Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

donderdag 18 december 2008

Zon


Dit is het begin van de Willemsbrug. De rest ervan volgt volgend jaar.

Kenniscentra hier en kenniscentra daar. Het is in, zo’n kenniscentrum. Lectoraten, leerstoelen, u noemt het maar. Het Antonovsky Instituut van de Lievegoed Zorggroep was het laatste waarover ik berichtte (op 8 november in ‘Kenniscentrum’; intussen staat dit ook prominent als nieuws op de website van de Lievegoed Zorggroep). Dat Zonnehuizen ook zoiets van plan was, meldde ik op 10 oktober in ‘Geen ontslagen’. Er was sprake van ‘een kennis- en expertisecentrum’ dat ‘bijdraagt aan de strategische profilering van Zonnehuizen als hét expertisecentrum op het snijvlak van GGZ jeugd, Gehandicaptenzorg voor kinderen, jeugdigen en volwassenen en Speciaal Onderwijs.’

Inmiddels zijn op de website van Zonnehuizen als pdf-documenten weer een aantal nummers geplaatst van het blad ‘Zon’ (gek genoeg alleen bij ‘Nieuws’ van de afdeling ‘Zonnehuizen volwassenen’). Dit fraai vormgegeven magazine verschijnt drie of vier keer per jaar, dat is mij niet helemaal duidelijk. Nr. 5 was in maart, nr. 6 in juli en nr. 7 in november; de laatste dus nog heel recent. Hoe dan ook, ze zijn te downloaden en in te zien. In nr. 6 staat op blz. 4 en 5 een interview met Joop Hoekman, getiteld ‘Een buitenstaander binnen’. Wie het interview heeft afgenomen, wordt er niet bij vermeld. Het begint in ieder geval zo:

‘Joop Hoekman is onlangs bij Zonnehuizen in dienst getreden om er het Centrum voor Kennis en Expertise op te richten. Van huis uit orthopedagoog werkte Joop aan de Rijksuniversiteit Leiden en voor de Gemiva-SVG Groep. Een gesprek over verwondering, vruchtbare verbindingen en vermeerdering van kennis.’

En dan gaat het interview van start. In het kader van kennisvermeerdering laat ik het hier graag in zijn geheel volgen (het is niet zo lang).

Je komt uit ‘het reguliere’. Wat doe je bij een antroposofisch geïnspireerde instelling als Zonnehuizen?

‘Ik ‘heb’ veel met de antroposofie. Ik ben al lang verbonden aan het Heilpedagogisch Verbond, ik zat in het bestuur van een antroposofisch gezondheidscentrum, mijn kinderen zijn naar de Vrije School geweest en zelfs mijn huis is volgens antroposofisch ontwerp verbouwd. M’n vrienden zeggen ook wel gekscherend: ‘Nu je bij Zonnehuizen gaat werken, moet je ook maar eens lid worden van de Antroposofische Vereniging.’

Hoe waren de reacties op je nieuwe aanstelling?

‘Toen alles rond was en ik dat kenbaar maakte bij collega’s in mijn toch tamelijk omvangrijke netwerk van instellingen en onderzoekers, was ik erg beducht voor het type opmerkingen waarvan ik maar eentje heb gekregen, namelijk: ‘Kun jij wel met die sofen door één deur?’ Niets daarvan! Ik kreeg alleen maar zeer enthousiaste reacties, zoals die van mijn hoogleraar: ‘Zonnehuizen, dat is een goede club zeg!’

Toen ik dat trouwens bij Zonnehuizen zelf vertelde, zag ik dat veel mensen toch wat verbaasd reageerden, dat ze dat niet hadden verwacht. Er is hier nog veel te weinig trots op de onmiskenbaar aanwezige kennis en kwaliteit. Op de keper beschouwd een merkwaardige bescheidenheid.’

Maar toch: een buitenstaander?

‘De rol van relatieve buitenstaander past me wel goed. Kijk, waar het de antroposofische gezondheidszorg betreft, zie ik een grote toegevoegde waarde. Er is veel warmte, betrokkenheid en expliciete gerichtheid op de ontwikkeling van cliënten. Ik tref dat ook bij Zonnehuizen aan; dat absolute geloof dat er voor iedereen, hoe groot de obstakels in sommige individuele gevallen ook zijn, ontwikkeling mogelijk is. Dat zit in het DNA van de organisatie ingebakken. En dat vertegenwoordigt een enorme en unieke kwaliteit. Ik zie het als mijn taak – en daar ligt ook mijn kracht – om zinvolle en vruchtbare verbindingen te leggen tussen de reguliere en de antroposofisch geïnspireerde zorg.’

Kun je concrete voorbeelden noemen waar die kwaliteit zich manifesteert?

‘Meerdere. Om er één te noemen: de woon-werkgemeenschap Bronlaak. Als je daar oppervlakkig en van een afstand naar kijkt, zou je kunnen denken: dat is toch waar we vanaf wilden, beperkte mensen weggestopt in de bossen? Terwijl het in werkelijkheid een perfect voorbeeld is van omgekeerde integratie, waar zorgvragers en zorgbieders samen vormgeven aan een gemeenschap. Bronlaak treedt ook naar buiten en staat in contact met omliggende dorpen. Dat is fantastisch! En, minstens zo belangrijk, iedere bewoner wérkt er. Iedereen heeft er een maatschappelijk gewaardeerde rol.’

Je wittebroodsweken zitten er bijna op. Wat is je indruk van Zonnehuizen na deze eerste tijd?

‘Het voelde al direct als thuiskomen. Overigens ben ik nog steeds bezig met ‘eerste indrukken’; ik voer ongelooflijk veel gesprekken met zoveel mogelijk medewerkers op zoveel mogelijk plekken. Ik loop rond, verwonder me en stel heel veel domme vragen. Ik zie het voorlopig als mijn taak om minutieus in kaart te brengen wat er in de organisatie aan kennis aanwezig is, wat we daarvan kunnen delen – en hoe dat gedeeld kan worden – en wat medewerkers aan kennis willen verwerven of nodig hebben. Pas als dat inzichtelijk is, kunnen we intern goed de kennisbehoefte en het kennisaanbod op elkaar afstemmen. Dan kunnen we ook vaststellen welke kennis we nog verder zelf kunnen ontwikkelen of van buitenaf naar binnen halen. En tenslotte: welke kennis we aan de buitenwereld kunnen aanbieden.’

Kennis vermarkten?

‘Ja, hoewel ik er een voorstander van ben om dergelijke kennis gewoon beschikbaar te stellen, royaal in de aanbieding te doen. Prijskaartjes en ingewikkelde contracten? Niet doen! De praktijk leert dat als je kennis aanbiedt, je er ook veel kennis voor terugkrijgt. Bovendien is en blijft het uiteindelijke doel het verbeteren van de kwaliteit van de zorg en de behandeling. Het verbeteren van de kwaliteit van het bestaan van cliënten en zorgvragers, daar doe je het voor. Onderzoek is in mijn optiek dan ook geen “ivoren toren werk”.’

En hiermee zult u het voorlopig moeten doen wat deze weblog betreft. Tot het einde van het jaar zullen er geen nieuwe bijdragen meer verschijnen. En ook daarna nog, tot twee weken in het nieuwe jaar zal het duren eer ik de draad weer op kan pakken. Zo mogelijk, bij leven en welzijn, wederom in een dagelijks ritme, zodat u niet verstoken hoeft blijven van wat zich als ‘antroposofie in de pers’ voordoet. Ik maak graag gelijk van de gelegenheid gebruik om iedere lezer voor de belangstelling te bedanken en tevens een goede kersttijd te wensen en een voorspoedig begin van 2009.

woensdag 17 december 2008

Samenvatting

Dit is het eerste uitzicht vanaf de Willemsbrug, die we gisteren beklommen.

Vandaag wordt het een heel verhaal. Gisteren wierp ik in ‘Tegenstelling’ deze vraag op: of ‘er inderdaad geen argumenten en bewijzen [zijn] die ondubbelzinnig laten zien dat deze geneesmiddelen een aparate status verdienen’. Dat beweert immers de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Het ging hierbij uiteraard om de specifieke antroposofische geneesmiddelen.

Ik was gisteren aanwezig bij het symposium ‘Praktijkonderzoek in de Antroposofische Gezondheidszorg’, de eerste lectoraatsbijeenkomst georganiseerd door het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden. Ik kondigde dit al aan op 11 oktober 2008 in ‘Kenniskring’. Daar valt natuurlijk het nodige over te schrijven, zeker in verband met die bewuste vraagstelling. In dit kader is vooral interessant de afsluitende lezing van Harald Hamre: ‘Clinical research into anthroposophic medicine: Past – Present – Future’. In een hoog tempo werd een groot aantal onderzoeksgegevens uitgestort over de onschuldige, niet-wetenschappelijk onderlegde toehoorder die ik ben. En misschien wel over meer mensen dan ik. Dus ik zat met mijn oren te klapperen, in een uiterste poging om de portee van het verhaal goed in me op te nemen.

Omdat dit alles niet onbelangrijk is, en ik altijd graag wil weten hoe het zit (en ik het ook wil kunnen nalezen), ben ik op zoek gegaan naar waar zulke gegevens te vinden zijn. Dan doet zich het vreemde feit voor dat er al het nodige erover op deze weblog zelf aanwezig is. Ik ben maar een eenvoudig verslaggever en boor nieuws aan dat mijzelf het meest interesseert. In de loop der tijd (dagen, weken, maanden) word je uiteraard ouder, maar ook een beetje wijzer. Wat betekent dat je dezelfde feiten van tijd tot tijd opnieuw kunt bezien en daarvan meer in je op kunt nemen. Je referentiekader wordt groter, zogezegd: je begint bij het dichtst bij zijnde, om je kringen steeds wijder te trekken.

Voor een goed deel van de inhoud van de lezing van Harald Hamre kan ik terecht bij ‘Restjes’ op 13 augustus 2008. Dat wil zeggen, ik heb er toen slechts naar verwezen. Ik berichtte dat een Nederlandse vertaling van de ‘abstract’ van een HTA-bericht (Health Technology Assessment) op de website van de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Artsen (NVAA) te vinden was. Dit is een in 2005 voor het eerst in de geschiedenis verschenen overzicht van de in de antroposofische gezondheidszorg voorhanden wetenschappelijke publicaties. Op de webpagina over ‘Antroposofische geneeskunde’ van de NVAA staat er dit over:

‘Antroposofische geneeskunde – werkzaamheid, nut, kosten en veiligheid [hier had natuurlijk de Engelse titel ‘Anthroposophic Medicine – Effectiveness, Utility, Costs Safety’ moeten staan, want van deze publicatie bestaat geen Nederlandse uitgave; ik weet eigenlijk niet of er ook een Duitse uitgave is, je zou het wel verwachten, MG]

Uitgegeven in 2006 door “Schattauer Verlag”, Stuttgart-New York. Dit Health Technology Assessment (HTA) rapport, geschreven door Gunver Kienle MD, Helmut Kiene MD, Hans Ulrich Albonico MD, werd opgesteld in opdracht van het Zwitserse Federale bureau voor Sociale Verzekering en werd uitgevoerd als onderdeel van het nationale Evaluatieprogramma voor Complementaire Geneeskunde. Klik HIER om de samenvatting (PDF) te downloaden.

Deze herzien uitgave is een update van dit HTA rapport, en geeft een overzicht van de beschikbare literatuur aangaande werkzaamheid, nut, kosten en veiligheid van de antroposofische geneeskunde (“AG”). Een engelstalige samenvatting van het rapport is te vinden op de website van de International Federation of Anthroposophic Medical Associations (www.ivaa.info).’

Het lijkt me het meest op zijn plaats als ik deze Nederlandstalige samenvatting gewoon hier in zijn geheel overneem:

Inhoud

Inleiding
Presentatie van de bijzondere aspecten van de antroposofische geneeskunde in fundamenteel onderzoek en in de klinische praktijk
Bespreking van de methodologie
Materiaal en methoden
Resultaten betreffende werkzaamheid, nut, kosten en veiligheid
Discussie
Commentaar op gepubliceerde kritiek aangaande studies over maretak
Lijst van casuïstiek en litteratuur die niet gebruikt is voor de analyse etc.

Studies

Single case studies (in dit overzicht niet geanalyseerd): 2090 studies

Klinische studies geschikt voor analyse: 195 studies

Systematische overzichten in 4 “domeinen”: 127 studies
Overige studies “Appendix”: 68 studies

Design van de 195 studies

Prospectief vergelijkend design: 40 studies
RCTs: 18 studies (5 geblindeerd)
Matched-pair: 4 studies (3 geblindeerd)
Retrospectief vergelijkend design: 45 studies
Cohort-studie design: 110 studies
prospectief: 62 studies
retrospectief: 43 studies
anderen: 5 studies

Resultaten: werkzaamheid

127 Studies in 4 “domeinen”

Antroposofische geneeskunde als therapeutisch systeem voor verschillende aandoeningen (inclusief systeem-vergelijking)
8 studies
Pijnbehandeling of wondbehandeling met antroposofische geneesmiddelen
18 studies inclusief 3 RCTs
Niet-farmacologische behandeling van verschillende aandoeningen
5 studies and 3 extra-analyses
Antroposofische maretak behandeling bij kanker
96 studies, waaronder 15 RCT’s

68 overige studies ("Appendix")

Chronische hepatitis B of C
10 studies
Neurologische of psychiatrische aandoeningen
7 studies
Gynaecologie en Verloskunde
6 studies
Acute infecties (bovenste luchtwegen, oor, ogen, maagdarmkanaal)
18 studies
Circulatoire aandoeningen
6 studies
Schildklier aandoeningen
4 studies
Pulmonaire aandoeningen (sarcoidosis)
6 studies
Andere aandoeningen
11 studies

Resultaten: samenvatting van de 4 domeinen en appendix

195 studies werden geanalyseerd:

186 studies hadden positieve resultaten voor de AG-groep (vergelijkbaar of beter resultaat dan conventionele behandeling voor ten minste 1 klinische parameter).
8 studies toonden positieve noch negatieve resultaten
1 studie toonde een negatieve trend.
De praktische relevantie was hoog voor alle studies.
De kwaliteit van de studies varieerde van zeer goed tot zeer slecht (met name de retrospectief vergelijkende studies).
De tevredenheid van de patiënten was hoog.

De positieve resultaten waren ook nog relevant, wanneer de analyses beperkt werden tot de kwalitatief goede studies.

Resultaten: nut

Consumenten van antroposofische geneeskunde:

Patiënten binnen de reguliere nationale gezondheidszorg en patiënten met bijzondere belangstelling
In het bijzonder vrouwen, patiënten tussen de 30 en 50 jaar oud en kinderen
Hoog opleidingsniveau
Dikwijls na complicaties of ineffectiviteit van conventionele behandeling
Belangstelling voor een holistische behandeling en actieve betrokkenheid
Hoog niveau van tevredenheid van patiënten van AG

Resultaten: veiligheid

2 veiligheidsanalyses met een zorgvuldige design, fase I-studies, vragenlijst binnen de samenhang van klinische studies, database, casuïstiek
goede therapietrouw
0.005% van de voorgeschreven geneesmiddelen veroorzaakte geringe bijwerkingen
In het algemeen had AG een hogere therapietrouw en minder bijwerkingen in vergelijk met conventionele geneeskunde

Resultaten: kosten

Binnen het raamwerk van PEK werd een algemene kostenanalyse uitgevoerd die niet naar de individuele behandelingen was gedifferentieerd.
Er zijn maar zeer weinig kostenanalyses beschikbaar voor antroposofische geneeskunde.
1 Duitse studie, uitgevoerd in de praktijken van 141 antroposofische artsen, betrof 898 patiënten die voor chronische aandoeningen met antroposofische middelen waren behandeld, liet een lager kostenniveau zien in vergelijk met het jaar dat aan de studie voorafging (3.484 vs. 3.637 Euro).
Patiënten die met antroposofische middelen werden behandeld hadden geringere kosten voor geneesmiddelen en minder verwijzingen naar de tweede lijn, hoewel de ernst van de aandoeningen vergelijkbaar of erger was in vergelijking met de conventioneel behandelde groep.

Conclusies:

Antroposofisch medische behandeling resulteert volgens de grote meerderheid van de beschouwde studies in gunstige klinische outcomes.
Deze conclusie blijft ook overeind indien zij beperkt blijft tot de kwalitatief goede studies.
Antroposofische geneeskunde wordt gebruikt door patiënten zowel binnen de reguliere gezondheidszorg als patiënten met speciale belangstelling voor deze speciale geneeswijze.
Antroposofisch medische behandelingen zijn voor de patiënt bevredigend en zijn veilig
Antroposofisch medische behandelingen zijn mogelijk ook kosten-effectief door minder verwijzingen voor ziekenhuisbehandeling en lagere kosten voor geneesmiddelen, in het bijzonder bij chronische aandoeningen.

De vraag is wel of dit voldoende hout snijdt binnen het geheel van de wetenschappelijke wereld. Maar internationaal wordt er in ieder geval werk gemaakt van onderzoek naar antroposofische geneeskunde.

Dat mocht ook blijken gisteren op het symposium zelf. Er werd een Nederlandse onderzoekspublicatie gepresenteerd. Ik schreef daar al over in de nieuwste uitgave van de Verbreding, die op de website van de NVAZ (Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders) te vinden is. Dat artikel, onder de titel ‘Symposium “Praktijkonderzoek in de Antroposofische Gezondheidszorg”’, laat ik hier ten slotte volgen.

De lectoraatsrede van Erik Baars op 4 juni 2008 in Leiden, ‘De professionele ambachtelijkheid van gezondheid verzorgen’, was het grote officiële startschot voor zijn lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden. Een half jaar later, op 16 december 2008, volgt het bij die gelegenheid al aangekondigde eerste jaarlijkse symposium, dat aan het eind van elk kalenderjaar georganiseerd wordt. Bij het startschot in juni was het een aankondiging van plannen, hoewel het lectoraat goed beschouwd al anderhalf jaar bezig was, vanaf het prille begin in de eerste maanden van 2007. In de tussenliggende tijd is er een verkennend onderzoek gedaan onder medewerkers in de antroposofische gezondheidszorg, onder meer om praktijkproblemen die men zelf ervoer, in kaart te brengen. Mede op basis hiervan konden concrete werkplannen voor het lectoraat worden gemaakt en gingen de eerste projecten van start. In het boekje ‘Antroposofische gezondheidszorg. De professionele ambachtelijkheid van gezondheid verzorgen’ (verschenen bij uitgeverij SWP), de schriftelijke weergave van de lectorale rede, worden deze plannen dus vermeld.

Een belangrijke zin uit die rede was: ‘Ondanks de grote waardering van patiënten en de in de praktijk vaak succesvol gebleken ervaringsdeskundigheid, is de antroposofische gezondheidszorg in veel gevallen (nog) te weinig in staat om voldoende wetenschappelijke bewijzen te kunnen overleggen.’ En dat is natuurlijk wel een probleem. Er werd uiteraard ook naar de oorzaken gekeken. Behalve omstandigheden die nog weinig op onderzoek ingericht waren, speelde ook een fundamentele twijfel of onderzoek met de gangbare middelen wel mogelijk was. Als er echter niet of nauwelijks uitwisseling plaatsvindt van de resultaten in de praktijk, wat niet anders dan een vrucht van onderzoek is, wordt het ook bijzonder lastig om de eigen benadering zichtbaar te maken en over te dragen. Dit is een probleem dat bijvoorbeeld de opvolgers ondervinden, hoe welwillend die ook zijn. Voor de continuïteit van de antroposofische gezondheidszorg is onderzoek werkelijk een noodzakelijkheid. Dus moest hier een oplossing voor worden gevonden.

Het lectoraat is duidelijk aan de slag gegaan. Niet alleen met plannen, maar ook met concrete onderzoeken. Dat is in het afgelopen half jaar wel duidelijk geworden. Niet dat die onderzoeken niet al eerder in gang gezet zijn, maar binnen de context en met de professionele begeleiding van het lectoraat krijgen die pas hun werkelijke waarde. Het lectoraat is in de eerste plaats aan het bundelen, door bijvoorbeeld mensen en onderzoeken met elkaar in contact of concreet bij elkaar te brengen. In de tweede plaats opent het mogelijkheden voor nieuwe vormen van onderzoek. Bijvoorbeeld door nieuwe theoretische of praktische kaders aan te dragen, door deze zelf te ontwikkelen of in de wetenschappelijke wereld op te sporen. Want ze zijn er best, maar je moet ze wel zoeken. En niet onbelangrijk, omgekeerd worden vernieuwende onderzoekers waar ook ter wereld verder op weg geholpen door met hen in contact te treden. Zij merken dan niet alleen dat er werkelijk behoefte is aan wat zij aan het ontwikkelen zijn, maar ook dat er in de praktijk al op zulke manieren gewerkt wordt. Redenen te over dus, voor onderzoek in de antroposofische gezondheidszorg.

Wat heeft het lectoraat te bieden anno eind 2008? Het programma voor de eerste lectoraatsbijeenkomst op 16 december laat hier het nodige reeds zien. De schrik van de gezondheidszorg is het ‘gerandomiseerde dubbelblinde onderzoek’, dat in de wetenschappelijke wereld als de hoogste standaard geldt. Een proefopstelling in laboratoriumachtige omstandigheden, zo klinisch mogelijk, met twee gelijke groepen waarvan er één een bepaald te onderzoeken middel krijgt. Dit wordt dubbelblind en door het lot bepaald uitgevoerd. Dat wil zeggen dat zowel patiënt als behandelaar niet weet of hij het werkzame middel respectievelijk krijgt of toedient, of juist het nepmiddel dat uitsluitend ter controle dient, namelijk om het werkelijke effect hieraan te kunnen meten. Dit is een zeer inperkende methode van bewijsvoering, die veel buitensluit van wat juist voor de gezondheidszorg van belang is. Niet alleen voor de antroposofische gezondheidszorg, maar voor een groot deel van de hele gezondheidszorg is dit niet de meest geschikte manier om de werkzaamheid aan te kunnen tonen. Maar wat dan wel? Is er een alternatief?

Het lectoraat zoekt dit onder meer in onderzoeksmethoden die binnen het kader van ‘practice-based evidence’ passen. Zoals dit beschreven wordt: ‘aanwezige impliciete ervaringskennis van beroepsbeoefenaars omzetten naar expliciete kennis die kan worden gedeeld, zo nodig verder ontwikkeld en toegepast. Onderzoek naar het verwerven van practice-based evidence draagt uiteindelijk bij aan het verbeteren en innoveren van de het methodisch handelen in de beroepspraktijk. Actieonderzoek, kwalitatief onderzoek en de analyses van cases en best practices zijn hierbij belangrijke onderzoeksmethoden.’

Dit kan gebeuren met elke beroepsgroep, en is inmiddels in aanzet gedaan met antroposofische verpleegkundigen, fysiotherapeuten en kunstzinnig therapeuten. Maar het kan ook per thema plaatsvinden. Zoals onderzoek naar het werken met kleur, muziektherapie, lichtbadtherapie, planeettypologieën, heilpedagogische constitutiebeelden, om maar een aantal te noemen. Wat zijn daar de bevindingen en resultaten van? Dat is nu mooi bijeengebracht in een nieuwe publicatie, die het licht ziet op 16 december: ‘Praktijkonderzoek in de antroposofische gezondheidszorg 2008.’ Met als korte omschrijving: ‘Eerste stappen in Nederland in de ontwikkeling van practice-based evidence, ondersteuning in het therapeutisch besluitvormingsproces, en het evalueren van kwaliteit en effect.’

Dat is een vlag die de lading volkomen dekt. Nog sterker: de lading biedt eigenlijk nog veel meer. Namelijk bewustwording van wat elders in de antroposofische gezondheidszorg wordt gedaan, van de mensen die daarmee bezig zijn, en hoe ver zij zijn in het ontwikkelen, niet alleen van nieuwe manieren van onderzoeken, maar van de antroposofische gezondheidszorg überhaupt. Het beschrijven van wat je doet: bestaat er iets stimulerenders voor je dagelijks werk? Deze publicatie is werkelijk een uniek document in de geschiedenis van de antroposofische gezondheidszorg in Nederland. Nog niet eerder vertoond: zo’n samenbundeling van wat er momenteel gaande is. Als ergens hoop voor de toekomst uit geput kan worden, dan is het dit wel.

Het boek is vanaf 16 december bij Hogeschool Leiden te koop voor € 15,00 (zie de website van het lectoraat: http://www.hsleiden.nl/lectoraten/Antroposofische-gezondheidszorg/).

dinsdag 16 december 2008

Tegenstelling

We gaan naar boven en betreden de trap naar de Willemsbrug, vanwaar een mooi uitzicht mogelijk is op de Maas en op de skyline van Rotterdam.

Op 10 december meldde ik in ‘Verbod’ wat er op de website van Antroposana staat over de antroposofische geneesmiddelen die door de Hoge Raad op 5 december in Nederland verboden zijn. Op die eerdere datum had ik daar ook al verslag van gedaan (in ‘Hoge Raad’) evenals de dag daarna (in ‘Voorman’), omdat dit nu eenmaal veel voeten in de aarde heeft. Die laatste keer, op 6 december, maakte ik ook kort melding van de Vereniging tegen de Kwakzalverij, die natuurlijk gaarne op dit verbod insprong. Koren op haar molen zogezegd.

Intussen zijn we bijna een weekje verder en blijken zowel Antroposana als de Vereniging tegen de Kwakzalverij hun website wat dit onderwerp betreft geactualiseerd te hebben. Bij Antroposana betekent dit zelfs dat de lay-out is aangepast. Niet speciaal hiervoor, maar toch, het valt onmiddellijk op. Op de homepage verschijnt nu direct ‘Antroposana Actueel’, met duidelijk onder elkaar de laatste nieuwberichten. Een hele verbetering, veel overzichtelijker en leesbaarder. Het bericht zelf, ‘Inspectie verbiedt uitlevering antroposofica’, is nog steeds op 10 december gedateerd (dat wil zeggen onderaan het bericht, het begin van de tekst geeft zelfs 9 december aan), maar is toch veranderd en beter gestructureerd. Ik laat hier het eerste deel in zijn geheel volgen, dan heeft u alles op een rijtje.

‘Na arrest Hoge Raad: Inspectie gebiedt onmiddellijk staken van levering van een beperkte groep antroposofische geneesmiddelen.

Amersfoort, 9 december 2008

Antroposana voert samen met andere antroposofische organisaties uit de gezondheidszorg al jaren een juridisch proces met als doel een kleine maar belangrijke groep antroposofische geneesmiddelen op de Nederlandse markt geregistreerd te krijgen. Dit proces wordt ook wel “de zaak Antroposana c.s.” genoemd en heeft betrekking op een beperkte groep antroposofische geneesmiddelen.

Wellicht heeft u al vernomen dat de Hoge Raad der Nederlanden op vrijdag 5 december jl. arrest heeft gewezen in de zaak Antroposana c.s. en het vonnis in het Kort Geding uit 2003 heeft vernietigd. Daarmee is een einde gekomen aan de mogelijkheid om – hangende de uitkomst van een parallel lopende bodemprocedure – een beperkte groep antroposofische geneesmiddelen op de markt te mogen verhandelen.

Namens de antroposofische organisaties is overleg gevoerd met de Hoofdinspectie van Volksgezondheid om een oplossing voor de ontstane situatie te vinden. Het verzoek is ingediend om de betreffende groep antroposofische geneesmiddelen onder de Named Patiënt Formule (procedure waarbij op grond van een artsenverklaring voor individueel gebruik van een patiënt en onder verantwoordelijkheid van de arts een in Nederland niet geregistreerd geneesmiddel t.b.v. die patiënt mag worden geïmporteerd) toch in Nederland in de handel te mogen brengen. De uitslag over beoordeling van dit verzoek door de Inspectie kan echter nog enige tijd in beslag nemen.

Ondertussen heeft de Inspectie op 8 december wel bericht doen uitgaan dat levering van deze antroposofische geneesmiddelen met onmiddellijke ingang gestaakt dient te worden.

In de bijlage “geneesmiddelen” staat vermeld om welke antroposofische geneesmiddelen het nu gaat. Deze geneesmiddelen worden toegevoegd aan de lijst met geneesmiddelen die uitsluitend via de Schloss Apotheke verkrijgbaar zijn. Voor alle andere antroposofische geneesmiddelen verandert er NIETS.

Wat betekent dit nu concreet voor u als mogelijke gebruiker van de betreffende geneesmiddelen?

Dat u de betreffende geneesmiddelen (zie pdf-bestand “geneesmiddelen”) niet meer van apotheken in Nederland kunt krijgen, maar wel via bestelling bij de Duitse Schloss Apotheke. Hoe dit precies gaat kunt u verderop lezen.
Als de Inspectie het eerdergenoemde verzoek honoreert kunnen de betreffende geneesmiddelen op termijn weer beschikbaar komen in Nederland op grond van een artsenverklaring voor individueel gebruik van een patiënt.

Worden deze antroposofische geneesmiddelen dan nog wel vergoed?

Voor de leden met een Antroposana-polis bij De Amersfoortse is dit zeker het geval. In de polisvoorwaarden staat vergoeding bij levering door de Schloss Apotheke genoemd. De Amersfoortse is inmiddels door ons geïnformeerd over de ontstane situatie.

Zorgverzekeraar Azivo heeft indertijd, in navolging van de Antroposana-polis, eveneens vergoeding via de Schloss Apotheke opgenomen. Van andere zorgverzekeraars is op dit moment niet bekend hoe zij met de vergoeding van de betreffende geneesmiddelen om zullen gaan als die uit een andere lidstaat worden betrokken.

Het spijt ons buitengewoon u dit bericht te moeten zenden en wij hopen natuurlijk van harte dat de Inspectie de betreffende geneesmiddelen in aanmerking kan laten komen voor eerdergenoemde formule.’

Vervolgens staat er hoe deze geneesmiddelen concreet vanuit Duitsland betrokken kunnen worden, wat ik op 10 december al weergaf. Iets anders heb ik toen echter verzuimd te vermelden, hoewel daar redenen genoeg voor waren. Ik citeerde de voornemens, klaarblijkelijk door Weleda in november geschreven toen het feitelijk nog niet zover was:

‘Levering van Weleda geneesmiddelen via de Weleda Bereidingsapotheek is voor de patiënt vaak sneller en goedkoper dan levering vanuit het Buitenland. De Weleda geneesmiddelen zijn op zichzelf al goedkoper omdat Weleda de huidige Nederlandse prijzen blijft hanteren en de Duitse prijzen hoger liggen; bovendien levert de Weleda Bereidingsapotheek aan alle apotheken portvrij.’

Wat staat hier nu over (en stond er dus ook al op 10 december, alleen niet door mij gemeld), nu deze route voorlopig geblokkeerd is? Naar aanleiding van de levering door Schloss Apotheke:

‘De factuur van de Duitse verzendapotheek dient u persoonlijk te voldoen. De prijs die u betaalt voor de Duitse geneesmiddelen is de Duitse prijs, deze ligt veelal lager dan de Nederlandse prijs. De verzending van de geneesmiddelen is GRATIS. Dus geen extra kosten bij de uitlevering via de Duitse apotheek.’

Dan nu naar de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Ook zij heeft haar bericht geüpdate, en wel op 14 december. De tekst is behoorlijk uitgebreid en in een bepaalde zin veel informatiever geworden. Het standpunt van de vereniging is op zichzelf wel bekend; dat is heel beperkt en simpel. Maar er gaat daardoor wel kracht vanuit. Ook dit bericht, dat trouwens ondertekend is met ‘Van de webredactie’, laat ik vrijwel in zijn geheel volgen:

‘Heden 5 december 2008 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een sinds 2003 lopende zaak. Volgens Europese regels horen geneesmiddelen en dus ook antroposofische middelen alleen in de handel gebracht worden als er een vergunning voor is. Zolang die er nog niet is voor typisch antroposofische middelen (dus niet van die homeopathische middelen waar niks in zit), hoeft de Staat voor antroposofische middelen geen uitzondering te maken. (...)

De kern van de zaak is richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik. (...)

De richtlijn heeft een artikel 13, dat gaat over middelen waar praktisch gesproken niets in zit, zogenaamde homeopathische middelen. Als die alleen voor uitwendig gebruik zijn of door de mond worden ingenomen, hoeven die niet te voldoen aan de werkzaamheidseis, maar er mag dan geen specifieke therapeutische indicatie zijn vermeld. Later zijn er ook aparte regels voor traditionele kruidenmiddelen bijgekomen.

Het is duidelijk dat antroposofische middelen hier niet aan voldoen. Gefermenteerde maretak oftewel Iscador is bijvoorbeeld niet oneindig verdund. Het wordt per injectie toegediend, en er is een indicatie voor, namelijk “tegen kanker”. Men zou denken dat dit kristalhelder en zonneklaar is en dat zulke middelen ondubbelzinnig verboden zijn. Dat is precies wat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (HvJ EG) heeft gezegd, en wat de Hoge Raad dus ook zegt. Inmiddels heeft de Hoofdinspectie voor de Gezondheidszorg op 9 december 2008 inderdaad een verbod uitgevaardigd. Wat betreft Weleda gaat het om 114 artikelen, waarvan 89 Iscador-preparaten. De firma Wala mag ook 89 middelen niet meer verkopen.

Welke argumenten voerden en voeren de antroposofen dan aan? Ze mikten op artikel 13, maar dat gaat echter alleen over middelen waar niets in zit, homeopathie dus. Volgens de richtlijn hoef je niet alles over te doen als je in een lidstaat een vergunning hebt gekregen. Dan mag een andere lidstaat die gewoon overnemen. Maar dat geldt alleen voor vergunningen op basis van de richtlijn. In Duitsland worden al die antroposofische middelen helemaal buiten de richtlijn om toegelaten, dat schept geen enkele verplichting voor Nederland om de Duitsers daarin te volgen. De antroposofen kwamen zelfs aandragen met artikel 1 van de Grondwet en dergelijke hoogdravende principes. Maar het HvJ EG heeft geoordeeld dat de richtlijn volkomen wettig was, dus die vlieger ging niet op. Als zo'n maatregel als richtlijn 2001/83/EG wordt ingevoerd is het redelijk dat er een overgangsregeling komt, en die kwam er ook, tot 2002. Maar door alle juridische procedures is daar nog eens 6 jaar bij gekomen. Dat is genoeg. Dat er nog een bodemprocedure loopt, is irrelevant. Zolang daar geen uitspraak in is gedaan, geldt gewoon de richtlijn. (...)

Uw rapporteur merkt op dat de antroposofen in plaats van te procederen en het parlement proberen achter zich te krijgen, ook de koninklijke weg hadden kunnen bewandelen. Ze hadden als een haas alsnog het werkzaamheidsbewijs kunnen leveren. Dat ze bij deze middelen dat na 75 jaar gebruik niet gedaan hebben, kan toch eigenlijk maar één ding betekenen: ze weten deksels goed dat ze dat bewijs nooit zullen kunnen leveren. (...)

Overigens zitten de patiënten niet zonder. De richtlijn laat nog een ontsnappingsroute open via artikel 3: een op doktersrecept klaargemaakt middel voor een individuele patiënt valt niet onder de regels. In Duitsland is een apotheek kennelijk bereid om duizenden patiënten (de antroposofen beweren dat het om 200.000 personen in Nederland gaat) te helpen. De standaard bestelformulieren zijn bij de antroposofische arts te verkrijgen. Het is nog goedkoper ook!’

Ik citeer dit ook zo in extenso, omdat mij de vraag bezighoud: zijn er inderdaad geen argumenten en bewijzen die ondubbelzinnig laten zien dat deze geneesmiddelen een aparate status verdienen? Anders zou de Vereniging tegen de Kwakzalverij, of je het nu met haar eens bent of niet, uiteindelijk toch gelijk hebben.

maandag 15 december 2008

Meting

‘Scholen die het beste uit hun leerlingen halen, lijken daarvoor te worden gestraft. Ouders wordt aangeraden zich niet blind te staren op het eindoordeel uit Trouws schoolprestatie-onderzoek.’

Dit schrijft dagblad Trouw zelf op zijn website, in een artikel van Jaap Meijers en Hanne Obbink, getiteld: ‘Blindvaren op een plus is niet altijd verstandig. School die leerling goed begeleidt slecht beoordeeld’. Vandaag publiceert dit dagblad ‘voor de twaalfde keer de Schoolprestaties, de jaarlijkse kwaliteitsmeting van scholen in het voortgezet onderwijs.’ Meijers en Obbink stellen daarbij heel duidelijk:

‘de verzamelde gegevens moeten met verstand worden gebruikt. Niet alleen omdat de plusjes en minnetjes weinig zeggen over de sfeer op school – dit terwijl ouders dat juist belangrijk vinden bij de schoolkeuze. Maar ook vanwege de manier waarop dat eindoordeel is opgebouwd. Sommige leerlingen komen namelijk wellicht beter tot hun recht op een school die geen plus als eindoordeel krijgt, maar op bepaalde onderdelen wél goed scoort.’

En er is nog een complicatie bij de beoordeling. Het zijn de gegevens van de inspectie waarop Trouw zijn jaarlijkse Schoolprestaties baseert. Maar de inspectie en Trouw beoordelen niet op dezelfde wijze. Hoe dat precies zit, kunt u in het artikel zelf nalezen.

Op deze plaats interesseert ons natuurlijk vooral hoe de zes vrijeschool bovenbouwen in Nederland het er vanaf brengen. Dit is gelukkig heel makkelijk op te zoeken. Je kunt ze trouwens ook zelf vinden op de website van de inspectie, zoals ik eerder al eens heb ondervonden. Zie over de onderbouwen ‘Zes zeer zwakke broeders’ van 4 mei 2008 (een maand later bijgesteld in ‘En toen waren er nog vijf’). Een dag later, op 5 mei, kon ik specifieker zijn over de bovenbouwen, in ‘Beste en slechtste scores’. Daaruit bleek al een zekere betrekkelijkheid. Mede daarom biedt Trouw nu meer:

‘De jaarlijkse presentatie van de Schoolprestaties door Trouw blijft door haar overzichtelijkheid en eigen oordeel Trouw voor velen echter een prettige en toegankelijke manier om deze cijfers tot zich te nemen.

Dit jaar voegt Trouw een nieuw hoofdstuk aan de Schoolprestaties toe door ze volledig doorzoekbaar te maken op internet. Bezoekers kunnen nu snel alle cijfers van een school vinden of scholen uit hun woonplaats vergelijken. Ook worden de Schoolprestaties interactief: bezoekers kunnen een recensie schrijven over een school en een oordeel achterlaten. Trouw hoopt dat op deze manier naast de harde cijfers van de inspectie ook andere kanten van de school, zoals de sfeer en culturele activiteiten, naar voren komen.’

Op de website heb ik het zo uitgesproken niet kunnen vinden, maar in de papieren krant van vandaag staat het tussen alle andere scores onverbloemd met drie andere scholen op de ‘ranglijst volgens cijfer inspectie’ onder ‘slechtste havo’: vrijeschool De Berkel in Zutphen, met een score van 1,67.

Interessanter nog zijn de doorzoekbare gegevens. Ik geef hier een link naar de acht vrijescholen:

En wat blijkt hieruit? Nou, dit (bij het oordeel van de inspectie zijn drie sterren mogelijk, bij het oordeel van Trouw vijf – ik krijg de gegevens helaas niet mooi overzichtelijk onder elkaar, dus moet het maar zo):


Rudolf Steiner School Haarlem

HAVO

  • Oordeel inspectie: *
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 471
  • Zittenblijvers onderbouw: 1%
  • Onvertraagd naar diploma: 41%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,1

VWO

  • Oordeel inspectie: *
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 471
  • Zittenblijvers onderbouw: 1%
  • Onvertraagd naar diploma: 73%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,0


Vrije School Den Haag


HAVO

  • Oordeel inspectie: **
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 605
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • (geen onvertraagd naar diploma)
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 5,9

VWO

  • Oordeel inspectie: **
  • Oordeel Trouw: **
  • Aantal leerlingen: 605
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • Onvertraagd naar diploma: 60%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,2


Vrije School Groningen

HAVO

  • Oordeel inspectie: **
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 465
  • Zittenblijvers onderbouw: 91%
  • Onvertraagd naar diploma: 77%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,1

VWO

  • Oordeel inspectie: *
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 465
  • Zittenblijvers onderbouw: 91%
  • Onvertraagd naar diploma: 70%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 5,9


Vrije School De Berkel Zutphen


HAVO

  • Oordeel inspectie: **
  • Oordeel Trouw: **
  • Aantal leerlingen: 1058
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • Advies VMBO GT of TL of lager: 5%
  • Advies VWO: 28%
  • Onvertraagd naar diploma: 51%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,4

VWO

  • Oordeel inspectie: **
  • Oordeel Trouw: ***
  • Aantal leerlingen: 1058
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • Onvertraagd naar diploma: 66%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,5


Stichtse Vrije School Zeist


HAVO

  • Oordeel inspectie: **
  • Oordeel Trouw: ****
  • Aantal leerlingen: 686
  • Zittenblijvers onderbouw: 1%
  • Advies VMBO GT of TL of lager: 20%
  • Advies VWO: 25%
  • Onvertraagd naar diploma: 52%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,8

VWO

  • Oordeel inspectie: **
  • Oordeel Trouw: ***
  • Aantal leerlingen: 686
  • Zittenblijvers onderbouw: 1%
  • Onvertraagd naar diploma: 40%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,4


Adriaan Roland Holst College, Bergen

HAVO

  • Oordeel inspectie: **
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 495
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • Onvertraagd naar diploma: 52%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 5,8

VWO

  • Oordeel inspectie: *
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 495
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • Onvertraagd naar diploma: 50%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,3


Geert Groote College Amsterdam

HAVO

  • (geen oordeel inspectie, geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 635
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • (geen onvertraagd naar diploma)
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 6,2

VWO

  • Oordeel inspectie: *
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 635
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • Onvertraagd naar diploma: 43%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 5,0


Rudolf Steiner College Rotterdam

HAVO

  • Oordeel inspectie: *
  • Oordeel Trouw: ***
  • Aantal leerlingen: 703
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • Advies VMBO GT of TL of lager: 13%
  • Advies VWO: 29%
  • Onvertraagd naar diploma: 76%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 5,8

VWO

  • Oordeel inspectie: *
  • (geen oordeel Trouw)
  • Aantal leerlingen: 703
  • Zittenblijvers onderbouw: 0%
  • Gemiddeld eindexamencijfer: 5,7
Update 16 december: Dankzij de attente opmerking van John Wervenbos heb ik nu ook het Rudolf Steiner College in Rotterdam bij de lijst opgevoerd.

zondag 14 december 2008

Leesgroep

Wéér Gijs Frieling zult u denken. Ik heb al twee keer over hem geschreven. Het laatst op 4 oktober 2008 in ‘Religieuze kunst’. Ja, het is zondag, en hoewel gisteren het onderwerp ook al kunst en religie was, vind ik dat de kunst vandaag nog wel een keer mag terugkomen. Daar is het zondag voor. Alleen gaat het vandaag eigenlijk niet over religie, maar over iets anders in verband met kunst. Hoe moet ik dat uitleggen? Gewoon maar zo: op 24 augustus 2008 schreef ik in ‘Reclame’ over Gijs Frieling:

‘Sinds 2006 is hij directeur van het Amsterdamse kunstenaarsinitiatief W139.’

W139 heeft een eigen website, hoe kan het ook anders. Die is uiteraard lekker hip en modern. In ‘Over W139’ (in het keuzemenu bovenaan) is het volgende te lezen:

‘W139 is een tentoonstellings- en productieruimte voor hedendaagse kunst in Amsterdam. Een weidse en hoge ruimte in de oudste straat in het centrum van de stad. W139 biedt er sinds 1979 ruimte voor risico. Een continue stroom van kunstenaars werkt aan tentoonstellingen. De geest en energie van deze kunstenaars zijn de constante factoren die voor verandering en innovatie zorgen. Het waarborgen van deze stroom is voor W139 het allerbelangrijkste.

Naast de expositieruimte biedt W139 een gastenverblijf voor (buitenlandse) kunstenaars en een rendez-vous ruimte: De Polar Room. W139 wil zo openbaar zijn als het postkantoor en is daarom dagelijks* geopend van 11:00 tot 19:00 uur, de toegang is vrij.

Kunstenaars kunnen zich met projectvoorstellen aanmelden met een CD met beeld/geluid materiaal, een korte omschrijving van hun werk en een korte C.V.

Er werden tot op heden 425 tentoonstellingen gebouwd door 1678 kunstenaars. In 2004 kreeg W139 de Amsterdamprijs voor de Kunsten uitgereikt.

Gijs Frieling, Directeur W139: “W139 is als de zone en de kamer uit Stalker. Het is de kamer, omdat het kunstenaars uitnodigt om hun verlangen tot werkelijkheid te maken. Het is de zone, omdat tijdens het maken van kunst zowel doel als weg veranderen. lees verder

Die ‘de zone en de kamer uit Stalker’ slaan op een fascinerende film van Andrei Tarkovski, ‘Stalker’ geheten. Hij was een Russische antroposoof over wie ik zeker ook eens een keer zou moeten schrijven, maar niet nu. Nee, waar het me nu om gaat is iets anders. Daarvoor ga ik naar een item dat rechts in het menu vermeld staat: ‘W139/Reading’. Ik kom hier veel te laat mee, in feite is het al afgelopen. Maar het is toch interessant om het wel te noemen. Daar staat namelijk:

‘Vanaf oktober organiseert W139 zes leesgroepen rondom verschillende culturele en actuele thema’s. In de groepen worden verschillende teksten behandeld die de basis vormen voor discussie.

Elke groep zal ongeveer 3 maanden duren (de groepen eindigen ergens in december), en zal om de week samen komen in de ruimte van W139 in het centrum van Amsterdam.’

Onder de thema’s zijn ‘Heidegger’s Sein und Zeit en zijn kritiek op techniek’, met Tiers Bakker, ‘Rainer Werner Fassbinder en de Neuer Deutsche Film’, met Martijn Dijksma, en ‘Natuurwetenschappen en esthetiek’, met Jan Groenewold. Maar onder die groepen zit er ook een bij, die niet toevallig door Gijs Frieling zelf geleid wordt, en die – het zal u niet verbazen – met het onderwerp van deze weblog te maken heeft. Die leesgroep draagt namelijk de titel: ‘Rudolf Steiner: Waarnemen en denken’. De introductietekst tot deze leesgroep luidt als volgt:

‘“Waarnemen en denken” is de Nederlandse vertaling van het eerste boek dat Rudolf Steiner schreef. Het is de schets van een kennistheorie die de wereldbeschouwing van Goethe als uitgangspunt neemt. Hierin neemt hij onder andere stelling tegen Kant door aan te tonen dat alle aspecten van de werkelijkheid inclusief het denken in eerste instantie als een waarneming in ons bewustzijn optreden. Vervolgens maakt hij aannemelijk dat er geen aanleiding is om een grens te stellen aan het vermogen van het denken om de werkelijkheid te doordringen. Het grote vertrouwen dat Steiner in het denkvermogen stelt is een frisse douche na alle scepsis waarmee dit meest menselijke kenvermogen in de afgelopen eeuw is benaderd. Alle latere inhouden van de antroposofie: uitgebreide en precieze beschrijvingen van de geestelijke oorsprong van mens en wereld, de geestelijke wezens die daaraan deelhebben, de leer van karma en reincarnatie, de gedachten over kunst en over sociale, politieke en economische ordening etc. zijn gebaseerd op de kennistheorie in dit eerste boek. De bedoeling van de leesgroep is om dit relatief korte boekje grondig door te spitten, het gaat erom inzicht en ervaring te krijgen in het zelfstandige wezen van het denken. Het boek is op dit moment niet in Nederlandse vertaling verkrijgbaar, we werken met een reader die tegen kostprijs verstrekt word.

Rudolf Steiner (1861-1925) is grondlegger van de antroposofie. De antroposofie is een beweging die een nieuwe toegang tot de geestelijk aspecten van de wereld voorstaat en in de praktijk brengt. Daartoe behoren scholing (het bestuderen en overdenken van inhouden), oefening (o.a. meditatie) en praktisch werk (o.a. de vrije scholen, de biologisch-dynamische landbouw, de antroposofische geneeskunde, de sociale driegeleding).

Gijs Frieling is kunstenaar, hij maakt muurschilderingen en schilderijen, hij doceert, schrijft en publiceert over kunst en is directeur van W139. Op dit moment is van hem “A mon seul desir” te zien; een muurschildering die alle wanden van een van de grote zalen van het Bonnefantenmuseum in Maastricht beslaat.’

zaterdag 13 december 2008

Lauweriks

Vandaag is in Amsterdam de tentoonstelling begonnen, die min of meer uit nood is geboren. Het Stedelijk Museum is immers aan het verbouwen. Waar laat je dan je collectie? De Nieuwe Kerk en het Van Gogh Museum bieden tijdelijke hulp. Tot 1 oktober kon het museum nog terecht in het Post CS-gebouw. Maar die mogelijkheid is nu voorbij.

‘Naar verwachting zal het Stedelijk Museum eind 2009 zijn nieuwe behuizing openen aan het Museumplein. In de aanloop naar de heropening van het Stedelijk Museum nodigt De Nieuwe Kerk het Stedelijk uit om de collectie van het museum zichtbaar voor het publiek te houden met de tentoonstelling Heilig Vuur. Religie en spiritualiteit in de moderne kunst van 13 december 2008 tot en met 19 april 2009.

De tentoonstelling Heilig Vuur laat met circa 80 topstukken uit de collectie van het Stedelijk Museum zien hoe divers de religieuze beleving onder moderne kunstenaars is geweest en nog altijd is. Vele van de geëxposeerde werken van kunstenaars als Mondriaan, Malevitsj, Chagall, Schnabel, Rothko, Bacon, Gilbert & George, Mike Kelley en Marlene Dumas zijn jarenlang niet getoond en laten nu weer de verrassende breedte van de collectie zien. Andere werken zijn eerder in de vaste opstelling van het museum gepresenteerd en krijgen nu in de context van De Nieuwe Kerk een andere dimensie. De Nieuwe Kerk wordt deze winter hét museum voor moderne kunst in Amsterdam.

Wereldreligies zijn in brede lagen van de samenleving het onderwerp van soms heftige polemieken. Religie is weer helemaal terug in het publieke debat. De tentoonstelling Heilig Vuur sluit hierbij aan, met topstukken uit de collectie van het Stedelijk Museum.’

De inleiding van de tentoonstellingscatalogus blijkt geschreven door Marty Bax en staat op internet. Deze is op verschillende plaatsen te vinden: hier is zij te downloaden, en hier is zij goed op het scherm leesbaar (beter dan op de museum-site zelf, want daar is het allemaal heel pietepeuterig). De titel luidt ‘Kunst en religie. Een oude relatie, maar altijd weer nieuw’. Marty Bax schrijft:

‘De woorden “religie”, “geloof” of “religieus” worden meestal gebruikt in direct verband met de vijf gevestigde wereldgodsdiensten: het joodse geloof, het hindoeïsme, het boeddhisme, het christendom en de islam. Maar religie en geloof, of in bredere zin, religieuze beleving, zijn niet tot godsdienst beperkt. Zij tonen de menselijke behoefte om te geloven in een hogere macht die het leven op aarde bepaalt, bestuurt en er zin aan geeft. Geloof kan zich uiten op ontelbare manieren: binnen of buiten sociaal verband, op een volstrekt individueel niveau, of juist als collectieve beleving binnen een vastomlijnd stramien.
Godsdiensten in strikte zin zijn sociale instituties die, door het uitvaardigen van dogma’s, aan de religieuze beleving een bepaalde structuur hebben gegeven. Toch bestaat binnen dat sociale stramien meestal grote speelruimte voor praktische beleving en individuele invulling van geloof. De kerkdienst vertegenwoordigt dus één gezicht van godsdienst, persoonlijke rituelen vaak een heel ander. En wanneer meerdere mensen het eens zijn over invullingen die afwijken van de dogma’s, volgen vaak godsdiensttwisten en afsplitsingen. Het christendom heeft zo in de loop van twee millennia vele gezichten gekregen. Net als de andere wereldgodsdiensten.

Daarnaast bestaan talloze levensbeschouwelijke en/of filosofische richtingen in de wereld die minder aan dogma’s vasthouden en ook losser zijn georganiseerd. Vele elementen van het religieuze beleven – spiritualiteit, mystiek, extase – komen ook in die niet strikt godsdienstige bewegingen voor. De belangrijkste in onze cultuur is de westerse esoterie. Daarmee – het betekent letterlijk “het geheimzinnige” – wordt feitelijk geen stroming bedoeld, maar een verzameling richtingen als hermetische filosofie, alchemie, christelijke theosofie, rozenkruiserij en kabbalistiek. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw zijn daar nog nieuwe stromingen bij gekomen: spiritisme, occultisme, moderne theosofie en antroposofie. De New Age-beweging van de laatste decennia is hiervan een recente uitloper.

Deze vormen van religie zijn gebaseerd op het idee van de goddelijke aanwezigheid in het leven. Voor sommigen binnen deze stroming maakt het deel uit van de natuur, of van de kosmos die onzichtbaar is, maar waarvan de natuur de aardse afspiegeling is. In de natuur verkeren kan een gevoel oproepen dat je met de natuur en de kosmos één bent. Anderen denken dat het goddelijke vooral in de mens zelf zit, en dat die zich erop moet concentreren – bijvoorbeeld door meditatie – om het “wakker te maken”. Al deze vormen van religie zijn gebaseerd op gnosis, het op een ongedeeld moment ervaren van een mystieke eenwording met god en de wereld, om in één ongedeelde seconde als het ware dwars door alles heen te kijken en “de kern” en “de samenhang” van alles te doorzien.’

Verderop in haar inleiding maakt Marty Bax eerst kort een nadere analyse van deze ontwikkelingen, om vervolgens op individuele kunstenaars in te gaan en op de inspiratiebronnen waar zij gebruik van maakten. Over haar heb ik al eerder op deze weblog geschreven, naar aanleiding van een uitgave van Bres. Dat gebeurde op 26 juli 2008 in ‘De eerste new age-beweging’, de titel van een themanummer van dat blad over ‘Vrijmetselaars, theosofen, antroposofen, rozenkruisers van 1900 tot heden’.

Het bulletin nr. 1 van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (vijftiende jaargang, 2004, het tijdschrift heet officieel ‘Kunsthistorici’) geeft op bladzijde 4 meer bijzonderheden over Marty Bax en haar onderzoek prijs:

‘Marty Bax (1956) is op 27 april 2004 aan de Vrije Universiteit Amsterdam gepromoveerd op “Het Web der Schepping. Theosofie en kunst in Nederland van Lauweriks tot Mondriaan”. Promotor was prof. dr. Carel Blotkamp, copromotor prof. dr. Christien Brinkgreve.

Bax verdiept zich al meer dan vijftien jaar in de relatie tussen kunst en westerse esoterie rond 1900. Werkzaam als onderzoeker, redacteur en recensent voor diverse kunstmedia, leverde zij bijdragen aan tentoonstellingen en publicaties over het onderwerp, zoals: The Spiritual in Art (Den Haag 1987), Okkultismus und Avant-garde (Frankfurt 1995), Bloeiende Symbolen (Den Bosch 1999) and Organische Architectuur (Amsterdam 2003). Sinds 2001 is zij secretaris van de OVN, stichting ter bevordering van wetenschappelijk Onderzoek naar de geschiedenis van de Vrijmetselarij in Nederland.

Bax toont in haar dissertatie overtuigend aan dat de theosofie een hele generatie Nederlandse kunstenaars, architecten en ontwerpers heeft beïnvloed. Dit maakt een herinterpretatie van bestaande theorieën over het werk van Mondriaan en andere toonaangevende kunstenaars noodzakelijk. Zij belicht het werk van de kunstenaars als Matthieu Lauweriks, Herman Heijenbrock, Janus de Winter en Piet Mondriaan. Ze verduidelijkt hoe theosofische concepten en symbolen het creatieve proces van deze kunstenaars hebben beïnvloed, evenals hun keuze van kleuren en vormen. Theosofische ideeën werden niet alleen uitgewisseld tussen individuele kunstenaars binnen de loges.

Door middel van literatuur, lezingen, cursussen en opleidingsprogramma’s aan kunstacademies werden deze ideeën naar een veel breder publiek gecommuniceerd. Zelfs kunstenaars en ontwerpers, die zelf geen aandrang voelden om lid van een loge te worden, werden zo beïnvloed door de symboliek die hun collega’s fascineerde. Bax noemt architect H.P. Berlage als zo’n “freischweber”, die onmiskenbaar werd beïnvloed door esoterische ideeën.

De moderne theosofie is een filosofisch-religieus denkstelsel en behoort tot een eeuwenlange esoterische traditie. Bax plaatst de ontwikkeling van de moderne theosofie in Nederland binnen een brede cultuurhistorische context vanaf ca. 1850. Zij toont aan dat de introductie ervan in Nederland voortkomt uit democratiseringstendensen en secularisatie. Daardoor kwamen vrijdenkerij en spiritisme tot ontwikkeling, terwijl de vrijmetselarij een mogelijkheid bood tot emancipatie van bepaalde bevolkingsgroepen, waaronder joden.

Bax’ dissertatie is nadrukkelijk interdisciplinair van opzet. De auteur heeft zich vooral gericht op de analyse van netwerken (prosopografisch onderzoek). Op basis daarvan heeft ze een cultureel beeld van de Theosofische Vereniging geschetst. Daaruit komen specifieke karakteristieken naar voren, onder meer een opmerkelijk hoog aantal vrouwelijke leden, nauwe banden met de koloniën in voormalig Nederlands-Indië en een opmerkelijk hoog aantal kunstenaarsleden.

Bax’conclusies hebben mogelijk verstrekkende gevolgen: ze dwingen kunsthistorici in feite tot een herinterpretatie van het werk van bekende kunstenaars en maken duidelijk dat verder onderzoek naar de invloed van esoterische stromingen (zoals theosofie en vrijmetselarij) op de moderne kunst zeer wenselijk is. Ook komt uit deze dissertatie naar voren hoezeer prosopografisch en genealogisch onderzoek een belangrijke aanvulling kunnen vormen op de meer traditionele (kunst)historische onderzoeksmethodiek.’

Op ‘ArchiNed, de architectuursite van Nederland’ vond ik een recensie van dit zeer interessante boek van Marty Bax door Herman van Bergeijk. Deze is gedateerd op 1 september 2006 en heeft als titel ‘Van Lauweriks tot Mondriaan’. Hij schrijft:

‘In de gepubliceerde vorm van haar dissertatie Het web der schepping besteedt Marty Bax ruime aandacht aan de geschiedenis van de theosofische beweging in Nederland en in het bijzonder aan de invloed die de theosofie heeft gehad op de kunsten.

Deze invloed is niet gering geweest. Niet alleen in de schilderkunst maar ook in de architectuur vond de theosofie vele fervente aanhangers. Van Lauweriks tot Mondriaan luidt dan ook de ondertitel van dit meer dan zeshonderd bladzijden tellend boek. Bax schildert het ontstaan van de beweging in de wereld en in Nederland. De rol en betekenis van Helena Blavatsky (grondlegger van de theosofie), Charles Leadbeater (de man die Jiddu Krishnamurti “ontdekte”), de feministe Annie Besant en Mozes Polak (een negentiende-eeuwse Nederlandse propagandist van vrijmetselarij, spiritisme en theosofie) komen uitgebreid aan bod. Dankzij haar speurtochten in onder meer de archieven van de Theosophical Society in India is Bax tot in de kern van de negentiende-eeuwse theosofische wereld doorgedrongen, maar legt zij deze ook bloot?

Op deze vraag ben ik na bestudering van haar boek geneigd een ontkennend antwoord te geven. Hoe systematisch en meticuleus haar benaderingswijze ook moge zijn, uiteindelijk overheerst het gevoel geen toegang te krijgen tot de geheime leer van de theosofie en nog meer naar de redenen van haar enorme bloei rondom het jaar 1900. Spiritualisme, spiritisme, esoterisch, exoterisch – alles begint te duizelen en stelselmatig te draaien. Vooral wanneer Bax opeens stelt dat de ideeën van Mozes Polak als “protomodern-theosofisch” kunnen worden gezien (p. 120).

Het jargon zorgt niet altijd voor heldere afbakeningen ten opzichte van bij voorbeeld de vrijmetselarij, en theosofie is uiteindelijk toch een soort van religie. Wetenschap, godsdienst en wijsbegeerte worden binnen de theosofie samengesmolten tot een leer die sterk occult van karakter is en die daarom voor een buitenstaander in grote lijnen ontoegankelijk blijft. Feit blijft echter dat de theosofie in Nederland in architectonische kringen ontstellend populair was en dat architecten als K.P.C de Bazel en J.L.M. Lauweriks zelfs in 1898 een kunstenaarsloge hebben opgericht: de Vahânaloge, een jaar later gevolgd door een school, de Vahânaschool (Vahâna betekent voertuig). Binnen korte tijd was de loge een belangrijk centrum “van theosofische activiteit en theorievorming in Nederland”, zoals Bax stelt. Lauweriks en De Bazel wierpen zich op als aanhangers van een “esoterische triangulatuur”, met andere woorden, het ontwerpen moest plaatsvinden met systematisch gebruik van de driehoek. In tegenstelling tot de Franse architect Eugène Viollet-le-Duc of de Nederlander Jan Hessel de Groot hechtten zij in nog grotere mate mystieke betekenis aan dit gebruik van de passer en liniaal. Wiskunde en metafysica gaan hand in hand.

In haar proefschrift De Leer van het Ornament. Versieren volgens voorschrift – 1850-1930 (Amsterdam 1996) besteedt Mienke Simon Thomas al uitgebreid aandacht aan zowel De Groot als Lauweriks en De Bazel, zij het dat de nadruk meer ligt op het ornament en minder op het architectonisch ontwerpen. Het merkwaardig dat Bax dit boek in het geheel niet noemt, terwijl haar lijst van geraadpleegde literatuur toch dertig bladzijden telt. Hiermee zijn we gelijk gekomen bij de grootste tekortkoming van de studie van Bax: de enorme overvloed aan materiaal en mensen heeft ervoor gezorgd dat we door de bomen het bos niet meer zien. Pas als het gaat over de kunst en niet meer over zoals Bax het noemt “het toneel, het decor en de spelers”, wordt het enorme belang van de theosofie voor het moderniseringsproces van de kunsten voelbaar. Dit deel beslaat ongeveer tweederde van het boek. Daarmee is nog niet gezegd dat er antwoord wordt gegeven op de vraag waarom de theosofische beweging zich op zo’n grote schaal kon voortplanten binnen zo’n korte tijd. Er was ongetwijfeld een behoefte binnen het kunstenaarsklimaat in Nederland naar “iets” van waaruit een vernieuwende impuls kon uitgaan. Het juk van de normale religies werd als te zwaar en teveel louter westers gevoeld en men was maar al te graag bereid om nog verder naar het Oosten te kijken, naar India en wellicht nog verder. Hoewel het een grote verdienste is van de studie van Marty Bax dat veel van de theosofische wereld in kaart wordt gebracht – in de recent in Den Haag gehouden tentoonstelling over de interieurs van De Bazel werd met vrijwel geen woord gerept over zijn theosofische fascinaties – blijft het nut en het doel van de kaart een beetje onduidelijk. Een meer synthetische benaderingswijze had waarschijnlijk grotere vruchten afgeworpen. Desalniettemin blijft het fascinerend om te weten hoe sterk architecten zich steeds weer door een eigen logica laten leiden en maar al te graag de goeroe zijn van eigen geloof.’

Dit alles komt dicht in de buurt van Rudolf Steiner, die immers aan het begin van de twintigste eeuw zijn werkzaamheid aanvankelijk binnen de Theosofische Vereniging ontplooide. De Nederlander Mathieu Lauweriks zou na zijn hier genoemde activiteiten in Haarlem en Amsterdam naar Duitsland gaan en in Düsseldorf neerstrijken. Als Steiner in zijn tijdschrift Lucifer-Gnosis in juni 1905 verslag doet van het theosofisch werk in deze stad, schrijft hij over hem (zie: Lucifer-Gnosis. Grundlegende Aufsätze zur Anthroposophie und Berichte aus der Zeitschrift ‘Luzifer’ und ‘Lucifer-Gnosis’ 1903-1908, GA 34, blz. 560):

‘Eine besondere Gabe für diesen Zweig ist, daß Herr Lauweriks, der früher der holländischen Sektion angehörte, seit einem Jahr in Düsseldorf sein Arbeitsfeld hat und daß er seit dieser Zeit seine wertvolle Arbeitskraft auf theosophischem Gebiete den Mitgliedern in Form sehr instruktiver Kurse über die Geheimlehre H.P. Blavatskys schenkt.’

In zijn verslag van het theosofisch congres in Londen tussen 6 en 10 juli 1905 (in het juli-augustusnummer 1905) wijdt Steiner wederom enkele zinnen aan Mathieu Lauweriks (blz. 568):

‘Hervorgehoben seien die Arbeiten unseres Mitgliedes Lauweriks, der früher der holländischen Sektion zugehörte, jetzt der deutschen angehört, da er seit einiger Zeit als Lehrer der Kunstgewerbeschule in Düsseldorf wirkt. Seine kunstgewerblichen Arbeiten zeigen überall den feinsinnigen Kopf und vortrefflichen Künstler.’

Een kleine twee jaar later is Steiner in een persoonlijke brief op 10 maart 1907 aan zijn medewerkster en vertrouwelinge Marie von Sivers beduidend minder over hem te spreken (zie Rudolf Steiner / Marie Steiner-von Sivers, Briefwechsel und Dokumente 1901-1925, GA 262, blz. 178). Overigens, George Mead was een zeer geleerde theosofische schrijver en redacteur.

‘In Düsseldorf ist mir auch die Situation klar geworden. Lauweriks ist ein ganz, ganz kleiner Mead. Aber den haben sie in Holland so vollgepfropft mit Selbstüberhebung, dass er überhaupt mit einem Panzer umgeben ist. Wenn er z. B. davon redet, dass er eine andere Ansicht von Theosophie habe als ich, so beruft er sich niemals auf das, was ich selbst gesagt habe, sondern auf dummen Klatsch, auf Dinge, von denen allerdings wieder die andern behaupten, dass sie sie nicht, oder anders gesagt haben usw.’

Sla je de Nederlandse Steiner-uitgave ‘Brieven’ erop na, dan vind je daar een brief van Annie Besant aan Rudolf Steiner van 13 september 1908 (blz. 285), waar klaarblijkelijk een schrijf- of leesfout is gemaakt:

‘Ik zou u bijzonder dankbaar zijn wanneer u in het tijdschrift van uw sectie een regeltje zou kunnen opnemen waaruit blijkt dat ik op geen enkele wijze verantwoordelijk ben voor de publicatie van Zwei Vorträge über die Meister, waarin vele onjuistheden staan. Mr Lamnerick schrijft mij dat die voordrachten vertaald zijn uit het Nederlandse tijdschrift. Ik heb hem teruggeschreven dat hij een boek dat is gebaseerd op artikelen in een Nederlands blad, waarin verslag gedaan wordt van voordrachten die ik heb gehouden, niet had mogen uitgeven als zijnde een boek van mij. Het is duidelijk dat verslagen in tijdschriften niet zijn geautoriseerd, maar een boekje dat wordt uitgegeven met mijn naam erop, lijkt dat wel te zijn, & het is niet correct wanneer iemand dat doet zonder daarvoor toestemming te hebben gevraagd.’

Met Mr Lamnerick kan hier natuurlijk niemand anders bedoeld zijn dan Mathieu Lauweriks. Op blz. 268 van de eerder aangehaalde briefwisseling tussen Rudolf Steiner en Marie Steiner-von Sivers legt de uitgever uit dat in 1913 de uiteindelijke splitsing met de Theosofische Vereniging plaatsvond. Bijna alle ledengroepen gingen met Steiner mee naar de nieuw opgerichte Antroposofische Vereniging, met uitzondering van twee, daaronder de tweede ledengroep in Düsseldorf (er waren er daar namelijk twee), die onder leiding van Mathieu Lauweriks stond. Op blz. 195 schrijft de uitgever dat Lauweriks een tijdje secretaris-generaal is geweest van de Duitse sectie van de Theosofische Vereniging, en daarmee in feite opvolger van Steiner in die functie.

vrijdag 12 december 2008

Directeur

Een week of wat geleden kreeg ik weer de regelmatige mailing van opleidingsinstituut Kraaybeekerhof in de bus, gedateerd 28 november. Ik had er totnogtoe niet goed ingekeken. Het eerste wat me opviel, was dat er iets met de typemachine was (wordt die nog gebruikt tegenwoordig?). Want steeds na elke ‘w’ volgde er een spatie, waar deze letter ook in het woord staat, en dat is een gek gezicht. De mailing ging over de in-company training ‘Antroposofie als frisse wind’.

‘Graag komen w e, w anneer u geïnteresseerd bent, met u in gesprek over een training op maat die past bij u w instituut en uw mensen. Mocht u w illen horen hoe deze trainig door uw voorgangers is ervaren, dan brengen w ij u graag in contact met organisaties w aar w ij eerder onze diensten leverden.’

Maar het meest opvallend was de onderteking. Namelijk niet door Michiel Rietveld, sinds jaar en dag oprichter en directeur van Kraaybeekerhof, maar door ‘Suzanne van Haaften, directeur’. Dat is natuurlijk wel een schok. En ook een vreugdevolle herkenning. Want Suzanne van Haaften is een bekende, in verschillende opzichten.

Ik ging eerst naar de website van Kraaybeekerhof, om bevestiging van deze ingrijpende verandering te krijgen. Maar nee hoor, geen enkel teken dat hierop duidt. Nog erger, de meest recente berichten lijken van jaren geleden te stammen. Een kras voorbeeld:

‘Kraaybeekerhof is de winnaar van de milieuprijs 2000. De jury was unaniem in haar oordeel. Het bedrijf is gekozen uit 12 aanmeldingen, omdat het blijk geeft van goed doordachte milieuzorg, innovatief en creatief is. Milieugedeputeerde P.J.M. Rombouts heeft op 19 december de prijs uitgereikt aan de directeur van het bedrijf.’

En deze:

‘In 2004 en 2005 wordt een reorganisatie op het landgoed doorgevoerd waardoor de samenhang van het landgoed nog beter te beleven is. Uitbreiding van de bloemkwekerij en de moestuinen en de nieuwe inrichting van een fruitboomgaard horen daarbij. Doordat enige vervallen schuren zijn opgeruimd is het landgoed veel weidser geworden. Stilte plekken en verhoogde bankjes maken een bezoek aan het landgoed tot een onvergetelijke gebeurtenis.’

Over de organisatie van Kraaybeekerhof:

‘Eigenaar van het landgoed is de Stichting Onroerend Goed Kraaybeekerhof (SOGK). Er zijn diverse huurders. De grootste huurder is de Stichting Studiecentrum Kraaybeekerhof (SSK). Het SSK is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en organisatorische kanten van het cursuswerk.

Onder de inhoudelijke paraplu van het SSK valt de Kraaybeekerhof Facilitair BV. Deze BV draagt de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van de zalen en het restaurant. Tevens onder de inhoudelijke paraplu van het SSK valt de Stichting Biologisch dynamische Landbouw. Deze Stichting draagt zorg voor het dagelijks onderhoud op het Landgoed.

Er werken bij SSK, Facilitair BV en Stichting BD Landbouw samen 20 mensen (stand 1 mei 2005), deels part time. Het SSK heeft maar 1 docent in dienst. Het cursus bedrijf draait dan ook op ongeveer 30 parttime en freelance docenten.’

Over Kraaybeekerhof heb ik zelf nog Michiel Rietveld voor Motief in februari 2005 mogen interviewen. Hierin vertelt hij over de oorsprong van dit cursuscentrum en hoe het met zijn eigen biografie verweven is.

‘Kraaybeekerhof startte in 1977 in samenwerking met het agrarisch opleidingscentrum Warmonderhof een tweejarige scholingscursus bd-landbouw een opleiding voor mensen die de bd-landbouw in wilden. “Die opleiding is nog steeds een van onze paradepaardjes; hij heeft nog geen enkel jaar ontbroken.” Kraaybeekerhof wil aanbieden wat elders niet gebeurt. Van een ondernemingsopleiding voor natuurvoedingswinkeliers, destijds afgesloten met een officieel middenstandsdiploma tot een driejarige opleiding tot natuurvoedingsconsulent.’

Suzanne van Haaften komen we op de website van Kraaybeekerhof tegen bij het gedeelte over de Natuurvoedingskundige: Driejarige opleiding voor gezondheid door goede voeding’, onder de docenten:

‘Suzanne van Haaften (studieleider): ervaringskunde; oefenuur; intervisie; gesprekstechniek, kindervoeding’.

Maar meer dan dit is er tot nu toe ook niet te vinden. Wel is er een Nieuwsbrief van het Kindertherapeuticum van 20 december 2003 (nr. 13), waarin zij wordt voorgesteld als nieuwe medewerker:

‘Van meet af aan was het de bedoeling om iemand in ons team te hebben met verstand van voeding. We zijn ontzettend blij dat dat nu gelukt is. Suzanne van Haaften is te consulteren via een gewone intake in het Kindertherapeuticum, maar ook kunt u als verwijzer direct naar haar doorverwijzen. De assistente maakt de afspraken, consulttarief volgens de richtlijnen van de beroepsgroep, op het moment 40 Euro per uur.

“Omdat ik als nieuweling bij het Kindertherapeuticum ben komen werken, wil ik mijzelf graag introduceren. Mijn naam is Suzanne van Haaften, ik ben 35 jaar en moeder van twee jonge kinderen. De wens om te werken met kinderen leeft bij mij al lang. Na mijn schooltijd te hebben doorgebracht op de Vrije School in Den Haag, werkte ik een jaar in een heilpedagogische instelling: een Camphill Community in Engeland. Vervolgens startte ik de Vrije Pedagogische Academie, vanuit de wens om meer te weten over de ontwikkeling van het kind in het licht van de antroposofie. Het leraarschap was mij echter niet op het lijf geschreven zodat ik de opleiding stopte, waarna ik anderhalf jaar werkte bij het voormalig biologisch dynamische Restaurant Lembas in Driebergen. Als jong mens was ik mij zeer bewust van de voordelen die dat had: ik kreeg iedere dag – gratis – een gezonde maaltijd voorgeschoteld! In de jaren daarna liet ik de ‘antroposofische kringen’ wat los en werkte ik in het ‘gewone’ bedrijfsleven. Eerst als office manager, later als editor. Het werk verdiende goed, maar gaf slechts tijdelijke voldoening. Steeds bleef het gevoel knagen dat ik nog niet deed wat mij werkelijk te doen stond. Los van mijn regelmatige gang naar de natuurvoedingswinkel, ging de wereld van voeding en voedingsproblematiek tenslotte pas voor mij open met de geboorte van mijn twee dochters, nu 3 en 4 jaar oud. De problemen die zij beiden na hun geboorte hadden met verteren, deden mij dichter bij mijn ‘missie’ komen. Ik volgde de opleiding tot ‘Natuurvoedingsconsulent’ bij instituut Kraaybeekerhof in Driebergen en besloot van de kindervoeding mijn werkterrein te maken. In de kindervoeding spreken de thema's vertering (in breedste zin) en ritme mij met name aan. Tijdens het eerste jaar van de opleiding stond het werken bij het Kindertherapeuticum mij al als absolute hoofdprijs voor ogen. Ik ervaar het als heel inspirerend en leerzaam om daar nu te werken met mensen die met zoveel warmte en betrokkenheid het kind (en de ouders) op zijn weg proberen te ondersteunen. Met de functie van ‘voedingskundige’ hoop ik hieraan bij te kunnen dragen!”’

Ze heeft ook een eigen website, ‘Pompoen’ geheten. Daar schrijft ze over zichzelf:

‘Opgeleid bij instituut Kraaybeekerhof te Driebergen ben ik in 2003 als voedingskundige gestart met Pompoen, praktijk voor Kind en Voeding. Naast mijn praktijk ben ik onder andere werkzaam als zelfstandig voedingskundige bij het Kindertherapeuticum in Utrecht en ben ik als docente en studieleider verbonden aan instituut Kraaybeekerhof. Daarnaast ben ik aangesloten bij de Vereniging voor Natuurvoedingsconsulenten. Niet alleen binnen mijn werk, maar ook als moeder van twee kinderen is het thema “Kind en Voeding” voor mij elke dag een uitdaging.’

Ook deze website is bepaald niet up-to-date. Want de Nieuwsbrief nr. 17 van het Kindertherapeuticum van 20 december 2005 bericht dat Suzanne van Haaften heeft

‘moeten besluiten, om ons te verlaten. Ze is toe aan een bezinningsperiode. We zijn haar dankbaar, dat ze het thema voeding in het Kindertherapeuticum verzorgd heeft en we zijn er zeker van dat dit thema een vast onderdeel van het aanbod blijft uitmaken.’

Hoe dan ook, ze is dus nu de nieuwe directeur van Kraaybeekerhof.

donderdag 11 december 2008

Kapschuur

Het nieuws van vandaag (klik hiervoor in het linkermenu op ‘Nieuws’):

‘De eerste paal is geslagen van de nieuwe kapschuur die op de akkerbouw gebouwd zal worden.’

Er is zelfs een foto bij; klik op ‘Eerste paal geslagen’:

‘Sneller dan verwacht konden we beginnen met de bouw van een grote nieuwe kapschuur op de akkerbouw.’

We: dat is Warmonderhof, de biologisch-dynamische land- en tuinbouwopleiding in Dronten. Daar zit natuurlijk een heel verhaal aan vast. Een deel daarvan heb ik verteld op 29 augustus 2008 in ‘Warmonderhof’. Dit keer gaat het om Stichting Warmonderhof (zie in het linkermenu onder ‘Stichting’); deze

‘stimuleert de biologisch-dynamische landbouw, door haar vermogen in te zetten voor de opleiding en de ontwikkeling van jonge mensen. Zij doet dit door onroerend goed, voorzieningen en diensten aan De Warmonderhof Opleiding en aan de Warmonderhof praktijkbedrijven ter beschikking te stellen. Hierdoor is het mogelijk om naast het leren ook het wonen en het werken een belangrijke plaats in de opleiding te geven. De stichting doet dit al zo’n 60 jaar, met succes. Door de mogelijkheden die de stichting creëert, is een unieke plek ontstaan in de polder, waar ook anderen kunnen zien en proeven wat de waarde is van de biogisch-dynamische landbouw.’

En elders valt hierover te lezen (in het linkermenu onder ‘Bedrijven’):

‘De stichting Warmonderhof is mede-ondernemer in alle Warmonderhof bedrijven. Zij stelt onder andere grond en gebouwen aan de bedrijven ter beschikking. Daarnaast is de stichting eigenaar van de woongebouwen en van de ontmoetingsruimte: “de Hofzaal”.

De stichting zoekt mensen en instellingen om door samenwerking en/of sponsoring haar werk mede mogelijk te maken. Wilt u meer weten, vraag dan uitgebreide informatie aan.’

Hoe een en ander qua opleiding is georganiseerd, staat weer op een andere plek, dit maal bij ‘De opleiding’ onder ‘Stichting’:

‘De Warmonderhofopleiding wordt verzorgd door een samenwerkingsverband tussen stichting Warmonderhof, het Groenhorstcollege en vier zelfstandige ondernemers, die zich aan de opleiding hebben verbonden. Het Groenhorst college verzorgt de theorie, de ondernemers verzorgen de praktijk en de stichting Warmonderhof verzorgt het wonen. Daarnaast zijn er veel zaken en activiteiten die uit de samenwerking voortkomen.

Het Groenhorst College, locatie Dronten, is gevestigd in het Groenhorst gebouw aan De Drieslag. Door het Groenhorst College worden de volgende opleidingen verzorgt:

  • – Dagopleiding BD-landbouw
  • – Deeltijdopleiding DB-landbouw
  • – Deeltijdopleiding Landbouw & Zorg
  • – Deeltijdopleiding Natuurvoeding

U vindt informatie over de opleidingen op de website van het Groenhorst College locatie Dronten.

In het linkermenu onder ‘Bedrijven’ is ook te lezen over ‘De praktijklessen op de bedrijven’:

‘In het eerste en tweede jaar komen de studenten meerdere keren een periode op de verschillende bedrijven. Hierdoor kunnen ze kennismaken met de praktijk van de verschillende landbouwtakken die aanwezig zijn. Ze hebben in dat jaar ook elk een eigen oefenakker bij de tuinbouw om individueel stageopdrachten uit te kunnen voeren.

In de tweede helft van het tweede jaar beginnen de studenten aan een lange stage – van april t/m september – op een ander biologisch-dynamisch bedrijf buiten de Warmonderhof. Dat kan binnen dezelfde klimaatzone overal op het noordelijk halfrond zijn. Veel studenten maken dan ook gebruik van deze gelegenheid om in het buitenland ervaring op te doen.

In het derde en in het vierde jaar doen de studenten hun stages weer op de praktijkbedrijven van Warmonderhof. In het vierde jaar kunnen ze een afstudeerrichting kiezen: tuinbouw, veehouderij en akkerbouw of fruitteelt. In de praktijk betekent het voor de ondernemers dat er elke dag zo’n 30 à 40 studenten, verdeeld over de bedrijven stagelopen. Studenten die een periode in de melkploeg zitten komen ’s ochtends en ’s middags naar de veehouderij (en natuurlijk dan ook in de weekenden en de vakanties). In de periode van de zomerschoolvakantie hebben de studenten vier weken vrij en vier weken zomerpraktijk. Ze werken dan hele dagen mee op de bedrijven. Tijdens de zomerpraktijk is de sfeer als op een boerenbedrijf: er wordt gezamenlijk gegeten en de hele dag gewerkt.’

Gaan we onder ‘Bedrijven’ naar het kopje ‘Akkerbouw en Veehouderij’, dan beginnen we in de buurt te komen van waar het vandaag om gaat:

‘Het akkerbouw- en veehouderijbedrijf op Warmonderhof zijn sterk met elkaar verbonden, wat uit de praktijk van de landbouw logisch voortvloeit. De akkerbouwer verbouwt het veevoer en de veehouderij geeft daar de mest voor terug. Op de kavels waar gras/klaver verbouwd wordt lopen in het zomerseizoen de koeien buiten.

In een zesjarige vruchtwisseling worden de volgende gewassen verbouwd: gras-klaver, graan, aardappelen, winterwortelen, uien, pompoenen.

Thieu Verdonschot runt het akkerbouwbedrijf op de Warmonderhof. Het akkerbouwbedrijf beslaat zo’n 35 ha, ongeveer de helft van de 75 ha die akkerbouw en veeteelt samen in gebruik hebben. Thieu en Jan Wieringa werken samen met de zesjarige vruchtwisseling. Gras-klaver en tarwe worden ook geteeld om de bodemstructuur te verbeteren, zodat daarna de hoogsalderende gewassen het goed doen op deze percelen grond.

Elke teelt heeft zijn eigen bewerking en behandelingen nodig wat ook voor de leerlingen ervaring in veel verschillende werkzaamheden oplevert. Bijzonder op dit akkerbouwbedrijf is de uitgebreide mechanisatie, vooral voor de grond- en gewasverzorging. Wortelen, uien, aardappelen en kool worden op het bedrijf opgeslagen in bewaarschuren, respectievelijk koelcellen.’

Over concrete mogelijkheden ter financiële ondersteuning wordt geschreven bij ‘Stichting’ (zie ‘Financiële ondersteuning’):

‘Stichting Warmonderhof wordt niet gesubsidieerd en is daarom afhankelijk van de opbrengst van eigen activiteiten en van schenkingen van particulieren en instellingen. We stellen het erg op prijs wanneer mensen en bedrijven ons willen ondersteunen. Daardoor kunnen we projecten realiseren die anders niet mogelijk zijn.

Natudis neemt onder de schenkers een belangrijke plaats in, omdat zij 2% van haar omzet aan BD-sappen, onder het merk Luna e Terra, schenkt aan stichting Warmonderhof. Met deze gelden zijn al verschillende projecten gerealiseerd, zoals:

de inrichting van de bewaarschuur voor aardappelen, de regeling van de beluchtingsinstallatie, de verharding van een deel van het erf op nummer 16, de verbreding van de dam tussen de veehouderij en de tuinbouw, de bouw van een nieuwe bijenstal en de bouw van een nieuwe jongveestal.

Dit jaar staan op het programma: Wateropslag voor de tuinbouw en een kapschuur voor de akkerbouw. [Dit is hem: een kapschuur voor de akkerbouw! MG]

De jongveestal werd door meerdere schenkers mogelijk gemaakt. Vele particulieren dragen er aan bij, maar ook is en schenking verkregen van de Software AG uit Duitsland en is een subsidie verkregen vanuit de provincie Flevoland en de Europese gemeenschap.’

Dankzij het nieuws dat vandaag is geplaatst op de website van Warmonderhof, zijn we toch maar mooi heel wat meer te weten gekomen over deze opleiding.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)