Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

donderdag 26 maart 2015

Lef


Er valt weer het nodige te melden. Laten we eens beginnen bij de Antroposofische Vereniging, ofwel bij de nieuwsberichten van Motief. Dat deed ik een week geleden in Geannuleerd’ op donderdag 19 maart immers ook al. Gisteren stond daar ‘Connect conferentie 2015’:
‘De Connect Conference 2015 wordt van 7 tot en met 12 april gehouden in België, voor jonge mensen en dan vooral leerlingen in het laatste jaar van hun schooltijd. Er worden in het gebouw van de middelbare Steinerschool in Lier driehonderd deelnemers uit vrijescholen in zeventien landen over de hele wereld verwacht, niet alleen uit Europa, maar ook uit Azië, Nieuw-Zeeland en Noord-Amerika.

De Connect Conference bestaat al twaalf jaar. De eerste was in 2003, georganiseerd door de jeugdsectie aan het Goetheanum in Zwitserland. Tot 2009 kwamen in een tweejaarlijks ritme vijfhonderd tot negenhonderd examenleerlingen bijeen. De conferentie in België richt zich niet uitsluitend op vrijeschoolleerlingen, maar ook op andere examinandi die het doel van de conferentie onderschrijven.

De conferentie richt zich op maatschappij en samenleving en de uitdagingen die deze aan jonge mensen stellen. In de aankondiging staat dat inspirerende mensen hun persoonlijke ervaringen over positieve veranderingen zullen delen en voorbeelden tonen hoe we invloed kunnen uitoefenen op de complexe huidige wereld. In gespreks- en discussiegroepen zal dieper op bepaalde thema’s worden ingegaan, terwijl in workshops elke dag praktisch wordt gewerkt. Deelnemers zullen tot co-creatie worden opgeroepen, door middel van presentaties, exposities, culturele voorstellingen op de avonden en al het andere dat zij kunnen aanbieden.

De conferentie is vooral een open ruimte waarin culturen en individuen elkaar ontmoeten, waar relaties worden gelegd en de visie op de wereld groter wordt, waar we ons verbinden met onszelf, met de ander en met de wereld. Op de conferentie wordt het leven gevierd.

De conferentiekosten bedragen € 150 (alles inclusief); hij wordt gesponsord door vele organisaties en bedrijven.

De Connect Conference 2015 website is hier te vinden.’
Op maandag 23 maart was het ‘Film bd-imkerdag op tv’:
‘Op 14 maart vond in Zeist de jaarlijkse BD-imkerdag plaats. Met een opkomst van maar liefst 300 biologische en biologisch-dynamische imkers uit Nederland, België en Duitsland was dit een druk bezocht evenement. Het thema van de dag was “Met de imme onderweg”, dat onder meer invulling kreeg tijdens workshops rond praktisch bd-imkeren, fenomenologie en planeetinvloeden en een lezing over de Maya’s en hun heilige bijen.

Bovendien werd de film “Georgica” van Katelijne Schrama vertoond, die al eerder te zien was op het documentairefestival IDFA. Centraal in deze film staat de verhouding tussen mens en natuur en de verworvenheden van de grootschalige landbouw in de Nederlandse Flevopolder, waarbij niet alleen bijenhouders, maar ook akkerbouwers, veehouders en fruittelers aan het woord komen.

Wie de imkerdag gemist heeft en toch nieuwsgierig is naar deze film, kan op 16 april afstemmen op de Boeddhistische Omroep, die de documentaire zal uitzenden als onderdeel van het drieluik “De Drie Vergiften”. U kunt hier alvast een trailer bekijken.’
Bij de aankondigingen van de Antroposofische Vereniging zelf zijn verschillende interessante berichten die ik hier graag laat volgen, ook al hebben sommige evenementen al plaatsgevonden en ben ik feitelijk te laat (maar dan is het gewoon nog ‘for the record’). Maandag 16 februari werd ‘Studiedag voor landbouw, gezondheidszorg en natuurwetenschap’ geplaatst:
‘Wat zijn stoffen (substanties) en hoe ga je er mee om?

Welke vragen je in je leven of werk ook tegen komt, vragen over voeding, gezondheid, klimaat en milieu, altijd spelen stoffen daarbij een rol. Hoewel stoffen heel concreet zijn, hebben we ze nauwelijks in het bewustzijn. Kunnen we door een heel betrokken benadering van stoffen verbinding krijgen met hun karakter en hun werking in levende organismen, in de bodem, in het menselijk lichaam?

Om met deze vraag verder te komen is ontwikkelingswerk nodig. Wanneer verschillende vakgebieden een inbreng hebben komen we sneller verder, dat is het idee. Vanuit de secties gezondheidszorg, landbouw en natuurwetenschap van de Antroposofische vereniging (AVIN) organiseren we een dag om dit veld te verkennen. We richten ons in eerste instantie met name op Calcium en Fosfor en de verbindingen en processen waarin deze twee elementen een rol spelen.

We willen ons op deze dag proberen in te leven in verschijnselen en samenhangen. De dag zal beginnen met een kennismaking met Calcium en Fosfor door demonstratie en experimenten o.l.v. Frans Geurts, scheikundeleraar. Daarna volgen bijdragen over Ca en P vanuit het perspectief van Landbouw, Gezondheidszorg, en natuur(wetenschap). Waaraan denkt een arts bij “Calcium” en “Fosfor” en welke patiënten ziet hij of zij dan voor zich? Kan de landbouw daar wat van leren, en omgekeerd? Kunnen we de verschijnselen van de proeven vertalen naar bodemprocessen en lichaamsprocessen? Wat is er over één en ander te zeggen vanuit natuurwetenschappelijk perspectief?

Datum: 14 maart 2015 van 10.00 uur tot 16.00 uur.
Plaats: Karel de Grote College, Wilhelminasingel 13-15, 6524 AJ Nijmegen.
Aanmelding voor 1 maart bij secretariaat@antroposofie.nl
Kosten: 20,- per persoon, inclusief soep en koffie (verdere lunch graag zelf verzorgen)

Met medewerking van in ieder geval:
Christina van Tellingen, arts
Jan Bokhorst, bodemkundige
Wolter Bos, bioloog en leraar
Huib de Ruiter, huisarts
Frans Geurts, scheikunde leraar
Derk Klein Bramel, boer en hulpverlener, coördinator sectie landbouw

Voorlopig programma

10.00 uur: ontvangst met koffie
10.30 uur: kennismaking met elkaar en met Calcium en Fosfor. Frans Geurts zal dit verzorgen in zijn scheikunde lokaal.
11.00 uur: hoe zie je processen van Calcium en Fosfor in het menselijk lichaam, in de landbouw, in de natuur. Verschillende mensen zullen hier een bijdrage leveren. Ook ruimte voor vragen en gesprek.
12.30 uur: lunch
13.15: waar komen de stoffen vandaan? Hoe zien ze er eigenlijk uit? Een bijdrage van Huib de Ruiter.
13.45: Hoe gebruik je Calcium en Fosfor in de medische wereld, in de landbouw, in de natuur en hoe zit het met de wissel/samenwerking tussen de beide stoffen? Verschillende mensen zullen hier een bijdrage leveren. Ook ruimte voor vragen en gesprek.
15.15: Gesprek over onze bevindingen van deze dag. Wat valt op? Hoe willen we verder?’
‘Alles om ons heen heeft vorm. Maar wat zijn vormen en welke betekenis hebben ze voor ons? In de natuur weerspiegelen ze het wezen van mineralen, planten, dieren en de mens. Bij door de mens gemaakte voorwerpen is deze relatie complexer en worden vormen zowel door praktische, esthetische als ideële overwegingen bepaald. Zelfs sociale verhoudingen, processen en gedachtegangen hebben vormen, al zijn deze dan onzichtbaar. In de kunst zijn vormen het meest vrij en kunnen zij gebruikt worden om ervaringen te wekken en inhouden beleefbaar te maken.

Volgens Rudolf Steiner zijn vormen van grote betekenis. Ze kunnen een morele werking hebben en de geestelijke werkelijkheid beleefbaar maken. Hoe kunnen we een gevoel krijgen voor deze werking van vormen en kunnen we leren deze bewust te hanteren zowel in de kunst als op andere gebieden van het leven?

Tijdens deze studiedag zullen we in een aantal werkgroepen de rol van vorm in de architectuur, de beeldhouwkunst, de schilderkunst, de muziek, de euritmie, de spraakvorming en de toneelkunst onderzoeken. De dag zal ingeleid worden door de beeldhouwer Rik ten Cate. Daarnaast zullen Irene Pouwelse en Emilie van der Held een inleiding met demonstratie verzorgen over vorm in de euritmie.

Deze dag is de tweede in een reeks over “kunstmiddelen” zoals ruimte, vorm, kleur, klank, woord en beweging in de beeldende en muzische kunsten. De dagen zijn een gemeenschappelijk initiatief van de secties voor beeldende en muzische kunsten van de antroposofische vereniging. Ze zijn bedoeld voor ieder die beroepsmatig of als belangstellende geïnteresseerd is in het mysterie van de vorm!

Programma

09:30 – Ontvangst met koffie en thee
10:00 – Welkom en inleiding Rik ten Cate
11:00 – Werkgroepen ruimtevormen, spraakvorming en kleur
12:15 – Lunchpauze
13:15 – Werkgroepen plastiek en muziek
14:30 – Demonstratie vorm in beweging en gebaar in de euritmie
15.15 – Theepauze
15:45 – Afsluitend gesprek over vorm in de kunsten
16:45 – Afsluiting

Praktische informatie

Datum: zaterdag 7 maart 2015 van 9.30 tot 17.00 uur
Plaats: “De Zalen”, Riouwstraat 1 te Den Haag
Kosten: € 40,- inclusief lunch. Voor studenten € 25,-
Bij aanmelding voor 15 februari ontvangt u € 5,- korting. Betaling vooraf of contant op de dag zelf.
Aanmelden: Voor 1 maart bij het secretariaat van de AViN: secretariaat@antroposofie.nl of schriftelijk: Boslaan 15, 3701 CH Zeist. Het maximale aantal deelnemers is beperkt. Deelname op volgorde van aanmelding.’
Weer iets anders was het verslag van de werkgroep ‘Jaarfeesten “All you need is lef” – werkconferentie op 18 april’, geplaatst op woensdag 11 februari:
‘“Nieuwe impuls aan de mens vanuit de jaarfeesten” was de werktitel van de eerste werkconferentie jaarfeesten vanuit de AViN op 4 oktober 2014. Naar aanleiding van de oproep van Fanina van Nuffelen op een contactpersonendag in 2012, vormde zich een werkgroep bestaande uit Alfred Jager, Jan Marechal, Erik Katgerman, Henk Verboom, Michel Gastkemper en Fanina van Nuffelen. Na twee jaar intensieve studie en gesprek was het tijd het onderwerp met een grotere groep te delen. Op de werkconferentie kwamen 26 mensen af, alleen leden, want we wilden met de nodigde kennis van de antroposofie kunnen vertrekken vanuit een zekere gemeenschappelijkheid. Er waren drie werkgroepen, over de omgekeerde cultus, over de voorbereiding van een jaarfeest vanuit vier lagen, en over de oproep van Michaël aan ons, nu in 2014. Sinds 1879 leven we weer in een nieuw Michaëltijdperk, vanaf dit tijdstip is Michaël de komende eeuwen de leidende geest van de mensheid. De opdracht van Michaël is dat alle mensen zich in liefde met de wereld gaan verbinden. Een totale aanvaarding dus, van de realiteit van het nu.

Dit motief van Michaël van aanvaarding plaatst Rudolf Steiner tegenover het motief van Ahriman, die zich in het afwijzen van de wereld helemaal in zijn eigen wezen terugtrekt. Wij mensen zouden ons moeten scholen en met elkaar verbinden... waarop Antroposofia haar “aarde-omhullingen” op aarde kan vinden en haar missie in de ontwikkeling van deze periode van de aarde kan volbrengen.

Bij elk jaarfeest is het belangrijk de inhoud van een jaarfeest over te brengen. Maar hoe doe je dat? Een spreker “inhuren” is zo gepiept, maar is dat nog wel de bedoeling? De voorbereiding van een jaarfeest werd door de aanwezigen zelfs belangrijker geacht dan het jaarfeest zelf. De essentie moet kunnen verschijnen en in woorden gevat. Gemeenschappelijkheid ontstaat vanuit het benoemen van deze essentie. “Authenticiteit” en “samen” zijn twee belangrijke factoren voor het slagen van een jaarfeest.

Om alle mensen in hun beleving te raken, zou de intellectuele inhoudelijke bijdrage vertaald moeten worden naar het “doen”. Hoewel hij er altijd wel interesse voor had gehad, zei iemand nog nooit geraakt te zijn geweest door de jaarfeesten. Achteraf blijkt een spreker van buitenaf vaak teleurstellend gewerkt te hebben. Er is iets aan je verteld, maar je hebt het je niet eigen kunnen maken. Hoe kun je bijvoorbeeld het Pinksterfeest nog even laten “door-pinksteren” in jezelf?

De werkgroep en de landelijke werkconferenties kunnen beschouwd worden als een verzamelplek voor alles wat er in Nederland leeft qua jaarfeesten, om dit samen te laten komen en te verrijken met andere invalshoeken. Een jaarfeest moet in relatie met het ‘nu’ staan, met voldoende ernst. “All you need is lef”. Dan kan op de eigen plek, in de eigen groep, verder worden gewerkt. “De morele orde van nu is de fysieke orde van de toekomst”.

De tweede werkconferentie vindt plaats op zaterdag 18 april 2015. Wil je meedoen? Mail dan naar Fanina van Nuffelen.’
Inmiddels is hier op maandag 23 maart een vervolg op gekomen, met ‘Werkconferentie Jaarfeesten vanuit de AViN op zaterdag 18 april 2015’:
‘Werkconferentie Jaarfeesten vanuit de AViN op zaterdag 18 april 2015
Plaats: Boslaan 15 in Zeist

Johannes-Stimmung

Der Welten Schönheitsglanz,
Er zwinget mich aus Seelentiefen
Des Eigenlebens Götterkräfte
Zum Weltenfluge zu entbinden;
Mich selber zu verlassen,
Vertrauend nur mich suchend
In Weltenlicht und Weltenwärme.


Wij als mensen zullen weer wakker moeten gaan worden in de samenhang tussen onszelf en de natuur of de wereld. Zoals deze zich in het jaarverloop aan ons wil openbaren. Zo zien we dat iedere weekspreuk een eigen natuurstemming met zich meebrengt. Om tot een vernieuwing van de jaarfeesten te kunnen komen zien wij de verbinding van de weekspreuken met de kringloop van het jaar als een belangrijke weg.

Rudolf Steiner: “Iets door de natuur spreekt tot de mensen”. Hoe kunnen we dit “iets” ontmoeten? Wat betekent dit?

Werkconferentie op 18 april

Op 18 april organiseren we een bijeenkomst die gericht is op het Johanni-feest. We willen zo met elkaar werken dat, straks in de Johanni-tijd, we zelf het feest geïnspireerd vorm en inhoud kunnen geven.

Werkwijze

Op 18 april zitten we nog voor hemelvaart en Pinksteren. En zijn we op weg naar Sint Jan. Wij stellen voor om als voorbereiding het nawoord te lezen van Hester Anschütz uit het boek “Jaarfeesten” van Rudolf Steiner. Met als titel: “Jaarfeesten en de Christuskracht”. Neem je ervaringen of iets wat je bijvoorbeeld geraakt heeft vanuit dit nawoord of beleving weekspreuk “Sint Jansstemming” mee, hier besteden we het eerste uur aandacht aan. Van elkaars ervaringen leren we!

We hebben twee mensen gevraagd om met ons aan het werk te gaan. Beide werkgroepen gaan werken vanuit het inlevend waarnemen. Een ieder zal deelnemen aan beide werkgroepen, zij verdeeld. We hebben een werkgroep onder leiding van Astrid van Zon en een werkgroep onder leiding van Wolter Bos.

Astrid van Zon
Het jaarritme in de natuur is een grote in- en uitademing. Om dichtbij de kwaliteit van de seizoenen te komen, werken we met het inlevend waarnemen, zodat er een eigen relatie tot het seizoen gekregen kan worden. Vervolgens onderzoeken we met elkaar welke jaarfeesten in het seizoen plaatsvinden en hoe de beelden van de verhalen tot ons kunnen spreken. Inzet is een eigen verbinding met het feest en het seizoen te krijgen en hierdoor ideeën te krijgen wat je kunt doen in het dagelijks leven.

Wolter Bos
Vogels in de tijd van hoogzomer; waarnemingsoefeningen.

Het programma ziet er als volgt uit;

9.30 uur ontvangst met koffie en thee
10.00 uur Start werkconferentie, het bespreken van de voorbereiding
10.50 uur Astrid van Zon en Wolter Bos stellen zichzelf voor
11.15 uur Start werkgroepen, eerste ronde
12.30 uur Lunch ; voor soep wordt gezorgd, brood graag zelf meebrengen
13.15 uur Vervolg werkgroepen tweede ronde: we wisselen van groep
14.30 uur Theepauze
15.00 uur Plenaire bespreking
15.45 uur Afronden

Als je mee wilt doen, graag opgeven bij Fanina van Nuffelen faninavannuffelen@antroposofie.nl. I.v.m. de ruimte is opgave noodzakelijk! Entree op vertoon van lidmaatschapskaart.

Wij hopen velen van u te mogen ontmoeten op deze dag!
Erik Katgerman, Auke van der Meij, Henk Verboom, Michel Gastkemper en Fanina van Nuffelen’
Dat is wel weer even genoeg vanuit de Antroposofische Vereniging. Door naar de vrijescholen. De Vereniging van vrijescholen meldde op 20 maart ‘Plan voor middelbare vrijeschool in Zeeland’:
‘In Zeeland is een initiatiefgroep gestart voor het oprichten van een vrijeschool voor voortgezet onderwijs. In september 2014 is de groep begonnen met de voorbereidingen en inmiddels is de “Vereniging voor Voortgezet Vrijeschoolonderwijs Zeeland” (VVVZ) opgericht. De initiatiefgroep, die bestaat uit ouders, leerkrachten en schooldirecteuren, wil dat het in Zeeland mogelijk wordt voor hun kinderen om na de het primair onderwijs ook in het voortgezet onderwijs te kunnen kiezen voor de vrijeschool.

Inventarisatie

Op dit moment wordt geïnventariseerd waar en in welke hoedanigheid de school kan starten. Het idee bestaat om aan te haken bij een bestaande middelbare school. Als afdeling binnen een reguliere onderwijsinstelling of als onderdeel van een regionale koepel van vrijescholen. De initiatiefnemers willen volgend jaar in augustus beginnen met één of twee brugklassen voor vmbo-t, havo en vwo. Het is de ambitie om uiteindelijk door te groeien naar een school van ongeveer 300 leerlingen.

Vrijeschool in Zeeland groeit

De provincie Zeeland heeft nu één vrijeschool voor basisonderwijs, in Middelburg, waar leerlingen uit de hele provincie naartoe gaan. Het initiatief is dan ook ontstaan op de Vrije School Zeeland (VSZ), waar ze de afgelopen jaren te maken hadden met een leerlingen-groei van 10%. Dat beeld zie je ook terug in veel andere regio’s in Nederland, waar inmiddels vrijescholen voor voortgezet onderwijs zijn gestart, waaronder Roermond, Heerlen, Zwolle en Borne.

Aantrekkingskracht vrijeschool

“De aantrekkingskracht van de vrijschool komt voor ouders vooral door de sfeer, de visie op het onderwijs en de omgang met kinderen”, stelt Ilona Vervloet, bestuursvoorzitter van de initiatiefgroep en interim-directeur van de Dordtse Vrije School. Ze zien het vrijeschoolonderwijs als antwoord op hun zoektocht. Vervloet: “We willen kleinschalig, veilig en warm zijn. Kinderen krijgen de ruimte om zich te ontwikkelen, in plaats van opgejaagd te worden om te presteren”.

Voor meer informatie over het initiatief, de stand van zaken en het aanmelden van leerlingen kunnen ouders terecht op de website van de VVVZ.’
Eergisteren, op 24 maart, volgde ‘Oproep breed netwerk voor internationale samenwerking’:
‘De nieuwe Werkgroep Internationale Samenwerking roept vrijescholen en partners op om projecten en initiatieven op het gebied van internationale samenwerking te delen met de Vereniging van vrijescholen. Om een breed netwerk te bewerkstelligen is het van belang dat bestaande activiteiten en initiatieven zichtbaar zijn. Het is zowel voor vrijescholen, partners als de werkgroep van de Vereniging goed om te weten wat er speelt op internationaal vlak. De werkgroep wil deze zichtbaarheid onder meer mogelijk maken via de website van de Vereniging van vrijescholen.

Werkgroep internationale samenwerking

In 2014 heeft de Verenging van vrijescholen de toegevoegde waarde van internationale samenwerking en bestaande internationale netwerken geëvalueerd. Daaruit kwam naar voren dat bij zowel de vrijescholen als nationale en internationale partners de behoefte is om te komen tot meer verbinding en samenwerking; een gezamenlijke agenda met een breed gedragen vertegenwoordiging.

De Vereniging heeft daarom eind 2014 een hernieuwd plan van aanpak gemaakt en een werkgroep ingericht die zich vanuit een breed Nederlands netwerk gaat inzetten op het thema internationale samenwerking. De werkgroep wordt gevormd door Jocelyn Roy kleuterleerkracht op de vrijeschool en vertegenwoordiger in IASWECE, Frans Ebskamp en Artho Jansen, beide bestuurders in het vrijeschoolonderwijs en vertegenwoordigers binnen de ECSWE.

Samen met partners en vrijescholen

Eén van de belangrijkste opgaven van de werkgroep is om in nauwe samenwerking met de vrijescholen en de partners internationale ambities te formuleren en een netwerk in te richten. Daarin worden internationale activiteiten en projecten waarbij Nederland betrokken is, met elkaar verbonden. De ambities en het netwerk moeten ertoe leiden dat Nederland zich gecoördineerd en breed verbindt met de bestaande en toekomstige internationale samenwerkingsverbanden, waaronder ECSWE en IASWECE, en dat leraren en leerlingen –meer dan nu het geval is – de gelegenheid krijgen om deel te nemen aan internationale uitwisseling. De werkgroep gaat daar de komende periode mee aan de slag.

Oproep

Om een breed netwerk te bewerkstelligen is het van belang dat bestaande activiteiten en initiatieven zichtbaar zijn. Het is zowel voor vrijescholen als voor partners goed om te weten wat er speelt op internationaal vlak.

De werkgroep roept dan ook op om projecten en initiatieven op het gebied van internationale samenwerking te delen met elkaar én de Vereniging van vrijescholen.

Dat kan door een e-mail te richten aan de Vereniging van vrijescholen met een korte beschrijving van het project of het initiatief. De werkgroep zal de actuele ontwikkelingen en activiteiten delen via de website. Ook kunt u via het secretariaat van de Vereniging contact zoeken met de werkgroepleden voor nadere afstemming.’
En gisteren plaatste de Vereniging van vrijescholen deze ‘Terugblik Conferentie vrijescholen VO’:
‘De 6e editie van de jaarlijkse conferentie voor leerkrachten in het voortgezet vrijeschoolonderwijs overtrof alle voorgaande edities met een opkomst tegen de 600 deelnemers. Op deze zonnige voorjaarsdag stroomde de Stichtse Vrijeschool vol met leerkrachten die vanuit het hele land bijeen kwamen rondom het thema: “Willen is kunnen”.

Het programma werd geopend met een warming-up door Gijs van Rhijn, die de zaal aan het lachen en in beweging bracht met zijn anekdotes en ritme oefeningen. Openheid in het gesprek, daar ging het hem om. Iets wat de pubers ons voor doen.

Waar is de “wil’?

Michiel van Gent, leerkracht aan de Haagse Vrijeschool was de eerste spreker. Hij stelde de vraag naar de “wil”, waar manifesteert die zich? “Wil” is overal en hij maakt en breekt, heeft positieve groeikracht en ook destructieve kracht. Van Gent haalde een boek aan van Paul Tough, How children succeed. Daarin wordt beschreven dat een sterke cognitieve focus de drijfveren en passie kunnen verlammen. Het kan zorgen voor faalangst en desinteresse. Gesterkt worden in de eigenwaarde daarentegen levert succes op bij de leerlingen.

Waar komt de grote cognitieve druk vandaan? Het is een resultaat van het opbrengstgericht onderwijs, wat weer een gevolg is van de heersende “Homo economicus”. Deze zegt: “Gij zult genieten”. Het onderwijs is doordrenkt met dit economische principe, de economie drukt alles weg dat niet kan worden opgeteld. Het is een ideologie die vrij spel krijgt.

Door de wil te oefenen, door bewust schijnbaar zinloze daden uit te voeren of zinloze vakken te geven. Dat is b.v. kunst, want wat is nu zinlozer dan schilderen, dansen, musiceren, euritmie? Kunst wordt zinvol samen met anderen, het lokt verbeteren en oefenen uit. Het leidt tot groei van vermogens en het verbindt., want je oefent alleen of samen met anderen je eigen drijfveren.

Tot slot refereerde Michiel aan het eerste hoofdstuk van Menskunde en opvoeding, waarin Steiner erover spreekt dat het onderwijs te verdelen is in het cognitieve, daar waar kinderen iets leren met hun hoofd en in de praktische vaardigheden, die ze doen met hun hele lijf. Deze twee beïnvloeden elkaar en hebben elkaar nodig. Het gaat om een huwelijk tussen de “wil” en “het denken” met het gevoel als de cupido.

Na een mooi muzikaal intermezzo, waar de zusjes Noor en Cato Nitzsche, oud-leerlingen van de Vrijeschool Den Haag enkele klassieke liederen ten gehore brachten kreeg Wanda Kasbergen het woord. Zij sprak vanuit haar ervaring als leerkracht en rector van het Karel de Grote college in Nijmegen.

Nieuwe motivatie theorie

Wanda ging in op een nieuwe motivatie theorie, die aantoont dat alle kinderen van nature willen leren en dat intrinsiek leren leidt tot beklijven van kennis en vaardigheden. In het onderwijs is tegenwoordig sprake van veel extrinsiek leren, leren omdat het moet voor resultaten en examen. Dit soort leren blijft oppervlakkig en zorgt voor uitval. Het leidt tot de zesjes cultuur, want het doel is het behalen van het diploma. “Zeg wat ik moet doen, dan doe ik het en dan komt het goed” is de heersende modus.

Er zijn drie dingen cruciaal voor motivatie:
1. verbondenheid: eerst relatie, dan prestatie.
2. competentie
3. autonomie

Verbondenheid wil zeggen dat je eerst het hart moet zien te raken dan de hersenen. En het gaat ook om sociale verbondenheid voor een leerling met leraren en ouders. De betrokkenheid in vrijescholen is groot, er is sprake van een schoolgemeenschap. Maar zijn we echt geïnteresseerd in wat de leerlingen ervan vinden? De leerlingenraad wil wel meer; meedenken over het onderwijs.

Competenties: het is belangrijk dat leerlingen zicht krijgen op hun leerproces. Weten ook wat het doel is van een bepaalde les. “Vroeger wist de leraar wat goed voor je was, nu wil je dat zelf weten”, volgens Wanda. Zij is op zoek gegaan naar manieren om de kwaliteit van het tekenwerk van haar leerlingen te verbeteren. Ze kwam erachter dat ze de stappen die gezet moeten worden om tot een bepaald werkstuk te komen voor de leerlingen moest verhelderen. Welke stappen moet je zetten? Die vraag verhoogde de motivatie om het werk aan te gaan. Het laten reflecteren van leerlingen op hun leerproces geeft bewustzijn hiervan en dus ook meer leeropbrengst. Aan het einde van een periode les een vraag meegeven is eveneens werkzaam. Niet het antwoord is het belangrijkst, maar het leven met een vraag en daarover gedachten vormen doet ertoe.

Autonomie vergroten. Wees terughoudend met cijfers geven en creëer keuzemogelijkheden. Geef de leerling de vrijheid om iets wel of niet te doen en wanneer. Hoe organiseer je dat? In Nijmegen is een bèta-lab ingericht met een 3D printer, waar leerlingen in hun vrije tijd aan het werk kunnen. Er wordt aan een musical gewerkt en er is een filosofie werkgroep met leraren, ouders en leerlingen waar de sociale driegeleding bestudeerd en bediscussieerd wordt. Leerlingen zijn vrij om zich in te schrijven voor deze activiteiten. En eigenlijk zou het schoolgebouw meer beschikbaar gesteld moeten worden als er geen lessen zijn voor dit soort activiteiten.

Wat is belangrijk voor de toekomst? Met deze vraag sloot Wanda haar verhaal af. Denk nooit dat je er bent, maar zoek verder. En betrek de leerlingen er meer bij.

Na deze twee inleidingen gingen de deelnemers in dertig werk- en vakgroepen aan het werk tot aan de lunch pauze. Na een gezellige middagpauze veelal doorgebracht op het plein in de zon met overheerlijke broodjes verzorgde Cathrineke Lans een presentatie over het Wiki project, de online omgeving waar allerlei lesmateriaal gedeeld wordt. Het doel hiervan is dat er gezorgd wordt dat lesmateriaal dat ontwikkeld is door de oudere generatie overgedragen wordt aan de jongere generatie. In plaats van oude periodeschriften waarvan de inkt vervaagt en de bladzijden scheuren wordt het digitaal bewaard en gedeeld. Jonge collega’s die starten in de scholen kunnen zo veel materiaal geordend vinden en hoeven niet alles overal zelf vandaan te halen. Het is werk in ontwikkeling, de bedoeling is dat er steeds vernieuwd wordt en verder ontwikkeld. Geschiedenis, Scheikunde, Nederlands en Kunst algemeen zijn de vakken waarmee een start is gemaakt. Geleidelijk zullen er meer vakken bijkomen. De leraren werden opgeroepen hun materiaal in te zenden en te delen.

Ervaringen oud-leerling

Na een tweede ronde werk- en vakgroepen was Jólan van der Wiel, een oud-leerling, aan het woord. Hij presenteerde zijn werk als designer en legde de relatie met zijn vrijeschool tijd. Hij vertelde hoe hij terug keek op een kindertijd waar hij een veilige bedding heeft ervaren en ruimte kreeg om dingen bij zichzelf uit te vinden. Met name het eindwerkstuk zorgde voor een ervaring van zelf overwinning waar hij nog steeds profijt van heeft.

Afsluiting

De dag werd afgesloten door Gijs van Rhijn en Elard Pijnaken. Bij het weggaan kreeg iedereen een kaart in een envelop mee als aandenken. Op het kaartje dat erin zat stond: “Je wensen zijn een voorgevoel van wat je in staat bent daadwerkelijk te realiseren.”’
En hoe staat het er bij de landbouw voor? Op 11 maart liet het Louis Bolk Instituut weten dat er een ‘Opinieartikel Erisman in Nature’ gepubliceerd was:
‘Pleidooi om milieu- en klimaatveranderingen aan te pakken door de weerbaarheid van individuen te versterken.

Op 11 maart 2015 is een opinieartikel van Erisman e.a. in het prestigieuze wetenschappelijke tijdschrift Nature verschenen, met de titel “Put people at the centre of global risk management”. Hierin pleit hij voor aandacht voor het individu voor het aanpakken van problemen die op wereldschaal spelen, zoals milieuproblematiek en klimaatverandering. Als het gaat over het managen van risico’s, blijken de meeste risicomanagement tools zich te focussen op het collectieve niveau. De impact van persoonlijke keuzes en beslissingen op individueel niveau blijven – ten onrechte – buiten beschouwing. Onder individuen worden personen, bedrijven en andere stakeholders verstaan. Collectief hebben die individuele beslissingen wel gevolgen op wereldschaal.

De VN hebben voor 2015 17 doelstellingen geformuleerd op het gebied van duurzame ontwikkeling. Deze doelen hangen sterk met elkaar samen maar integratie ervan ontbreekt: bijvoorbeeld het inzetten van hernieuwbare energiebronnen, zoals biobrandstoffen om de klimaatverandering te keren, heeft bijvoorbeeld directe gevolgen voor de productie van voedsel en water. Erisman e.a. stellen een integrale benadering voor. Op deze manier kan er, via het individu, aan de weerbaarheid van het systeem gewerkt worden, in plaats van het puur beperken van maatschappelijke risico’s die op lange termijn spelen. De vergelijking wordt gemaakt met de nieuwe visie op gezondheid, die door Huber van het Louis Bolk Instituut is ontwikkeld: geen focus op medicalisering, maar op het aanpassingsvermogen en eigen regie.

Risicomanagement moet beginnen bij het individu, bij de gevaren en risico’s die rechtstreekse impact hebben en op korte termijn spelen. Daarna kunnen collectieve risico’s, die op lange termijn spelen meegenomen worden in de risicoafwegingen. Bovendien moeten ook milieu- en socio-economische risico’s geïntegreerd worden. Deze bredere aanpak kan alleen succesvol zijn als er een nauwe samenwerking ontstaat tussen diverse beroepsgroepen, zoals economen, ingenieurs, klimatologen en geologen.

Download het opinieartikel (Engelstalig) van Erisman, Brasseur, Ciais, van Eekeren en Theis.’
‘TV-programma Zembla heeft woensdagavond 4 maart aandacht geschonken aan het octrooieren van voedselgewassen, onder de titel “de Monsanto methode”. Zembla onderzocht de afgelopen maanden “de keiharde strijd om onze groenten”. In de uitzending komt onder meer Bart Vosselman diverse keren aan het woord. Bart is zaadveredelaar en mede-eigenaar van De Bolster, een zaadteeltbedrijf voor biologische en biologisch-dynamische zaden in Epe. Bart komt in de uitzending op voor octrooivrije planten. De ochtend na de uitzending gaf Bart aan zeer tevreden te zijn over zijn bijdrage aan de aflevering. “Ik ben hier erg blij mee en heb vanmorgen al heel veel positieve reacties gekregen. Ik hoop dat dit alles weer het nodige op touw zet. Het is vooral spannend hoe de raad bij het Europees octrooibureau naar deze uitzending zal kijken”, aldus Bart.

Uit een extra nieuwsflits die De Bolster afgelopen dinsdag 3 maart verstuurde bleek al dat het bedrijf verheugd is met het feit dat Zembla dit cruciale onderwerp heeft opgepakt: “De twee journalisten Annette Schätzle en Ton van der Ham van Zembla zijn bijna 3 maanden continu met dit thema bezig geweest. Dit heeft geresulteerd in een degelijk stuk journalistiek. Allemaal kijken dus!”

Naast Bart komen in de uitzending onder meer de woordvoerder van Monsanto (M. Buckingham) aan woord, evenals hoogleraar plantenbiologie M. Haring, S. Hoekstra namens het Europees Octrooibureau en het hoofd veredeling en P. van der Toorn (hoofd veredeling) en M. Kester (directeur)van Syngenta.

Het eerste fragment met Bart start op 05:22. Hierin wordt uitgelegd dat concurrenten elkaars rassen niet na mogen maken, maar wel elkaars zaad mogen gebruiken om zelf nieuwe, weer betere rassen te maken. Dit is verankerd in het zogeheten kwekersrecht. En zo profiteren veredelaars van elkaars vondsten. Dit kwekersrecht is volgens Bart één van de belangrijkste verklaringen waarom Nederland zo toonaangevend is in de land- en tuinbouw. Zelf heeft hij net een nieuwe pompoensoort ontwikkeld, waardoor de pompoenen niet meer vatbaar zijn voor de hardnekkige schimmelziekte fusarium. De directeur van De Bolster staat op het punt om kwekersrecht voor deze pompoen aan te vragen. Zo kan hij zijn investering terugverdienen. Concurrenten mogen het zaad dan niet namaken, maar wel verder veredelen. Bart: “Dat is natuurlijk een prachtig systeem, want dat noem je tegenwoordig innovatie. Daardoor komen er uiteindelijk veel betere pompoenen op de markt.”

Klik hier om de uitzending van Zembla te bekijken.

Op 18:08 start het volgende fragment met Bart. Na een toelichting op het octrooi van Syngenta op de rode paprika (“Wij kunnen nu een paprika maken die niet meer ziek kan worden door de witte vlieg”), legt Bart uit dat De Bolster hetzelfde heeft gedaan in de pompoenen. “Dat is niet anders dan Syngenta gedaan heeft.” Hij vindt dit patent van Syngenta dan ook ongewenst. Met een patent kan een bedrijf immers een monopoliepositie afdwingen. Dit is een fundamenteel verschil met wat De Bolster doet en dus juist wat Bart niet wil.

Ook staatssecretaris van Economische Zaken, Sharon Dijksma, is verontrust over deze patenten. Ze laat aan Zembla weten: “Ik vind het zorgelijk dat de wereldvoedselvoorziening dreigt te worden geconcentreerd bij een paar multinationals. Ik vrees dat dit ten koste gaat van de keuzevrijheid van kwekers, telers en consumenten. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de voedselzekerheid.”

Noodgedwongen stoppen met broccoli-veredeling

Na een fragment over het patent dat Monsanto heeft op broccoli met een extra lange steel (daardoor is het eenvoudiger om dit gewas machinaal te oogsten), komt de directeur van De Bolster weer aan bod (vanaf 23:33). Hij laat vergelijkbare foto’s zien van een broccoliveld en geeft de volgende toelichting: “Wij hebben al drie/vier jaar precies vergelijkbaar materiaal, met dezelfde eigenschap als de Monsanto-broccoli.” De voice-over geeft vervolgens aan dat Bart nu dus noodgedwongen stopt met de veredeling van deze broccoli. Daarna komt de woordvoerder van Monsanto dan toch aan het woord. Na navraag blijkt dat het broccoli-materiaal van origine afkomstig is van de Oregon University en dat De Bolster aan de slag is gegaan met materiaal uit dezelfde pool. Professor J. Myers: “Monsanto heeft de eigenschap niet uitgevonden. Als het al van iemand is, is het van ons. Maar het zat al in ’t zaad van broccoli. Dus eigenlijk is ’t van niemand. Het is van iedereen.” De professor vervolgt: “Uiteindelijk gaat het ons pijn doen. Want als kwekers geen materiaal meer kunnen kruisen, is dat slecht voor de voortgang van de veredeling.”

Waarom niet zelf octrooi aangevraagd?

Vanaf 30:29 legt Bart uit waarom De Bolster zelf geen octrooi heeft aangevraagd: “Dit kost te veel geld. We hebben de kennis er niet voor en moeten alles uitbesteden. Octrooideskundigen weten wel een rekening te sturen. Dure jongens.” Hij kan het gevecht met Monsanto en Syngenta niet aan. “Dan kunnen ze oppositie gaan voeren tegen mij en dan ben ik gewoon kansloos”, aldus Bart.

Uitspraak in het voorjaar

Uit onderzoek van Zembla blijkt dat het aantal patenten op gewone groente toeneemt. De 10 grootste groentezaadbedrijven ter wereld hebben 19 patenten op natuurlijke eigenschappen van groenten. Nog eens 132 patenten zijn momenteel in aanvraag bij het Europese Octrooibureau. Volgens het programma zijn deze patenten omstreden omdat multinationals hiermee een monopoliepositie kunnen krijgen en de vrije toegang tot biologisch materiaal kunnen blokkeren. “Toegang tot biologisch materiaal is cruciaal voor de voedselzekerheid”, constateren de journalisten van Zembla.

Het is een zeer principiële kwestie: mogen bedrijven traditioneel veredelde groenten patenteren? Het Europees octrooibureau buigt zich momenteel over deze vraag. De grote kamer van beroep, hun hoogste orgaan, komt dit voorjaar met een uitspraak. Een uitspraak die verstrekkende gevolgen zal hebben. De commissie wacht met het toekennen van de patenten tot na de uitspraak.

Klik hier om de uitzending van Zembla te bekijken.’
Save Our Soils laat vandaag weten ‘Save Our Soils Fonds opgericht – al € 200.000,- in kas. Fonds gaat zich inzetten voor het redden van vruchtbare bodems’:
‘Het Nederlandse biologische bedrijf Nature & More heeft samen met partners van de campagne Save Our Soils een fonds opgericht dat boeren gaat ondersteunen bij het in stand houden van vruchtbare bodems. De oprichting werd bekend gemaakt in februari tijdens de BioFach beurs in Neurenberg. Inmiddels zit er € 200.000 euro in het Save Our Soils Fonds dankzij bijdragen van o.a. Triodos Foundation, Soil & More en het Duitse Lebensbaum. Het doel is om door te groeien naar € 500.000 euro.

Volgens cijfers van de VN gaat elk jaar zo’n 10 miljoen hectare landbouwgrond verloren aan erosie; pakweg 30 voetbalvelden per minuut. Als het verlies van vruchtbare grond in dit tempo doorgaat, valt er over 60 jaar geen landbouw meer te bedrijven. Ook voor klimaat, waterhuishouding en sociale structuren heeft het bodemverlies desastreuze gevolgen. Niet voor niets is 2015 daarom uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Bodem. Nature & More heeft eind 2012 de campagne Save Our Soils in het leven geroepen om aandacht te vragen voor het bodemprobleem.

De Save Our Soils campagne heeft nu zo’n 150 internationale partners waaronder de FAO. De kernboodschap is dat elke consument kan bijdragen aan het redden van vruchtbare bodems door te kiezen voor duurzaam en biologisch geproduceerd voedsel. Save Our Soils was tot nu toe vooral een bewustwordingscampagne. Met de oprichting van het Save Our Soils Fonds kan nu ook praktische aandacht worden gegeven aan het andere uiteinde van de productieketen: de boer.

Volkert Engelsman, directeur van Nature & More en initiator van de campagne Save Our Soils, is blij met de succesvolle lancering: “Het bedrag dat we nu bijeen hebben is een goed begin. We willen in de komende drie jaar tenminste 500.000 euro bijeen brengen en zien uit naar bijdragen van andere partijen. Zo kunnen we een bijdrage leveren aan het behoud van bodems en een toekomst met meer voedselzekerheid.”

De organisaties die tot nu toe bijdragen aan het Save Our Soils Fonds zijn Eosta / Nature & More, Soil & More, Triodos Foundation, Lebensbaum (Duitsland), Ambootia (India) en Amfri Farms (Oeganda). Het Fonds gaat boeren wereldwijd te ondersteunen bij hun inzet voor duurzame bodemvruchtbaarheid met behulp van biologische methoden. Methoden hiertoe zijn onder meer composteringsworkshops voor boeren, onderzoek naar best practices, en bevorderen van samenwerking.

Voor informatie en bijdragen aan het fonds kan men contact opnemen met Tobias Bandl, info@soilandmorefoundation.org (Engels of Duits). Meer informatie over de Save Our Soils campagne is te vinden op www.saveoursoils.com. Nature & More is het trace & tell merk van Eosta, marktleider in biologische groente en fruit. Eosta bestaat in 2015 25 jaar en viert haar jubileum in juni in het KIT in Amsterdam met het Celebrating Soil! Celebrating Life! congres.’
‘Op maandag 30 maart zal de vierde debatavond in de zesde serie landbouw- en voedseldialogen gehouden worden. Dit onder leiding van Felix Rottenberg in de Rode Hoed (Amsterdam, aanvang 20:00 uur, café open 19:00 uur).

De impact van geld op ons voedselsysteem

Het voedselsysteem wordt niet alleen gestuurd door vraag en aanbod, maar door tal van financiële impulsen en belangen. Als consumenten sturen we primair via onze boodschappen. Maar minstens zo groot is de impact van andere geldstromen: het kapitaal van banken, maar ook dat van andere grote spelers, zoals pensioenfondsen, verzekeraars, hedgefondsen en andere beleggers in voedsel- en retailbedrijven, hetzij via de beurs, hetzij rechtstreeks. De meeste spelers zijn sterk gericht op winst op korte termijn.

Welke invloed heeft dit financiële systeem op onze economie en op de duurzaamheid van ons voedselsysteem? Kunnen we behalve als consumenten ook als spaarders en betalers van verzekerings- en pensioenpremies invloed uitoefenen? Welke kansen biedt het coöperatieve model? Het huidige systeem houdt weinig rekening met externe kosten. Kan het helpen om die kosten zichtbaar te maken? Welke kansen bieden crowdfeeding en nieuwe geldsystemen?

Sprekers

Herman Wijffels, oud-topman Rabobank, Universiteit Utrecht
Helen Toxopeus, Erasmus Universiteit, onderzoeker over verduurzaming van geld en crowdfunding
Koos Bakker, coöperatie Odin/Estafette

Klik hier om kaarten te bestellen.

Op zoek naar een voedselvisie voor Nederland

In deze zesde serie dialogen gaan we stappen zetten naar een toekomstvisie voor landbouw en voedsel in Nederland vanuit mondiaal perspectief.

Elke avond wordt voorafgegaan door een inleidend essay of interview op foodlog.nl, in samenwerking met de Youth Food Movement, om het thema aan te scherpen en de dilemma's voor te leggen aan volgers. In een grande finale met diner en discussie gaan we ook in de zaal stemmen.

De debatcyclus is bedoeld voor geïnteresseerde burgers en professionals en omvat een reeks van 6 avonden onder leiding van Felix Rottenberg.

Verslagen van de twee voorgaande avonden via www.clm.nl.

Volgende debatavonden:
Amsterdam, Rode Hoed, woensdag 8 april - Visserij, visteelt en natuur: op zoek naar een balans
Amsterdam, Rode Hoed, dinsdag 28 april (aanvangstijd 19:00 uur in plaats van 20:00 uur). Grande finale: Op zoek naar een voedselvisie voor Nederland

Voor programma met alle sprekers en bestellen kaarten zie: de Rode Hoed.’
We kunnen natuurlijk niet afsluiten zonder ook een paar Duitstalige berichten te hebben opgenomen. Een goede afsluiter is altijd Michael Eggert. Op 24 maart schreef ook hij over ‘Die Reisen des Christian Rosenkreutz’:
‘Nun habe ich Jostein Saethers neues Buch über die Reisen des Christian Rosenkreutz durch die islamische Welt des 14. Jahrhunderts vorliegen. Hier, im Egoistenblog, ein Textausschnitt. Saether bezieht sich im Buch vorrangig auf die Fama Fraternitatis – eine der berühmten Rosenkreuzer-Schriften, in denen der beschriebene Reisende mit dem Kürzel C.R. auftritt. Auch Rudolf Steiner hat in einer Anmerkung bestätigt*, dass “Christian Rosenkreutz” ein Kunst-Name sei – die damit beschriebene Person bleibe anonym, sei aber gleichwohl authentisch. Saether geht ebenfalls von der Authentizität dieser legendären Person aus – sein Anliegen ist es, im Buch dem Einfluss nach zu gehen, den die kulturellen Einflüsse dieser frühen, einzigartigen Orientreise um das Jahr 1400 auf das Denken von Rosenkreutz gehabt haben mögen.

Rudolf Steiners Betrachtungen nach war CR ein besonders herausragender Repräsentant des esoterischen Christentums, ein Eingeweihter, der in dicht aufeinander folgenden Inkarnationen bis hin zu direkten politischen Interventionen (im Vorfeld der französischen Revolution) erheblichen Einfluss gehabt hatte und hat. Für Rudolf Steiner war der naturwissenschaftliche Ansatz der rosenkreuzerischen Schulung von erheblicher Bedeutung, da dieser seinem eigenen entsprach: “Und so stellte sich für die Rosenkreuzerei das Merkwürdige heraus, dass wie in einem Übergangsstadium diese Rosenkreuzer sich bekannt machten mit allem, was über die Natur in der Zeitepoche erforscht werden konnte. Das nahmen sie in sich auf, verarbeiteten es. Sie hatten wirklich dasjenige, was die anderen nur zur Wissenschaft machten, bis zur Weisheit getrieben. (..)

So dass in der Tat gerade von den Rosenkreuzern eingesehen wurde, dass dasjenige, was man zunächst in der modernen Erkenntnis erhält, erst gewissermaßen den Göttern entgegengetragen werden muss, damit sie es in ihre Sprache umsetzen und es den Menschen wiedergeben. Dass das sein kann, ist ja bis in die Gegenwart geblieben. Studieren Sie heute, indem Sie von dem hier gemeinten rosenkreuzerischen Initiationsprinzip berührt worden sind, den Haeckelismus mit all seinem Materialismus, lernen Sie alles dasjenige darüber, was man durch äußere Naturwissenschaft lernen kann, und tragen Sie das dann den Göttern entgegen, und sie bekommen dasjenige, was in meinem Buche «Geheimwissenschaft» über die Evolution erzählt ist.”**

Dass ein solches naturwissenschaftliches Denken dem jungen Rosenkreutz in Form der Hochblüte islamischer Wissenschaft entgegen kam – ebenso wie die verbreitete Mystik des Orients – erscheint ganz selbstverständlich. Er ist, wie am Ende der Fama zu lesen ist, schon damals mit einer solchen Einstellung und solchen Interessen im Westen – erwähnt ist das christliche Spanien – auf Ignoranz und Ablehnung gestossen.

Saether bezieht aufgrund der dünnen Quellenlage – etwa was die adlige Herkunft Rosenkreutz’, seine kindliche Erziehung in einem Kloster eventuell am Rhein betrifft – einiges mit ein, was einer strengen historischen Betrachtung als etwas gewagt erscheinen muss. Er sammelt Hinweise und breitet ein mögliches Umfeld aus. Saether schildert ein religiöses, politisches, soziales und kulturelles Milieu. Dies unternimmt er quer durch die ganze Reise hindurch – wodurch ein stimmiges Bild des Umfeldes entsteht. Die Details – ob Rosenkreutz ein genuesisches oder anderes Handelsschiff zur Überfahrt benutzt haben mag – bleiben nachrangig. Umstürze, Kriege, Schlachten – das alles waren Szenarien, denen Rosenkreutz nicht selbst ausgesetzt war, die aber gleichwohl während seiner langen Reise im seinem Umkreis stattfanden und die er höchstwahrscheinlich wahrnahm. 
Saether führt die Details der historischen Umstände daher aus. So entstehen beim Leser Bilder der inneren Spannungen des osmanischen Reiches, das Rosenkreutz in dieser Zeit bereiste. Saether geht dabei bis dahin, die übliche Kleidung, die Mühsale der Seereisen, die Schiffskonstruktionen und das damals verfügbare Karten-Material zu betrachten. Bei der Betrachtung der Handelswege kommt er zu der Vermutung, dass Rosenkreutz bis in die Stadt Petra – die über Handelsposten der Templer verfügt hatte – gekommen ist, und quer durch den heutigen Jemen gereist sein muss. Die in der Fama genannten Orte wie “Damcar” kann man nicht eindeutig zuordnen. Daher ist die Untersuchung und Verfolgung der damals üblichen Handelsrouten – etwa die Weihrauchstrasse nach Südarabien – stimmig. So bildet Saether den wahrscheinlichen Reiseweg von Rosenkreutz bis über Marokko nach Spanien nach – immer wieder auch unterlegt von Aussagen Rudolf Steiners. Auch der Sufismus und die Mystik des ganzen bereisten Raums sind ein Schwerpunkt-Thema.

Ob seine Betrachtungen zum so genannten Voynich-Manuskript, das er als Hinterlassenschaft von Rosenkreutz interpretiert, stichhaltig sind, kann ich nicht beurteilen. Auch die Frage, ob Rosenkreutz die nach ihm benannte Geheimgesellschaft im Verborgenen hielt, um dem wachsenden Druck der Inquisition zu entgehen, mag etwas spekulativ sein. Dennoch bieten Saethers umfassende Recherchen ein ungemein eindrückliches Stimmungsbild der von Rosenkreutz bereisten Gegenden und seiner Lebensumstände. Es ist ein lesenswertes Buch auch für die, die sich nicht im Speziellen für die Rosenkreuzer interessieren, sondern für eine Epoche in heftiger Bewegung und in zahlreichen Umbrüchen.

Jostein Saether: Christian Rosenkreutz und die islamische Welt. 400 Jahre Fama Fraternitatis, Hamburg 2015

*R. Steiner, GA 55, S. 176
**R. Steiner, GA 233a. S. 87f’
Dit was op zijn website. Op zijn weblog schreef Michael Eggert vandaag over ‘Anthroposophie und Aberglaube’:
‘Die Sektierer, Verschwörungstheoretiker und Schwafler innerhalb der Anthroposophischen Szene, die sich in allen möglichen Internet-Foren, Wegwerf-Blättchen, Pamphleten und Zeitschriften zur Zeit austoben, um ihren Kult gegen Christian Clements textkritische Betrachtungen von Rudolf Steiners Schriften zu verteidigen, haben eine lange Geschichte. Steiners bildhaftes Spätwerk, seine emotionalen, anti-amerikanischen Auslassungen im Umfeld des Ersten Weltkrieges, seine verschwörungstheoretischen Auslassungen insbesondere gegen Freimaurer und Jesuiten, haben den Spekulanten tatsächlich Steilvorlagen geliefert, in denen seine meditativen, praktischen und kulturell-produktiven Impulse auch hundert Jahre später vielfach versinken. Stattdessen wird seit jeher dumpf gegen die Stimmung gemacht, die auf selbständige und wegweisende Art mit Steiners Texten arbeiten.

Vor 40 Jahren war eines der Ziele, das bekämpft, angefeindet und totgeschwiegen werden sollte, Georg Kühlewind. Dem Verlag Freies Geistesleben ist es zu verdanken, dass dieser Autor zumindest publizieren, aber auch lehren konnte. Bereits in seiner ersten, wegweisenden Arbeit – “Bewusstseinsstufen. Meditationen über die Grenzen der Seele” (1976) schrieb Kühlewind dazu folgendes (S. 36):

“Durch das Erleben des Ich gelangen wir zum ersten geistigen Erlebnis des modernen Menschen. Ohne dieses kann man auf die Frage, was ist Geist, schwerlich oder gar nicht antworten. Denn wovon wir keine Erfahrung haben, stellen wir uns nach dem Muster derjenigen Erfahrung vor, welche wir besitzen. Deshalb wird das bildlich Gesagte, das Gleichnishafte im Bericht des Geistesforschers oft missverstanden. Solange man Geist, Seelisches, Ätherisches nur mit einem Hauch von feiner Substanzialität, Raumhaftigkeit, Zeithaftigkeit verbunden sich vorstellt, ist man fern vom Verstehen ihres wahren Wesens.”

Kühlewind sprach damit (“Bericht des Geistesforschers”) natürlich die Arbeiten Rudolf Steiners an, der durch die wortwörtliche Auffassung der Sektierer auf Gröbste “missverstanden” werde. Was dabei entsteht, ist der “Ungeist” eines Kultes – das Gegenteil dessen, als was Anthroposophie aufgefasst werden sollte: “Wir können dem Geist nicht gegenüber stehen: er wird sogleich Ungeist. Er ist nicht außer uns; wäre er das, so wäre er Ungeist.” (S. 37) Damit meint Kühlewind vor allem den Dualismus, mit dem heute mehr denn je der späte Steiner aufgefasst wird: Als eine jenseitige Geistwelt voller Engel und Gnome, die an sich und als solche bestehe und sich nur durch “höhere Wahrnehmung” im Sinne einer Offenbarung erschließe. Geisteswissenschaft sollte “reine Aktivität” sein, sonst verkomme sie zur “Lehre” und “Doktrin”. Ein Anthroposoph müsse “von seinem noch so dialektischen Denken zum geistigen Erleben fortschreiten, sonst bleibe alles nur Wisserei, Dogma oder Glaube, der sich aber als solcher nicht erkennt und deshalb Unglaube ist: Aberglaube. Der Mensch ist kein Zuschauer im Erkennen des Geistes; er allein kann seine eigene Aktivität als Geist ent-decken. Dann kann er in dieser Aktivität die objektive Geistigkeit der Welt erleben. Die Schriften der Geistesforscher sind heute noch bei größter Publizität Geheimschriften: man muss den Schlüssel zu ihnen besitzen.” (S. 37)

Heute sind alle Vorträge Rudolf Steiners, seine Werke, Bemerkungen, tradierten und nicht selten verfälschten oder aus dem Zusammenhang gerissenen Privatgespräche im Internet verfügbar. Eine riesige globalisierte Gemeinde spekuliert und fabuliert in Internet-Foren, schreibt Romane und Pamphlete und hetzt gegen jeden, der sich bemüht, seriös und eigenständig mit Steiner umzugehen – selbst und insbesondere dann, wenn es um allgemein anerkannte Arbeiten oder um die Repräsentanten, Zeitschriften und Vorstandsmitglieder der Anthroposophischen Gesellschaft geht. Der Missbrauch geht immer wieder bis zu extremen politischen Positionierungen, persönlichen Unterstellungen und perfiden Verschwörungstheorien. Seit Kühlewind – dem dies ebenfalls widerfuhr – hat sich wenig geändert; es hat sich durch die neue mediale Landschaft lediglich potenziert.’

donderdag 19 maart 2015

Geannuleerd

Zoals bekend treft ook ons land morgenochtend een gedeeltelijke zonsverduistering. Ter gelegenheid daarvan schreef Michael Eggert gisteren op zijn weblog over ‘Der Wolf, der die Sonne verfolgt: Über Sonnenfinsternis’. Maar voordat ik die tekst weergeef, eerst een noodbericht van dinsdag 17 maart op de website van de Antroposofische Vereniging, ‘Conferentie “De mens tussen boven- en ondernatuur” GECANCELED’:
‘Met een mooie opkomst van meer dan 60 aanmeldingen, waren de voorbereidingen voor de conferentie komend weekend in volle gang. Echter, op 16 maart jl.bereikte ons het bericht dat de spreker, Andreas Neider, met spoed in het ziekenhuis is opgenomen in verband met acute buikklachten. Deze week verwachten we meer duidelijkheid over wat er aan de hand is en hoe het verder gaat.

De conferentie kan echter in het weekend van 20-21 maart NIET doorgaan. Andreas Neider wil de conferentie zo snel mogelijk inhalen, maar of en wanneer dit is moeten wij voorlopig afwachten. Uiteraard wordt het reeds betaalde inschrijfgeld teruggestort als de conferentie helemaal niet doorgaat of wanneer de nieuwe datum niet past. Vooralsnog vragen we om begrip voor de situatie en hopen we op een goed herstel van de spreker.’

Update 20 maart:
Er staat nu vermeld: ‘De conferentie verplaatst naar 2-3 oktober 2015.’


Op dezelfde website zijn onder ‘Actueel’, ofwel het ‘Berichtenarchief’, verzorgd door Motief, ook nieuwe berichten te vinden. Zoals ‘Enthousiasme voor vrijeschoolonderwijs in Volkskrant’ van dinsdag 10 maart:
‘Steeds meer ouders, ook uit de niet-antroposofische hoek, kiezen voor de vrijeschool. Vaak uit onvrede met de prestatiedruk en het karige curriculum in het reguliere onderwijs. Journaliste Pauline Bijster uit Amsterdam-Noord is zo’n vrijeschoolmoeder zonder antroposofische achtergrond. In het Volkskrant Magazine van afgelopen weekend (7 maart 2015) uitte ze haar verbazing en enthousiasme over de gang van zaken op de vrijeschool.

“Ik wilde weten of er een school bestond waar lezen en rekenen niet het Allerbelangrijkste Op De Hele Wereld was.” (...) “En waar verven en buitenspelen gewoon een onderdeel zijn van het curriculum, in plaats van iets dat alleen mag als het werk af is,” zegt Bijster in haar artikel. De vrijeschool in Amsterdam-Noord, waar haar kinderen naartoe gaan, is nog maar net opgericht en heeft nu al een wachtlijst. Die wachtlijsten zijn er overigens bij veel vrijescholen in Nederland. Tristan van der Linden van de Vereniging voor Vrijescholen meldt in het artikel dat de groei van het vrijeschoolonderwijs vooral de laatste vijf jaar duidelijk zichtbaar is. “Het aantal Vrijeschoolleerlingen is in die tijd gestegen met 16 procent, terwijl in het primair onderwijs de leerlingaantallen landelijk juist aan het krimpen zijn.” Tevens spreekt hij de verwachting uit dat de groeitrend minstens zal doorzetten in 2015, mede door de komst van nieuwe scholen.

Uit het artikel blijkt dat Bijster zelf nog altijd onwennig staat tegenover de voor haar compleet nieuwe wereld van de antroposofie. Maar haar kinderen zijn blij met hun nieuwe school, en daarmee ook zijzelf als ouder: “Terwijl ik nóóit meer iets hoor over lastige taalwerkjes of rekensommen, leest mijn dochter van 6 zelf boeken in bed en hebben ze allebei hun Citotoets bovengemiddeld goed gemaakt.”

Voor betalende lezers is het artikel uit het Volkskrant Magazine hier te lezen. De spirituele glossy Happinez zag hierin aanleiding om voor al die verwonderde nieuwbakken vrijeschoolouders een oud artikel uit het blad over de antroposofische inwijdingsweg gratis online te plaatsen. Dat artikel vindt u hier.’
Vanochtend volgde ‘Tussen traditie en toekomst’:
‘Tussen traditie en toekomst is een van de thema’s op de jaarvergadering van de Algemene Antroposofische Vereniging, die dit jaar op 27, 28 en 29 maart in Zwitserland wordt gehouden. Aanleiding is onder meer het terugtreden uit het hoofdbestuur na 31 jaar door oudgediende Virginia Sease, het aantreden van het nieuwe bestuurslid Constanza Kaliks (afkomstig uit Brazilië, ze is al hoofd van de sectie voor jonge mensen), de aankondiging van Michaela Glöckler (hoofd van de medische sectie) om volgend jaar terug te treden na 28 jaar leiderschap en het plan om in 2016 een grote internationale conferentie in de herfst in het Goetheanum te houden, onder meer over de werkzaamheid van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap, die het centrum van de vereniging vormt.

Over dit laatste thema zal op de jaarvergadering ook Jaap Sijmons, voorzitter van de Nederlandse vereniging, spreken. Oud-voorzitter Ron Dunselman levert eveneens een bijdrage, over de internationale ervaringen die hij heeft opgedaan als secretaris-generaal. Bij behandeling van de jaarrekening is de ongunstige wisselkoers van de Zwitserse frank een belangrijk thema. Verder staat onder meer de geplande integrale opvoering van de Faust van Goethe op de agenda. Hoofdbestuurslid Paul Mackay besteedt aandacht aan de vraag welke stappen de antroposofische beweging de komende jaren zal moeten zetten.

Informatie en programma is hier te vinden.
De vrijescholen doen het goed de laatste tijd. ‘Vrijeschool in Delft maakt vliegende start’ schrijft vandaag de Vereniging van vrijescholen:
‘Met ingang van het schooljaar 2015-2016 is Delft een nieuwe schoolsoort rijker. De Vrijeschool Afdeling (VSA) van het Grotius College maakt in augustus direct een vliegende start. De vraag naar vrijeschoolonderwijs is zo groot, dat er met twee klassen kan worden gestart: een mavo-havo klas en een havo-vwo klas.

Een initiatiefgroep heeft samen met het Grotius College en met steun van Stichting Vrije Scholen Zuidwest Nederland de afgelopen twee jaar met succes hard gewerkt om in Delft voortgezet vrijeschoolonderwijs mogelijk te maken. Op de Vrijeschool Afdeling is naast de reguliere (kennis)vakken veel aandacht voor creatieve doe-vakken. Leren met je hoofd, je handen én met je hart, dat is het uitgangspunt.

Groot deel instroom uit regulier onderwijs

In Delft bestaan al langer relatief veel “bijzondere” basisscholen. Zogenoemde “conceptscholen” waaronder bijvoorbeeld de vrijeschool en montessorionderwijs. De initiatiefnemers gingen er vooraf vanuit dat de grootste toeloop zou komen van kinderen van de bijzondere basisscholen, maar nu blijkt dat elke “gewone” klas leerlingen herbergt die warm lopen voor vrijeschoolonderwijs. Nelleke Guequierre, één van de initiatiefnemers van de nieuwe vrijeschool: “Bijna veertig procent van de inschrijvingen komt van de conceptscholen; de meerderheid komt van verschillende andere basisscholen. En niet alleen uit Delft, maar ook uit omringende plaatsen als Rijswijk, Den Hoorn en Schipluiden.”

Dit onderstreept het landelijke beeld dat steeds meer ouders en kinderen, óók zonder een vrijeschool achtergrond, zich aangetrokken voelen tot deze vorm van onderwijs, waarbij veel aandacht is voor de sociale, culturele en kunstzinnige ontwikkeling van kinderen. Ook de menselijke maat en kleinschaligheid spreken veel ouders en leerlingen aan. Naast het vrijeschoolse programma kunnen kinderen ook Latijn en Grieks kiezen. Ook kunnen ze meedoen aan de leuke talentplannen op dinsdagmiddag: extra sport, theater of techniek.

Meer weten?

Hoewel de inschrijftermijn officieel op 15 maart is verstreken, kunnen leerlingen die op andere scholen zijn uitgeloot, zich nog aanmelden voor de Vrijeschool Afdeling van het Grotius College. Kijk voor meer informatie op de website of stuur een e-mail naar de Vrijeschool Afdeling in Delft.’
Op zaterdag 14 maart was tussen tien en twaalf ‘De Taalstaat’ te horen, een radioprogramma waarin de Nederlandse taal het middelpunt vormt, met als presentator Frits Spits. Om half twaalf had hij het item ‘De beste leraar Nederlands van Nederland 2015: Marcel Seelen’:
‘De zoektocht naar de Beste Leraar Nederlands is boeiend. Hij geeft ons de kans de binnenkant van een klaslokaal te bekijken, ons mee te laten luisteren naar de lessen. Inmiddels hebben we vier kandidaten gesproken die allen meedingen naar de titel Beste Leraar Nederlands van 2015. Op zaterdag 16 mei maakt minister Bussemaker de winnaar bekend. De zoektocht is een initiatief van De Taalstaat en Onze Taal en wordt ondersteund door onderwijsorganisaties in Nederland en België.

Vandaag de vijfde kandidaat, Marcel Seelen uit Roermond, 56 jaar, van het Bisschoppelijk College Broekhin, een Vrije school.’
Het item is via de link terug te beluisteren. Nog meer radio: op maandag 16 maart had ook Thomas van Zijl in zijn programma ‘Werk in uitvoering’ op BNR een item (hier terug te luisteren vanaf minuut 13, duur negen minuten, tot het einde van het programma) over de ‘Vrije school’:
‘Ouders kiezen voor hun kinderen steeds vaker voor Vrijeschoolonderwijs. Het aantal leerlingen is in één jaar tijd met 16 procent gestegen in het primair onderwijs, terwijl de landelijk trend juist is dat de leerlingaantallen krimpen. Waarom kiezen ze daarvoor? hoogleraar onderwijskunde aan de UvA, Monique Volman, geeft het antwoord.

Luister elke maandag om 15.00 naar BNR met Thomas van Zijl.’
Op zaterdag 14 maart meldde Cornelleke Blok in de Provinciale Zeeuwse Courant een ‘Plan voor middelbare Vrije School in Zeeland’. Ze schreef onder meer:
‘Zeeland kent nu alleen een Vrije School voor basisonderwijs: de Vrije School Zeeland (VSZ) in Middelburg, met leerlingen uit heel Zeeland. De dichtstbijzijnde middelbare Vrije Scholen staan in Breda en Antwerpen.’
‘Na het artikel afgelopen zaterdag in het Volkskrantmagazine een enorme toestroom van aanmeldingen!! en ouders die meer informatie willen hebben over het vrijeschoolonderwijs in Rotterdam. Daarom hier opnieuw een filmpje. Er is een informatieavond op 21 april om 20.00 uur, Vredehofweg 30 Rdam. Aanmelden kan via administratie@vsrotterdamwest.nl’
Op Facebook is ook te vinden wat ‘Demeter Nederland’ berichtte 12 maart om 9:58, en dat gaat dan natuurlijk over iets anders, over landbouw:
‘19 & 20 maart 2015 Brabanthallen Den Bosch

Boeren komen in toenemende mate problemen tegen bij het beheer van hun bodem. Het organische stofgehalte daalt, het bodemleven kwijnt weg, de structuur raakt verdicht. Ondertussen komen praktische oplossingen voor duurzaam bodembeheer steeds meer in beeld.

“De uitdaging van een gezonde bodem ligt erin de diversiteit onder en boven de grond zo groot mogelijk te maken. Daarmee creëer je evenwicht”, zegt Joost van Strien, Demeter akkerbouwer uit de Noordoostpolder en deelnemer aan Bodem Anders! Die aanpak vraagt echter om een flinke inzet van zowel boeren als burgers.’
Op 9 maart verscheen in ‘De Stad Amersfoort’ van Anita Mooi ‘Het beste kunnen ouders de Vrije School ervaren’:
‘Op vrijdagmorgen 13 maart zetten veel basisscholen in Amersfoort hun deuren open voor ouders die een school moeten kiezen voor hun kind. Dit jaar kan er ook worden rondgekeken op de Vrije School. Landelijk gezien wordt die onderwijsvorm steeds populairder. “Kinderen leren hier door hun hele lijf te ervaren.”

De Vrije School Amersfoort aan de Romeostraat is net verbouwd en uitgebreid. Het biedt onderdak aan 350 leerlingen en aan kindercentrum Panta Paideia dat naast buitenschoolse opvang ook dagopvang voor baby’s en peuters biedt. Op 13 maart kan de hele school, inclusief de opvang, tussen half negen en half twaalf bezocht worden.

“Het leuke van deze open dag is dat de lessen gewoon doorgaan. Zo kunnen ouders de sfeer goed proeven.” Marloes Ouwerkerk is leerkracht op één van de vijf kleutergroepen van de Vrije School. Ze gaf eerder les op een katholieke basisschool, maar had er moeite mee om kinderen van 4 en 5 jaar achter werkbladen te zetten en CITO-toetsen te laten afnemen. “Het grootste verschil met andere scholen is dat kinderen op de Vrije School leren door te doen. Vooral de kleuters leren veel spelenderwijs. Ze zingen, rijmen en spelen veel en zo wordt hun taal- en rekenontwikkeling gestimuleerd.”

Wie een kijkje neemt in de kleuterklassen van de Vrije School kan kinderen zien werken aan bouwwerken van houten blokken, kleurige steentjes en houtgesneden poppen. Of ziet kinderen van kisten en planken een piratenschip bouwen, waarmee ze vervolgens denkbeeldige zeeën bevaren. “Kleuters kunnen hier nog echt kind zijn. Ze krijgen veel ruimte om hun fantasie vorm te geven. Ook leven we veel met de seizoenen en vieren we de jaarfeesten die daarbij horen uitgebreid.”

Een hardnekkig vooroordeel dat aan het vrijeschoolonderwijs kleeft is dat er geen structuur zou zijn. Volgens Ouwerkerk is dat een misvatting: “Vroeger was de Vrije School vrij van overheidsbemoeienis. Tegenwoordig vallen we onder het reguliere onderwijs en moeten net als andere scholen aan de eisen van de onderwijsinspectie voldoen. Wij werken ook met leerdoelen en hebben een onderwijsvolgsysteem.”

Vrije mensen

De Vrije School is gebaseerd op de antroposofische levensvisie. Volgens die visie moet onderwijs zich niet alleen richten op leren rekenen en schrijven, maar heeft het ook de taak om kinderen te vormen tot vrije mensen. Om die reden wordt aan kunstzinnige en sociaal-emotionele vorming net zoveel waarde gehecht als aan de cognitieve ontwikkeling. De leerlingen krijgen kunst-, toneel- en muziekles, leren ambachtelijk te werken en doen veel aan bewegingsonderwijs. Die andere aanpak leverde de school een “geitenwollensokkenimago” op, maar het tij verandert. In de afgelopen tien jaar groeiden de Vrije Scholen landelijk meer dan andere basisscholen. 

Directeur Naomi Schieman van de Vrije School Amersfoort heeft daar wel een verklaring voor.  “De antroposofische levenswijze sluit goed aan op de huidige tijdgeest. Gezonde voeding en het gebruik van duurzame, natuurlijke materialen zijn een trend. En vanuit de wetenschap komt de laatste jaren steeds meer bewijs dat bewegingsonderwijs en kunstzinnige vorming een grote bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de hersenen. Juist het innovatieve deel van het brein wordt er door aangesproken.”

Maar is dit onderwijs voor iedereen geschikt? Juf Marloes Ouwerkerk denkt van wel. “Door de veelzijdigheid van het onderwijs kan ieder kind zich op zijn of haar manier ontwikkelen. En op de open scholendag kunnen ouders het zelf ervaren!”’
Op 11 maart 2015 schreef Marije Ehrlich op vrijonderwijs.nl ‘Inburgeren in de vrijeschool’:
‘De journaliste die het stuk over de vrijeschool in Volkskrant Magazine van afgelopen weekend (7 maart) schreef, vroeg zich af of de huidige ouders op vrijescholen wel blij zijn met al die nieuwe ouders die erbij komen. Ze schreef dit met een knipoog, maar het klopt wel dat er vrijeschoolouders zijn die de grote toestroom met argusogen bekijken. Zal “onze” vrijeschool niet verwateren? Op zich een legitieme vraag, maar wel gebaseerd op de aanname dat die nieuwe ouders alleen als onderwijsconsument hun kind komen afgeven. Ik denk niet dat de meeste ouders er zo in staan, maar ik snap wel waar die bezorgdheid vandaan komt. Want het vrijeschoolonderwijs vergt ook echt iets van ouders, en het is afwachten of nieuwe ouders daartoe bereid zijn.

Natuurlijk is het niet wenselijk dat een paar ouders alles op zich neemt, en de rest toekijkt en geniet van de mooi verzorgde klassen, jaarfeesten en bijzondere uitstapjes. Ook helpt het juf of meester niet als de visie op opvoeding thuis en in de klas mijlenver uit elkaar ligt. De Sinterklaastijd is daar een mooi voorbeeld van. Als thuis elke dag het Sinterklaasjournaal aan staat, verstoort dit nu eenmaal de sfeer verwondering en eerbied die juf of meester in de lagere klassen met een pedagogische reden probeert te bereiken.

Gelukkig zijn de meeste nieuwe ouders erg nieuwsgierig en staan juist open voor het waarom van al die vrijeschooldingen. De vraag is of zij door de school voldoende worden meegenomen in het hoe en waarom van de vrijeschool; én wat juf of meester nodig heeft van ouders om het werk in de klas goed te kunnen blijven doen.

Vroeger waren er VOK-groepen in de scholen. Dat waren ouders die zich bezig hielden met Vrije Opvoedkunst, een soort thuisequivalent van de vrijeschoolpedagogie. Daar kon je als ouders meer te weten komen over de antroposofische kijk op opvoeding. Nu zijn er internetfora (bijv. Antroposofie en Kind) en facebookgroepen (w.o. de Vrijeschoolgroep en Bewust ouderschap met antroposofie) waar ouders elkaar vinden. Maar heeft de school als gemeenschap daar voldoende aan? Zijn de ouderavonden en 10-minutengesprekken voldoende voor een pedagogische samenwerking? Gaan die gesprekken ook over pedagogische samenwerking, of gaat het alleen over het leren in de klas?

In een aantal vrijescholen voor voortgezet onderwijs krijgen leraren voor wie de antroposofie nieuw is een intern scholingstraject. In sommige vrijescholen wordt zelfs zoiets aan ouders geboden. Zo zijn er op een aantal plaatsen in Limburg werkplaatsen voor pedagogie voor ouders in de vrijescholen aldaar. Ik ben benieuwd of ouders op deze vrijescholen net zo bezorgd zijn over de toestroom als op scholen waar ouders het zelf moeten uitvinden. Het zou mooi zijn als elke nieuwe ouder een soort inburgeringscursus krijgt. Niet verplicht, maar wel vanzelfsprekend. Dan neem je nieuwe ouders echt op in de gemeenschap, en niet alleen hun kinderen. Als nieuwe ouder zou ik zo’n inburgeringscursus op prijs stellen.

In een tijd dat opvoedvragen steeds talrijker en uitdagender worden lijkt het mij belangrijk dat we elkaar op opvoedkundig gebied verstaan. Best belangrijk in een schoolgemeenschap waar onderwijs ook opvoeding mag zijn. Want wat doen we met social media, tv/computer/games, (cyber)pesten, Sinterklaas, de prestatiecultuur, multicultureel onderwijs, digitalisering in het onderwijs enzovoorts. Allemaal vragen waar we vanuit een gedeelde visie antwoorden op moeten vinden. Dan hoeven we niet bang te zijn voor verwatering als gevolg van de snelle groei.

Graag nodig ik ouders, leraren en schoolleiders uit hier hun ervaringen, zorgen en ideeën te delen!’
Op 6 maart om 8:34 stond bij ‘Vrije School’ op Facebook:
‘Vrijonderwijs.nl: “De vrijeschool is, mede onder druk van overheidseisen, veranderd. Ouders en leraren zijn veranderd. In een veranderende samenleving is ontwikkeling belangrijk, maar wel vanuit onze eigen visie en met het kind en de samenleving in beeld. Nu lijkt het onderwijs een zaak te zijn geworden van politici, beleidsmakers, bestuurders en allerlei instanties rond de scholen. Terwijl het wat, hoe en wanneer onze kinderen leren in de eerste plaats het domein zou moeten zijn van leraren en ouders. De bezetting van het Maagdenhuis is in dit verband veelzeggend. Studenten hebben geen ouders nodig. Die kunnen voor zichzelf spreken. Kinderen zijn in het onderwijs afhankelijk van wat hun ouders en leraren voor elkaar weten te krijgen. Op een van zijn eerste ouderavonden zei Rudolf Steiner tot de ouders: “De vrijheid van het onderwijs ligt in uw handen”. Dat realiseren ouders zich niet meer. Inspraak is iets dat volgens vaststaande procedures via de MR loopt, maar waar in de praktijk meestal weinig van terecht komt. Veranderingen gaan vaak geleidelijk, en zolang het goed gaat met je kind, is er toch niks aan de hand? Ondertussen hebben leraren zich aan veel veranderingen moeten conformeren en is de werkdruk enorm. Veel leraren haken hierdoor af. De prestatiecultuur is zelfs de school van “worden wie je bent” binnengeslopen en zorgt voor veel buikpijn bij kinderen en ouders. Een vernieuwing van het onderwijs is in deze tijd echt nodig. Dus we willen zeker niet terug naar vroeger. Maar het is gerechtvaardigd als leraren, gesteund door ouders het onderwijs weer in eigen hand krijgen. Zodat zij het van binnenuit kunnen vernieuwen en weer geïnspireerd en vanuit vertrouwen hun o zo belangrijke werk kunnen doen. Laten we daarom samen actief worden om de onbenutte ruimte te vinden en waar nodig ruimte terug te claimen. Voor de kinderen en de toekomst!

Onze eerste actie wordt de onderwijsdag op 30 mei in het Geert Groote College in Amsterdam.”
https://www.facebook.com/vrijonderwijs.nl
Ik zou een tekst weergeven van Michael Eggert over de gedeeltelijke zonsverduistering morgenochtend, ‘Der Wolf, der die Sonne verfolgt: Über Sonnenfinsternis’, schreef ik in het begin. Ik kom er nu pas aan toe. Die tekst luidt als volgt:
‘Die Sonnenfinsternis vom Freitag, dem 20. 3. 2015 wird bei Wikipedia ein ganzer Beitrag gewidmet: “Die totale Sonnenfinsternis vom 20. März 2015 findet am Tag des Frühlingsbeginns auf der Nordhalbkugel statt. Die totale Verfinsterung beginnt östlich von Neufundland, der Schattenpfad umrahmt dann Grönland und Island auf seinem Weg durch das Europäische Nordmeer. Die Färöerinseln und Spitzbergen liegen in der totalen Zone. Die Finsternis endet nahe dem Nordpol, genau an dem Tag, an dem dort die Sonne erstmals nach einem halben Jahr wieder über dem Horizont erscheint. In ihrer partiellen Phase kann die Finsternis von ganz Europa gesehen werden.”

In den gesammelten Äußerungen Rudolf Steiners, dokumentiert in der Gesamtausgabe (GA), finden sich eine Reihe okkulter Aussagen über das Phänomen Sonnenfinsternis. Einige davon werden in der Folge in Ausschnitten wiedergegeben.

“Bei einer Sonnenfinsternis gehen große okkulte Veränderungen bei allen Lebewesen, Menschen, Tiere und Pflanzen vor sich; das ganze Gefüge zum Beispiel zwischen physischem Leib und Ätherleib der Pflanzen verändert sich, die ganze Welt sieht verändert aus und mit ihr die Erdenaura.” GA 148.281

“Man fühlt während einer Sonnenfinsternis etwas wie ein Aufstehen der Gruppenseelen der Pflanzen, der Gruppenseelen der Tiere, dagegen wie ein Mattwerden aller physischen Leiblichkeit der Pflanzen und Tiere. Es tritt etwas ein wie ein Hellwerden alles dessen, was geistig ist, was Gruppenseelenhaftigkeit darstellt. (..)

Und das äußere Naturereignis wird ein Ausdruck dafür, daß die Menschheit eine Stufe erreicht hat, innerhalb welcher sich das aus der Menschheit selbst geschöpfte Wissen vor das höhere Erkennen hingestellt hat wie der Mond vor die Sonne, bei einer Sonnenfinsternis. Der Menschheit Seelenverdunkelung innerhalb der Erdenevolution fühlt man hingeschrieben in einem ungeheuren Zeichen der okkulten Schrift in den Kosmos in jener Verfinsterung der Sonne.

Das Gegenwartsbewußtsein kann es wie eine Beleidigung empfinden, wenn man so etwas ausspricht, weil es kein Verständnis mehr hat für das Walten spiritueller Kräfte im Weltenall, die im Zusammenhang stehen mit dem, was in der Menschenseele als Kräfte waltet. Ich will nicht im gewöhnlichen Sinne von Wundern sprechen, von einem Durchbrechen der Naturgesetze, aber ich kann nicht anders als Ihnen mitteilen, wie man jene Verfinsterung der Sonne lesen muss.” GA 148.26ff

“Wenn der alte nordische Mensch sich verständlich machen will über das, was er sieht bei einer Sonnenfinsternis – natürlich sah der Mensch zur Zeit des alten Hellsehens noch anders, als heute bei Benutzung des Fernrohres –, so wählte er das Bild des Wolfes, der die Sonne verfolgt und der in dem Momente, wo er sie erreicht, die Sonnenfinsternis bewirkt. Wenn der Mensch einst an die Stelle dieses Äußeren – der Bedeckung der Sonne durch den Mond – den wahren Tatbestand erkennen wird, dann wird er finden, daß der nordische Mythos recht hat. Dass eine Sonnenfinsternis dadurch entsteht, daß sich der Mond vor die Sonne stellt ist für die äußere Anschauung ganz richtig, ebenso richtig, wie für die astrale Anschauung die Sache vom Wolf richtig ist.” GA 121.160

“Wenn eine Sonnenfinsternis da ist, dann geht unter den veränderten Verhältnissen desjenigen Teiles der Erde, auf den die Sonnenfinsternis eine Wirkung hat, doch etwas ganz anderes vor sich, als wenn die Sonnenfinsternis nicht da ist. Wenn wir wissen, dass die Sonnenstrahlen zu uns dringen und die Willensstrahlen der Sonne entgegen dringen, so werden wir uns auch vorstellen können, wie eine Sonnenfinsternis auf die Willensstrahlen, die nun geistig sind, einen gewissen Einfluss haben kann. Die Lichtstrahlen hält der Mond auf, das ist ein rein physischer Vorgang. Die Willensstrahlen können durch die physische Materie des Mondes nicht aufgehalten werden. Sie strahlen hinein in das Dunkel, und es ist einmal eine Zeit, wenn auch eine kurze, da, in welcher dasjenige, was auf der Erde willenhaft ist, anders in den Weltenraum hinausströmt, als es hinausströmt, wenn nun keine Sonnenfinsternis ist. Das Physische des Sonnenlichtes verbindet sich sonst immer mit den ausgesandten Willensstrahlen. In diesem Fall gehen die ausgesandten Willensstrahlen in einem Strahlenkegel ungehindert in den Weltenraum hinaus.

Die alten Eingeweihten haben gewusst: In einem solchen Falle bewegt sich in den Weltenraum hinaus alles dasjenige, was der Mensch an ungezügeltem Willen, an ungezügelten Instinkten und Trieben in sich hegt. Und die alten Eingeweihten haben ihren Schülern erklärt: Unter gewöhnlichen Verhältnissen wird dasjenige, was der schlechte Wille der Menschen hinaus strahlt in den Weltenraum, von den Sonnenstrahlen in einer gewissen Weise verbrannt, so dass es nur dem Menschen selber schadet, aber nicht im Kosmos Schaden anrichtet.

Wenn aber eine Sonnenfinsternis ist, dann ist die Gelegenheit dazu vorhanden, dass die Schlechtigkeit der Erde in allen Weltenhimmeln sich verbreitet. Da haben wir ein physisches Ereignis, das durchaus einen geistigen Inhalt hat. Bei der Sonnenfinsternis wird das, was als Schlechtigkeit auf der Erde sich verbreitet, in luziferischer Weise in den Weltenraum hinausgetragen und kann dort weiteres Unheil anrichten.” GA 213.38ff’

dinsdag 10 maart 2015

Glazen huis


Info3-hoofdredacteur Jens Heisterkamp heeft ook een eigen weblog. Daarop schreef hij vandaag over ‘Ein Buch, das mich verändert hat’:
‘Es gibt Bücher welche die Kraft haben, die bisherige Sicht der Dinge infrage zu stellen. Ein solches Buch ist für mich die Neuerscheinung “Alle Schöpfung ist Werk der Natur”, die ich im Zuge meines Lektorats bereits vor ihrem Erscheinen intensiv kennenlernen durfte und die jetzt pünktlich zur Leipziger Buchmesse herauskam. Der Titel klingt zunächst einmal eher harmlos: Es ist ein Goethe-Zitat, das inhaltlich unverfänglich erscheint, denn was sollte – von einem aufgeklärten Standpunkt aus betrachtet – die Schöpfung sonst sein wenn nicht das Werk der Natur?

Und doch hat dieses Buch von Axel Ziemke in fundamentaler Weise mein Verständnis von Evolution verändert. Deren Grundidee, also die Entstehung sämtlicher Lebewesen auf dieser Erde durch natürliche Abstammung von niederen zu höher entwickelten Arten, stand für mich selbstverständlich auch vor der Lektüre nicht in Frage. Wohl aber das Erklärungsmodell der Neodarwinisten, die das evolutionäre Entstehen neuer Formen allein durch zufällige Mutationen und daran anschließende Selektionsprozesse erklären. Die rein mathematisch extreme Unwahrscheinlichkeit überlebensfähiger Mutationen und der Widerspruch zwischen sinnvoller Funktionalität z.B. von Organen und der angeblichen Willkür ihrer Entstehung hatten mich noch nie überzeugen können – und das Argument, dass man ja keine alternativen Erklärungen habe und sonst womöglich wieder beim lieben Gott oder dem Intelligent Design lande, war mir zu schwach.

Ziemke zeigt nun minuziös eine Strömung innerhalb der modernen Evolutionsbiologie auf, die die bisher rätselhaft bleibende Entstehung des Neuen in der Evolution und das Auftreten von “Sprüngen” erklärt und beschreibt etwas, das man mit Fug und recht einen Paradigmenwechsel in der Evolutionsforschung nennen kann: Demnach prägen nicht die Gene und ihre zufälligen Mutationen die schrittweise Entwicklung der Lebewesen, vielmehr ist es das Verhalten der Organismen, ihr Reagieren auf veränderte Umweltbedingungen, das zum Auftreten veränderter Organe und auch Arten führt und erst anschließend auch genetisch fixiert wird. Insbesondere am Problem der Entstehung des aufrechten Gangs zeigt Ziemke, wie die von der Eigenständigkeit des Organismus aus gedachte evolutionäre Dynamik wirkt, aber auch in vielen anderen Phänomenen der Pflanzen- und Tierwelt geht er dieser neuen Sichtweise nach.

Für mich war bislang – trotz des Erklärungsdefizits des eigentlichen “Motors” von Evolution – der emanzipatorische Impuls des Evolutionsdenkens von zentraler Bedeutung gewesen, der die Entstehung der Arten, ganz im Sinne Darwins, als ein rein innerweltliches Geschehen verständlich werden lässt. Auch ein Rudolf Steiner hatte diesem Impuls vollkommen zugesprochen als er in seinem Buch über die Erkenntnistheorie der Goetheschen Weltanschauung sinngemäß meinte, der Weltengrund habe sich vollständig in die Welt ausgegossen, er treibe sie von innen, und der Freiheit des Menschen zuliebe müsse jeder Glaube an eine metaphysische Weltenlenkung aufgegeben werden. Das ist ganz goethisch gedacht, denn auch der Dichter und Forscher aus Weimar suchte nichts hinter, sondern alles in den Phänomenen – und so ist es letzten Endes doch ein revolutionär aufklärerisches Wort, wenn Goethe sagt: “Alle Schöpfung ist Werk der Natur”.

Gleichzeitig ist diese Sicht auf die Natur keineswegs gleichbedeutend mit ihrer Entzauberung, im Gegenteil: Es beginnt mit der Lektüre dieses Buches ein neues Gesamtbild von Evolution vor das Auge zu treten, das weder auf die konventionell-materialistische Zufallsentwicklung noch auf vor-aufklärerische, von irgendwo außerhalb gesteuerte Eingriffe zurückgreift. Es ist vielmehr ein Bild, in dem zunehmendes Lernen und wachsende Bewusstheit sich in biologischen Prozessen und Funktionen selbständig organisieren und erhalten – ein Bild von “Geist in Aktion” also, wenn man so will, der aber nicht von außerhalb, sondern ganz innerhalb des Lebens, und zwar bis in seine genetischen Funktionen hinunter verankert ist.

Die Wirkung dieser die Stofflichkeit umwandelnden und von “innen” heraus durchdringenden Kraft ist mit einer klassischen Definition die des “schönen Scheins”. Axel Ziemke überrascht am Ende seines Buches mit diesem Gedanken und führt die Schönheit als evolutionäre Kategorie ein. Dies nicht etwa mit dem trivialen Ziel, der Schönheit (die wir doch seit Kant gerade als zweckfrei verstehen) irgendeinen evolutionären Nutzen unterzuschieben, sondern vielmehr in dem Sinne, dass die zunehmende Durchdringung der Stofflichkeit in immer differenzierteren und höheren Formen zu ihrem schönen Scheinen führt. Man darf hier von einer originären und innovativen Fortschreibung des Evolutionsdenkens sprechen, die Ziemke mit seinem Buch gelungen ist, und die keineswegs Theorie bleibt, sondern zu einem neuen Blick auf die “Schöpfung” führt.

Axel Ziemke: Alle Schöpfung ist Werk der Natur. Die Wiedergeburt von Goethes Metamorphosenidee in der Evolutionären Enticklungsbiologie
190 Seiten, Broschur
Illustrationen von Sarah Müller
€ 19,90
ISBN 978-3-95779-030-9
Hier direkt beim Verlag bestellen!
Dat doet me denken aan een voordracht die Johannes Kühl afgelopen oktober heeft gehouden. Hij is het hoofd van de natuurwetenschappelijke sectie aan het Goetheanum. Op de website van deze sectie vinden we:
‘Willkommen auf den Seiten der Naturwissenschaftlichen Sektion und des Forschungsinstituts am Goetheanum

Metamorphose & Evolution
100 Jahre Glashaus
Johannes Kühl
We hoeven alleen simpel op deze link te klikken, en dan komt de hele tekst van deze voordracht tevoorschijn, waarin een groot historisch overzicht wordt gegeven:
‘Metamorphose und Evolution, Hundert Jahre Glashaus
Johannes Kühl
Nach einem Vortrag gehalten am 15.10.2014 in Dornach

Das Gebäude und seine Mission

Das Glashaus ist zweifellos eines der schönsten und am meisten geliebten Gebäude auf dem Goetheanum Gelände – vor allem auch, weil es direkt an den ersten Goetheanum-Bau erinnert. Seine aufwendig schöne und zugleich schlichte Bauweise ist – einfach menschlich.

Wir verdanken seine Entstehung einem glücklichen Moment: Das Baubüro wollte im Herbst 1913, also kurz nach der Grundsteinlegung für das Goetheanum, zum Schleifen der Glasfenster zunächst eine einfache Baracke errichten. Als jemandem der Gedanke kam, die Pläne Rudolf Steiner zu zeigen, skizzierte dieser den Bau, den wir heute kennen! (Quelle: Mündlicher Bericht von Kurt Remund)

In einem späteren Vortrag (4. Januar 1915, GA 275) beschrieb Rudolf Steiner, wie alle zum Goetheanum gehörenden Nebenbauten eine durch ihre Aufgabe bestimmte Metamorphose desselben sein müssten – mit explizitem Bezug zu Goethes Metamorphosenlehre. Dabei steht das Doppelkuppel-Motiv im Zentrum:

“In diesem Durchdringen der beiden Kuppelmotive liegt ein unendlich Mannigfaltiges, liegt unendlich viel. Nur dadurch, dass wir dieses Durchdringen der Doppelkuppelmotive zustande gebracht haben, wird für das weitergehende künstlerische Stadium unseres Baues das zustande kommen, was sich als Abglanz unserer geisteswissenschaftlichen Gedanken in dem Bau zum Ausdruck bringt. Also diese Durchdringung ist eben beim Hauptbau vorhanden. Und wenn wir, ich möchte sagen, die Durchdringung wieder aufheben, die Kuppelmotive auseinandernehmen, dann nähern wir uns mehr einem ahrimanischen Prinzip. Würden wir sie noch mehr nähern oder ganz ineinander drängen, würden wir sie so bauen, dass wir die eine in die andere hineinstellen, so würden wir uns in dem Bau dem luziferischen Prinzipe nähern.”

Und etwas vorher:

“Der Grundgedanke der Doppelkuppel muss festgehalten werden bei allem, was in innigem, organischem Zusammenhang steht mit unserem Bau…”

Dies wird dort am Beispiel des Heizhauses entwickelt: Hier wird das ahrimanische Prinzip aus dem Bau herausgesetzt, wohl insofern es die “technische Zentrale” des Baus war. Die beiden in einander greifenden Kuppeln des Goetheanums werden dafür wie auseinander gezogen, die Nordseite wird asymmetrisch gross im Vergleich zur eher verkümmernden Südseite, und aus ihr wächst gleichsam der Schornstein heraus.

Leider kennen wir keine ähnliche Beschreibung der Metamorphose, die zur Form des Glashauses geführt hat – man kann sie selbst suchen. Wie beim Heizhaus sind auch hier sind die beiden Kuppeln auseinandergezogen und getrennt, also dem ahrimanischen Prinzip angenähert, der Bau behält aber weitgehend seine Symmetrie. Ist das ein Hinweis auf die beinahe gewaltsame, aber eben doch künstlerische Tätigkeit, mit der dem harten Glas die Bilder abgerungen wurden? Oder eine Antizipation der späteren naturwissenschaftlichen Tätigkeit, die immer auch eine Auseinandersetzung mit ahrimanischen Tendenzen enthält?

Nach den Unterlagen im Planarchiv des Goetheanums wurden die Pläne für die Ausführung des Baus im Januar 1914 gezeichnet, die Chronik von Christoph Lindenberg nennt den 1. April 1914 als Tag des Baubeginns. Bereits zweieinhalb Monate später, am 17. Juni 1914, ist die Einweihung des Baus! – Bedenkt man, dass zu jener Zeit fast ohne Maschinen gearbeitet wurde – das Bauholz wurde, wie auch für den Goetheanumbau, mit Pferdefuhrwerken angeliefert – ist das eine erstaunlich kurze Bauzeit. Auf frühen Fotos erkennt man, dass zunächst das Dach noch nicht mit den Schieferplatten gedeckt war, auch die Schornsteine fehlen noch.

Zur Einweihung des Glashauses, damals meistens als Atelier oder Künstlerhaus bezeichnet, hielt Rudolf Steiner einen Vortrag, wahrscheinlich im sog. Mittelraum des Glashauses (gedruckt in GA 286). Darin beschrieb er eine besondere Wirkung des Goetheanum-Baues: Durch die Reliefgestaltung werden die Wände “sprechend”, durch sie kann gleichsam die Sprache der Götter vernommen werden. (Dazu macht Steiner eine interessante Nebenbemerkung: Nirgends in der Natur fände man diese Qualität – mit einer Ausnahme: Das Relief der Erde, die Gestaltung der Landschaft!). Die Reliefs und Skulpturen werden wie zum Kehlkopf für diese Sprache und deren Wirkung mache den Menschen friedensfähig:

“Meine lieben Freunde, lasst noch so viel die Menschen nachsinnen, wie sie durch äussere Einrichtungen Verbrecherisches und Vergeherisches aus der Welt schaffen: wahre Heilung vom Bösen zum Guten wird in der Zukunft für die Menschenseelen darin liegen, dass die wahre Kunst jenes geistige Fluidum in die menschlichen Seelen und die menschlichen Herzen senden wird, so dass diese Menschenseelen und –herzen, wenn sie verständnisvoll umrahmt sind von dem, was geworden ist in architektonischer Skulptur und in anderen Formen, dann, wenn sie lügnerisch veranlagt sind, aufhören zu lügen, dann, wenn sie friedensstörerisch veranlagt sind, sie aufhören, den Frieden ihrer Mitmenschen zu stören.”

Solche Worte gehen auch heute zu Herzen in einer Zeit, da auf der Erde über 50 Millionen Menschen auf der Flucht sind vor Grausamkeit und Gewalt! Allerdings gibt es eine erstaunliche Vorbemerkung:

“Vielleicht wird noch nicht mit unserem Bau – weil wir eigentlich nur die primitivsten Anfänge aufrichten wollen – schon alles erreicht werden.”

Bedenkt man, dass in der Folgezeit nicht einmal die unmittelbar mit dem Goetheanum verbundenen Menschen diese Friedensfähigkeit leben konnten, dann ahnt man, wie weit in die Zukunft dieses Ideal greift!

Dann geht Steiner über zu der beabsichtigten Wirkung der Fenster:

“Diese ganze Reliefgestaltung ist Organ für die Sprache der Götter... Was können wir wollen, wenn wir also suchen unsere Wände zu durchdringen?... Da können wir nichts anderes anstreben, als zu zeigen, dass der Mensch..., indem er die Wand durchbricht, den Weg sucht zu den Geistern. Und wir werden diese Fenster anschauen; sie sollen uns darstellen in ihrem Helldunkel, in ihrem farbigen Helldunkel: “So findest du, o Mensch, den Weg zum Geiste.”

Und etwas später:

“In dem Augenblick aber, wo wir in unserem Empfinden den Übergang finden von dem “Ruhigseinkönnen”, von dem “Ruhig-sitzen”... zu unserer eigenen Bewegung, zu dem was wir tun wollen, um den Weg zu den Göttern zu finden, in dem Augenblick müssen wir Bewegung haben, aber innere Bewegung; wir müssen die Wand durchbrechen. Da müssen diese Fenster da sein, die unsere Seelen auffordern, nun auch in Bewegung den Weg anzutreten zu denjenigen Orten, aus denen zu uns durch die Formen der Wände gesprochen wird.”

Es ist eindrücklich, wie Steiner in diesem Vortrag, der im Wesentlichen zu den “Baugenossen” der “Bauhütte Goetheanum” gesprochen worden ist, die Empfindung, das Gefühl der Menschen anspricht, die dort mit ihm arbeiten. So sei noch ein Satz aus dem Schluss des Vortrags wiedergegeben:

“Besser als durch Worte, meine lieben Freunde, weihen wir diese Arbeitsstätte, denn eine Arbeitsstätte soll sie sein, wenn wir jetzt, indem wir das Tor wieder verlassen, uns konzentrieren mit allen Kräften unseres Herzens auf die Liebe zur Menschen- und Geisteswelt, damit gefunden werde durch dasjenige, was in diesen Räumen geschieht, der Weg zum Geiste; zum Geiste, von dem ausgehen wird, wenn der Mensch ihn in Liebe findet, Friede und Harmonie unter den Menschen auf Erden.”

Damit ist in gewissem Sinne die Mission des Glashauses und der Arbeit dort beschrieben. –

Baubüro und Verlag

Selbstverständlich wurde das Glashaus zunächst hauptsächlich für das Schleifen der Glasfenster genutzt. Die fertigen farbigen Glasplatten kamen von einer Firma in Frankreich. Sie wurden dann vor den entsprechend den Fenstern im Goetheanumbau gestalteten Fenstern im Glashaus aufgestellt und von innen bearbeitet. Die beiden “Kuppeltürme” hatten noch keine eingezogenen Decken. Wie Fotos zeigen, konnten sich die Künstler, auf einer Art Aufzugsplattform stehend, hinauf und hinunter bewegen und haben mit Korundscheiben, welche von Elektromotoren über biegsame Wellen angetrieben wurden, das wohl kontinuierlich mit Wasser gekühlte Glas beschliffen. Die Fenster des ersten Goetheanums wurden unter der Leitung von Thaddäus Rychter hergestellt, die des zweiten unter der Leitung von Assia Tugenjew, die dafür zusammen mit Rudolf Steiner die Schraffur-Technik entwickelte (sie beschreibt das selbst, s. GA K12). Erst nach dem zweiten Weltkrieg wurden sie 1945 in den Bau eingesetzt. – Immer wieder war auch das Baubüro im Glashaus untergebracht, hier wurden Pläne gezeichnet, Organisatorisches besprochen usw. In der Wohnung über dem Mittelraum lebte zunächst Thaddäus Rychter, später Assia Turgeniew. Noch in den 80er Jahren arbeitete hier die Bauadministration und zumindest ein Teil der Finanzverwaltung des Goetheanums. Selbst Vorstandmitglieder mussten sich hier bei Herrn Estermann und Fräulein Ruschmann in bar ihr Gehalt abholen. Später wurden die Räume vom “Philosophisch-Anthroposophischen Verlag am Goetheanum” genutzt. Inzwischen waren in die Kuppeltürme längst Decken eingezogen, die beiden Kuppeln dienten Jahrzehnte lang als Lagerräume!

Naturwissenschaft, Landwirtschaft und Therapie

Bereits früh, spätestens im Jahr 1920, begannen im Glashaus auch naturwissenschaftliche Besprechungen, z.T. zusammen mit Rudolf Steiner. Mit Ehrenfried Pfeiffer und Günther Wachsmuth trafen sich dort zwei Menschen, die gemeinsam eine naturwissenschaftliche Arbeit in Dornach begründen wollten. So kam es 1921 zur Gründung des “Forschungslaboratorium am Goetheanum”. Wachsmuth beschreibt, wie ein solcher Vorgang ein Schicksalsereignis ist:

“Solche Impulse und die daraus hervorgehenden Institutionen kamen nicht durch äussere Veranlassung zustande. Sie wurden geboren aus der konkreten Lebensbegegnung bestimmter Menschen, die ihr Schicksal und zugleich ihr freier innerer Entschluss, der Geisteswissenschaft zu dienen, in einer bestimmten Lebens- und Arbeitssphäre zusammenführten. So wurde dieses Forschungslaboratorium in Dornach aus meiner Lebensbegegnung und Freundschaft mit Ehrenfried Pfeiffer geboren... (So) ergab es sich ganz selbstverständlich, dass man nach kurzer Zeit des Zusammen-Denkens und -Wollens nach einem Raum suchte, wo man experimentieren könne. R. Steiner hatte uns auf unsere Bitte gestattet, einen Kellerraum des Glashauses ... zu beziehen, wo oben die farbigen Glasfenster geschliffen wurden, und wir begannen mit dem primitivsten Schöpfungsakt der Laboratoriumsgründung.” (zit. nach Alla Selawry: Ehrenfried Pfeiffer. Dornach 1987)

Pfeiffer, der auch die Bühnenbeleuchtung am Goetheanum betreute und unter Steiners Beratung in Basel Naturwissenschaften studierte, war eher der Praktiker, den es drängte, zu experimentieren, experimentelle Nachweise etwa für das Ätherische zu finden. Wachsmuth war eher der “Theoretiker”, der gleichsam an einem “System” der ätherischen Bildekräfte arbeitete, wie er es später in seinem Buch “Die ätherischen Bildekräfte in Kosmos, Erde und Mensch” niedergelegt hat. Als Wachsmuth bei der Weihnachtstagung 1923 in den Vorstand und als Leiter der Naturwissenschaftlichen Sektion berufen wurde, kündigte Steiner dieses Buch lobend an und nennt es geradezu als Rechtfertigung für die Berufung des unter den Anthroposophen noch weitgehend unbekannten jungen Mannes (Wachsmuth war damals 30 Jahre alt, und kein ausgebildeter Naturwissenschaftler).

Pfeiffer, der später insbesondere auf dem Feld der Landwirtschaft und Ernährung arbeiten wird, griff zunächst Steiners Hinweis auf, das Ätherische mit Hilfe von Kristallen zu untersuchen. Im Keller des Glashauses wurde die Methode der empfindlichen Kristallisation entwickelt, die bis heute an verschiedenen Orten in der Welt angewendet wird. Sie dient zum einen für Qualitätsuntersuchungen, wurde zum anderen vor allem als Unterstützung bei der Krebsdiagnose eingesetzt. Schon bald unterstützte ein kleines Team von Mitarbeitern die Arbeit, welche mit grossem Enthusiasmus bei der Durchführung der Experimente halfen. Als Pfeiffer 1936 eine Stelle in den USA angeboten wurde und er dorthin übersiedelte, arbeiteten diese Menschen unter verschiedener Leitung weiter an den Kristallisationsbildern. In den 90er Jahren verlor die Kristallisation als Diagnosehilfe ihre Bedeutung.

So findet man bereits zu Beginn der Arbeit im Glashaus den naturwissenschaftlichen Impuls vereint mit der praktisch landwirtschaftlichen und der therapeutischen Arbeit.

Nach der Auflösung des “Kommenden Tag” und des Stuttgarter naturwissenschaftlichen Instituts 1925 – das biologische Institut von Lili Kolisko blieb weiter bestehen – kam der Ingenieur Paul Eugen Schiller nach Dornach und richtete die “Physikalische Abteilung” des Instituts ein. Er arbeitete wohl vor allem im Heizhaus; insbesondere beschäftigte ihn, ebenfalls aufgrund eines Hinweises von Steiner, die schallempfindliche Flamme. So zeigte er, wie eine Gasflamme, die mit verschiedenen Lauten “angesprochen” wurde, schnell wechselnde und daher nur in einem Stroboskop zu sehende Formen zeigte. Das dafür von ihm entwickelte “Superstroboskop” wurde wohl sogar einige Male verkauft! – Bemerkenswert ist, dass Steiners Hinweis und Schillers Arbeiten später in den 60er Jahren die Arbeiten zur Strömungsakustik und, damit zusammenhängend, die Arbeiten an Ringwirbeln als Urphänomen der Strömung am Max Planck Institut für Strömungsforschung in Göttingen mit inspiriert haben. Dort entstand um Prof. Ernst-August Müller und immer im Zusammenhang mit der Naturwissenschaftlichen Sektion über viele Jahre eine äusserst fruchtbare Zusammenarbeit jüngerer anthroposophisch interessierter Physiker.

Versuche, das Wirken des Ätherischen zu beweisen

Nach dem Krieg übernahmen Frieda Bessenich und später Ate Koopmans die Leitung des Kristallisationslabors. Auch Schiller setzte seine experimentellen Arbeiten fort. So wurde z.B. untersucht, ob man mit Weizenkeimen unterschiedliche Wärmequalitäten nachweisen könnte, indem man die Weizenkörner auf einem Tisch keimen lies, welcher mit von verschiedenen Wärmequellen erwärmtem Wasser (Feuer, Elektrizität) beheizt wurde. Die Experimente erbrachten allerdings keine Ergebnisse. Mit einem anderen Versuchsaufbau wurden Unterschiede in den Wärmequalitäten von Tag und Nacht mit feinen, von allen übrigen Einflüssen möglichst isoliert aufgehängten Metallspiralen untersucht. Auch hier gelangte man nicht zu den gewünschten Ergebnisse. – An diesen Experimenten war auch ein junger Physiker, Georg Maier beteiligt, der aber nach dem negativen Ausgang der Versuche wieder entlassen wurde.

Diese Arbeiten wie auch manche Argumentationen in den Büchern von Wachsmuth zeigen eine bestimmte Haltung: Man suchte nach Experimenten und Effekten, die die damalige Naturwissenschaft nicht erklären konnte, um damit das Wirken des Ätherischen zu “beweisen” – das konnte nicht gelingen. Wo “unerklärbare” Effekte aufgedeckt wurden, fanden selbstverstänlich bald Wissenschaftler erklärende Zusammenhänge. Dennoch ist es wohl wichtig, dass solche Versuche sorgfältig gemacht wurden – ein negatives Ergebnis ist für die Wissenschaft auch ein Ergebnis, und künftige Wissenschaftler können daraus lernen! Wie Jochen Bockemühl einmal formulierte:

“Einer ersten und zweiten Generation anthroposophischer Arbeit lag es aus den Zeitbedingungen heraus weniger nahe zu begreifen, dass es bei der Erkenntnis von Zusammenhängen nicht um Erklärungen von Erscheinungen durch hinzugefügte Gedanken geht, sondern um eine denkende Anschauung der in der Sache (Erscheinung) liegenden Zusammenhänge selbst. Diese Zusammenhänge sind das Geistige, das die Wirklichkeit des Angeschauten ausmacht und für das sich durch die entsprechende Schulung Organe bilden lassen, die in immer tiefere Dimensionen vordringen”. (Biographie Günther Wachsmuths in: Anthroposophie im 20. Jahrhundert: Ein Kulturimpuls in biografischen Porträts. Hg. Bodo von Plato, Dornach 2003)

Das Ätherische in der Denktätigkeit

1953 begann Jochen Bockemühl seine Arbeit in Dornach. In der einen Hälfte seiner Zeit wertete er Kristallisationsbilder aus, in der anderen arbeitete er an eigenen Projekten. Mit botanischen und zoologischen Themen wurden die Keime für seine späteren Arbeiten zum Lebendigen gelegt.

1963, nach dem Tod von Wachsmuth, übernahm Hermann Poppelbaum die Leitung der naturwissenschaftlichen Sektion. Er hatte bereits als junger Biologe 1924 in einem Buch den Entwicklungsgedanken Rudolf Steiners aufgegriffen, zahlreiche weitere Veröffentlichungen folgten. Auch wenn manche Inhalte selbstverständlich inzwischen überholt sind, so ist doch seine klare und sorgfältige Gedankenführung immer wieder ein Genuss! Da er 1963 ausserdem Vorstandsmitglied und -vorsitzender wurde, war er für die Sektionsarbeit weitgehend auf seine Mitarbeiter im Glashaus angewiesen. Bockemühl und der Physiker Mario Howald-Haller vollzogen mit der Begründung der Zeitschrift “Elemente der Naturwissenschaft” 1964 einen ersten bedeutenden Schritt. Das Organ der Sektion für die Publikation und den Austausch der Arbeiten anthroposophisch orientierter Naturwissenschaftler wird bis heute herausgegeben (Schriftleitung bis 1973 Jochen Bockemühl und Mario Howald-Haller, bis 1992 Georg Maier, seither Johannes Wirz). – Etwa 1968 begründeten die beiden zusammen mit Anselm Basold und weiteren nicht in Dornach ansässigen Naturwissenschaftlern, insbesondere Robert Bünsow, Norbert Pfennig und Ernst-August Müller, alle drei Dozenten der Universität Göttingen, ein Sektionskollegium, das erste dieser Art in Dornach! 1971, an seinem 80. Geburtstag, übergab Poppelbaum die Sektionsleitung an Jochen Bockemühl.

In den 70er Jahren begann eine Vielzahl von Aktivitäten im Glashaus: In vielen Gesprächen gelang es Bockemühl zusammen mit Herbert Koepf, der 1972 die Leitung der landwirtschaftlichen Abteilung der Naturwissenschaftlichen Sektion übernahm, und weiteren Freunden aus der biologischdynamischen Landwirtschaft, die so verschiedenen Bestrebungen in dieser Bewegung zu einer gemeinsamen Arbeit zu führen, die landwirtschaftlichen Tagungen wuchsen von Jahr zu Jahr.

Erkenntnismässig gelang ein grosser Schritt in der Zusammenarbeit von Bockemühl und dem inzwischen ans Glashaus zurückgekehrten Georg Maier: Man suchte das Ätherische nicht mehr als Kraft “da draussen”, vergleichbar einem magnetischen Feld, sondern bemerkte, wie es in der anschauenden Denktätigkeit erfahrbar wird. Ein erster Schritt markiert der Aufsatz von Maier: “Elemente als Stufen der Naturbetrachtung” (EdN 13, 1970). 1976 entstand aus einer Zusammenarbeit im Sektionskollegium das Buch “Erscheinungsformen des Ätherischen” mit Bockemühls Aufsatz “Elemente und Äther - Betrachtungsweisen der Welt”. Die Ideen selbst werden zu Auffassungsorganen, mit denen man dem Geistigen in der Natur begegnet. Mit dieser Publikation war ein Forschungsprogramm umschrieben, welches die nächsten Jahre der Arbeit prägte.

1976 wurde das “Anthroposophisch-Naturwissenschaftliche Studienjahr” begründet, welches bis zum Ende der 90er Jahre Bestand hatte. Bis zu zwanzig Studierende aus aller Welt arbeiteten zuerst für zwei, danach für ein Jahr im Glashaus, verfolgten Kurse und fertigten Studienarbeiten an, insbesondere zu botanischen Themen, aber auch zur Physik, bis hin zur Landschaftsgestaltung des Goetheanumgeländes! Diese intensive Lehrtätigkeit strahlte über Europa hinaus in viele Länder und Kontinente aus.

Eine weitere Entdeckung Bockemühls sei hier genannt: die Gegenläufigkeit der Metamorphose der Blätter am Stengel einer Pflanze von unten nach oben und bei der Blattentwicklung. Die gleichen (vier) Formprinzipien sind wirksam sind, aber in umgekehrter Reihenfolge! Man hat damit ein Bild der beiden Zeitströme, von denen Steiner gelegentlich gesprochen hat.

Maier leistete seine wohl bedeutendsten physikalischen Arbeiten im Bereich der Optik. Sein Buch “Optik der Bilder” (Dürnau 1986) ist zu einen Standardwerk der “erscheinungsorientierten Optik” geworden. U.a. gelang es ihm, die Welt der Beugungserscheinungen – ursprünglich die Domäne der Wellentheorie des Lichtes – einer goetheanistischen Betrachtung zugänglich zu machen. Die seit den 70er Jahren bis heute stattfindenden “Arbeitstage für Physiker und Physiklehrer” wurden zum alljährlichen Treffen mit den Kollegen, darunter insbesondere Heinz-Christian Ohlendorf und Manfred von Mackensen, und Studenten, fast jedes Jahr bereichert durch neue Experimente und Experimentreihen. Einige dieser ehemaligen Studenten sind inzwischen Lehrstuhlinhaber und bauten in ihren Dissertationen auf den Arbeiten von Maier auf.

Auch die Arbeit an den Kristallisationsbildern ging weiter, seit 1972 unter der Leitung des Biochemikers Haijo Knijpenga. Zu jener Zeit bearbeitete man bis zu 5000 Blutkristallisationen im Jahr und konnte mit den Einnahmen einen Teil der Forschung finanzieren!

Die Sektion, das Goetheanum und das Zeitgeschehen

In diesen Jahren war das Glashaus ein Ort intensiver, reger naturwissenschaftlicher und anthroposophischer Arbeit, aber teilweise ziemlich losgelöst vom übrigen Goetheanum. Man sprach gelegentlich von “denen da oben”. Mit dem Ende der 80er Jahre begann eine neue Entwicklung: Sektionsleiter wie Michaela Glöckler und Georg Glöckler, Manfred Klett als Nachfolger von Koepf in der Leitung der Abteilung Landwirtschaft, später auch Christian Hitsch arbeiteten daran, die innere Trennung der Sektionen vom Goetheanum zu überwinden, sie fühlten sich nicht nur für ihre Sektionen, sondern für das Ganz mitverantwortlich. Regelmässige Sitzungen des entstehenden “Hochschulkollegiums”, der Sektionsleiter mit den Vorstandsmitgliedern wurden eingerichtet. In diese Zeit fiel 1996 die Übernahme der Leitung der Naturwissenschaftlichen Sektion durch den Physiker und ehemaligen Waldorflehrer Johannes Kühl. Jochen Bockemühl und Georg Maier arbeiteten weiter im Glashaus mit, es entwickelte sich eine freundschaftliche Zusammenarbeit mit gelegentlichen Wechseln im Team.

In den 90er Jahren ging eine Ära zu Ende: Wie in allen anderen anthroposophischen Ausbildungen gingen die Studentenzahlen zurück, so dass das regelmässige Studienjahr aufgegeben werden musste. Die Anfragen nach Blutkristallisationen reduzierten sich auf unter 500 im Jahr, die Finanzierung wurde zum Problem und nach der Jahrhundertwende musste diese Arbeit ganz eingestellt werden. Gleichzeitig gewannen grössere Forschungsprojekte im Zusammenhang mit Zeitfragen an Bedeutung wie z.B. Genetik (ifgene-Konferenz 1996) und später Bienenhaltung. Hier zeigen sich wesentliche Anliegen des Biologen Johannes Wirz, der bis heute mitverantwortlich das Institut trägt. Die Arbeit an Heilpflanzen wird durch Torsten Arncken und Ruth Richter weitergeführt, nach dem Ausscheiden des Physikers Florian Theilmann (2005) begann bald Matthias Rang eine erste Promotionsarbeit im Glashaus an einem aus der Goetheschen Farbenlehre entwickelten Thema. Gegenwärtig läuft eine weitere Dissertation von Renatus Derbidge zu Formschwankungen von Mistelbeeren. Johannes Kühl arbeitete neben aktuellen Themen (Radioaktivität, Technik, Quantenphysik) an einer Beziehung der Goetheschen Farbenlehre zu den Atmosphärischen Farben.

Der Blick auf Zeitforderungen und der Kontakt mit Freunden innerhalb und ausserhalb der anthroposophischen Bewegung waren auch Anliegen von Nikolai Fuchs, der 2001 die Leitung der Abteilung Landwirtschaft übernommen hatte.

Von November 2005 bis Januar 2007 wurde das Glashaus grundlegend renoviert. Die Kuppeln wurden zu Seminarräumen umgebaut. Noch heute sind die Kollegen für die liebevolle Bauführung durch Susanne Böttge und Martin Zweifel dankbar. Das grösste Kompliment hinterher war wohl, als eine ehemalige Studentin nach der Renovation hereinkam und “murmelte”: “Ah – es ist immer noch das Glashaus!” – Mit der Erneuerung des Gebäudes wurde die “Abteilung Landwirtschaft” zur Sektion. Nach dem Rücktritt von Nikolai Fuchs Im Jahr 2010 wurde er von einem Sektionsleiter-Team abgelöst: Ueli Hurter und Jean-Michel Florin arbeiten zum Teil im Glashaus, begleitet von Thomas Lüthi in Schweden, zum Teil arbeiten sie aber auch weiter als Landwirt in der Schweiz bzw. in der landwirtschaftlichen Vereinigung in Frankreich, so dass ein besonders enger Bezug zum Lebensfeld hergestellt ist. Seit dem arbeiten beide Sektionen, die einerseits den liebevoll-erkennenden Blick auf die Erde, andererseits die liebevoll-pflegende Zuwendung zur Erde repräsentieren, im selben Gebäude nebeneinander, teilweise auch an gemeinsamen Projekten.

So liegt heute der Schwerpunkt der Arbeit in der Zuwendung zu Zeitfragen, in der Zusammenarbeit vor Ort, mit dem Goetheanum, aber auch mit der weltweiten Bewegung anthroposophisch arbeitender Landwirte und Naturwissenschaftler. – Einem Grundanliegen bleiben die Kollegen im Glashaus treu: An Wegen zu arbeiten, die eine moderne spirituelle Praxis (Meditation) mit einer spirituell offenen Naturwissenschaft verbinden, um so in aller Bescheidenheit mitzuhelfen bei der Entwicklung einer modernen Mysterienstätte. In diesem Sinne versuchen wir, die Mission des Glashauses zu erfüllen:

“Besser als durch Worte, meine lieben Freunde, weihen wir diese Arbeitsstätte, denn eine Arbeitsstätte soll sie sein, wenn wir jetzt, ..., uns konzentrieren mit allen Kräften unseres Herzens auf die Liebe zur Menschen- und Geisteswelt, damit gefunden werde durch dasjenige, was in diesen Räumen geschieht, der Weg zum Geiste; zum Geiste, von dem ausgehen wird, wenn der Mensch ihn in Liebe findet, Friede und Harmonie unter den Menschen auf Erden.” (Rudolf Steiner, 17.6.1914)’

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)