” mit ihrem ethischen Individualismus zeitgemäß (Vortrag Dornach, 27. Oktober 1918, GA 185a, TB, S. 125 ff.).

Steiner hielt es daher für notwendig, dieses Werk der Öffentlichkeit erneut zugänglich zu machen als Grundlage für die unmittelbar bevorstehende Propagierung seiner sozialreformerischen Ideen (soziale Dreigliederung) und als Nachweis seiner philosophischen Kompetenz gegenüber schlecht informierten oder böswilligen Kritikern. Auch wollte er damit der damals schon verbreiteten Legende vom “Bruch” seiner Ideenentwicklung entgegentreten.

Anders als Helmut Zander behandelt Clement Steiners Selbstaussagen über seine philosophischen Schriften (und z.B. über seine frühe Kant-Rezeption) als ernstzunehmende Quellen. Clement zeigt nüchtern, dass Steiner sich (abgesehen von seiner Dissertation) oft nicht an akademische Standards gehalten hat. Seine vielfach ungenauen Formulierungen könnten auf seinen autodidaktischen Bildungsgang zurückzuführen sein.

Die zahlreichen Bearbeitungen Steiners in der 2. Auflage von 1918 dokumentieren nach Clement dessen Entwicklung zum Esoteriker, der nun im Rückblick seine philosophische Frühschrift “als Grundlage und Rechtfertigung seines theosophischen und anthroposophischen Lebenswerks interpretiert und entsprechend umgestaltet”. (S. LXXXI) Naturgemäß bleiben offene Fragen, etwa: wann genau Steiner die “Philosophie der Freiheit” in ihrer jetzigen Gestalt konzipiert hat. (S. LXXIX)

Ins Abseits führende Debatte

Schon gleich nach dem Start der Edition brach zwischen anthroposophischen Akademikern ein Streit über die Interpretation der Überarbeitungsstufen aus. Die Heftigkeit dieser Auseinandersetzung wertete Thomas Steinfeld in der Süddeutschen Zeitung als Anzeichen dafür, “dass man es hier immer noch, im religiösen Sinne, mit Glaubenstexten zu tun hat.” (Thomas Steinfeld: “Wie fotografiert man den Allgeist?”, Süddeutsche Zeitung vom 10.1.2014) Wird die anthroposophische Bewegung diesmal mit mehr Gelassenheit auf das Erscheinen des neuen Bandes der SKA reagieren? Es wäre zu wünschen im Interesse einer breiteren Rezeption des Werks Steiners auch in der akademischen Welt.

Nichts Gutes verheißt in dieser Hinsicht die gerade ausgebrochene Debatte um die Promotionsbestrebungen Steiners. Es ist der Satz in der Einleitung: “Auch erkundete Steiner Möglichkeiten, einen sogenannten ‘englischen Doktortitel’ ohne Absolvierung einer Prüfung zu erwerben.” (LXXVII), der Clement den Vorwurf eingetragen hat. Hier hat Clement direkt reagiert und betont “dass es sich bei dieser Diskussion nicht um eine moralische Bewertung der Bemühungen Steiners um ein Doktordiplom handelt – der Erwerb des von Steiner erwünschten ‘englischen Diploms’ war damals offenbar ebenso üblich und legal wie entsprechende heutige Alternativen –, sondern allein um die Feststellung der historischen Tatsachen”.

Neu ist der ganze Vorfall auch nicht, Steiner-Archiv-Direktor Dr. David Marc Hoffmann hatte die beiden Briefe aus dem Jahr 1890 bereits 1991 in seiner Studie zu Steiners Dissertation veröffentlicht. Insofern bleibt zu hoffen, dass dieses gerade in Deutschland skandalträchtige Thema nicht die grundsätzliche inhaltliche Debatte um den neuen Band der SKA in den Hintergrund drängt.

Es sei auch daran erinnert, dass es vergleichbar Proteste zum Diskurs um die SKA schon zu Steiners Lebzeiten gab, sobald ein unabhängiger Publizist öffentlich für Steiner eintrat. Seinen Anhängern gab Steiner damals zu bedenken: “Man sollte sich [...] doch auch einmal freuen können, wenn auch etwas für, von ganz außenstehender Seite für unsere Sache auftritt.” [Vortrag Stuttgart, 13. Mai 1917, GA 174b, S. 231] Das Zitat geht wie folgt weiter: “Bis jetzt aber haben wir es vielfach erfahren, dass gerade denjenigen Steine in den Weg geworfen worden sind von Seiten unserer Mitglieder, welche sich für unsere Sache einsetzen wollten, dass aber abgeraten worden ist, sich für unsere Sache einzusetzen in gutem Wollen und in kühner Weise, während man sich nicht gekümmert hat um all das Schmähende, das geschehen ist im großen ganzen.”

Worauf bezog sich Steiner hier? Der Dichter Alexander von Bernus wurde aus der anthroposophischen Bewegung heraus einem – wie man heute sagen würde – Shitstorm ausgesetzt, nachdem er versucht hatte, in seiner vielbeachteten Zeitschrift “Das Reich” die in der Anthroposophie geschilderte Welt- und Menschheitsentwicklung in Versform wiederzugeben.

Beachtenswertes Unternehmen

Durch das Unternehmen SKA dürften sich die Chancen, dass Anthroposophie in den akademischen Diskurs Eingang findet, erheblich vergrößert haben, denn Steiner tritt hier ganz anders in die Außenwelt. Wie man auch immer zu dem Unternehmen SKA im einzelnen stehen mag: Zweifelsohne liegt ein beachtenswerter Versuch vor, den Schriften Steiners in der wissenschaftlichen Welt mehr Beachtung zu verschaffen.

Wie produktiv der Außenblick auf sein Werk sein kann, zeigt auch die Auseinandersetzung Clements mit Steiners Dissertationsschrift “Wahrheit und Wissenschaft”, die in der anthroposophischen Bewegung bisher wenig rezipiert worden ist, durch ihre wesentlich stringentere Argumentation aus der Sicht Clements das Denken Steiners jedoch für die akademische Welt eher nachvollziehbar macht als die salopp – und von daher oft unpräzise formulierte – “Philosophie der Freiheit”.

Es war die große Ausstellung im Wolfsburger Kunstmuseum 2010 “Rudolf Steiner – Die Alchemie des Alltags”, von der das geflügelte Wort ausgegangen ist, man dürfe Steiner nicht allein den Anthroposophen überlassen. Durch den neuen Band der SKA scheint es sich zu bestätigen. Clement geht als wissenschaftlicher Herausgeber einen eigenständigen Weg. Die Steinerforschung, ob sie nun von der etablierten Wissenschaft oder von der anthroposophischen Bewegung betrieben wird, kann von dieser Edition, die eine mutige Pioniertat darstellt, nur profitieren.

Rudolf Steiner. Schriften – Kritische Ausgabe (SKA), Band 2: Philosophische Schriften: Wahrheit und Wissenschaft – Die Philosophie der Freiheit. Hrsg. und kommentiert von Christian Clement. Mit einem Vorwort von Eckart Förster. [frommann-holzboog Verlag Stuttgart-Bad Cannstadt] 2016. CXXXVI, 413 S., 2 Abb., ISBN 978 3 7728 2632. 108.-EUR

In verbindung stehende News:
Historisch-kritische Steiner Ausgabe erstmals erschienen - 25.10.2013’
Jeremy Smith uit East Sussex heb ik hier nog weinig aan het woord gelaten, helaas. Nog nooit, actually. Terwijl hij zich al anderhalf jaar ontpopt als de ‘anthropopper’:
‘I’m currently working on a part-time freelance basis for Emerson College in Forest Row, East Sussex in the UK. I’ve worked in various branches of education since 1986, in both employed and self-employed roles. Before that, I was the arts and entertainments officer for one of the London boroughs and before that I trained as an actor at the Mountview Theatre School. I’ve had an interest in the work of Rudolf Steiner for many years and have spent several years as the education facilitator in a Steiner school. I’ve also been the trustee of another Steiner school, have worked as a member of the executive group of the Steiner Waldorf Schools Fellowship and have been a lay inspector for Ofsted inspections of Steiner schools. Biodynamic agriculture, another of Steiner’s initiatives, is a huge interest of mine and I’m a member of the Tablehurst & Plaw Hatch Farms Co-op Committee in Forest Row, East Sussex. I’m also a non-executive director of Tablehurst Farm and have recently taken on a part-time role as development manager for the farm.’
Op 8 februari schreef hij ‘No, anthroposophy is not a cult – and here’s why.’
‘People who are critical of anthroposophy sometimes accuse it of being a cult, or a cult-like religious sect. To determine whether there is any validity in this accusation, we need first of all to understand what these critics are likely to mean by the word “cult.”

According to Wikipedia, the word “cult” was originally used, not to describe a group of religionists, but the act of worship or religious ceremony. It was first used in the early 17th century, borrowed via the French culte, from Latin cultus (worship).

Today, however – at least in English – the word “cult” is understood as a derogatory term. Wikipedia goes on to say that: “In the mass media, and among average citizens, “cult” gained an increasingly negative connotation, becoming associated with things like kidnapping, brainwashing, psychological abuse, sexual abuse and other criminal activity, and mass suicide. While most of these negative qualities usually have real documented precedents in the activities of a very small minority of new religious groups, mass culture often extends them to any religious group viewed as culturally deviant, however peaceful or law abiding it may be.”

In such a context, to accuse anthroposophy of being a cult is to make a serious and potentially damaging allegation. So what is the reality – is anthroposophy “a cult-like religious sect following the teachings of Rudolf Steiner (1861-1925)”, as alleged by Dan Dugan (founder of PLANS and the Waldorf Critics’ website)? Or is it neither a cult nor a religion but a path of knowledge to guide the spiritual in the human being to the spiritual in the universe, as described by its founder, Rudolf Steiner?

Let us see if we can find a further definition of what constitutes a cult. There is a very useful organisation called the International Cultic Studies Association (ICSA), which provides information on cults, cultic groups, psychological manipulation, etc, and practical suggestions for those affected by or interested in these subjects. I presume that Dan Dugan approves of the work of ICSA, because he has published an article about anthroposophy on its website.

The ICSA says that cults usually display some or all of fifteen typical characteristics. These fifteen characteristics identified by the ICSA are shown below in bold while my comments on how anthroposophy compares with these are in italics. [Ik heb dat veranderd; slechts de vijftien zinnen van ICSA heb ik cursief gezet, dat is duidelijk genoeg, dunkt me. MG]

1. “The group displays excessively zealous and unquestioning commitment to its leader and (whether he is alive or dead) regards his belief system, ideology, and practices as the Truth, as law.”

Rudolf Steiner, the founder of anthroposophy, was undoubtedly a charismatic leader and his teachings, as set out in his lectures and books, are usually taken with great seriousness and respect by anthroposophists; but Steiner himself always insisted that no-one should take his statements as true unless they had first checked within themselves as to how they feel about such statements, eg our innate and “infallible feeling for truth must be the active principle in the verification of knowledge.” Anthroposophists who are given to quoting Steiner on all subjects rather than speaking from their own experience and knowledge are not doing what Steiner asked of them – and such behaviour does not make anthroposophy a cult, even if a few anthroposophists sometimes can give that impression.

There is an additional difficulty for anthroposophy, however, and this has been well described by Ha Vinh Tho: “On one hand everybody emphasises that it is NOT a religion but a spiritual science, but on the other hand most of the contents of anthroposophy are completely beyond any ones cognitive grasp and have to be accepted in good faith. The method presented by Steiner is indeed accessible to all, but the contents he researched are mostly far beyond anyone’s grasp who is not an initiate or a fully realised being. And there seems to be a confusion between advocating a scientific methodology of contemplative research and inquiry that includes the spiritual dimension of the human being and of the world; and upholding contents that can only be perceived by non-anthroposophists as a revelation given by an enlightened master. I have no problem with the latter, but there is no way one can present these revelations as scientific results that everyone can acknowledge.”

This is surely true. Anthroposophists (like me, for example), regard Steiner as an initiate who was able to access knowledge not available to most of us. We are willing to live with some very advanced concepts that we can’t prove, because of our sense of Steiner’s total integrity and extraordinary insight. Nevertheless, by their fruits shall ye know them; and the results of what I call “applied anthroposophy” continue to demonstrate the potential for practical solutions to current world problems that arise from the work of Steiner and many other anthroposophists in the fields of agriculture, banking, health, education and in many other areas.

2. “Questioning, doubt, and dissent are discouraged or even punished.”

Question, doubt and dissent have always been part of anthroposophy since its foundation. But since there is no set of beliefs or doctrines that members are required to adhere to, there is no possibility for any member to transgress. There are of course areas of controversy and disagreement but people are in no way prevented or discouraged from discussing their views or adopting particular positions. The word “must” does not exist in the anthroposophical vocabulary, since freedom is at the core of anthroposophy.

3. “Mind-altering practices (such as meditation, chanting, speaking in tongues, denunciation sessions, and debilitating work routines) are used in excess and serve to suppress doubts about the group and its leader(s).”

Meditation and the meditative path are certainly encouraged in anthroposophy, but are seen as private, individual initiatives and have nothing to do with the society. None of the other practices listed has ever had any place in anthroposophy.

4. “The leadership dictates, sometimes in great detail, how members should think, act, and feel (for example, members must get permission to date, change jobs, marry—or leaders prescribe what types of clothes to wear, where to live, whether or not to have children, how to discipline children, and so forth.”

There is absolutely no dictation to members on what to wear, how to think, feel or act, who to marry etc. The concept of freedom is central to anthroposophy.

5. “The group is elitist, claiming a special, exalted status for itself, its leader(s) and members (for example, the leader is considered the Messiah, a special being, an avatar—or the group and/or the leader is on a special mission to save humanity.”

As mentioned under (1) above, anthroposophists often regard Steiner as an initiate and anthroposophy certainly sees itself as having much to contribute towards current world problems – but there is no sense in which anthroposophists regard themselves as an elite separate from the rest of society. On the contrary, Steiner frequently made it clear how important it is for anthroposophists to be involved in the wider world, eg “Our anthroposophical movement should not be a vaguely mystical, nebulous theory-movement sought by people wishing to withdraw from life, but must be a movement by which a man {sic} introduces the spiritual with practical effect into life’s every sphere.”

6. “The group has a polarised us-versus-them mentality, which may cause conflict with the wider society.”

Anthroposophists are encouraged to ‘do’ anthroposophy, ie to be engaged and active within the world – there is no sense of us versus them.

7. “The leader is not accountable to any authorities (unlike, for example, teachers, military commanders or ministers, priests, monks, and rabbis of mainstream religious denominations).”

Since Steiner’s death in 1925, there has been no ‘leader’ of anthroposophy. Each national society has a general secretary and Council who are accountable to their members and chosen by election.

8. “The group teaches or implies that its supposedly exalted ends justify whatever means it deems necessary. This may result in members participating in behaviours or activities they would have considered reprehensible or unethical before joining the group (for example, lying to family or friends, or collecting money for bogus charities).”

Steiner was known as a man of unimpeachable moral integrity – not even his most vehement critics have ever accused him of any dishonourable behaviour. Steiner himself said that to take one step in spiritual development required three steps in moral development. To call oneself an anthroposophist while engaging in reprehensible or unethical behaviour would be simply to fail to understand anthroposophy, let alone live it. That is not to deny that some anthroposophists have failed to understand it and have fallen grievously short of what one would expect from them – one thinks for example of some individuals who were close to the Nazis in Germany or the fascists in Italy in the 1930s and 40s – but these people were notable exceptions.

9. “The leadership induces feelings of shame and/or guilt in order to influence and/or control members. Often, this is done through peer pressure and subtle forms of persuasion.”

This does not happen in anthroposophy – there is no peer pressure to conform and no forms of persuasion, subtle or otherwise.

10. “Subservience to the leader or group requires members to cut ties with family and friends, and radically alter the personal goals and activities they had before joining the group.”

None of these things is required or expected of anthroposophists, nor is there any kind of leader to whom one could be subservient.

11. “The group is preoccupied with bringing in new members.”

This is certainly not the case with anthroposophy.

12. “The group is preoccupied with making money.”

This is even less the case with anthroposophy, as the difficult financial state of many anthroposophical organisations can bear witness.

13. “Members are expected to devote inordinate amounts of time to the group and group-related activities.”

There are absolutely no requirements or expectations of this kind for anthroposophists.

14. “Members are encouraged or required to live and/or socialise only with other group members.”

This is absolutely not the case in anthroposophy.

15. “The most loyal members (the “true believers”) feel there can be no life outside the context of the group. They believe there is no other way to be, and often fear reprisals to themselves or others if they leave (or even consider leaving) the group.”

People who are devoted anthroposophists naturally value their membership of the society and are loyal to it – but no anthroposophist has ever feared reprisals from other members and people are entirely free to leave membership, without any fear of reprisals, whenever they wish.

I think it is clear from the ICSA list above that anthroposophy displays none of the characteristics of a typical cult. To be fair to Dan Dugan, he has himself admitted, in an exchange with Tarjei Straume, that “I agree that as cults go, Anthroposphy is a sissy; in almost all aspects not dangerous, just a huge waste of time.” That’s about as good as we’re going to get from a Waldorf critic – and if Dan Dugan goes on record to say that anthroposophy is not much of a cult, then I think the rest of us can probably agree that it is not a cult at all.’
Er kwam natuurlijk een vervolg op. Dat verscheen eergisteren onder de titel ‘No, Mr Dugan, Steiner Waldorf schools are not cult schools.’ Ramon De Jonghe zal wel hiertegen ageren, dat kan niet anders, hem kennende.
.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)