Als je twee weken lang onvoldoende tijd hebt gehad om een
fatsoenlijk bericht te maken, wat doe je dan? Er is natuurlijk van alles
langsgekomen dat vermelding verdient. Maar dit is vooral als een leesweblog
bedoeld. En dan wordt het wel heel erg veel. Daarom kan ik weinig anders doen
dan een beetje schipperen. Eclectisch noemen ze dat, geloof ik. Maar laat ik
gewoon beginnen en zien waar ik uitkom – waar het schip strandt. Erik Baars
bijt weer eens het spits af. Op 11 oktober kwam het Louis Bolk Instituut met ‘Baars presenteert in Europees Parlement’:
‘Erik Baars heeft op 9 oktober een presentatie gegeven in het Europees Parlement tijdens de conferentie “Complementary and Alternative Medicine”.
Senior onderzoeker Gezondheidszorg Dr. Erik Baars heeft op 9 oktober jl. een presentatie verzorgd in het Europese Parlement op de conferentie “Complementary and Alternative Medicine – Innovation and Added Value for European Healthcare”. De titel van zijn lezing was: “Complementary and Alternative Medicine and chronic disease management”. Baars is uitgenodigd vanwege zijn expertise op het gebied van chronische ziekten en epidemiologisch en klinisch onderzoek.
Voor meer informatie over het werk van Erik Baars bezoekt u de medewerkerspagina.’
Een week eerder, op 4 oktober, kwam het Louis Bolk Instituut
met het persbericht ‘Patiënt wenst geïntegreerde zorg’:
‘Patiënten wensen een combinatie van reguliere en complementaire zorg van hun huisarts. Dat blijkt uit een onderzoek onder volwassenen met chronische gewrichtsklachten.
De onderzoeksresultaten zijn op 4 oktober gepresenteerd op het congres Heel de Mens in Utrecht. Aan respondenten is onder meer gevraagd of zij complementaire behandelwijzen gebruiken voor hun huidige klachten en hoe zij de rol van de huisarts zien.
Huisarts heeft taak bij informatie over complementaire zorg
Het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een representatieve groep volwassenen met chronische gewrichtsklachten. Bij klachten als artrose, reuma en fibromyalgie gaan patiënten nu vaak op eigen initiatief op zoek naar complementaire behandelwijzen, zoals acupunctuur en osteopathie. Slechts één derde bespreekt dit actief met de eigen huisarts. Uit het onderzoek blijkt dat 92% van de patiënten wenst dat de huisarts het initiatief neemt om hen te informeren over de mogelijkheid van complementaire behandelwijzen. Zelfs bij de groep respondenten die géén gebruik maakt van deze behandelwijzen, wil 74% dat de huisarts hen ook wijst op de mogelijkheid van complementaire zorg.
Geïntegreerde benadering: “het beste uit twee werelden”
Uit het onderzoek blijkt dat 86% van de patiënten met gewrichtsklachten al gebruik maakt van complementaire behandelwijzen. Het gaat dan vooral om osteopathie, acupunctuur, homeopathische geneesmiddelen of natuurgeneeskunde. Voornaamste redenen voor het gebruik zijn “het vertrouwen in de integrale aanpak”, “goede verhalen over complementaire behandelwijzen gehoord” en “de wens om een behandeling te krijgen vanuit een andere kijk op gezondheid”. Patiënten verwachten het ‘beste uit twee werelden’ te krijgen als de huisarts een geïntegreerde benadering volgt. Tien jaar geleden gingen patiënten voornamelijk nog uit onvrede op zoek naar alternatieven. Dit komt overeen met eerdere bevindingen van het Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL).
Dit onderzoek is uitgevoerd door het van Praag Instituut, Louis Bolk Instituut en Zorgbelang Groningen in opdracht van PPCG (het Patiëntenplatform voor Complementaire Gezondheidszorg waarbij diverse patiëntenverenigingen zijn aangesloten), en gefinancierd door VWS via Fonds PGO. Het onderzoek is in samenwerking met de Reumapatiëntenbond en zorgverzekeraar Menzis opgezet.
Meer informatie:
Artikel gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift Patient, education and counseling
www.louisbolk.nl/proeftuin
www.ppcg.nl/onderzoek.htm
publicatie Nivel’
Biojournaal meldde op 10 oktober ‘Diverse bio-ondernemers in de Duurzame 100’:
‘Trouw publiceert sinds 2009 elk jaar de Duurzame 100. Vandaag (10 oktober) is de lijst van 2012 gepubliceerd. Daarin zijn ook wat ondernemers uit de biologische branche opgenomen. Hieronder een overzicht van wat over hen geschreven is. Klik hier voor de volledige lijst.
Erik Does, algemeen directeur van Udea, is terug te vinden op positie 87. Hij laat volgens Trouw zien dat er in Nederland ook ruimte is voor een “andere” supermarkt.
John Halmans staat op positie 91. De directeur van Gulpener keert terug in de Duurzame top 100 dankzij de introductie van een nieuw biologisch biertje (en de restyling van de bio-bierrange in een opvallende verpakking).
Drees Peter van den Bosch van Willem&Drees neemt positie 50 in.
Bron: Trouw’
Klikken we op deze link, zien we op 4 Klaas van Egmond
staan. Over hem schrijft men onder meer:
‘Klaas van Egmond is waarschijnlijk de slimste persoon in onze lijst. Het expertpanel kende hem in elk geval de hoogste score toe op het criterium kennis. Het bijzondere aan de bijzondere hoogleraar Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht is dat hij zijn technische kennis van milieu, klimaat en duurzame energie ook weet te benaderen vanuit cultureel, politiek en economisch perspectief. Daarbij is hij een groot pleitbezorger van samenwerking en hokjesoverstijgend denken. In zijn meest recente boek “Een vorm van beschaving” plaatst hij klimaatverandering en de uitputting van grondstoffen in een historisch perspectief. Alleen door naar een gedeeld mensbeeld te zoeken kan een nieuwe crisis worden voorkomen, stelt hij.“Wij zijn medescheppers van wat er in de wereld gebeurt.”’
Meteen onder de eerste zes van de ranglijst volgt een prachtig
interview van 15 oktober door Cokky van Limpt met de grote stijger op nummer 18, organisch
architect Thomas Rau, getiteld ‘Ik
ben een vreedzame terrorist’.
‘Rau’s architectenbureau heeft sinds 1992 meer dan honderd gebouwen neergezet. De bekendste zijn de hoofdkantoren van het Wereld Natuur Fonds en de Triodosbank en het gemeentehuis in Zutphen. (...)
“Al onze ervaring bracht ons tot de conclusie dat we helemaal geen energieprobleem hebben. Wij maken inmiddels gebouwen die meer energie opleveren dan ze gebruiken: klanten van ons verdienen geld doordat zij van ons een gebouw hebben gekregen”, zegt Rau in een van zijn nieuwste creaties: het vrijwel geheel uit glas opgetrokken CBW-Mitex-gebouw in de bossen van landgoed De Breul bij Zeist. Dit is het eerste kantoorgebouw in Nederland waar de energiestroom de mensenstroom volgt.’
De architect heeft een zeer interessante visie op de
economie en op duurzaamheid:
‘Rau’s nieuwe bedrijf Turntoo gaat ervan uit dat niet de koper of gebruiker, maar de producent eigenaar blijft en dus verantwoordelijk is voor de grondstoffen in zijn producten. “Het uitgangspunt van Turntoo is dat ik als klant een bepaalde prestatie wil van een product. Ik wil licht, de was doen, mobiliteit. Maar moet ik daarvoor een lamp, wasmachine of auto bezitten? Nee, ik wil lichturen, wasbeurten, kilometers. En daar wil ik voor betalen, niet voor de grondstoffen.”’
Wie nog niet in de Duurzame 100 staat, is Bavo van den Idsert, directeur van Bionext. Maar wat niet is, kan nog komen. Op 10 oktober schreef hij op de website van Bionext ‘It’s the
economy, stupid!’:
‘Het is goed nieuws dat Louise Fresco de vervreemding van mensen ten aanzien van voedsel op de agenda zet met haar nieuwe boek. Uit de bijdrage van Fresco in De Volkskrant van zaterdag 6 oktober valt helaas op te maken dat ze de echte oorzaak van die vervreemding niet benoemt. “Its the economy, stupid!”: marketing en economie regeert de consument. Verleid door de voedingsindustrie eten we te veel, te zoet, te vet, te zout etc. Kwam in de jaren vijftig het vlees alleen zondags op tafel, nu is het al heel wat als het eens per week ontbreekt. Met het oplossen van het wereldvoedselvraagstuk, waar Fresco zo mee begaan is, is de voedingsindustrie nooit bezig geweest. Daar werd ook niet naar gevraagd door de aandeelhouders of de maatschappij. Nu de westerse consument meer dan verzadigd is en gekweld door overgewicht, welvaartziektes, allergieën en ander ongemak op zoek is naar gezonde, diervriendelijke en duurzame alternatieven, slaat Fresco alarm dat de consument er niets van begrijpt. Ze proclameert, net als Aalt Dijkhuizen een maand geleden, dat de groeiende wereldbevolking ook recht heeft op hetzelfde voedselpatroon als wij en we dus niet moeten zeuren over intensivering van de productie ten koste van meer ethische of morele vraagstukken zoals bijvoorbeeld dierenwelzijn.
Niemand zal de groeiende bevolking in ontwikkelingslanden het recht op voldoende voedsel willen ontzeggen. De vraag is of het westerse voedselpatroon een voorbeeld is dat navolging verdient. Als je kijkt naar de effecten van het westerse voedselpatroon op gezondheid en omgeving, dan zou je verwachten dat de speurtocht naar een ander landbouw- en voedingsparadigma op volle toeren draait in onze wetenschappelijke topinstituten. Het is bij de kopstukken helaas “business as usual”. Herbezinning wordt bestempeld als “doemdenken” en een romantisch verlangen naar de kleinschalige landbouw van vroeger. Geen biologische boer die zich daar anno 2012 nog in herkent. Feit is bijvoorbeeld dat het areaal van een gemiddeld biologisch bedrijf in Nederland groter is dan dat van een gemiddeld gangbaar bedrijf, mede dankzij natuur op het erf natuurlijk. Blijven we met 180 kilometer per uur doorrijden op de smalle weg van de high-tech voedingsindustrie en negeren we de oranje lichten van obesitas, welvaartziekten, afnemende biodiversiteit, afnemende bodemvruchtbaarheid, dierenleed en natuurafbraak? Onlangs voorspelde de Trust for America’s Health dat in 2030 in 39 van de 52 staten meer dan 50% obees zal zijn. De medische kosten lopen op van 18 tot 66 miljard dollar per jaar, terwijl 500 miljard dollar aan economische schade geleden zal worden door ziekte-uitval. Het bewustzijn dat er iets moet gebeuren is er inmiddels. Dat is het góede nieuws. Er zijn ook allerlei inspirerende en succesvolle zoektochten in de richting van bewuster consumeren, zoals biologisch, fair trade en MSC laten zien. Maar een grootschalige transitie naar voeding die gezondheid, duurzaamheid, ethisch produceren en natuurlijke rijkdom in balans brengt (en houdt) vraagt systeeminnovatie. Dáár ligt de taak voor de wetenschap. Dat de oplossing voor duurzame voedselproductie en voedselzekerheid eerder uit de hoek van de agro-ecologische landbouw te verwachten valt, zoals de FAO in het grootschalige IAASTD rapport geconcludeerd heeft, wordt gelukkig door steeds meer (ook Wageningse) wetenschappers onderschreven.’
Dezelfde Bavo van den Idsert werd gisteren aangehaald in een
artikel van Kees de Vré in Trouw, ‘Crisis of niet, duurzaam blijft in’:
‘De financiële sores die langzamerhand elk huishouden wel raken, krijgen tot nu toe geen vat op onze voedselkeuzes. De Nederlandse consument blijft steeds meer duurzaam voedsel kopen. Daar zitten biologische producten bij in. Jaar in jaar uit stijgt de verkoop daarvan met dubbele cijfers, terwijl de totale voedselverkoop jaarlijks met 1 tot 2 procent toeneemt. Afgelopen halfjaar kon de duurzame sector weer een plus van 23 procent noteren.’
Maar waarom gebeurt dit wel in Nederland, en niet in
Engeland? Omdat de economische crisis daar diepere wonden slaat?
‘Volgens Bavo van den Idsert, directeur van Bionext – de koepel van de biologische sector – is de verklaring een stuk simpeler. “Toen de financiële crisis in 2008 uitbrak hebben Britse supermarkten hun aanbod aan biologische producten drastisch teruggebracht. Asda heeft biologisch zelfs volledig van de schappen gehaald. Mede omdat er nauwelijks natuurvoedingswinkels zijn, is er dus amper aanbod. Sindsdien is het aanmodderen in Groot-Brittannië. In Nederland is de groei juist sinds 2008 in de dubbele cijfers terecht gekomen, met name omdat de supermarkten hun aanbod fors hebben vergroot.”
De Bionext-directeur noemt nog een andere reden. “Fairtrade is in Groot-Brittannië omvangrijk. Dat werkt als een concurrent van biologisch.”’
Op 11 oktober maakte Bionext melding van ‘Gekakel
in FD over biologische kip’:
‘“Biologische kip slecht voor het milieu” kopte het Financieel Dagblad op 10 oktober. Een ongelukkige samenvatting van een artikel dat ingaat op de vraag of de biologische pluimveehouderij een oplossing kan bieden voor al die 465,5 miljoen vleeskuikens (95% van het totaal in Nederland) die volgens het FD nu “leven in discutabele omstandigheden”.
Het FD schat in dat het “een diervriendelijke oplossing zou zijn om 100% biologische kip te fokken in Nederland”, maar dat dit niet goed zou zijn voor het landgebruik, de CO2-uitstoot en voor de boer. Bionext, ketenorganisatie voor duurzame, biologische landbouw en voeding, vindt de redenering in het artikel te eenvoudig en te kort door de bocht:
1) Om te beginnen is het géén doelstelling van de biologische sector om de gangbare vleeskuikensector met hetzelfde aantal dieren om te laten schakelen naar biologisch. De schaal moet passen binnen de omgeving en de maatschappelijke context. En de overproductie en - consumptie van dierlijke eiwitten is niet de richting die doorgezet moet worden. Het vertrekpunt van het artikel is dan ook nogal onzinnig.
2) Belangrijke aspecten die van invloed zijn op het milieu en de volksgezondheid worden niet genoemd. Denk aan de input van grote hoeveelheden antibiotica in de gangbare vleeskuikensector, de vervuilende productie van kunstmest en het gebruik van chemisch-synthetische bestrijdingsmiddelen bij de teelt van veevoer. Dit zijn geen zaken waar je zomaar overheen kunt stappen als je uitspraken doet over kippenvlees in relatie tot het milieu.
3) De definitie van milieubelasting wordt in het artikel beperkt tot landgebruik en CO2-uitstoot, en dan ook nog alleen in eigen land. Dit is zeer beperkt, want vrijwel al het veevoer voor de reguliere veehouderij komt van overzeese gebieden. Biologische landbouw hecht belang aan een integrale benadering waarbij er niet naar één aspect gekeken wordt maar naar alle aspecten in samenhang: bodemvruchtbaarheid, watergebruik, biodiversiteit, behoud van genetische variëteit, landschapsbehoud en gesloten kringlopen.
4) De investeringen van een boer die overstapt op biologisch (diervriendelijke huisvesting, biologisch voer e.d.) vormen geen enkel probleem wanneer die kosten terugverdiend kunnen worden via de verkoop van een kwalitatief hoogwaardig product. Het wordt niet duidelijk waarom dit punt in het artikel genoemd wordt.
5) De prijs die genoemd wordt van “een stukje biologische kip” (€ 25 per kilo) klopt niet. Bij biologische kipfilet is het prijsverschil aanzienlijk, bij andere biologische kipproducten is dit verschil kleiner. Als je even Googlet en bijvoorbeeld via de webshop www.hetschop.nleen hele biologische kip bestelt, kost dat € 10,95 per kilo, een kilo kippenbouten kost € 11,95.
6) Dat “de consument” bereid zouden zijn om 10% meer te betalen voor beter dierenwelzijn zegt niets over de individuele consument. Een groeiende groep consumenten kiest er bijvoorbeeld voor om minder vaak vlees te eten en dan beter vlees in huis te halen. Hier zou de Nationale DenkTank zich nog eens over kunnen buigen. Bionext denkt graag met de denktank mee.’
De nieuwe website van Demeter heeft een bericht over een
gebeurtenis van twee weken geleden (helaas staat er geen datum bij), ‘Toekomst zaaien van start!’
‘Afgelopen weekend is er voor het eerst in Nederland toekomst gezaaid. De Beukenhof in Breda (NB) en De Eemstuin in Uithuizermeeden (GR) hebben hun akker ingezaaid met behulp van consumenten uit de omgeving. Wilt u meedoen? Dat kan nog in de komende weekenden in oktober. Lees hier welke bedrijven wanneer meedoen.
Vroege Vogels heeft aandacht besteed aan Toekomst Zaaien. Luister hier naar de uitzending. Als gevolg van de uitzending kwamen er ’s middags mensen zaaien op de Eemstuin in Groningen. Een uithoek in het noorden, maar toch een opkomst van 60 mensen!
“Een fantastische dag, veel inspiratie en ik ben er helemaal blij van”, zegt Isabel van De Eemstuin. Ook collega-boerin Jozien Vos, nieuw bestuurslid bij Stichting Demeter is enthousiast: “Vele mooie momenten, het in een rij staan, het zaaien, het elkaar een hand geven”. Op de Beukenhof waren zowel de ouders als de kinderen zeer enthousiast. Er is zelfs een zaailied gezongen. Na ontvangst met koffie, thee en iets lekkers op De Beukenhof werd er gezaaid. De mensen gingen in rijen langs de rand van de akker staan en liepen al zaaiend naar het midden toe. Afsluitend kregen geïnteresseerden nog een rondleiding over de zorgboerderij. Het was voor iedereen een geslaagde dag.
Hieronder een impressie van foto’s op de Beukenhof en de Eemstuin. Kom vooral ook zaaien op een boerderij bij u in de provincie! Toekomst zaaien! wordt georganiseerd door Stichting Demeter in samenwerking met Stichting Zaadgoed en Avenirsem Zwitserland. Toekomst zaaien! wordt mede mogelijk gemaakt door de Iona stichting.
Sponsoren: Ekoplaza – Zuiver Zuivel – Estafette/Odin – BioBakker – Eosta
Meer informatie over toekomst zaaien.’
Op Duurzaamheidsdag 10 oktober kwam Bionext met het
persbericht ‘Consument
koopt 12 procent meer biologisch in eerste helft 2012’:
‘Biologische sector wil actief bijdragen aan duurzamer voedselketen
De consumentenbestedingen aan biologische voeding zijn in het eerste halfjaar van 2012 met bijna 12 procent (11,8%) toegenomen. De omzet steeg met ruim 47 miljoen euro naar 445 miljoen. Als deze trend zich doorzet, komt aan het eind van dit jaar de grens van 1 miljard jaaromzet in zicht. Dit stelt ketenorganisatie Bionext, op het jaarcongres van de sector bij de Triodos Bank in Zeist.
De omzet van biologische voeding stijgt al tien jaar op rij. In die periode is de omzet verdubbeld. Alle verkoopkanalen droegen in de eerste helft van 2012 aan de groei bij. Met uitzondering van vleesvervangers groeiden alle productgroepen. De grootste groei komt van biologische vis (+94%), vleeswaren (+55%) en koffie thee cacao (+25%). Omdat de vraag naar duurzaam geproduceerd voedsel hand over hand toeneemt, spelen steeds meer gangbare producenten, verwerkingsbedrijven en retailers in op deze ontwikkeling. Consumenten hebben als gevolg daarvan steeds meer keus uit diervriendelijker of ethischer geproduceerd voedsel.
De biologische landbouw zorgt voor duurzamer voedselproductie, respectvol zakendoen en ethischer omgaan met dieren. De sector is graag bereid kennis en inzichten te delen met partijen die via andere wegen op zoek zijn naar duurzamer voedselproductie. Bavo van den Idsert, directeur Bionext: “Duurzaamheidsdenken zit in de genen van de biologische sector. Bedrijven willen aan een brede groep consumenten laten zien dat bewust biologisch eten oplossingen kan bieden voor grote maatschappelijke issues als de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, verschraling van biodiversiteit, dierenwelzijn, obesitas en de snel groeiende wereldbevolking.”
Op het jaarcongres heeft de provincie Noord-Holland, in de persoon van gedeputeerde Jaap Bond, de erepenning van verdienste voor de biologische landbouw en voeding gekregen. Een ambitieus en consistent beleid en meetbaar goede resultaten zijn volgens Bionext de belangrijkste redenen om de penning aan Bond uit te reiken.
N.B. De cijfers in dit persbericht zijn afkomstig uit de Monitor Duurzaam Voedsel (1e helft 2012) van het LEI. U kunt dit rapport hier bekijken.’
Al snel, op 16 oktober, verscheen er op de website van
Bionext een uitgebreid ‘Verslag
Bio-Congres 10 oktober 2012’:
‘Op de Dag van de Duurzaamheid, 10 oktober, organiseerden Bionext en Triodos Bank gezamenlijk het Bio-Congres 2012. Thema: Duurzaamheid smaakt naar meer. Met 180 bezoekers was het uitverkocht – kennelijk voorziet het congres in een behoefte. De bezoekers werden welkom geheten door dagvoorzitter Menno Bentveld (o.a. presentator van Vara's Vroege Vogels). Bentveld zei dat biologische voeding economisch steeds belangrijker wordt en vaker op ooghoogte te vinden is in het supermarktschap.
Het programma startte met een gesprek tussen Bavo van den Idsert, directeur Bionext, en Suzanne van der Pijll, voorzitter a.i. van Stichting EKO-keurmerk. Zij reageerden op enkele prikkelende stellingen en gaven inzicht in de verduurzamingsontwikkelingen in de sector. Spetterend vuurwerk leverde dit niet op, wel werd duidelijk dat de biologische sector zeer ambitieus is, aanzienlijk verder wil gaan dan de wet voorschrijft (denk aan eerlijke handel, energiegebruik, biodiversiteit, verpakkingen, transport) en dat het EKO-keurmerk een goed middel is om die extra inspanningen zichtbaar te maken bij de consument.
De halfjaarcijfers werden gepresenteerd door Johan Bakker van het Landbouw Economisch Instituut. In de eerste helft van 2012 zijn de consumentenbestedingen aan “duurzaam voedsel” met 23,4% gestegen. Onder duurzaam voedsel vallen o.a. biologisch, Beter Leven, FairTrade en MSC. Biologische voeding is verreweg het grootste segment met een omzetaandeel van 43,6%. De consumentenbestedingen aan biologische voeding zijn in de eerste helft van 2012 met 11,8% toegenomen. Hierbij zijn alleen de belangrijkste verkoopkanalen meegerekend. De verwachting is dat eind 2012 de grens van 1 miljard omzet wordt bereikt.
Vervolgens kwamen drie ondernemers aan het woord: een retailer, een productie- en handelsbedrijf en een veehouder. Het spits werd afgebeten door Arie van Doesburg, unitmanager vers en duurzaam bij PLUS Retail. Aanvankelijk bleef Van Doesburg flink reclame maken voor PLUS Briljant en het eigen duurzaamheidsbeleid. Op zich wel begrijpelijk, omdat PLUS in 2011 de EKO-tellingen won en zijn nek heeft uitgestoken met o.a. vrije uitloop eieren en seizoensgroenten. “Wij hebben veel ingezet op fair trade. We hebben producten als bananen en huismerk thee vervangen door de fair trade variant. Daarmee maak je keuze voor de consument. Dat is een risico, maar anders gebeurt er nooit wat.” Ook heeft PLUS een eigen GreenTeam, een soort duurzame denktank. Op aandringen van Menno Bentveld ging Van Doesburg dieper in op het biologische segment. Alle cherrytomaatjes en spitskolen zijn inmiddels biologisch, maar bijvoorbeeld bloemkolen worden niet vervangen door biologische, omdat het aanbod ontoereikend zou zijn en de prijs te hoog. Hierbij verschool Van Doesburg zich enigszins achter de sterk competitieve supermarktwereld, waar PLUS nu eenmaal deel van uitmaakt. Jan Groen van Green Organics kwam even later met een duidelijk antwoord: “Wij verkopen geen nee, wij verkopen biologische groenten.”
Als tussendoortje werden bezoekers getrakteerd op een ludieke Bio-Quiz. De openingsvraag was meteen een scherprechter: Klopt het dat biologische koeien ten minste 120 dagen buiten moeten lopen? Het antwoord was nee, want het uitgangspunt van de biologische houderij is dat dieren zoveel mogelijk buiten lopen als de bodem en weersomstandigheden dat toelaten. In de quiz kwamen verder de kersverse Helden van de Smaak aan bod (Niek Vos en Edith Lammerts van Bueren), en de nieuwe hoogleraar organic Farming bij Wageningen UR: Pablo Titonel. Winnaar was Johan Bakker; hij raadde het best hoeveel boeren eind 2011 aan het omschakelen waren naar biologisch (161) en werd beloond met een originele appeltas van Bionext.
Na de pauze was het woord aan Bart Boon van Eco Fields. Een Veluwse veehouder die al vanaf zijn 12e jaar meehielp op het bedrijf van zijn vader, toen nog met gangbare vleeskalveren. Vanaf het jaar 2000 ging Boon zich verdiepen in biologisch, naar aanleiding van een vraag van collega-veehouders die zich wilden laten certificeren. Op de internationale BioFach in 2005 zag Boon dat ongeveer alles biologisch te koop was, behalve kalfsvlees. “Ik dacht: dat gaan wij dus doen.” Een jaar later ging hij van start en inmiddels is zijn bedrijf Eco Fields uitgegroeid tot een volwassen leverancier van merkproducten. Klanten zijn o.a. horeca, slagers en bedrijven in de foodservice, zoals Sodexo. Boon: “Dan kun je grote stappen maken.” Eco Fields verkoopt producten met een verhaal: “Dat vraagt een grote inspanning, maar er komt veel waardering voor terug.” De grootste uitdaging in het creëren van de afzet was om het totale dier te verwaarden op het moment dat je hem slacht. "Er zitten twintig onderdelen aan en die wil ik allemaal verkopen. Inmiddels is daar markt voor.”
Over vraag en aanbod stelde Menno Bentveld de vraag aan Erik Does, directeur Ekoplaza, hoe zijn winkels nu eigenlijk getypeerd moeten worden. Als tussenvorm van supermarkt en speciaalzaak? “De nieuwe winkel in Den Haag is ruim 900 m2 groot en is hartstikke mooi geworden. Wij willen de donkergroene klanten behouden én steeds meer lichtgroene klanten bedienen. De winkel is dusdanig vernieuwend en laagdrempelig dat we dit terug zien in onze omzet. Op dit moment hebben we 56 vestigingen, aan het eind van het jaar zullen dat er 60 of 61 zijn. Onze campagne in 2013 wordt nog vele malen steviger, met de inzet van bekende ambassadeurs.”
Van achteruit de zaal kwam Jan Groen van Green Organicsaanlopen met een grote bos wortelen over zijn schouder. Groen is van huis uit teler en geeft inmiddels leiding aan een internationale teelt- en handelsorganisatie. Van de zaden tot verkoop aan de consument.
Volgens Groen kan aan elke vraag vanuit de markt worden voldaan, mits er een redelijke prijs tegenover staat. Alles heeft met afstemming en planning te maken. “De kwaliteit van de samenwerking met telers, producenten en retailers bepaalt het rendement voor alle betrokkenen.” Groen schakelde in 1995 om naar biologisch en is inmiddels 18 jaar in de sector werkzaam. “Bij ons zijn tien mensen fulltime bezig met biologische AGF.” Zijn vertrekpunt is een goede kennis van de markt en de behoeften van retailers. “Als een supermarkt in januari 10.000 ton biologische peen nodig heeft, dan zorgen wij ervoor dat het product er komt. Alles wat wij telen, wordt verkocht.” Daar voegt hij aan toe: “De opbrengst is natuurlijk ook afhankelijk van moeder natuur.” Groen boert goed en verwacht dat de markt verder zal doorgroeien. “Bij ons hoeven afnemers niet bang te zijn voor contaminatie bedreigingen, want wij zijn alleen met bio bezig.” Zijn advies aan de sector is “trots zijn op je product”. Over de visie van Louise Fresco, dat bio de wereld niet zou kunnen voeden zegt hij: “Fresco is nooit bij ons op het bedrijf geweest. Ik ken haar niet, wel wordt er veel geoordeeld.” Een essentieel onderdeel van de bedrijfscultuur is het samenwerken met je zakelijke partners; langdurige relaties zijn het streven, ook als het even tegen zit.
Daniel Povel, directeur zakelijk bij Triodos Bank, gaf inzicht in de beweegredenen van de bank om te werken aan verduurzaming. “Verduurzaming is een bittere noodzaak. We moeten nu onze verantwoordelijkheid nemen. Koplopers, waarvan er vandaag veel aanwezig zijn, geven daarbij het voorbeeld.” Over het voeden van de wereld: “Het FAO rapport uit 2009 heeft een klip en klaar antwoord gegeven.”
Povel deed een oproep om de krachten te bundelen en pleitte voor een rapid response system waarbij kennis gedeeld en verspreid wordt als reactie op berichten in de media.
Aan aanbodzijde moet er opgeschaald worden volgens Povel, en daar wil Triodos graag een rol in spelen. “Biologisch is het voorbeeld van hoe je om moet gaan met voedsel en de voedselvoorziening.” En: “Het is ontzettend belangrijk dat kinderen leren over de herkomst van voedsel.” Kritische kanttekeningen maakte hij ook: “Soms krijg ik gangbare koffiemelk als ik op bezoek ben bij een biologisch bedrijf. Dan vraag ik me af: waarom ben je bio-boer?”
Ronald van Marlen, directeur Ariza, stelde een scherpe vraag aan Povel: “Bankiers beslissen over groei. Banken zullen veel meer lef en kwetsbaarheid moeten toen, anders redt de biologische sector het niet. Probeer maar eens een financier te vinden voor een project dat over 5 jaar rendement oplevert. Veel banken hebben een kwartaalmentaliteit.” Povel leek zich nauwelijks aangesproken te voelen: “Ik praat alleen namens Triodos. Als bank kijk je naar eigen vermogen en vreemd vermogen. Bankgeld is niet alles, er moet substantieel vermogen uit eigen bedrijven worden gecumuleerd.”
Vervolgens was het tijd voor een prijsuitreiking. Bavo van den Idsert, directeur Bionext, reikte de penning van verdienste voor de marktontwikkeling van de biologische voeding en landbouw uit aangedeputeerde Jaap Bond van de provincie Noord-Holland. De provincie werd op deze wijze beloond voor jarenlange actief beleid om biologisch meer bekendheid te geven bij de consument en het biologisch landbouwareaal te vergroten. In zijn dankwoord zei Bond: “Je moet meegaan met de vraag vanuit de markt. De rol van de overheid is faciliterend, ondersteunend, die rol kiezen we nu ook. Wat moeilijk is, is de uitbreiding van de grond. Hoe zorg je ervoor dat je die grond na herverkaveling óók gaat inzetten voor bio landbouw? Het is immers een snel groeiende sector die economisch steeds belangrijker wordt.” Bond was zeer verheugd met de penning en onderstreepte dat deze mede te danken was aan de enorme inzet van zijn medewerker Danielle Lieuwen en alle ondernemers die in Noord-Holland hebben meegedaan aan evenementen waarin biologische voeding centraal stond. “Ik hoop van harte dat we die samenwerking voort kunnen zetten.” Tot slot liet hij de toehoorders weten dat de provincie Noord-Holland in 2013 graag gastheer wil zijn van het Bio-Congres.
Voordat het biologische buffet werd opgediend, vertelde Peter Klosse van de Academie voor Gastronomie, een gepassioneerd verhaal over “local food in a global world”. Klosse slaagde er uitstekend in de aandacht van de zaal vast te houden en zette de congresdeelnemers aan het denken met verfrissende uitspraken. “Als je iets met voeding wilt bereiken, moet je eerst zorgen dat het lekker smaakt.” Klosse wond zich zichtbaar op over de onzin die media uitkramen na uitspraken van ondermeer Dijkhuizen en Fresco. Hij haalde het boek van Michael Pollan aan, waarin helder beschreven staat wat de negatieve uitwerking is van grootschalige landbouwproductie en de doorgeschoten levensmiddelentechnologie.
Daarna was het tijd voor een heerlijke maaltijd en een goed netwerkgesprek. Zo'n Bio-Congres smaakt duidelijk naar meer uitwisseling, meer samenwerking, meer verduurzaming, meer netwerkbijeenkomsten over biologisch. Hartelijk dank aan iedereen die erbij was!
Verslag: Bionext, Jasper Vink
Foto’s: BioJournaal, Lenneke Schot
Hieronder kunt u de presentaties downloaden van:
– Johan Bakker, LEI / WUR
– Jan Groen, Green Organics (deel 1, deel 2, deel 3)
– Bart Boon, Eco Fields’
Op 12 oktober kwam Biojournaal met dit nieuws, ‘Bio-producten goed voor kwart van de omzet. Migros neemt Duitse supermarktketen Tegut over’:
‘Het is officieel: Migros gaat in januari de Duitse supermarktketen Tegut overnemen. De overname hing al een maand in de lucht. Het bedrag dat met de overname gemoeid is, is niet bekend. De industriële en agrarische zaken van Tegut blijven in de handen van de familie Gutberlet.
300 winkels en 6300 medewerkers
Tegut neemt een bijzondere plaats in in de Duitse detailhandel. De keten introduceerde bijna 30 jaar geleden biologisch voedsel, en om deze beslissing werd eerst enkel gelachen. Naast de biologische levensmiddelen biedt Tegut ook traditionele levensmiddelen aan. Vandaag de dag zijn de bio-producten goed voor ongeveer een kwart van de omzet. Dit is meer dan een gemiddelde winkel.
Tegut draaide in 2011 een omzet van circa 1,16 miljard euro. De keten bestaat uit 300 winkels en er zijn 6300 mensen in dienst. De winkels zijn voornamelijk in Hessen, Thüringen en het noorden van Beieren te vinden.
Migros
De marktleider van de Zwitserse retail heeft als doel om in het buitenland verder te groeien. De Duitse levensmiddelenhandel groeit sneller dan de Zwitserse. “Uitbreiding in Zwitserland is voor Migros slechts voorwaardelijk mogelijk”, reageert Edi Class, voorzitter van Migros Migros Zürich.
Door de overname van Tegut zal Migros verder uitbreiden in Duitsland. Migros Basel heeft al vijf eigen supermarkten in Zuid-Duitsland. En sinds augustus van dit jaar werkt Migros samen met de Duitse bio-supermarktketen Alnatura. In Zürich-Höngg is al de eerste Migros-Alnatura-winkel geopend.
Bron: Blick.ch’
Het waarom van dit bericht hier op Antroposofie in de pers wordt pas op het eind enigszins
duidelijk, als Alnatura van antroposofisch ondernemer Götz Rehn in beeld komt. Een berichtje
eergisteren van weekblad ‘Das Goetheanum’ (ik heb het alleen op hun Facebookpagina kunnen vinden) verklaart meer, ‘Tegut an Migros verkauft’:
‘Die anthroposophisch-orientierte Supermarktkette Tegut ist vom Schweizer Migros gekauft worden. Die Kaufvereinbarung beschränkt sich auf die Handelssparte von Tegut, das Industrie- und Landwirtschaftsgeschäft bleibt in Händen der Gründerfamilie Gutberlet. Zudem bleibt die Zentrale in Fulda wie auch das Handelsgeschäft mit mehr als 5000 Mitarbeitern unter Leitung von Thomas Gutberlet. Insgesamt beschäftigt Tegut in rund 300 Märkten – überwiegend in Hessen, Thüringen und Nordbayern – etwa 6400 Menschen. 2011 belief sich der Jahresumsatz auf rund 1,17 Milliarden Euro. Über den Kaufpreis wurde Stillschweigen vereinbart. Gegründet wurde Tegut 1947 von Theo Gutberlet. Sein Sohn Wolfgang Gutberlet, Trendsetter der Bioszene und heute persönlich haftender Gesellschafter von Tegut, erklärte, er fühle sich bei der Führung des osthessischen Traditionsunternehmens den Grundsätzen von Migros-Gründer Gottlieb Duttweiler verpflichtet. Die Philosophie beider Unternehmen sei sehr ähnlich. Vor wenigen Wochen hatte er Berichte über einen Verkauf des Unternehmens noch dementiert. Mit dem Kauf des Tegut-Handelsgeschäfts bringt Migros Zürich auch eigene Produkte in die deutschen Supermärkte. Umgekehrt werde es aber keine tegut-Produkte in den Migros-Läden im Großraum Zürich geben.’
Wat hebben we nog meer? Dit van woensdag op de website van
Nieuwsblad De Kaap, ‘Schooldag op de Vuurvogel in het teken van zonne-energie’:
‘Op Vrije School De Vuurvogel [in Driebergen] worden op 22 oktober zonnepanelen geïnstalleerd en worden de leerlingen opgeleid tot jonge zonne-energie experts. De dag is onderdeel van het project zon op school. Er komen 32 zonnepanelen op het dak van de school. Halverwege de installatie komen twee installateurs van het dak om de leerlingen in te wijden in de wereld van duurzame energie, klimaatverandering en bewust energie gebruik.
Groep 7 en 8 krijgen een uitgebreide les van een uur en groep 3, 4, 5 en 6 van 15 minuten zodat aan het eind van de dag alle leerlingen weten waarom er zonnepanelen op het dak van de school liggen en hoe ze werken.
In de les voor groep 7 en 8 wordt dieper ingegaan op energiegebruik, het verschil tussen fossiele brandstoffen en duurzame energie en het broeikaseffect. Met opdrachten, voorbeeldmateriaal, en filmpjes zullen de leerlingen alles te weten komen over het hoe en waarom van zonne-energie. De kinderen zullen zelf energie op gaan wekken en zien hoe makkelijk dat eigenlijk is. Tot slot mag de winnaar van de zonne-energie quiz een ritje maken met een elektrische race-auto (de Tesla), om te laten zien dat zonne-energie leuk, snel en spectaculair is.
Technische feiten
De 32 panelen zullen bij elkaar bijna een kwart van de benodigde energie van school kunnen leveren. Een opbrengst monitor zal laten zien hoeveel energie er opgewekt wordt en hoeveel CO2 dit bespaart.
Achtergrond
Het zonne-energieproject op vrije school de Vuurvogel is onderdeel van het project Zon op School. Duurzaamheid wordt een centraal begrip in het leven van kinderen die nu op school zitten. Daarom wil de schoolleiding de leerlingen zo vroeg mogelijk kennis laten maken met het verhaal achter duurzame energie, zodat zij in de toekomst de energietransitie in goede banen kunnen leiden. De lessen worden verzorgd door studenten (Natuurkunde en Future Planet Studies) die bij de Zonnefabriek ook als installateur werken.’
Marco Visser schreef twee dagen daarvoor in Trouw over ‘Nieuwe orde van duurzame burgerinitiatieven bedreigt energieproducenten’:
‘Burgers die meedoen aan duurzame energieprojecten worden een geduchte concurrent voor traditionele energiebedrijven als Nuon, Essent en Eneco. Het Energieonderzoek Centrum Nederland heeft berekend dat wij tot 2020 collectief een miljard euro investeren in opwekken van duurzame energie.’
Ook Vincent Dekker had het in zijn vaste column/weblog bij
Trouw dinsdag hierover, in ‘Waarheen met de grote grijze energiejongens?’
‘Het lijkt misschien wat voorbarig, maar ik begin me al wat zorgen te maken over de toekomst van de grote grijze energiemaatschappijen. Nou ja, de stroomdochters dan om te beginnen. Maar gas komt daarna ook snel in de knel.’
Dus de Driebergse Vuurvogel is in goed gezelschap. En het
verhaal van Vincent Dekker doet weer denken aan de visie van Thomas Rau. Ik
moet nu even terugkeren naar de gezondheidszorg, naar vaccinatie, een thema
dat hier in het verleden heel vaak aan bod is geweest. Arjen van Veelen van
nrc.next deed dinsdag 16 oktober een check in de fameuze rubriek ‘next.checkt:
“Aantal griepdoden is niet eens bij benadering bekend”. Huisarts
Hans van der Linde in Huisarts & Wetenschap’:
‘Vorig jaar kregen 3,5 miljoen Nederlanders een griepprik. Over het nut van die griepprik is al jaren debat. Huisarts Hans van der Linde is een bekend criticus van het huidige vaccinatiebeleid. Dat ontbeert volgens hem een wetenschappelijk fundament. We weten niet of het vaccin goed werkt en we weten niet hoeveel griepdoden er jaarlijks zijn, schrijft hij in een opiniestuk in het oktobernummer van Huisarts & Wetenschap. “De werkelijke sterfte is niet eens bij benadering bekend en is mogelijk zelfs zo laag dat alleen al op grond daarvan massale vaccinatie niet aan de orde is.” Op verzoek van nrc.next-lezer Wieteke van de Sande beoordelen we één van zijn beweringen: is het inderdaad niet eens bij benadering bekend hoeveel mensen er in Nederland jaarlijks aan griep overlijden?
En, klopt het?’
Volgt een uitgebreid exposé, om uiteindelijk te belanden bij
deze ‘Conclusie’:
‘Inderdaad bestaan er geen harde statistieken over het jaarlijkse aantal griepdoden in Nederland, want het CBS registreert niet de indirecte sterfgevallen door griep. Wel bestaan er schattingen van het jaarlijkse aantal griepdoden. De technieken om die extra sterfte te berekenen, worden ook verfijnder. Er is dus wel een benadering van het aantal sterfgevallen, maar de door officiële instanties gehanteerde schattingen zijn nog steeds erg ruw: ze variëren van 100 tot 2.000 per jaar in Nederland. Daarom beoordelen we de uitspraak van huisarts Hans van der Linde dat de werkelijke sterfte aan griep “niet eens bij benadering bekend” is, als grotendeels waar.’
Nu moet ik nog melding maken van een nieuwe en twee vernieuwde
websites. De nieuwe is te vinden onder ‘vrijeschoolonderwijs.nl’. zo staat er
onder de kop ‘Waarom de vrijeschool?’:
‘Steeds meer ouders gaan op zoek naar onderwijs waarin de kinderen zelf betekenis en richting geven aan hun leven. Zodat ze uitgroeien tot sterke persoonlijkheden die hun plek vinden in de huidige maatschappij.’
Bij ‘Kinderopvang’ staat er:
‘“De blik dromend gericht op iets”
Elk gebaar, elk woord doet er toe bij kinderen. Onbewust verteren ze wat in hun omgeving zichtbaar, hoorbaar en voelbaar is. Alles is voeding. De lichamelijke opbouw is een fundament voor de morele kwaliteiten op een later moment in het leven. In de zorg voor het jonge kind nemen we deze uitgangspunten als basis, om te zorgen voor een naadloze aansluiting op de schoolse ontwikkeling.’
Bij ‘Primair onderwijs’:
‘“De grote geheimen van de wereld zijn toegankelijk”
Een warme en veilige omgeving is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het kind op de basisschool. En natuurlijk leren ze lezen en rekenen. Maar er is meer. Een breed aanbod op afwisselende manier aangeboden en verwerkt, waardoor ze de wereld leren kennen. Bewegend- en geïntegreerd onderwijs vormen de basis voor het onderwijs in deze periode.’
En bij ‘Voortgezet onderwijs’:
‘“Eigen ervaring wordt geobjectiveerd', Ik ben zelfbewust in een van de vele werelden”
De leerling verbindt zich met zijn omgeving en krijgt een verhouding tot de tijd waarin hij leeft. Daarom bekijken we de wereld in al zijn facetten en vanuit diverse standpunten, zodat hij tot een genuanceerd oordeel en moreel besef kan komen.’
Echt helemaal nieuw is deze website niet; het is een soort
uithangbord van de Vereniging van vrijescholen. Er zit ook weinig achter, of
beter gezegd: er is verder weinig inhoud. Het is vooral een verwijzing naar
alle vrijescholen in Nederland. Nee, dan de Iona Stichting. Die heeft zijn
website zo vernieuwd, dat het wel even erg wennen is. Maar dat zul je net zien;
ga ik naar de ‘projectcarrousel’, kom ik meteen een grote spelfout tegen:
‘Anthroposofische Gesellschaft’. Dat heb ik nou net weer. Daarom maar gauw door
naar de Lievegoed Zorggroep. Die is ook vernieuwd; in ieder geval de website.
Alleen presenteren ze zich nu kortweg als ‘Lievegoed ®, Antroposofische zorg’.
Vooral dat ®’tje is natuurlijk intrigerend. Mag niemand nu zomaar meer het
woord ‘Lievegoed’ bezigen, is die nu geconfisqueerd? Het lijkt erop. Verder
staat er ‘Over Lievegoed’:
‘Onze visie
De mens als geheel bekijken en behandelen. Zo denken en doen we bij Lievegoed. De persoonlijke benadering in een harmonieuze omgeving, met ruimte voor spiritualiteit en creativiteit op antroposofische grondslag.
Lees meer over onze visie
Onze geschiedenis
Lievegoed is een kleine en relatief jonge organisatie. Ontstaan uit een aantal fusies, tussen diverse psychiatrische locaties en vervolgens uitgebreid met nieuwe locaties en nieuwe vormen van zorg, zoals verslavingszorg en zorg voor mensen met een verstandelijk beperking. Dit maakt dat wij de kennis en ervaring in huis hebben om zorg te bieden voor mensen met een combinatie van hulpvragen.
Lees meer over onze geschiedenis
Onze mensen
Lievegoed is een bijzondere zorginstelling. Niemand werkt hier “toevallig”. Of het nu om behandelaren gaat, of om iemand achter de schermen, bij een secretariaat, in de administratie of de facilitaire dienst. Het werken bij Lievegoed is een bewuste keuze, en dat merk je.
Lees meer over onze mensen’
Duidelijk door een professioneel bureau geschreven teksten:
‘Onze visie
De mens als geheel bekijken en behandelen. Zo denken en doen we bij Lievegoed. De persoonlijke benadering in een harmonieuze omgeving, met ruimte voor spiritualiteit en creativiteit op antroposofische grondslag.
Kleinschalig
De plaatsen waar we onze zorg bieden zijn met opzet kleinschalig gebleven. Ze liggen verspreid over het land, met een concentratie in midden Nederland. Iedere verwijzer kan mensen naar ons doorsturen. Vanwege de kleinschaligheid en de specialistische aanpak past niet elke hulpvraag bij ons zorgaanbod.
Meer dan je denkt
Lievegoed is er voor iedereen die meer ruimte zoekt dan alleen een diagnose, of een ziektebeeld, biedt. Die op een andere, soms dwarse manier, wil laten meekijken naar zijn hulpvraag. Wij zien de cliënt uitdrukkelijk als meer, als een groter geheel. We kijken naar de gezonde kanten, naar de talenten en mogelijkheden. Naar wat hij of zij kan ontwikkelen. Met een persoonlijke benadering in een harmonieuze omgeving. Met ruimte voor spiritualiteit en creativiteit. Met een heldere structuur en een ritme in de dag en het jaar. Met een afwisseling van activiteit en rust, en uitzicht op een nieuwe balans.
Ontwikkeling
Ieders vermogen om zich te ontwikkelen, is veel groter dan meestal wordt gedacht. Wij zien iedere cliënt als individu, maar we werken veel in groepsverband. Zo wordt heel voelbaar dat niemand alleen is op de wereld, en niemand de enige is met een probleem. Het unieke van ieder mens staat centraal; niet het probleem bepaalt de aanpak die we kiezen, maar vooral het type ontwikkeling dat bij deze mens past. Zo werken we aan een combinatie van persoonlijke ontwikkeling en het stimuleren van sociale vaardigheden.
De mens in al zijn facetten, met zijn moeilijke en zijn gezonde en sterke kanten. De mens als geheel, als een wezen in ontwikkeling. En aan die ontwikkeling willen we bij Lievegoed meer ruimte geven.
Verstandelijke beperking
Kinderen en volwassenen met een verstandelijke of meervoudige beperking. Zij hebben alle mogelijkheden om een zinvol leven leiden. Wij ontwikkelen sterke punten en verborgen talenten. We stimuleren sociale vaardigheden. We hebben veel aandacht voor ontmoeting met andere mensen en het organiseren van gemeenschappelijke activiteiten. Wij bieden structuur in een warme, zorgzame omgeving. En we doen meer. Zinvol werk, toneel, muziek en kunst. In een ideale omgeving met actieve centra voor dagbesteding, mooie boerderijen en sfeervolle woonvoorzieningen, waar een ieder zich prettig voelt en zich naar vermogen kan ontwikkelen.
Psychiatrie en verslavingszorg
Een depressie of een verslaving, samen maken we het helder en gaan we gedrag en vastzittende patronen veranderen. Wij kunnen helpen een nieuw leven op te pakken. Wij weten dat het vermogen om problemen op te lossen veel groter is dan men denkt. We zien de mens als een individu. Maar niemand is alleen op de wereld. Daarom werken we voornamelijk in groepsverband. Groepsgesprekken, kunstzinnige en lichaamsgerichte therapieën. Spiritualiteit, creativiteit, zingeving. Structuur, het ritme van de dag en het jaar geven uitzicht op een nieuwe balans.
Onze geschiedenis
Lievegoed is een kleine en relatief jonge organisatie. Ontstaan uit een aantal fusies, tussen diverse psychiatrische locaties en vervolgens uitgebreid met nieuwe locaties en nieuwe vormen van zorg, zoals verslavingszorg en zorg voor mensen met een verstandelijk beperking. Dit maakt dat wij de kennis en ervaring in huis hebben om zorg te bieden voor mensen met een combinatie van hulpvragen.
Hoe het begon
In de jaren ‘70/’80 van de vorige eeuw gaven geïnspireerde pioniers vorm aan hun idealen op allerlei plaatsen in de maatschappij, ook in de zorg. Zo ontstonden er kleine leef- en werkgemeenschappen, vaak op een boerderij of rondom een ambachtelijke werkplaats. Medewerkers met een zorg- of ambachtsopleiding leefden en werkten op voet van gelijkheid met zorgvragers, mensen met psychiatrische of verslavingsproblemen of met een verstandelijke beperking. De meeste van onze locaties zijn op deze wijze ontstaan.
Antroposofische wortels
Het antroposofische gedachtegoed, ontwikkeld in de jaren ‘20 in Duitsland/Zwitserland, had een grote aantrekkingskracht op de pioniers. De spirituele inslag en de verbinding met de natuur sloten goed aan bij hun denkbeelden. In Nederland had de antroposofie voet aan de grond gekregen in met name in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De arts Ita Wegman (1876-1943) was hierin een voorloper. Bernard Lievegoed (1905-1992) was degene die verbindingen legde naar de ouderenzorg, psychiatrie, verslavingszorg en de organisatieontwikkeling.
Antroposofie nu
Op den duur bleken de kleine gemeenschappen kwetsbaar, voor cliënten en medewerkers, en ook in bedrijfsmatig opzicht. De maatschappij ging andere eisen stellen aan kwaliteit, doelmatigheid, efficiëntie en verantwoording, die makkelijker te realiseren waren in een groter verband. Samenwerkingsverbanden en fusies hielpen te overleven en te professionaliseren.
De huidige Lievegoed is een moderne zorginstelling, die werkt met hoog opgeleide professionals en volgens de huidige maatstaven voor kwaliteit en veiligheid. Maar de idealen waarmee haar pioniers zijn begonnen, zijn ook nog zichtbaar. In de locaties, hun ligging in de natuur en hun aankleding. In de basisgedachte dat het er in de zorg om gaat mensen optimaal in hun ontwikkeling te stimuleren. En in de betrokkenheid van de medewerkers bij hun werk.’
Onze mensen
Lievegoed is een bijzondere zorginstelling. Niemand werkt hier “toevallig”. Of het nu om behandelaren gaat, of om iemand achter de schermen, bij een secretariaat, in de administratie of de facilitaire dienst. Het werken bij Lievegoed is een bewuste keuze, en dat merk je.
We zijn klein en werken bewust kleinschalig. We kennen elkaar en gaan op een persoonlijke manier met elkaar om. We zijn als heel mens aanwezig in ons werk. We zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. En we hebben elkaar nodig om het beste uit onszelf en ons werk te halen.
Deskundig
Zorgmedewerkers van Lievegoed hebben een goede reguliere zorgopleiding achter de rug. Alle verschillende disciplines, die in de zorg nodig zijn, zie je bij ons terug: artsen, psychologen en verpleegkundigen, vaktherapeuten en agogisch medewerkers. Naast hun vakopleiding zijn ze allemaal geschoold in de antroposofische visie op de mens en op gezondheid. Dit geeft elk team een diversiteit aan deskundigheid en vakkennis, met een gezamenlijk referentiekader. Zo beschikken we over een extra perspectief. Een andere, soms een dwarse kijk op mensen die een probleem hebben.
Studie
Die dwarse kijk moet gevoed en onderhouden worden. Daarvoor nemen we af en toe met elkaar de tijd in teamintervisies en studie-uren. Tijd om terug te kijken, te reflecteren en te bespreken wat beter kan. Tijd om van elkaar en met elkaar te leren. Tijd om aan de kwaliteit van ons werk te werken en het effect ervan te verhogen. Tijd om door buitenstaanders onze kwaliteit te laten beoordelen; Lievegoed heeft het HKZ-certificaat en levert resultaten aan de benchmark GGZ.
Balans
Vanuit ons werk in de zorg weten we dat werken gezondmakend is. Dat is dan ook een van de peilers van ons personeelsbeleid. Werken biedt mogelijkheden tot ontplooiing, vormt een sociaal netwerk en is een zingevend element. Maar dan is het wel nodig dat het werk bij je past, dat je je thuis voelt in de organisatie en de cultuur, en dat de uitdagingen passend zijn bij je persoonlijke situatie.
Het is ieders verantwoordelijkheid om de zingeving en uitdaging die werk kan bieden steeds weer te zoeken. Om de balans te vinden tussen werk en privé, tussen persoonlijke en organisatieontwikkeling en tussen wat je als persoon te bieden hebt en wat de organisatie vraagt. De medewerker is de enige die deze balans goed kan beoordelen en verzorgen. De organisatie stimuleert dat zijn medewerkers elkaar hierbij bevragen en ondersteunen, en zorgt zoveel mogelijk voor de praktische randvoorwaarden.
De juiste mens op de juiste plaats. En is dat niet (meer) het geval, dan nemen we afscheid op een manier die de medewerker de ruimte geeft op een goede manier een fase in zijn ontwikkeling af te sluiten.’
Ik had op 29 september een bericht, ‘Cadeau’, met daarin op het einde een gastrol voor Piet
Borst. Precies op Michaëlsdag dus. Dat heeft Hugo Verbrugh zich aangetrokken,
op 9 oktober schreef hij in De Ster Online over ‘Piet Borst op sterk water’:
‘Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers. Een van de wonderlijkste exemplaren die ik ken is Piet Borst (1934), emeritus hoogleraar moleculaire biologie aan de Universiteit van Amsterdam, maar nog steeds actief in zijn vakgebied en ver daarbuiten.
In een column in het katern Wetenschap van NRC Handelsblad van 29 september schrijft hij over “Bedenkelijke bankzaken”. Dat is een actueel onderwerp. Telkens vernemen we weer nieuwe details over hoe de grote reguliere banken ten eigen bate de financiële crisis hebben doen ontstaan.
Maar curieus genoeg schrijft Borst daar juist niet over, integendeel. Hij richt zijn pijlen exclusief op één relatief kleine bank, de Triodos Bank. Die kent misschien nog niet iedereen, dus ik copieer even van Wikipedia: “De bank richt zich op duurzaam en ethisch bankieren en ... is rigoureuzer in het ethisch bankieren dan de meeste andere banken. Daar waar de meeste ethische beleggingen enkel gebaseerd zijn op het vermijden van bedrijven die schade berokkenen aan mens of milieu, zal Triodos enkel beleggen in initiatieven die actief bijdragen tot de samenleving zoals ... duurzame energie en sociale projecten”.
Om deze manier van bankzalen doen “bedenkelijk” te noemen is ongebruikelijk. Wat kan Piet Borst gebracht hebben tot dit tegendraadse oordeel?
Ik kan twee motieven bedenken.
(1) Borst is een reguliere wetenschappelijke ijzervreter. Hij gelooft dus heilig in de evolutie volgens Darwin. In die leer geldt het recht van de sterkste, en dat is in financiële zaken volgens de grote reguliere banken, de rijkste. Triodos Bank gaat daar lijnrecht tegenin.
(2) Het tweede motief is enerzijds aannemelijker omdat Borst er zelf uitdrukkelijk op zinspeelt, anderzijds eigenlijk ondenkbaar. Triodos heeft haar wortels in de antroposofische beweging, en Piet Borst ziet letterlijk niets in de antroposofie. Daar kan ik een prangend verhaal over vertellen.
Ergens eind vorige eeuw zei Piet Borst in een interview in Vrij Nederland: “In de medische ethiek zit de rot van de antroposofie”. Nu ben ik medisch filosoof en antroposoof, dus dat oordeel trok ik mij natuurlijk aan. Daarom schreef ik Borst een brief met de vraag wat hij hiermee bedoelde. “Rot als bijvoeglijk naamwoord betekent ‘tot organisch bederf overgegaan (zijn)’”, citeerde ik uit de Grote Van Dale, “en als zelfstandig naamwoord staat het voor ‘het rot-zijn, bederf’. Meent u echt wat hier staat? Hoe bedoelt u dat precies?”
Per kerende post kreeg ik antwoord. “Wat er staat was correct maar ik heb geen behoefte aan discussie.”
Botter dan dat heb ik mijn leven lang niet meegemaakt, en ik ben bijna even oud als Borst. Zo reageert een normaal mens toch niet?! Hoe steekt een mens in elkaar die zó reageert op een gewone vraag?
Van Borst zelf zullen we het niet vernemen; die is niet in staat tot normale communicatie. Ik weet alleen uit die column van 29 september in NRC H dat hij nog net zo redeneert. “De bank weet een aureool van groene braafheid op te bouwen,” schrijft hij, en “daarom lijkt het mij goed dat iedereen weet wat een Triodos bank-rekening ondersteunt, (en) dat is het antroposofische gedachtegoed van wijlen Rudolf Steiner met zijn warhoofdige ideeën over gezondheid...”
Wat doen we hiermee? Ik weet een oplossing.
In de instituten voor pathologische anatomie, het medische vakgebied waar ik mijn medische loopbaan begon, kent men het ‘pottenmuseum’. Daar staan grote en kleine glazen potten met formaline waarin organen tentoongesteld worden met zeldzame afwijkingen die iets onthullen van de ziekte waaraan de voormalige eigenaar van die organen tijdens zijn leven had geleden. Het bijgevoegde plaatje geeft een historisch voorbeeld. Ik zou willen dat het hoofd, of op z’n minst de hersenen van Piet Borst na zijn dood in zo’n pot bewaard blijven. Een toekomstige medische wetenschap zal daaraan, gezien de uitzonderlijke onzin die Borst tijdens zijn leven debiteert, zeker interessante bezienswaardigheden kunnen ontdekken.’
Dit is natuurlijk ook van dik hout zaagt men planken. Maar
ja, de heren kennen elkaar dan ook al een tijdje. De week erop, op 16 oktober,
schreef Hugo Verbrugh over ‘Jan Hendrik van den Berg, schepper van de Metabletica’:
‘22 september overleed een van de belangrijkste Nederlandse filosofen van de 20e eeuw, Jan H. van den Berg (1914-2012). Zijn dood kreeg, voor zover ik kan nagaan, weinig aandacht in de media. EUR-filosoof en medewerker van NRC Handelsblad Ger Groot schreef in de krant van 6 oktober een korte, trefzekere necrologie.
“In 1628 ontdekte de Engelse arts William Harvey dat het hart een pomp is. Vrijwel tegelijkertijd propageerde in Frankrijk de priester Jean Eudes de devotie tot het Heilig Hart. Beide waren iets nieuws, al lijken ze in tegenovergestelde richtingen te gaan. Maar volgens de psycholoog en filosoof Jan Hendrik van den Berg brachten ze samen een fundamentele verandering in de westerse cultuur tot uiting. De mens ging zijn lichaam ervaren als een machine, maar gaf het hart ter compensatie een nieuwe spirituele rol,” zo begint zijn stukje.
“Door zulke omslagen wordt de geschiedenis volgens Van den Berg getekend. In 1956 schreef hij er een boek over dat een intellectuele bestseller werd: ‘Metabletica, of Leer der veranderingen’. Inderdaad is het woord ‘metabletica’ afgeleid van het Griekse ‘metaballo’, dat veranderen betekent. Maar ‘historische psychologie’ geeft even goed en in een gangbaar begrip weer waar het om gaat, en en ook dat begrip is gecreëerd door Van den Berg. Zijn faam verspreidde zich naar de VS en Zuid-Afrika ... . Hij gold als een van Nederlands meest originele denkers. ... Academische vakbroeders bekeken zijn ‘historische psychologie’ altijd met wantrouwen,” schrijft Groot, maar in het filosofische standaardwerk van Ritter, het Historische Wörterbuch der Philosophie, krijgt Van den Berg alle credits die hij verdient.
Ger Groot geeft een mooi evenwichtige karakteristiek. “In de jaren zeventig en tachtig verloor hij ook het grote publiek. ... Zijn poging de bouw van het Centre Pompidou in verband te brengen met het uitbreken van de aidsepidemie eiste net iets te veel van de verbeeldingskracht. Toch was Metabletica een visionair boek dat duizenden lezers een filosofische sensatie bezorgde. Kijken naar de geschiedenis alsof die voor het eerst gebeurde en daarin het onverwachte zien, dat had Van den Berg geleerd van de Franse fenomenologie. ... Van den Berg overtuigde zijn publiek met een meeslepende stijl. Na meer dan een halve eeuw brengen de slotregels van Metabletica nog altijd de intellectuele opwinding teweeg die Van den Berg in het verleden op het spoor trachtte te komen. ‘Descartes was opgewonden toen hij het verschiet van een nieuwe wetenschap zag’, schreef hij. ‘Freud was, naar eigen woorden, radeloos. Wetenschappelijke ontdekkingen zijn emotionele ontdekkingen’.”
Zelf heb ik Van den Berg een paar maal ontmoet, onder andere voor een van de zogeheten “biografische interviews” die ik vroeger maakte. Ik liet de geïnterviewden daarin zo veel mogelijk zelf hun woorden kiezen. Bij Van den Berg hoefde ik vrijwel niets te doen. Hij vertelde zijn verhaal uit zich zelf ongehoord boeiend, inspirerend, trefzeker en nauwkeurig, even diepzinnig als helder. De geluidsband afluisterend, de gesproken tekst in woorden voor een schriftelijke versie ombouwend en in de volgende jaren deze schriftelijke versie vele malen herlezend, kreeg ik een intuïtie die ik behalve ten aanzien van Van den Berg slechts twee maal bij ontmoetingen met anderen heb gehad. Het beeld vormde zich van, in de terminologie van de esoterie, een “oude Arabier”. Daaronder verstaat men in de filosofie van karma en reïncarnatie iemand die in een vorige incarnatie geleefd heeft in de vroege middeleeuwen in Arabië: in de tijd dat wiskunde en natuurwetenschappen een immense bloei doormaakten en een navenante indruk maakten op de mensen die zich daarmee bezighielden. Na hun overlijden namen zij deze overweldigende indruk mee in het leven tussen twee incarnaties, en resten en flarden daarvan werken nog door in hun volgende incarnatie. Dát is de herinnering die ik aan Van den Berg bewaar.’
Vandaag verscheen op de weblog van Fred Tak een tekst met de titel ‘De kleurenleer van Goethe’:
‘Op 25-jarige leeftijd schreef Goethe (in vier weken tijd) zijn “Die Leiden des jungen Werther”. Het boek handelde over een onmogelijke liefde dat uitliep op zelfmoord van de hoofdpersoon. Het sloeg in als een bom. Talloze romantici herkenden zich in dit gevoel van “Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt”, en pleegden in navolging van Werther ook zelfmoord. De naam van Goethe was meteen over de hele wereld gevestigd.
Minder bekend is dat Goethe naast zijn schrijverschap allerlei andere functies uitoefende. Hij was onder andere jurist, minister, en ook wetenschapper. Daarnaast kon hij goed tekenen.
Dat Goethe een heel andere opvatting over wetenschap had dan zijn tijdgenoten, blijkt uit zijn kleurenleer. Toentertijd vond hij geen enkele aansluiting, en tot op de dag van vandaag neemt niemand in de wetenschap zijn bevindingen en zienswijzen serieus. Want ze is esoterisch van aard, en om die reden wetenschappelijk niet te bewijzen.
Goethe onderscheidde een kwalitatieve en een kwantitatieve waarneming van de natuur. Voor hem ging de ene gelijk op met de andere. Ze waren er tegelijkertijd.
De natuurkundigen, uitgaande van de theorieën van Newton, richtten zich vroeger (en nu nog) alleen op het kwantitatieve. Voor hen waren in het witte licht alle kleuren reeds aanwezig. Die kleuren openbaarden zich onder speciale omstandigheden, zoals wanneer het licht bijvoorbeeld gebroken werd. Elke kleur heeft een eigen golflengte, die op zijn beurt correspondeert met een bepaalde trilling. Zo heeft rood een trilling van 476 picoHz en geel een trilling van 526 picoHz (pico is een 1 met 12 cijfers achter de komma).
Het oog neemt golflengte en trilling van het aangeboden licht waar, en zendt een signaal naar de hersenen. Deze herkent dit als zijnde rood of geel. Pas dan ontstaat volgens de wetenschap de kwalitatieve waarneming. Dit uit zich in een gevoel bij een kleur. Men voelt zich blij (geel) of bedroefd (donkere kleuren), al naar gelang de kleur ontvangen wordt. Er is dus volgens de wetenschap eerst een kwantitatieve waarneming, daarna pas een kwalitatieve.
Goethe bracht geen scheiding aan tussen beide soorten waarneming. Voor hem gebeurden ze tegelijkertijd. Hij bestreed de visie van Newton en zijn aanhangers niet. Integendeel, hij benadrukte keer op keer dat de mathematici belangrijk werk verrichtten. Maar voor hem was dit slechts één kant van de medaille. Het kwalitatieve zat al in de directe waarneming dat alle kleuren door combinaties van licht en donker ontstonden. Ik heb hier al eerder over geschreven, zie hier.
In het oog zit volgens Goethe een soort van innerlijk licht. Je kunt je in het donker immers ook allerlei dingen voorstellen, “voor ogen halen”. Het oog wordt door het licht van buiten geprikkeld, komt als het ware direct in actie, waardoor je de dingen in kleuren ziet. Je ervaart de strijd tussen donker en licht.
Iets kan pas iets anders herkennen wanneer het op gelijk niveau staat. Het licht is al aanwezig in jezelf, in je ogen.’
Eronder schrijft Fred Tak:
‘Dit stuk is nog niet af. Maar ik moet nu weg, andere dingen doen. Morgenochtend heb ik pas weer tijd.’
En dan kom ik toch aan bij de laatste tekst in dit lange
bericht. Kunt u nog? Maar dit moet u beslist gelezen hebben. Het is namelijk met
afstand de mooiste tekst van allemaal. Hij is afkomstig van Frans Olofsen op 10
oktober, met als titel ‘Het laatste stukje van de puzzel’:
‘Of ik meeging naar een concert. Het Ives Ensemble, Muziekgebouw aan ’t IJ, 3 oktober. “Het Tweede Strijkkwartet van Feldman,” zei M., “maar bereid je voor ... het stuk duurt uren!”
Al weken voor de uitvoering strekten de tentakels van Morton Feldman (1926-1987) zich uit. Het was duidelijk geworden dat het werk vijf uur zou gaan duren, zónder pauze welteverstaan. Nou heb ik best ervaring met lange werken, zoals de symfonieën van Gustav Mahler. Zes, zeven kwartier ben je dan kwijt. Urenlange opera’s heb ik meegemaakt, ware gevechten tegen de slaap, met ondraaglijk lang aangehouden noten, erupterend uit kelen met wapperende huigen. Gelukkig hebben die monstrueuze werken pauzes, desnoods twee. Maar vijf uur zonder onderbreking lijkt eerder zelfkastijding dan een leuk avondje uit. Ga je dat volhouden, zonder ravitaillering, zonder lichamelijke ongemakken?
Een paar dagen voor de uitvoering sprak ik M. nog even. Ja, hij had ook van die benauwde momenten, of het wel te doen was. En het was in zijn rug geschoten. “Mag ik tijdens het concert misschien tegen je aanzitten?” vroeg hij, half grappend, half bezwerend. Ik adviseerde hem een kussentje mee te nemen. Of sprak ik tegen mijzelf?
De avond vóór de uitvoering ging ik, voor de zekerheid, vroeger dan normaal naar bed. Maar dat werkte averechts. De slaap wilde maar niet komen en tot overmaat van ramp rukte een venijnige verkoudheid op. Om mijn gedachten te verzetten luisterde ik naar een cd met het bekendste werk van Feldman: Rothko Chapel. Een stil, verstild werk. Losse klanken. Geen verhaal, geen plot, geen ontwikkeling noch contrapunt. Repeterende klanken met af en toe een flard van een vragende melodie. Muziek als beeldende kunst. “Het instrumentgebruik moet zo sensitief zijn als het aanbrengen van verf op een doek”, zei Feldman. Muziek als de schilderkunst van Piet Mondriaan, Willem de Kooning, Mark Rothko. In het holst van de nacht nog even op YouTube geluisterd naar een fragment van het strijkkwartet dat ons te wachten stond. Dat stemde niet vrolijk. Moet ik vijf uur gaan luisteren naar dat dorre stro?
De Dag brak aan. Vooraf aten we nog wat in het restaurant van het Muziekgebouw. We zaten riant voor het raam en keken naar het magistrale uitzicht over het IJ. We keuvelden losjes, prikten wat met onze vorken, keken naar de bootjes en golfjes. Geen vuiltje aan de lucht. Maar we wisten wel beter.
In de zaal stemmig, gedempt licht. Het kleine podium, midden in de zaal, was bekleed met oude Turkse tapijten. De weefpatronen daarin zouden Feldman bij het componeren hebben geïnspireerd. Een medewerker van het Ives Ensemble kwam op, voor technische instructies. U mag best de zaal uitlopen, meldde hij, om naar het toilet te gaan, maar doe dan wel even uw schoenen uit. Ga niet zitten draaien op uw stoel, strek desnoods achterin de zaal de rugspieren, zodat de anderen rustig kunnen luisteren. En als de druk in de cabine wegvalt, dacht ik erbij, vallen de zuurstofmaskers vanzelf naar beneden en onder mijn stoel ligt een zwemvest. En ja, benadrukte hij nog maar eens, het strijkkwartet bestaat maar uit één deel en wordt dus niet onderbroken.
De avond begon met twee ultrakorte stukken: een twee minuten durend strijkkwartet van Calliope Tsoupaki, gevolgd door de ongeveer twee keer zo lang durende Sechs Bagatellen van Anton Webern (1883-1945). Laatstgenoemd werk is volstrekt tegengesteld aan dat van Feldman: extreem samengebald, puur expressionisme.
En toen was het pauze.
Echt waar: pauze.
Daar ging de net genestelde meute alweer, de zaal uit, naar de koffiebalie. Samengevat: zes minuten muziek, twintig minuten pauze en daarna vijf uur Feldman. Geen twijfel mogelijk: dit concert was geprogrammeerd door een geniale zenmeester!
En toen mochten we écht. We schurkten ons in de stoelen. Veters van de schoenen los, knoopje extra open van het overhemd ... de lancering kon beginnen ...
Het eerste half uur viel niet mee. Kale noten, zonder vibrato, precies zoals in dat filmpje op YouTube. Waar ging deze muziek heen? En ja hoor, precies zoals ik had verwacht, met dat zachte klanktapijt, viel het eerste slachtoffer zwaar snurkend in slaap, gevolgd door een tweede. Even vormden ze een sonoor duet (overigens snurkte Feldman ook tijdens uitvoeringen van zijn eigen werk). Daarna, met nog een slordige vierenhalfuur te gaan, stulpte de sfeer in de zaal langzaam maar zeker om. De tijd verdampte en de muziek zakte door een vreemd soort nulpunt. Was ik in een concertzaal? Of in een tempel? In een omsloten tuin? Motief na motief ontvouwde zich, zonder duidelijk patroon. De noten schraapten over de snaren en leken met elkaar te pingpongen. Dit is pure muziek. Muziek om de muziek, klank om de klank. Geen verheven boodschap, geen ronkende romantiek, geen ontwikkeling, geen strijd noch catharsis.
Ik kijk op mijn horloge en geloof mijn ogen niet. Vijftig minuten zijn voorbijgegaan! In de uren erna gebeuren meer vreemde dingen. In de opbergkast van mijn geheugen gaan onvermoede laatjes open. Ineens zie ik de kaart van Nederland, die op mijn lagere school voor de klas hing. Juf wijst de grote steden aan. Amsterdam, Utrecht, Rotterdam. Glashelder hoor ik haar stem: “En daar in het zuiden ligt Maastricht ...” Ze stopt. Boos kijkt ze naar Kees, die niet stil kan zitten. Tegenwoordig zouden we zeggen: een typisch geval van ADHD. Om hem te vermanen slaat ze met de houten aanwijsstok tegen het bord. Tevergeefs, hij blijft maar draaien op zijn stoel. Twee keer slaat ze, drie keer, steeds harder. Dan breekt de stok in tweeën. Het rubberen beschermdopje vliegt door het lokaal. Ik hoor het over de vloer stuiteren. De klas lacht. Juf, rood aangelopen, bijt op haar lip en Kees juicht.
Wat is dat eigenlijk: tijd?
Weer gaat er een laatje open. Ik bevind me in de zandbak achter mijn kleuterschooltje. Half onder het zand tref ik een dier aan, een vleermuis, al wist ik dat toen nog niet. Zonder een spoor van angst pak ik het slapende beestje aan een vleugelpunt op, en loop ermee naar de juf. Nog zie ik de paniek in haar ogen. Gillend rent ze weg. Van schrik laat ik het dier vallen. Een tijdje ligt het op de grond, maar het ontwaakt, en fladdert weg.
In het volgende laatje sta ik in een viswinkel. Gebiologeerd kijk ik naar de bakken met krioelende palingen. De visboer pakt er een paar uit en rolt ze, levend, in oude kranten. Thuis snijdt mijn vader de koppen eraf, met een klein, scherp mesje. Ze bewegen nog. Ik vraag of ze dood zijn. Ja, ze zijn dood. Maar ze bewegen toch nog? Ik krijg geen antwoord. ’s Avonds eet ik mondjesmaat, met dichtgesnoerde keel.
Het is eigenlijk schokkend, bedenk ik later, dat gebeurtenissen, waarvan je het bestaan niet meer vermoedde, tot in de kleinste details naar boven kunnen komen. Zou ergens, in je hersenen, of daarbuiten misschien, alles opgeslagen zijn, ook die schaamtevolle gebeurtenissen waaraan je het liefst niet herinnerd wil worden?
Ja, wat is dat eigenlijk: vergeten?
Nog een half uur, zegt mijn horloge. Ach, wat is een half uur, in de context van dit meesterwerk? Nee, we hebben geen last van ruggen, benen, verkouden neuzen, kriebelende kelen. Fit als hoentjes naderen we het einde, dat open is, als een vraagteken, een belofte zonder inhoud. Die “nachtmerrie voor luisteraars en uitvoerenden”, zoals Feldman zijn strijkkwartet noemde, is voorbij. Dan volgt dat misschien wel mooiste moment, die mystieke nanoseconde na het uitdoven van de nagalm.
Even is het is stiller dan stil.
Applaus.
Pas achteraf begrijp ik wat Feldman over zijn strijkkwartet heeft gezegd: “Het is een legpuzzel waarvan elk stukje past, maar als je klaar bent, zie je dat er geen afbeelding is.” Dat is het ware reizen: onderweg zijn zonder doel, zonder ANWB-borden, met het hier en nu als richtingwijzers. En als je dan toch bent aangekomen, per ongeluk, door een gat in de heg van het doolhof, weet je niet wanneer en waarom je vertrokken bent.
Op 9 december 2012 wordt Feldman’s Tweede Strijkkwartet opnieuw uitgevoerd, in de Stadsgehoorzaal Leiden.’
1 opmerking:
Het artikel van Fred Tak is nu af en zeker de moeite waard om in zijn geheel door te nemen, inclusief de verwijzingen daarin. Ook zijn commentaar op reacties in de reactieruimte onder het artikel zijn zinvol. zie: De kleurenleer van Goethe (Weblog van Fred Tak, 20-10-2012).
Een reactie posten