Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zaterdag 31 januari 2009

Dansen

‘Je hart moet open voor de tango’, schreef Henk Brummelman in De Stentor afgelopen maandag. Het bericht begint zo:

‘“Bij deze dans hebben eindelijk de mannen weer eens de leiding”, grapt een van de mannen in de pauze van de Argentijnse tango-tweedaagse in Vrije School De IJssel aan de Henri Dunantweg.’

De dag daarvoor verscheen op het Volkskrantblog van D.J. Andres (een pseudoniem van dansleraar André Gahrmann) een bericht over een ‘Salsa workshop aan de Vrije School’:

‘Vandaag een Salsa workshop gegeven aan de leidinggevenden van de Vrije School in Haarlem-noord. Na afloop van de schooldag was een personeelsuitje waarbij dan werd gestart met een Salsa workshop door Salsamotion in de gymzaal van het schoolgebouw.’

In het eerste bericht is de vrijeschool in Zutphen alleen maar het decor. Hoewel, er is ook nog sprake van een proefles in Vrije School de IJssel op woensdag 4 februari.

‘Een week later beginnen ze dan met een serie van tien wekelijke lessen van een uur en een kwartier. www.tangopassie.nl

Klik je bij die laatste website op Zutphen, dan blijken de wekelijkse lessen voor beginners én gevorderden allemaal in de Theaterzaal van de vrijeschool gehouden te worden. Dus helemaal toeval is dat waarschijnlijk toch niet.

In het tweede bericht worden veel meer details prijsgegeven over de vrijeschool Haarlem dan men misschien zelf zou willen:

‘De deelnemers bestonden uit een grote groep van voornamelijk dames en een klein aantal heren, maar dat was voor het dansen geen probleem. Snel konden we door de stof heen en Tonka gaf aan het einde voor de dames nog een korte ladystyling workshop waar na een aantal aanmoedigingen ook de heren besloten aan deel te nemen. Na afloop veel positieve reacties gekregen wat natuurlijk altijd leuk is om te horen.
De groep had besloten om na afloop wat te gaan drinken in het cafe Wapen van Bloemendaal, waar we op maandag na onze salsalessen altijd even nazitten. Vervolgens ging de groep door naar het restaurant de Wandelaar op het Nieuwe Kerksplein, toevallig ook een van onze sponsors van het Haarlem Salsa Festival.’

Aan de beginnende heilpedagogen, die werkten met kinderen met een beperking, gaf Rudolf Steiner ooit het advies om gelijk dansers te worden. Ik geloof niet dat hij dat ook aan vrijeschoolleerkrachten heeft gedaan. Dus toch een nieuwe ontwikkeling?

vrijdag 30 januari 2009

Subcategorie

In verband met de discussie over identiteit en presentatie, is het nieuws van vandaag interessant, namelijk over wat Biologica doet. Biologica figureerde onlangs nog op deze weblog, op 21 januari in ‘Biologische vakbeurs’ en op 22 januari in ‘Biologisch succes’. Deze organisatie vertegenwoordigt het hele biologische veld, dus ook biologisch-dynamische landbouw en voeding. In haar eigen woorden:

‘Biologica is dé organisatie die zich actief inzet voor de ontwikkeling van biologisch in Nederland. Zo is Biologica op dit moment betrokken bij 15 onderzoeken ter verbetering van dierenwelzijn in de landbouw.’

Zij is gevestigd in Utrecht en moet het, behalve van overheidssteun, hebben van donateurs:

‘Januari is een tijd van vooruitzien. Biologica begint op een nieuw kantoor en kiest voor groei. Groei met ons mee en word dan donateur van Biologica. Wist u dat Barack Obama en zijn vrouw Michelle ook biologisch eten? Biologische landbouw is goed voor onze planeet en voor uw gezondheid.’

Op deze website wordt tevens de bd-landbouw gepresenteerd, onder de titel: ‘BD is ook bio’:

‘Biologisch-dynamische landbouw is een speciale vorm van biologische landbouw met nog hogere eisen aan b.v. diervriendelijkheid. Zie voor meer info “Wat is BD?”’

Klik je daarop, dan komt onder meer deze tekst tevoorschijn:

‘Biologisch-dynamisch (BD) is een subcategorie van biologisch, met extra hoge eisen. De BD-landbouw bouwt voort op de Landbouwcursus van Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie. Deze landbouwmethode heeft in de jaren ’20 aan de wieg gestaan van de biologische landbouw.’

Als ik vervolgens een uitstapje maak naar de website van de bd-vereniging, of beter gezegd van Demeter (want op die van de bd-vereniging staat helemaal niets nieuws), waar de bd-vereniging maar een onderdeel van blijkt te vormen, dan is ook hier helaas alleen oud nieuws te vinden. Het enige wat veranderd lijkt, is de toevoeging onder het item ‘Mensen’. Stonden hier lange tijd alleen Willy Schilthuis en Rudolf Steiner vermeld, nu zijn daar Reggy Waleson, Demeter-tuinder in Dronten, Jan Vrolijk, Demeter-veehouder in Oosthuizen, en Wim Vredevoogd, Demeter-pluimveehouder in Drempt, aan toegevoegd.

Maar die mensen ken ik toch? Jawel, dat zijn degenen die jaren geleden (begin 2001 om precies te zijn) in een paar Demeterfolders hebben gestaan, toen er nog campagne werd gevoerd voor een grotere naamsbekendheid van biologisch-dynamisch, onder de slogan: ‘100% Biologisch. 100% Dynamisch’. De eerste vroeg zich daarin af of een krop sla volwassen kon worden, de tweede stelde dat echte koeien horens hebben, terwijl de derde van mening was: ‘Alleen een kip die haar snavel houdt, kan een Demeter-ei leggen’. Kortom, zij spraken zich destijds uit over groente, koeien en kippen van Demeterkwaliteit.

Nu is er bij de laatste twee, dus Jan Vrolijk en Wim Vredevoogd, een kort stukje tekst toegevoegd. Een heuse actualisering. Zo staat er over Jan Vrolijk:

‘Sinds 2008 worden de koeien niet meer door Jan gemolken, maar door de kalveren. De kalveren blijven totdat ze tien maanden oud zijn bij de kudde. Ze groeien op de levenskrachtige melk en ruwvoer van het eigen bedrijf. Dat is nog eens kalfsvlees. Vrolijk vlees!’

Worden koeien nu door kalveren gemolken? Ik geef toe dat ik erniet veel verstand van heb. Dus wie weet wat er allemaal mogelijk is. En over Wim Vredevoogd staat er:

‘In 2008 is Wim gestopt met het zelf houden van legkippen. Wim begeleidt Demeter-pluimveehouders en teelt nog steeds kippenvoer op zijn eigen bedrijf. Verder richt hij zich helemaal op het verpakken en vermarkten van Demeter-eieren.’

Maar dit alleen als een terzijde. Hoewel, het zegt natuurlijk ook wat over identiteit en presentatie. Nu weer terug naar Biologica, die vandaag meldt een nieuwe huisstijl te krijgen met nieuwe accenten. In het persbericht wordt dit nader gemotiveerd:

‘Per 1 februari [update 20.25 uur: dit stond er vanochtend; inmiddels is de datum teruggebracht tot het reëlere 29 januari, want vermoedelijk was het bericht er gisteren al] heeft Biologica een nieuw, lentegroen logo. Het verbeeldt de groeikracht en innovatiedrang van “bio” in Nederland en van Biologica zelf. Het logo is het voertuig van een vernieuwde huisstijl, visueel èn inhoudelijk. De nieuwe huisstijl wordt in het komende halfjaar geleidelijk doorgevoerd. In juni komt Biologica met een vernieuwde website voor particulieren en professionals.

De unieke combinatie van kennis en innovatie (o.a. in kennisnetwerk Bioconnect) en publieksgerichte activiteiten (zoals Lekker naar de Boer, Week van de Smaak en Adopteer een Kip) typeert Biologica en wordt weerspiegeld in het nieuwe logo. Het eerste deel, “bio”, staat voor de menselijke maat, en “logica” voor het achterliggende, doordachte systeem van levende landbouw, handel, verwerking, verkoop en consumptie.

Inhoudelijk zal de vernieuwde huisstijl zich op een aantal manieren vertalen: publieksactiviteiten krijgen meer aandacht, de samenwerking met supermarkten, streekproducenten, gangbare gentechvrije boeren en maatschappelijke organisaties wordt verstevigd en de innovatieve tak, Bioconnect, wordt doorontwikkeld tot een voorbeeld van Europees formaat. Daarbij manifesteert Biologica zich in toenemende mate als een consumentgerichte ketenorganisatie; een groeiend aantal bedrijven en particulieren voelt zich thuis bij onze inspirerende campagnes. Leuk, lekker en bio!’

Een paar dagen geleden had Biologica nog ander nieuws te melden, dat hier zijdelings mee te maken heeft:

‘Vanaf januari 2009 brengt Whole Earth o.a. biologische frisdranken, pindakaas en koekjes naar Nederlandse supermarkten. Het merk wordt geïntroduceerd met een landelijk proefpanel en hanteert de term “organic” in plaats van “biologisch”.’

Dit was aanleiding voor Biologica om haar eigen overwegingen er meteen bij te geven:

‘Er is al jaren een discussie gaande over de beste term om biologische producten mee te verkopen, waarbij vooral marktaanbieders vaak zoeken naar nieuwe termen. Op het laatste Bio-Congres van Biologica pleitte Droes Prinsen van restaurantketen La Place nog voor de term “organic”. “Biologisch is een landbouwterm”, zei Prinsen. “Maak daar net als in de VS organic van: dat is veel sexyer.” Whole Earth voegt nu de daad bij het woord.

Ondertussen heet het keurmerk voor biologische producten nog steeds “EKO-keurmerk”, afgeleid van “ecologisch” – in jaren-zeventig spelling met k. In Engeland vindt men de term “organic” juist alweer achterhaald. De nieuwe directeur van de Soil Association – het Engels equivalent van Biologica – pleitte er enkele maanden geleden voor om de term “organic” af te schaffen, omdat hij teveel mensen zou afschrikken. In plaats daarvan zouden we de term “sustainable” moeten gebruiken. Ofwel “duurzaam”. Hoeveel Nederlandse consumenten zouden trouwens bij “organic vlees” denken aan orgaanvlees?

Het zijn vaak nieuwkomers in de biologische markt die bezwaren hebben tegen de oude termen. De vraag is dan of we hier te maken hebben met de frisse blik van de nieuwkomer, of de oude vooroordelen van de nieuwkomer. Misschien is het tijd om eens trots te worden op de term “biologisch”, en erop te vertrouwen dat nieuwe consumenten dat woord steeds meer associëren met lekker, gezond, en fris? Uit recent consumentenonderzoek door het LEI bleek dat supermarktklanten een positief beeld hebben bij “biologisch”.’

Maar sussend besloot Biologica haar bericht:

‘In elk geval is de aanpak van Whole Earth een interessant experiment.’
Update 20.30 uur: In dit verband is een kleiner, net zo recent bericht zeker het vermelden waard.
Bioboer worden? Check de Warmonderhof a.s. zaterdag!
Geen biologisch eten zonder biologische boeren. Aanstaande zaterdag vanaf 12.00 uur is het Open Dag op de Warmonderhof in Dronten. De opleiding tot biologisch-dynamische boer is een van de leukste opleidingen die er zijn. Van harte aanbevolen door Biologica.’

donderdag 29 januari 2009

Jubileren in Prinsenbeek

In BN De Stem, regio Breda, gisteren een artikel over de vrijeschool het Michaël College in Prinsenbeek, naar aanleiding van het 25-jarig bestaan.

‘De school biedt al 25 jaar voortgezet onderwijs volgens de principes van de vrije school en is hiermee de enige in de regio Breda. Er wordt lesgegeven op vmbo maar ook op havo en vwo-niveau.’

Over Prinsenbeek meldt Wikipedia:

‘Prinsenbeek is een dorp en voormalige gemeente in de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het dorp ligt ten westen van de A16 en de HSL-Zuid dichtbij de Haagse Beemden en maakt deel uit van de gemeente Breda. Er is een station (Breda-Prinsenbeek).’

Vanavond wordt in de aula aan de Vijverstraat een conferentie gehouden. Hierover bericht AntroVista:

‘Het Michaël College is 25 jaar geleden gestart met het vrijeschool bovenbouwonderwijs. Dit heugelijke feit wordt op verschillende momenten gevierd. Op donderdagavond 29 januari 2009 is er een conferentie waar we u graag voor uitnodigen. “Worden wie je bent” staat centraal in het Michaël College. Op deze avond komen er verschillende sprekers aan het woord om te vertellen over de start, het heden en de toekomst van “worden wie je bent”.’

In de bijgevoegde uitnodiging worden de sprekers vermeld:

‘Fred van Daalen: ouder van het eerste uur,
Nathalie Timmers: leerling van het eerste uur,
Frans-Willem Korsten: hoogleraar Literatuur en Maatschappij,
Rob Hoek: docent aan het Michaël College,
Max Hoefeijzers: voorzitter SKVOB e.o.’

Over de geschiedenis wordt verhaald:

‘De bovenbouw was een initiatief van ouders van leerlingen van de Rudolf Steinerschool in Breda. De eerste 7e klas is begonnen in het gebouw van de onderbouw. Al snel werd de bovenbouw te groot voor de beschikbare ruimte. Over dat begin en de vroege jeugd van het Michaël College vertelt Fred van Dalen, een van de initiatiefnemers. Als ouder was hij bij de vergadering waarin het besluit werd genomen om kinderen de kans te geven ook na de onderbouw vrijeschoolonderwijs te volgen om te worden wie ze zijn.

Een van de eerste leerlingen was Nathalie Timmers. Zij vertelt over haar ervaringen op het Michaël College en over hoe zij geworden is wie ze was.

Dat “worden wie je bent” een belangrijk thema is in de benadering van de jeugd blijkt ook uit de lezing van Frans-Willem Korsten, hoogleraar literatuur en maatschappij aan de universiteiten van Leiden en Rotterdam, die vanuit zijn ervaring en kennis vertelt over het grote belang voor kinderen om te ontdekken wie ze willen worden.

Rob Hoek schetst een beeld van “worden wie je bent” zoals dat in de praktijk op het Michaël College wordt vormgegeven. Als laatste zal Max Hoefeijzers een beeld geven van de toekomst voor het Michaël College in Breda.’

Sjoerd Jaspers gaat in zijn artikel in BN De Stem ook in op de geschiedenis:

‘Ouders van kinderen uit de onderbouw namen het initiatief om op eigen kracht een bovenbouw op te richten omdat ze behoefte hadden aan voortgezet onderwijs dat aansloot op het basisonderwijs van de vrije school. “We begonnen met twee klassen. Jaarlijks waren we aan elke klas 100.000 gulden kwijt. Na verloop van tijd moesten we ieder half jaar een crisisvergadering organiseren, omdat we moeilijk binnen het budget konden blijven”, vertelt Thijs van der Harst, die in het bestuur zit van de oudervereniging en zich die tijd nog goed herinnert. De school kreeg geen subsidie en ouders moesten zelf een bijdrage leveren. “Het voortbestaan was onzeker”, zegt Van der Harst. Om opheffing te voorkomen, was de school genoodzaakt te fuseren met De Beemden en vestigde zich in 1998 aan de Vijverstraat in Prinsenbeek. Later werd ze onder de hoede genomen van het Florijn College, dat weer opging in het grotere ROC West-Brabant. In 2003 hield De Beemden op te bestaan. Het Michaël College was inmiddels een samenwerking aangegaan met het Markenhage College. Niet in de laatste plaats doordat deze school met haar cultuuronderwijs verschillende raakvlakken vertoont met het vrije schoolonderwijs, zegt Hoek. Havo- en vwo-leerlingen van de Prinsenbeekse school volgen in hun laatste twee jaar ook lessen aan het Markenhage College. Dat moet, omdat ze anders geen landelijk eindexamen mogen doen. Sinds augustus 2008 is de school een afdeling van Markenhage. Het Michaël College is ondanks zijn onafhankelijke visie aan strenge regels gebonden.

Interim-locatieleider Jan Hadders zegt dat de school tot op heden continu bezig is geweest om binnen de kaders van de wet het voortgezet vrijeschoolonderwijs overeind te houden.’

Met de conferentie zijn de feestelijkheden nog niet gedaan. Want:

‘In maart en april zijn er aantal workshops op school. In september volgt een schoolfeest met een reünie.’

Op de website van het Michaël College is ook een filmpje van drie en halve minuut te vinden, gemaakt door leerlingen van de 10e klas (2006-2007), zonder gesproken woord: ‘Promotiefilm Michael College’.

woensdag 28 januari 2009

Huilen

Gisteren werd ik opgeschrikt door het geluid van huilbaby’s. Dat wil zeggen, door het gekrakeel rond huilbaby’s. NRC Handelsblad kwam er gisterochtend al mee. Frederiek Weeda schrijft:

‘Door onenigheid over de behandeling van huilbaby’s heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) besloten de nieuwe richtlijn over dit onderwerp in te trekken. Professionals konden het niet eens worden over de beste behandeling voor de baby’s. (...) In de conceptrichtlijn – alleen onderschreven door de jeugdgezondheidszorg (ggd’s) – staat dat ouders een wekker kunnen gebruiken om te meten hoe lang hun baby huilt. Psychologen van het NIP waren het hier niet mee eens. Een baby een half uur laten huilen, kan de baby op de langere termijn beschadigen, aldus psycholoog Sylvia Nossent van het NIP. Maar het is niet de bedoeling van de makers van de richtlijn om baby’s zo lang te laten huilen, zegt wijkverpleegkundige en publicist Ria Blom, expert op dit gebied.’

Op Ria Blom kom ik zo nog terug. Maar eerst de Volkskrant die gisteravond iemand anders van het NIP opvoerde:

‘“Het laten huilen van een baby kan de hechting tussen moeder en kind negatief beïnvloeden”, zegt Erik Jenster van het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP). “Een half uur lang huilen schaadt de baby.”’

Alle onrust wordt uiteindelijk veroorzaakt door een kookwekker. Want, zoals de Volkskrant schrijft:

‘In de richtlijn van de jeugdgezondheidszorg wordt ouders onder meer aangeraden “de kookwekker op 30 minuten te zetten voor een objectief tijdsbewustzijn ten aanzien van het in slaap huilen”.’

Maar wat dan nu te doen? Frederiek Weeda in NRC Handelsblad:

‘Kinderartsen, consultatiebureaus of bijvoorbeeld psychologen moeten ouders met een huilbaby voorlopig naar eigen inzicht adviseren.’

Zij gaat te rade bij de specialiste Ria Blom:

‘Het zijn de tijden, zegt Blom, die al 25 jaar met baby’s werkt. “Er zijn meer huilbaby’s dan vroeger. Er is te weinig structuur thuis. Daar raken baby’s stuurloos van. Ze moeten wennen aan een patroon: als ik dit doe, doet mama dat. Moeders moeten het gehuil leren interpreteren: nu wil het kind eten, nu wil het slapen. Anders reageer je verkeerd en blijft de dag onvoorspelbaar voor het kind.”’

Blom vertelt uit haar rijke ervaring:

‘De wekker is volgens haar louter bedoeld als meetmiddel. “Ouders ervaren vijf minuten gehuil als een half uur en dan grijpen ze vaak te snel in. Tillen ze het kind weer op. Terwijl een baby moet leren inslapen.” De definitie voor een huilbaby is: drie uur per dag huilen, minstens drie dagen per week en dat drie weken aan een stuk. Naar schatting 10 procent van de baby’s is een huilbaby. Verpleegkundige Blom legt uit: “Ouders die radeloos zijn van het gehuil, doen van alles om het kind te kalmeren. Optillen, voeden, rondrijden. Baby’s raken snel overprikkeld waardoor ze moeilijk inslapen. Eenmaal oververmoeid, gaan ze nog moeilijker slapen en nog meer huilen.”’

Ria Blom kan het weten. Over haar schreef ik destijds, op 10 oktober 2006 in de rubriek ‘AntroBoulevard’ op de website van AntroVista, onder de titel ‘De achtergrond van inbakeren’:

‘De eerste wetenschappelijke publicatie over het onderwerp “inbakeren bij huilbaby’s” verscheen op 5 oktober en haalde meteen de landelijke pers. Deze publicatie is het hoofdartikel van een belangrijk promotieonderzoek door Bregje van Sleuwen (Wilhelmina Kinderziekenhuis/Universitair Medisch Centrum Utrecht). Belangrijk omdat er nu effectieve hulp geboden kan worden aan veel ouders die met dit probleem te kampen hebben: een op de tien tot vijftien baby’s huilt overmatig. Gestructureerde rust en regelmaat verhelpen dit al grotendeels, het inbakeren is vervolgens voor een aantal kinderen nog resultaatgerichter, blijkt uit onderzoek. Deze aanpak zal binnenkort officieel worden opgenomen in de landelijke richtlijnen voor consultatiebureaus, nadat er al een jaar lang door het hele land uitgebreide informatierondes zijn verzorgd.

Aan de bakermat van het onderzoek staat Ria Blom, antroposofisch jeugdverpleegkundige, onder meer verbonden aan het antroposofisch gezondheidscentrum Therapeuticum Utrecht. In 1994 raakte zij bekend met het inbakeren en ging dit in haar praktijk toepassen, in combinatie met voorspelbaarheid door regelmaat. Door het begeleidend boekje “Inbakeren brengt rust” kreeg haar methode landelijke bekendheid bij ouders en hulpverleners. Dit leidde vijf jaar later tot de start van het wetenschappelijk onderzoek.

Bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht vond zij namelijk gehoor en werd dit thema in een wetenschappelijk kader gezet. Ria Blom werd de inhoudelijk adviseur, trainde de vier verpleegkundige begeleiders, begeleidde zelf ook tachtig van de vierhonderd huilbaby’s en hun ouders, en trad op als co-auteur van het nu gepubliceerde wetenschappelijke artikel. Intussen verscheen in 2003 haar eigen boek “Regelmaat en inbakeren. Voorkomen en verhelpen van huilen en onrust” (uitgeverij Christofoor). De 5e, geheel geactualiseerde herdruk verschijnt in de derde week van oktober.

De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek zijn gepubliceerd in een artikel in “The Journal of Pediatrics” (October 2006, Volume 149, Issue 4, Pages 512-517.e2), onder de titel “Comparison of Behavior Modification With and Without Swaddling as Interventions of Excessive Crying” (zie www.jpeds.com/article/PIIS002234760600610X/abstract). Naast Bregje van Sleuwen wordt Ria Blom vermeld als een van de co-auteurs.

Meer informatie over Ria Blom en het inbakeren is te vinden op haar website www.debakermat.nl.’

Een nieuwsbericht van een dag later, 6 oktober 2006, heeft dan ook de titel ‘Inbakeren helpt jonge huilbaby’s’. Het geeft de bevindingen genuanceerd weer:

‘Huilbaby’s jonger dan zeven weken hebben meer baat bij een combinatie van inbakeren plus het aanbrengen van regelmaat dan bij alleen regelmaat. Baby’s tussen de acht en de dertien weken hebben juist meer aan het aanbrengen van regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie. Dit blijkt uit het onderzoek van bioloog Bregje van Sleuwen van het UMC Utrecht, dat online op de site van The Journal of Pediatrics staat.

Met het onderzoek wilden Van Sleuwen en collega’s 398 excessief huilende en jengelende baby’s minder laten huilen. Om dit te bereiken werd ouders geleerd om over te gaan op regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie. Dit is geen schema van “klokkentijd”, maar een vaste volgorde van activiteiten zoals wakker worden, voeden, knuffelen, spelen en bij de eerste signalen van vermoeidheid wakker in eigen bed leggen. Daarnaast kreeg de helft van de ouders de opdracht de baby tijdens elke slaap in te bakeren, het stevig omwikkelen met twee doeken.

Na een week huilden beide groepen kinderen in plaats van 2,5 uur nog slechts 100 minuten per dag, dat is een afname van 42 procent. Na de tweede week neemt het huilen met vijftig procent af en na acht weken met 75 procent. Maar bij jonge baby’s (1-7 weken) neemt het huilen significant meer af bij de ingebakerde groep. Echter, bij de oudere baby’s (8-13 weken) daalde het huilen sterker bij de regelmaatgroep. De absolute verschillen zijn overigens niet groot: tussen beide ingrepen verschilt de huilduur voor beide leeftijdsgroepen ongeveer 10 minuten per dag.

Binnen enkele maanden wordt een landelijke richtlijn voor alle consultatiebureau-medewerkers vastgesteld waarin de resultaten van het onderzoek verwerkt zijn tot een praktisch bruikbaar advies bij excessief huilen.’

We zijn inmiddels ruim twee jaar verder. Hoe staat het er nu mee? Het boek ‘Regelmaat en inbakeren’ is in ieder geval al aan de zesde druk toe. De uitgever, Christofoor, meldt over zijn auteur:

‘Ria Blom (1949) is bijna twintig jaar wijkverpleegkundige Jeugd-gezondheidszorg voor kinderen van 0 tot 4 jaar, vanaf 1985 verbonden aan het antroposofisch gezondheidscentrum “Therapeuticum Utrecht”. Ze heeft sinds 1994 ervaring met het inbakeren van kinderen, merendeels in de leeftijd van 0 tot 2 jaar maar ook wel ouder. Zij heeft zes artikelen geschreven over inbakeren, waarvan twee in het Tijdschrift voor Kinderverpleegkunde zijn verschenen. Ria Blom geeft bij Thuiszorginstellingen inbakerles op aanvraag. Zij heeft deelgenomen aan de werkgroep Inbakeren van het Landelijk Centrum Ouder- en Kindzorg. Vanaf medio 2000 werkt zij mee aan een wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van inbakeren bij baby's die extreem veel huilen.’

En Bregje van Sleuven? Die is ondertussen op het onderwerp gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht, meldde de Volkskrant op 29 mei 2008. De titel van het bericht was veelbetekenend: ‘Inbakeren zinloos voor huilbaby’:

‘Inbakeren, omwikkelen van de baby in doeken van schouders tot aan de tenen, helpt niet om een huilbaby te sussen. Dat blijkt uit onderzoek van biologe Bregje van Sleuwen waarop ze woensdag is gepromoveerd op de Universiteit Utrecht. Regelmatige verzorging als voeden, wakker worden, knuffelen helpen wel.

De promovenda gaf de ouders van vierhonderd huilbaby’s adviezen; de helft werd ook ingebakerd. In beide groepen blijkt na twaalf weken de huilduur gereduceerd te zijn van tweeënhalf uur per dag naar een dik half uur. Inbakeren levert dus geen extra bijdrage.

Zes tot tien procent van de Nederlandse baby’s – afhankelijk van de definitie – valt in de categorie huilbaby: drie keer per week meer dan drie uur ontroostbaar huilen.’

Bijzijn, ‘wie zorgt wil Bijzijn’, de website voor verpleegkundigen en verzorgenden, publiceerde gisteren het artikel ‘Richtlijn huilbaby’s tijdelijk van de baan’. Bijzijn was klaarblijkelijk een van de kanalen waar kritiek zich manifesteerde:

‘In Bijzijn verscheen deze maand artikel waarin voor- en tegenstanders van de richtlijn zich uitlieten. Punt van kritiek was vooral het advies om baby’s eerst een kwartier te laten huilen. En om te meten hoe lang de baby huilt, kunnen ouders het beste een wekker gebruiken, zo luidt de aanbeveling. (...) De richtlijn is gebaseerd op onderzoek in het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht.’

En ook hier komt Sylvia Nossent van het NIP weer aan het woord:

‘Kinderen op zo’n jonge leeftijd kunnen niet zo snel zelfstandig leren inslapen. Ze hebben daar hulp bij nodig. En als je kinderen op zo’n jonge leeftijd in de steek laat, hebben ze daar later in hun leven last van. Een kind moet je altijd oppakken en troosten.’

Maar ook Ria Blom ontbreekt niet:

‘Volgens wijkverpleegkundige Ria Blom is het niet de bedoeling om een baby langdurig en vaak te laten huilen. “Het gaat om de eerste dagen van een aanpak die ingebed is in een groter geheel waarbij de ouders deskundige begeleiding op maat krijgen.”’

De voorlopige conclusie luidt:

‘De nieuwe evidence based richtlijn voor de behandeling van huilbaby’s wordt voorlopig nog niet gebruikt. (...) Volgens een woordvoerder van het RIVM wordt de richtlijn nu opgenomen in een grotere multidisciplinaire richtlijn die gemaakt wordt door ZonMw. Hoe lang dat nog gaat duren is onbekend, maar het zal niet binnen enkele maanden gereed zijn.’

dinsdag 27 januari 2009

Massaontslagen

‘Het valt te vrezen dat er met het aantreden van Jan Hommen als nieuwe CEO van de ING weinig zal veranderen. Hoewel hij bekend werd bij Philips om zijn financiële discipline, werden er daar een aantal jaren geleden ook miljardenverliezen geleden. Het is goed deze man onder overheidscuratele te plaatsen aangezien hij het wezenlijke onderscheid tussen aandeelhoudersegoïsme en de dienstverlenende functie van een bank niet in zijn genen heeft.’

Dit schrijft Frans Wuijts op zijn weblog ‘Humaan ontslaan. Een ontwikkelingsgerichte kijk op ontslag’. De titel is ontleend aan het boek dat twee jaar geleden uitkwam, en dat een goede pers kreeg, maar nog te weinig publiciteit. De bekende Herman Wijffels schreef januari vorig jaar:

‘In de huidige fase van maatschappelijke en economische ontwikkeling is een ontwikkelingsgericht personeelsbeleid van het grootste belang. Humaan ontslaan zoals u dat beschrijft is daar een cruciaal onderdeel van.

Ik hoop dat mede op basis van de inzichten die u naar voren brengt de sociale partners in de komende periode in staat zullen zijn een nieuwe kijk op het ontslagrecht te ontwikkelen, inclusief het flankerend beleid dat daarbij hoort.’

En Alexander Rinnooy Kan:

‘Ik wil u graag complimenteren met het boek en met de stijl en toonzetting ervan. Juist in een periode dat het ontslagrecht staat voor spanning en tegenstelling is uw perspectief dubbel welkom. Veel van de door u geschetste problemen heb ik uit mijn eigen praktijk bij de ING herkend en veel van de door u bepleite oplossingsrichtingen zouden daar zeker tot hun recht kunnen komen.’

Ja, ING dus, die kan wel een helpende hand gebruiken. Frans Wuijts citeert op zijn weblog uit Het Parool:

‘Jaren in de schaduw, nu voor het voetlicht. ING-commissaris Jan Hommen (65) leek na zijn vertrek als tweede man bij Philips in 2005 (als “commissariatenjager”) nog even wat carrièremeters te maken als president-commissaris bij ING. Nu volgt hij zijn patron Michel Tilmant op als hoogste baas bij de staatsbank.’

Om zijn weblog te vervolgen met:

‘“We zitten hier allemaal te werken voor de aandeelhouder”, aldus Het Financieele Dagblad op donderdag 31 maart 2005, een uitspraak citerend van Jan Hommen, scheidend financieel directeur van Philips.

“We hebben van de aandeelhouder het kapitaal gekregen en daar willen we een goed rendement mee realiseren.” Hommen refereert in dit verband aan de “moordende concurrentie” in de consumentenelektronica-industrie. Hij zou deze al vroeg hebben zien aankomen: “Andere bedrijven beginnen nu pas te onderkennen hoe sterk de concurrentie is.” Daarbij verwijzend naar de problemen van concurrent Sony op het gebied van de elektronica. Philips saneerde daartoe hard. In 8 jaar tijd verdwenen 120.000 banen. “Een groot deel daarvan gebeurde via verkoop van activiteiten. Die banen bestaan nu alleen ergens anders”, pareert Hommen. Niettemin verdwenen er tienduizenden banen door reorganisaties, opheffing van afdelingen en het sluiten van productievestigingen. “Vervelend natuurlijk, maar je moet het doen. Als je het niet doet, breng je de continuïteit van het geheel in gevaar.”

Het wekt geen verbazing dat banken met een sterk Angelsaksische (shareholders value georiënteerde) signatuur als Fortis, ABNAMRO en ING in de huidige financiële crisis de zwaarste klappen krijgen te verduren. Een “Rijnlandse” bank als de RABO blijft vrijwel buiten schot.’

De situatie is ernstig. Het Financieele Dagblad meldt vanmorgen op haar website:

‘Wereldwijd hebben bedrijven, waaronder veel Nederlandse, massaontslagen aangekondigd. Ruim 85.000 banen zijn maandag in een dag verloren gegaan. Naast bank-verzekeraar ING, die wereldwijd 7.000 banen schrapt, vervallen er bij elektronicaconcern Philips dit jaar 6.000 banen. Philips boekte vorig jaar zijn eerste verlies in zes jaar tijd.

Staalconcern Corus gaat wereldwijd 3.500 banen schrappen, waarvan achthonderd in IJmuiden. Raambekleder Hunter Douglas, bekend van het merk Luxaflex, bevestigde gisteren dat het tachtig productiebanen in Rotterdam zal opheffen. ING en Philips konden gisteren nog niet zeggen hoeveel werknemers in Nederland hun baan verliezen. Maar de meeste ontslagen lijken bij beide multinationals over de grens te vallen, zo blijkt uit verklaringen van de ondernemingen.’

Wat te doen? Op de achterkant van zijn boek ‘Humaan ontslaan’ staat over de auteur:

‘Frans Wuijts (1946) was twintig jaar werkzaam in bedrijfsopleidingen en management development. Eind jaren tachtig leidde hij een groot outplacementproject. Van 1989 tot 1996 was hij economisch directeur van een grote instelling in de verstandelijk gehandicaptenzorg en kinder- en jeugdpsychiatrie. Daarna werkte hij zes jaar als manager P&O. Nu is hij zelfstandig ontslagadviseur voor arbeidsorganisaties.’

Op zijn weblog citeert Frans Wuijts een gedeelte uit bijlage 1 van zijn boek, ‘Over motieven’:

‘“Er is maar één geldige drijfveer in de economie”, zei een directeur van een grote onderneming, “en dat is het egoïsme. Kijk maar om je heen!” Zijn waarneming klopt wel. Egoïsme als motief kennen we. We zeggen het alleen niet steeds hardop. Ook werkgevers niet. Dat komt het imago niet ten goede. Daarom noemen we ons egoïstische motief “het doel of de doelstelling van onze onderneming” zoals in deze voorbeelden:

• Het doel waar de onderneming naar streeft, is een zo groot mogelijke omzet of een zo hoog mogelijke winst: winstmaximalisatie;

• De doelstelling van de coöperatie is het bevorderen van de stoffelijke belangen van haar leden;

• “We aim to continuously increase our shareholder value by capitalizing on our differentiating capabilities in category/channel management, strong brands, value-added distribution services and transatlantic alignment.”

Mees, Bos en anderen hebben erop gewezen dat onze economie wereldeconomie is geworden met een arbeidsdeling waarin objectief beschouwd vrijwel niemand meer voor zichzelf maar in wezen slechts louter voor “de ander” werkzaam is. Aan het horloge om onze pols hebben bijvoorbeeld mensen uit de gehele wereld op één of andere manier een bijdrage geleverd. Van het delven van de grondstoffen, het transporteren ervan, het fabriceren, het leveren van de benodigde energie hiertoe, het financieren, verkopen etc.

Zo werken wij tegenwoordig niet meer op basis van zelfverzorging maar slechts ter bevrediging van andermans behoeften, ook al is ons motief tegengesteld georiënteerd.
Landbouw, veeteelt en visserij bieden ons het voedsel dat we dagelijks nodig hebben. Het openbaar vervoer verschaft ons middelen om ons te kunnen verplaatsen. De industrie velerlei soorten roerende of onroerende goederen. De gezondheidszorg behandeling, verpleging en genezing. Onderwijs leer- en opvoedingssituaties. De bouw huisvesting en het leger onder meer bescherming van de bevolking.

Alle voorzien op één of andere manier in behoeften van mensen in onze samenleving. Ik noem dit in objectieve zin (in het verlengde van Mees) “onbedoeld daadwerkelijk altruïsme”. Echter, het motief van waaruit dit gebeurt, is hieraan meestal tegenovergesteld... Op zijn zachtst gezegd gaat het hier eigenlijk om een heel merkwaardige situatie. De tegengestelde krachten van het bewuste egoïsme als meest voorkomende motief achter het ondernemershandelen en het onbewuste altruïsme zijn op een bijzondere wijze in elkaar verstrengeld.

Er ontstaan spanningen doordat ze niet beide tegelijk aan het bewustzijn worden toegelaten. Ik denk dat dit wordt verdrongen. Dus treden er dan fricties en conflicten op en er vinden verspillingen plaats. Want de deelgenoten van de coöperatie verlangen een zo hoog mogelijke nabetaling evenals de aandeelhouders een zo hoog mogelijk dividend. De medewerkers willen “altijd meer” en de toeleveranciers een voor hen minimaal aanvaardbare prijs. De “doelstellingen” conflicteren, omdat elke belanghebbende geleerd heeft vanuit een overeenkomstig egoïstisch motief te handelen. Dat is trekken aan de uiteinden van een touw in tegenovergestelde richting. Dan is de kans op breken groot...’

Met de in de tekst genoemde Mees en Bos worden respectievelijk de antroposofen Rudolf Mees en Lex Bos bedoeld, van wie de eerste lange tijd werkzaam was als lid van de Raad van Bestuur van NMB Postbank Groep, voorloper van ING Groep. Behalve op de weblog van Frans Wuijts valt uit het boek ‘Humaan ontslaan’ ook meer te lezen op de website Loopbaan.nl: ‘Uit het (ontslag)leven gegrepen’, ‘Ontwikkelingsgerichte kijk’ en ‘In gesprek met Rudolf Mees’. Daar is tevens, naast een zestal ervaringsverhalen, van Barend, Famke, Stefanie, Christa, Karel en Teun, een interview te vinden door Onno van Buuren met Frans Wuijts over zijn boek.

maandag 26 januari 2009

Functionaris

‘Vanaf 1 januari vallen alle (ik herhaal: álle) scholen van voortgezet onderwijs in Maastricht onder één bestuur.

In de afgelopen decennia vond hier al een kaalslag plaats. Scholen met namen als het “Jeanne d’Arc”, het “Trichtercollege”, “het Veldeke”, “Bernard Lievegoed”, en het Montessori verdwenen, want scholen moesten fuseren of werden opgeslokt en kregen nietszeggende namen als “Porta Mosana” of “Bonnefanten”.

Nu zijn er nog vijf grote scholen voor voortgezet onderwijs over. “We halen de schotten weg tussen de scholen”, verklaarde de snor wollig in de krant, “en op macroniveau verdwijnt de concurrentie”.’

Zo schrijft Jacques Vriens vandaag in zijn column ‘In de klas’ in dagblad Trouw, onder de titel ‘Had ik even niet opgelet?’ Met ‘snor’ wordt trouwens een directeur bedoeld:

‘“Vijf scholen, één directie”, was vorige week de kop in dagblad De Limburger. Daaronder stond een grote foto van die ene directie. Een minzaam kijkende mevrouw in een paars mantelpakje; een strenge besnorde meneer en een wat frivolere directeur met losse boord.’

De mevrouw in het mantelpakje krijgt dezelfde behandeling als de man met snor:

‘De scholen mogen wel hun eigen “profiel” behouden, maar met de vrije schoolkeuze is het afgelopen. “Vol is vol”, zegt het mantelpak, “bij een overaanbod worden kinderen verwezen naar een andere school.”’

Wie is Jacques Vriens? De website van Trouw meldt over hem:

‘Kinderboekenschrijver Jacques Vriens was zelf jarenlang directeur in het basisonderwijs waarbij hij ook nog zelf voor de klas stond. In zijn column haalt hij herinneringen op aan die tijd en geeft hij zijn visie op het onderwijs en de opvoeding van vandaag.’

Hij is dus betrokken. In zijn column noemt hij het onder één directie gelijkschakelen van alle Maastrichtse scholen zelfs: ‘de Maastrichtse onderwijsmaffia’. De naam ‘Bernard Lievegoed’ als school slaat op de ‘Bernard Lievegoedschool Maastricht voor Voortgezet Vrijeschool Onderwijs’. Hoe presenteren zij zichzelf? Als de ‘sector Bernard Lievegoed’:

‘Dit is de website van de sector Bernard Lievegoed. De sector Bernard Lievegoed verzorgt voortgezet onderwijs naar het model van vrijeschoolonderwijs in Maastricht.

Als enige aanbieder van voortgezet vrijeschoolonderwijs in Limburg heeft de school een groot voedingsgebied: Zuid-en Midden-Limburg en de Belgische en Duitse grensstreek. De vrijeschool staat open voor mensen van alle achtergronden en gezindten. Het grootste deel van de leerlingen is afkomstig van vrije basisscholen in Maastricht, Heerlen, Sittard en Roermond. In toenemende mate komen ook leerlingen van andere basis­scholen uit de regio naar de sector Bernard Lievegoed. Leerlingen worden binnen de vrijschool voorbereid op een examen vmbo-tl, havo of vwo. Wij mogen ons verheugen in uitstekende examenresultaten.

De school is met ingang van augustus 2007 gehuisvest aan de Nijverheidsweg 25 in Maastricht. Dit moderne en goed geoutilleerde schoolgebouw ligt in de nabijheid van de Maastrichtse stations en onmiddellijk aan de A2 (Eindhoven-Maastricht- Luik) en de N278 (Maastricht-Aken).

De vrije school heeft als doelstelling samen met de ouders bij te dragen aan de ontwikkeling van de leerlingen in de breedste zin van het woord. Dat betekent dat naast de reguliere vakken veel kansen en uitdagingen worden geboden op maatschappelijk, sociaal en cultureel gebied, dit zowel binnen als buiten schooltijd.

Wij willen een school zijn waar leerlingen met plezier naar toe komen en zich thuis voelen binnen een kleinschalige, geïnspireerde en veilige leeromgeving. Een omgeving waarbinnen elke leer­ling zich persoonlijk gekend en gezien weet.

De sector Bernard Lievegoed is in de afgelopen jaren snel gegroeid en telt op dit moment 330 leerlingen. Dit bewijst dat er in Limburg een ruime en groeiende belangstelling is voor onderwijs vanuit een heldere menskundige en onderwijskundige visie. In de afgelopen jaren hebben we een groot deel van de aangemelde leerlingen niet kunnen plaatsen van­wege de groeibeperking die binnen Maastricht voor het vrijeschoolonder­wijs gold. Nu deze beperking feitelijk is opgeheven, hopen we in de volgende jaren alle leerlingen en ouders die gemotiveerd voor het vrijeschoolonder­wijs kiezen een plaats te kunnen geven.

Voor alles blijft gelden dat we de “menselijke maat” als uitgangspunt nemen. Dat betekent dat we nooit zo groot willen worden dat anonimiteit dreigt en daardoor omgangsvormen dus­danig verzakelijken dat de leerlingen en het personeel niet meer als individu “gekend worden”.

We werken met een klein maar zeer enthousiast team, waarin de laatste jaren veel nieuwe, jonge leerkrachten zijn opgenomen. Door veel te investeren in studie, scholing, intervisie en bege­leiding willen we onze uitgangspunten en visie versterken. De school is daar­mee geen traditionele onderwijsinstel­ling: de praktijk en de inrichting van het onderwijs sluiten zoveel mogelijk aan bij de uitdagingen en kansen die de nog jonge 21e eeuw ons biedt.’

Deze tekst is ondertekend door schoolleider Rob van der Meijden en is, zoals alles op deze website, keurig verzorgd en in duidelijke taal gesteld. Ik weet dan ook niet of de mensen van deze school zich kunnen vinden in de woorden van Jacques Vriens. Over ‘bestuur en leiding’ wordt expressis verbis gezegd, onder de titel ‘Twee heren’:

‘Van 1204 tot 1794 diende de stad Maastricht twee heren. In 1204 werd de stad die zich onder de heerschappij van de bisschop van Luik bevond, door de Duitse Keizer in leen gegeven aan de hertog van Brabant. Vanaf dat moment had Maastricht twee heren, de bisschop van Luik en de hertog van Brabant.

Op deze wijze is ook de positie van de sector Bernard Lievegoed te schetsen. Enerzijds is zij verankerd in een zeer actieve oudergroep die vrijeschoolonderwijs wenst en die verenigd is in de Vereniging voor Vrijeschoolonderwijs Limburg (VVL). Op grotere schaal vinden we een anker in een internationale vrijeschoolbeweging die vanuit de inspiratie van de antroposofie het onderwijs wil vormgeven. Op deze wijze is onze sector schatplichtig aan haar directe sociale omgeving en aan de bredere geestelijke en maatschappelijke stroming waardoor zij geïnspireerd wordt.

Anderzijds is zij als sector van het Bonnefanten College sterk verbonden met een van de grootste schoolbesturen voor Voortgezet Onderwijs in Nederland: de stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO). Ook deze “heer” heeft de kwaliteit en de pluriformiteit van het onderwijs hoog in het vaandel.

De geschiedenis van Maastricht leert dat binnen deze eigenaardige tweespalt goed te leven valt. Wij gaan er van uit dat het vrijeschoolonderwijs in Maastricht zich in de komende jaren onverdund zal blijven ontwikkelen, onder beide heren.’

Het lijkt er niet bepaald op dat men hieronder lijdt. Interessant is op deze website nog het volgende verslag, uit het ‘Weekbericht nr. 6 - 21 november 2008’, over ‘Cultuur van het hart’ (wie het geschreven heeft wordt helaas niet vermeld):

‘Op 31 november hield Jelle van der Meulen een lezing op de Bernard Lievegoed School (Onderbouw). Jelle is onder andere journalist en schreef de boeken “Over de redding van de ziel” en “Door het oog van de naald”, vraaggesprekken met Bernard Lievegoed. Ook schreef hij, in 1985 al, “Antroposofie ter discussie” over de beelden en oordelen in de Nederlandse samenleving over de antroposofie (en de vrijescholen).

De lezing had als titel: “Cultuur van het hart” en ging over vrijescholen. De boodschap in het betoog van Jelle was helder: Als vrijscholen pretenderen “ontwikkelingsscholen” te zijn, en proberen het wezen van elk kind tot ontwikkeling te laten komen, is een cultuur van het hart nodig.

De cultuur van het hart is een wijze van omgang (een cultuur) binnen de organisatie waarbij mensen elkaar niet uitsluitend “als functionaris” ontmoeten; maar waar mensen ook in het werk tot wezenlijke ontmoetingen bereid en in staat zijn. Het is een cultuur waarin ontmoetingen een zekere volheid of volledigheid kennen.

Functionele werksferen kenmerken zich door het uitsluiten van enkele wezenlijke kenmerken van “contact”: gevoelens, oordelen en waarderingen. Functionarissen stemmen dan het handelen uitsluitend functioneel op elkaar af en schorten hun werkelijke inzichten, gevoelens en oordelen op tot na werktijd. Dan wordt in de thuissituatie uit de doeken gedaan wat men werkelijk ervaren heeft en hoe men dit beoordeelt. Een dergelijke cultuur, waarbij de echte ontmoetingen (en confrontaties) uit de weg worden gegaan, kan nooit een voedingsbodem zijn voor een goed pedagogisch klimaat, waarin ook de leerlingen oprecht tegemoet getreden kunnen worden. Een mooi verhaal.

Jelle sloot af met inzichten van Bernard Lievegoed (en hemzelf). In veel organisaties bestaat een functionarissencultuur, maar in de toppen van grote ondernemingen wordt ingezien dat als je topprestaties wil leveren het onvoldoende is je alleen als “werknemer” te presenteren. Daar wordt veel geïnvesteerd in de cultuur van het hart; een poging om ook in de werksituatie een cultuur te creëren van vertrouwen en ontmoeting waardoor persoonlijke ontwikkeling en groei mogelijk worden. Dat is ook wat we nastreven binnen de sector Bernard Lievegoed. We mogen ons gelukkig prijzen met een team dat er naar streeft een werkelijk levend pedagogisch klimaat te scheppen, een team waarin niet gewerkt wordt vanuit een “nine-to-five” mentaliteit. Alleen een organisatie waar de leden meer willen zijn dan een radertje in het mechaniek; alleen een organisatie waar iedere “deelnemer” verantwoordelijkheid voor het eigen handelen en voor de sociale cultuur wil dragen, kan echt tot bloei komen. We hopen dat er nog veel bloeiperioden zullen volgen.’

zondag 25 januari 2009

Zelfbewust

Sebastian Gronbach, redacteur bij het Duitse antroposofische maandblad Info3, is ook verantwoordelijk voor de Inmedia-Newsletter, die een keer per week verschijnt. Of vaker, wanneer dat nodig is, meldt de website van Info3, die deze dienst gratis aanbiedt. Officieel ‘Infodienst und Medienspiegel Anthroposophie – INMEDIA’ geheten, wordt het Duitstalige internet door Gronbach dagelijks onderzocht op artikelen, video’s en berichten over antroposofie en daarmee in verband staande zaken. Ruim zevenhonderd publieke organen worden bekeken, alle publieke zenders nagespeurd en de belangrijkste antroposofische firma’s staan in contact met Inmedia. Inmedia is volledig onafhankelijk van verenigingen, bedrijven of organisaties.

Op vrijdag 16 januari schreef Sebastian Gronbach op zijn eigen persoonlijke weblog, dat overigens bij de Duitse antroposofische internet-community geen hoog aanzien geniet, vanwege zijn pathetische stijl en sterke oriëntatie op onder anderen de omstreden Amerikaanse goeroe Andrew Cohen, een keer over zijn werk voor deze dienst:

‘Wanneer ik de nieuwsbrief van Inmedia samenstel, dan kijk ik natuurlijk naar wat er over Rudolf Steiner en antroposofie in de media wordt geschreven.

Vanzelfsprekend behoren ook het vrijeschoolonderwijs, de antroposofische geneeskunde of voeding hiertoe. Dan let ik er bij mijn rondgang door de media nog op, of er iets bijzonders over het onderwerp euritmie of over het Goetheanum is en na een paar tussenstops land ik bij een keur aan bedrijven, die in de publieke opinie en in het algemeen met antroposofie in verband worden gebracht. Daartoe behoren ondernemingen als Weleda, Wala/Dr. Hauschka, Demeter, de GLS Bank, maar tegenwoordig ook de universiteit Witten-Herdecke en het algemene ziekenhuis Witten-Herdecke.

Vandaag dacht ik bij mezelf: let er een keer niet op hoe deze ondernemingen door anderen met antroposofie in verband worden gebracht, maar kijk eens naar hoe zij zich zelf op hun websites met Rudolf Steiner en zijn impuls verbinden. Het volgende is slechts een kleine greep uit de grote familie van bedrijven in een antroposofische context – kent u nog meer voorbeelden?

Misschien ook degenen die op bijzondere wijze het exclusieve kenmerk van hun onderneming presenteren – of juist niet? Misschien schrijft u mij – maar natuurlijk ook wanneer ik iets bij de volgende bedrijven over het hoofd heb gezien.. De interessantste bijdragen publiceer ik graag.

Hier dus een eerste blik op de vraag: hoe presenteert een bedrijf de factor antroposofie?’

Vervolgens doet hij verslag van zijn bezoek aan de websites van Demeter, Wala, Weleda, algemeen ziekenhuis Witten-Herdecke, de Alanus Hochschule, de GLS-Bank, de universiteit Witten-Herdecke en tijdschrift Info3 zelf. Ik zou het eigenlijk allemaal moeten vertalen, maar dat is een beetje te veel werk; ik laat daarom nu alleen de Duitse tekst volgen:

‘DEMETER

Wer bei DEMETER auf die Webseite geht, erlebt Transparenz und Klarheit in Sachen Anthroposophie. Der erste Satz beginnt so: “Willkommen bei Demeter. Die Biologisch-Dynamische Wirtschaftsweise entwickelt seit über 80 Jahren eine lebendige Agrarkultur, die auf Impulse von Rudolf Steiner zurückgeht...”

Auch auf weiteren Seiten finden sich Hinweise – auf den Gründungsimpuls, aber, wichtiger noch, auch auf die heutige Verbindung zu dieser spirituellen Dimension des Produktes. So heißt es an anderer Stelle: “Die Grundlage des Demeter-Gedankens ist die Geisteswissenschaft Rudolf Steiners (1861-1925). Daraus stammen Idee und Methode der biologisch-dynamischen Landwirtschaft wie auch die anthroposophisch orientierte Ernährungslehre. Hier werden neben der herkömmlichen quantitativen Nährwertbetrachtung auch qualitative Dimensionen des Lebendigen, Seelischen und Geistigen einbezogen.”

WALA

Auch das Weltunternehmen WALA setzt sich offensiv und sympathisch mit Rudolf Steiner in Beziehung und eröffnet seine Webseite mit nichts weiter als dem Bild aus einer Produktpalette und dazu ein Zitat: “Was ist Leben? Studieren Sie Rhythmen. Rhythmus träg Leben.” Darunter der Urheber der Worte: Rudolf Steiner.

Auch im weiteren Verlauf der Internetpräsenz findet sich ausführliches und sehr interessantes Bild- und Textmaterial über die Geschichte dieses Unternehmens und seiner anthroposophischen Gründungsidee, der man sich fraglos bis heute verpflichtet fühlt. Nicht nur aus Tradition, sondern auch in Forschung und sozialer Ausrichtung zeigt Wala, dass Anthroposophie den Wert einer Marke steigert.

WELEDA

Glasklar und selbstbewusst auch die Hinweise bei WELEDA – bereits auf den zweiten Klick. Unter “Unternehmen” werben die Gmünder: “Zukunftsorientiert wie erfahren, modern und traditionell anthroposophisch – das ist die Weleda AG.” Und der nächste Klick bringt unter “Philosophie” noch Deutlicheres: “Das Weleda Leitbild gilt seit der Gründung des Unternehmens 1921. Anthroposophische Werte und die Idee der Nachhaltigkeit spielen eine große Rolle.”

Ein Hinweis auf die betriebseigene Waldorf-Kindertagesstätte und ein ausdruckstarkes Bild Steiners mit entsprechendem Hinweis auf die historischen Zusammenhänge runden den positiven Eindruck ab.

GEMEINSCHAFTSKRANKENHAUS HERDECKE

Das Gemeinschaftskrankenhaus Herdecke stellt sich nicht nur deutlich zu dem historischen Gründungsimpuls aus der Anthroposophie, sondern wirbt offensiv mit diesem Aspekt der Einrichtung. Unmittelbar auf der ersten Seite schließt die Begrüßung mit dem Satz: “Anthroposophische Medizin – für uns bedeutet dies, die Individualität und Biografie jedes Patienten ernst zu nehmen. Dazu gehören besondere Heilmittel, künstlerische Therapien und eine unverwechselbar menschliche Pflege.”

Außerdem empfindet das Gemeinschaftskrankenhaus “die Entwicklung einer anthroposophisch erweiterten Medizin, Pflege und Therapie als unseren wesentlichen gesellschaftlichen Auftrag.” Auch im Leitbild wirbt die Klinik immer wieder freundlich mit dieser spirituelle Perspektive.

ALANUS HOCHSCHULE

Bei der Alanus Hochschule für Kunst und Gesellschaft finde ich zwar weder unter dem Stichwort “Philosophie” noch in der Rubrik “Geschichte” Worte für ihre historische Verankerung in der anthroposophischen Bewegung – dafür aber immerhin einige Hinweis in den entsprechenden Studiengängen. Da allerdings zeigt sie deutlich, dass die Ideen Rudolf Steiners als Kulturfaktor nicht nur gepflegt, sondern weiterentwickelt werden.

GLS-BANK

Defensiver geht es zu, wenn’s um Geld geht. Denn länger suchen muss man bei der GLS-Bank. Aber immerhin findet man auch dort nach einigen Klicks unter “Geschichte” zumindest den Hinweis auf die Anfänge, wenn es heißt. “Die Wurzeln der GLS Bank reichen zurück bis in die 60er Jahre. Der Rechtsanwalt und Anthroposoph Wilhelm Ernst Barkhoff engagierte sich damals gemeinsam mit anderen für neue Lebens- und Wirtschaftsformen.”

Dabei bleibt es dann aber auch. Inwiefern sich das Geldinstitut noch heute im Kontext der Anthroposophie sieht, konnte ich aus der Webseite nicht entnehmen.

UNIVERSITÄT WITTEN-HERDECKE

Keinerlei Hinweise zum Thema Anthroposophie oder Rudolf Steiner fand ich bei der Universität Witten-Herdecke. Obwohl – gerade in letzter Zeit – immer wieder in den Schlagzeilen und von Medien und Öffentlichkeit auch beharrlich mit diesem geistigen Impuls in Verbindung gebracht, scheint die Einrichtung sich zumindest nicht öffentlich mit Rudolf Steiner in Verbindung bringen zu wollen. Trotz Studiengängen wie “Philosophie und Kulturreflexion” ergibt die Suche nach Anthroposophie null Treffer.

INFO3

Und die Webseite der Zeitschrift info3, die unter http://www.info3.de/, aber auch unter anthroposophie.de zu erreichen ist?

Selbstkritisch stelle ich fest, dass sich zwar im Seitentitel als erstes und deutlich der ehemalige Claim “Anthroposophie heute: info3 online” findet – aber weder ein Hinweis auf die Geschichte dieser anthroposophischen Zeitschrift, noch ein Mission Statement.

Aber abgesehen davon, dass wir im Titel der Printausgabe mit “Anthroposophie im Dialog” werben und sich bei Eingabe des Stichwortes “Anthroposophie” oder “Rudolf Steiner” zahllose Dokumente finden lassen, kann ich Ihnen schon jetzt ankündigen, dass die Info3 Website gerade renoviert und dann mit einer ebenso offensiven und transparenten Positionierung in Sachen Rudolf Steiner und Anthroposophie aufwarten wird, wie dies einige Unternehmen in schöner und erfreulicher Weise tun.

Weder aus verschämter Pflicht, noch aus dogmatischer Engstirnigkeit, sondern schlicht und einfach aus Begeisterung.

Anthroposophie als Premium-Faktor. Nur wer selbst begeistert ist, begeistert auch andere.’

De vraag is natuurlijk: hoe zou zo’n zoektocht dit in Nederland uitpakken? Want verschil is er uiteraard met Duitsland, alleen al in cultureel opzicht. Dat blijkt al uit de bovenstaande beoordelingen van Gronbach, die zouden in Nederland niet hetzelfde uitvallen.

John Wervenbos heeft een paar dagen geleden, op 21 januari bij het bericht ‘Biologische vakbeurs’, een commentaar gegeven op het feit dat de website van het Louis Bolk Instituut geen enkele melding doet van haar antroposofische wortels. Hij schrijft:

‘Jaren geleden werd nog onderscheid gemaakt tussen biologische en biologisch-dynamische landbouw. Dat laatste is van antroposofische snit en kenmerkt zich onder andere door gebruikmaking van speciale preperaten en een zeer bepaalde zaaikalender. Beide vormen van landbouw kenmerken zich door schaalbeperking en milieuvriendelijkheid. Toch zijn er belangrijke en essentiële verschillen, zoals bijvoorbeeld de reeds genoemde.

Nu lijkt het feit zich voor te doen dat zelfs op de website van het Louis Bolk Instituut, een van oorsprong (nog altijd?) antroposofisch instituut, dit onderscheid niet duidelijk (meer) gemaakt wordt en je er als het ware zelf naar op zoek moet/kan/mag gaan. Op de thuispagina van het instituut staat het volgende vermeld:

“Impulsen voor wetenschappelijk onderzoek

Het Louis Bolk Instituut verricht al dertig jaar wetenschappelijk onderzoek voor de ontwikkeling van biologische en duurzame landbouw, voeding en gezondheidszorg. Uitgangspunt is de natuur als bron voor kennis over het leven. Het instituut vervult op haar werkterrein een pioniersfunctie, gericht op nieuwe inzichten en inspirerende wegen in onderzoek.”

Het instituut hield zich in mijn herinnering in het verleden niet alleen bezig met de ontwikkeling van biologisch-dynamische landbouw, maar ook met natuurwetenschappelijk onderzoek in meer algemene zin, beide geïnspireerd, bevrucht en aangevuld door antroposofie en antroposofische onderzoeksresultaten. In de bovenstaande historische kenschets van en over het instituut vind ik daar niets van terug. Wel een vage verwijzing daarnaar in de slotzin. Over Rudolf Steiner, initiator van biologisch-dynamische landbouw, wordt ook niet gerept.’

De vraag nu is of dat echt een probleem is, of toch niet. Wanneer is een organisatie antroposofisch, en wanneer niet? Welke criteria bestaan daar eigenlijk voor?

vrijdag 23 januari 2009

Levenseinde

Het Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie nr. 6 van december 2008 bevat het artikel “Zorg aan het levenseinde bij bewoners met dementie in antroposofische en reguliere verpleeghuizen. Een pilot studie”. Op de website van dit blad wordt aangegeven:

‘Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie bestrijkt het brede wetenschapsgebied van de gerontologie en geriatrie in al zijn facetten, met bijdragen uit de biologische, medische, psychologische en sociale wetenschappen. De geriatrie omvat de geneeskunde die specifiek gericht is op kwetsbare ouderen, en ondersteunende sociaal-geneeskundige activiteiten.’

Het bewuste artikel is geschreven door M.J.H.E. Gijsberts, J.T. van der Steen, M.T. Muller, L. Deliens. De onderzoekers zijn verbonden aan het EMGO Instituut, een partner van het VU medisch centrum te Amsterdam, de eerste twee auteurs zowel aan de afdeling Verpleeghuisgeneeskunde als Sociale Geneeskunde. De laatste, prof.dr. Deliens, is hoogleraar Publieke gezondheid en palliatieve zorg; hij neemt ook deel aan de onderzoeksgroep ‘Zorg rond het levenseinde’ aan de Vrije Universiteit Brussel. Op de website van EMGO komt hij naar voren als een van de twee promotoren van Marie-José Gijsberts (een van beide co-promotoren is dr. J. van der Steen). Het thema van haar proefschrift luidt: ‘Spiritual care at the end of life in nursing homes.’

Wat is het EMGO? Ik ontleen de volgende gegevens aan de website van deze organisatie:

‘Het EMGO instituut is één van vijf onderzoekinstituten van het VU Medisch Centrum in Amsterdam. Het werkveld van het EMGO instituut bestaat grotendeels uit het doen van onderzoek in de eerstelijnsgezondheidszorg (huisartsen praktijken) en de algehele volksgezondheid. Het betreft multidisciplinair toegepast onderzoek met een sterke nadruk op gezondheidsresultaten relevant voor individuen buiten het ziekenhuis. De focus van het onderzoek ligt voornamelijk op chronische ziekten en veroudering. (...)

Het dubbele doel van het EMGO instituut is om op criteria voor wetenschappelijke kwaliteit evenals op criteria voor sociale relevantie uit te blinken. Het EMGO instituut werkt intensief samen met vele nationale en internationale partners en is één van de oprichtende deelnemers van de Nederlandse Onderzoeksschool voor Eerstelijnszorg (CaRe).’

Over de eerstgenoemde onderzoeksauteur, Marie-José Gijsberts, vermeldt de Nieuwsbrief nr. 4 van 24 juni 1999 van het Kindertherapeuticum:

‘Marie José Gijsberts heeft haar opleiding tot kinderfysiotherapeut bijna afgerond en gaat na de zomer haar medicijnenstudie vervolgen. Ze woont inmiddels in Amsterdam. Hoewel we haar van harte steunen in deze beslissing, is het niet niks als een mede-initiatiefnemer vertrekt.’

Mede van haar hand is ook een brochure verschenen in de serie ‘Gezichtspunten’ van het Centrum Sociale Gezondheidszorg: ‘Antroposofische fysiotherapie’, door Marie-José Gijsberts, Bert van der Hart, Josée Hendriksma, Frank Sloot (Gezichtspunten nr. 23):

‘Iedere fysiotherapeut heeft een visie van waaruit hij mensen behandelt. De een ziet de zieke mens als een soort machine waarvan een onderdeel kapot is, de ander als een geheel van energiestromen bij wie de energieën niet in evenwicht zijn en weer een ander beschouwt hem als een ontregelde computer, waarvan de regelsystemen niet goed meer functioneren.

Deze uitgave is bedoeld om te laten zien vanuit welke visie er in de antroposofisch georiënteerde fysiotherapie wordt gekeken naar mensen met klachten en wat de consequenties van die visie voor de behandeling van de klachten zijn. Aan bod komen onder meer de ritmische massage, warmtebehandelingen, orgaanbehandelingen en de verschillende badtherapieën.’

In het jaardocument 2007 van Antroz (voorheen ‘Stichting Antroposofische Ouderenzorg’) komen we Marie-José Gijsberts weer tegen op blz. 22, in een passage over ‘Wetenschappelijk onderzoek’:

‘In 2007 werden de eerste resultaten bekend van een wetenschappelijk onderzoek door mevrouw M.J. Gijsberts, verpleeghuisarts te Amsterdam, over de zorg en het welbevinden van verpleeghuisbewoners met dementie in hun laatste drie levensmaanden. De antroposofische verpleeghuiszorg wordt daarin vergeleken met zogeheten reguliere verpleeghuiszorg. Het onderzoek mondt uit in een wetenschappelijke publicatie in 2008. De eerste resultaten van dit onderzoek zijn aanleiding om deel te nemen aan een groot prospectief onderzoek naar “Zorg voor verpleeghuisbewoners met dementie van begin tot eind”.’

De nieuwspagina op de website van Antroz maakte op 1 januari 2009 gewag van de publicatie van dit onderzoek, met een bericht onder de titel: Zorg in de laatste levensfase: onderzoeksresultaten over het Leendert Meeshuis gepubliceerd’:

‘In het artikel wordt de uitkomst van een pilotstudie beschreven, waarin het levenseinde van bewoners met dementie in twee reguliere en in twee antroposofische verpleeghuizen – waaronder het Leendert Meeshuis – met elkaar vergeleken wordt.

De studie laat zien dat in verpleeghuizen met een antroposofische zorgvisie, bepaalde symptomen effectiever voorkómen worden, vooral tijdens de laatste drie maanden voor het sterven. De “itemscores” voor de aanwezigheid van doorligwonden, resp. angst waren significant beter. Ook alle andere gemiddelde itemscores waren, hoewel niet statistisch significant, hoger in absolute termen in de antroposofische verpleeghuizen.

Ook de lichamelijke, emotionele en spirituele toestand in de laatste week voor het sterven werd onderzocht. Opnieuw laat de symptoombelasting en het algemene welbevinden een significant hogere score zien bij het sterven van de antroposofische verpleeghuisbewoners.

De resultaten van deze pilotstudie ondersteunen onze visie op zorg in de laatste levensfase. Sterven is als overgang naar een andere vorm van leven in een geestelijke wereld, een persoonlijk afscheidsproces. Zorgverlening en behandeling, inclusief aanvullende therapieën, staan in Huize Valckenbosch en het Leendert Meeshuis ten dienste hiervan.’

In het Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie wordt de volgende samenvatting van het artikel gegeven:

‘Jaarlijks overlijden er in Nederland meer dan 20.000 mensen met dementie in het verpleeghuis en dit aantal stijgt nog steeds. Het is belangrijk dat verpleeghuizen goede levenseindezorg leveren voor deze patiënten, wat inhoudt lichamelijke, psychosociale en spirituele zorg. Alhoewel verpleeghuisartsen en ziekenverzorgenden worden opgeleid volgens dezelfde opleidingseisen, heeft de signatuur van een verpleeghuis mogelijk invloed op accenten in de geboden zorg aan het levenseinde. Wij vergeleken het levenseinde van bewoners met dementie in twee reguliere en twee antroposofische verpleeghuizen in een retrospectieve studie met de “End-or-Life in Dementia scales (EOLD)”. Dit is het meest specifieke instrument voor deze patiëntenpopulatie, en wordt als vragenlijst door familieleden ingevuld. Wij vonden geen verschil in gemiddelde “Satisfaction with care” scores tussen beide groepen: 32,4 (SD 4,3) respectievelijk 31,6 (SD 4,9). De antroposofische verpleeghuizen scoorden significant gunstiger op “Symptom Management” in de laatste drie levensmaanden: 32,9 (SD 7,5) respectievelijk 26,9 (SD 9,5) en “Comfort Assessment in Dying”: 34,0 (SD 3,9) respectievelijk 30,8 (SD 5,8). Ook was de score significant gunstiger op de subschaal “Welbevinden” tijdens het stervensproces: 7,7 (SD 1,2) respectievelijk 6,7 (SD 2,1).

Onze resultaten wijzen erop dat sterven met dementie in de antroposofische verpleeghuizen gunstiger verloopt. Er is nader prospectief onderzoek nodig naar de vraag met welke onderdelen van het zorgproces dit samenhangt, zoals besluitvorming in multidisciplinair overleg, familiegesprekken en aanvullende niet-medicamenteuze behandelingen.’

donderdag 22 januari 2009

Biologisch succes

Zoals de titel al aangeeft, is dit een vervolg op de ‘Biologische vakbeurs’ gisteren. Biologica, de organisatie voor biologische landbouw en voeding met bijna dertigduizend adoptanten en donateurs, kwijt zich op haar website prima van haar taak. Ze geeft meteen een verslag van de eerste dag van de BioVak ’09 in de IJsselhallen in Zwolle. Het is zo levendig geschreven (er staat niet bij door wie, maar het zou me niks verbazen als het van Annelijn Steenbruggen is), dat ik het alleen maar hoef over te nemen. En dat doe ik dan ook:

‘BioVak breekt records op eerste dag
21 januari 2009

De BioVak beurs, die dit jaar voor de tweede keer plaatsvindt in Zwolle, blijkt ten opzichte van vorig jaar in omvang verdrievoudigd. De beurshal telde vandaag 154 standhouders, drie keer zoveel als vorig jaar. Er zijn veel innovaties, veel proeverijen, en ook een rij levende koeien. Het leverde tezamen een fraaie beursvloer op.

Het openingsdebat, dat voorafging aan de officiële opening, trok een volle zaal: 450 bezoekers, waaronder veel boeren en tuinders. Opvallend was dat er dit jaar ook veel gangbare boeren en tuinders onder de bezoekers waren. Vandaag en morgen worden maar liefst 50 workshops gegeven. Op de meeste landbouwbeurzen draait alles om machines. Maar hier draait het om praten, praten, praten, constateerde dagvoorzitter Aart van Cooten. De BioVak is in de eerste plaats een ontmoetingsplek en een plek om kennis uit te wisselen.

In het afgeladen openingsdebat van de Vakgroep Biologische Landbouw kwamen meerdere sprekers aan het woord. Hoogleraar Jan Douwe van der Ploeg sprak over het succes van multinfunctionele boerderijen. Hij waarschuwde voor overheidsregulering van de groene en blauwe diensten. “Als de overheid dat gaat reguleren, wordt het een nachtmerrie. Boeren kunnen dat beter onderling regelen, door een centrale kassa in te richten en zelf criteria op te stellen voor de verdeling.”

Jaap Hoek Spaans sprak over samenwerkingsverband Landzijde, dat hij in Noord-Holland heeft opgezet met 100 biologische producenten. Hij pleitte voor samenwerkingsverbanden. Via 1 loket, 1 factuur, 1 communicatiestijl kun je markt veel beter bereiken. En dat gaat niet ten koste van individualiteit: integendeel, de diversiteit van de bedrijven komt ten goede aan het collectief.

Ook Martin Wiersema, van de Vakgroep Biologische Landbouw, en Arie van den Brand, voorzitter van Biologica, kwamen aan het woord. Van den Brand benadrukte dat de economisch crisis de biologische sector juist ontzettend veel kansen biedt. “Veel mensen zijn het zat om gebakken lucht te kopen. De biologische landbouw heeft een lange traditie van echte dingen verkopen. Dat spreekt aan.”

Een woordvoerder van LTO sprak zijn vreugde uit over het grote aantal jonge mensen in de biologische landbouw. “Bij de meeste boerenbijeenkomsten is 70% van de bezoekers boven de 50. Hier is 70% van de bezoekers onder de 50.”

Ferme kritiek was te horen tijdens het publieksdebat, van een bezoeker, horecamanager bij het Openluchtmuseum in Arnhem. “De horeca is klaar voor de biologische landbouw, maar de biologische landbouw is niet klaar voor de horeca. We hebben geen vertrouwen in jullie continuïteit. Wij denken heel simpel: ‘Als je geen kunstmest gebruikt, kun je geen continuïteit garanderen.’ Jullie hebben nog steeds een imagoprobleem, de grijze sokken. En jullie zijn onzichtbaar. Jullie zijn moeilijk te vinden. Jullie hebben geen goede vertegenwoordiger bij Sligro, Macro, etc. Daardoor blijven veel commerciële kansen liggen. En ik denk dat er heel veel commerciële kansen zijn.”’

Er was ook nog een illustere gast op de BioVak aanwezig. Daarover werd een apart bericht gemaakt. Voor de volledigheid voeg ik dat ook nog toe.

‘Prinses Margriet opent BioVak
21 januari 2009

H.K.H. prinses Margriet opende vandaag om 14.00 uur in Zwolle de BioVak, de nieuwe jaarlijkse vakbeurs voor biologische boeren en tuinders. De prinses nam ruim de tijd om de beurs te bezoeken en met standhouders en organisatoren te spreken.

Obama, sinds gisteren president van de VS, eet biologisch en heeft zich uitgesproken voor de Amerikaanse boerenbedrijven. Hetzelfde geldt voor de Paus, die bezig is de Vaticaanse tuinen om te schakelen naar biologisch. En ook in Nederland blijken de hogere kringen nu belangstelling te hebben voor biologische landbouw. De organisatoren van de BioVak waren zeer ingenomen met de aanwezigheid van HKH prinses Margriet bij de opening van de BioVak.

De aanwezigheid van de illustere gast zorgde voor een flink cordon fotografen. Na de opening nam Prinses Margriet ruim de tijd om de standhouders op de beurs te bezoeken en met ze te spreken. De prinses was oprecht geïnteresseerd en verrast door de grote diversiteit, de techniek en het enthousiasme van de deelnemende standhouders. Aan het eind van haar rondgang dronk ze een glas biologische champagnoise met enkele prominente aanwezigen, waaronder de burgemeester van Zwolle en Arie van den Brand, de voorzitter van Biologica, met wie ze zich geanimeerd onderhield.

Tijdens haar bezoek aan de beurs sprak Prinses Margriet onder andere met boerin Monique van der Laan van melkveebedrijf De Beekhoeve, die het project “Boer zoekt buur voor zonnepanelen” onder de aandacht bracht. De prinses, die zelf vegetarisch is, sloeg tijdens de rondleiding de biologische kipkrokantjes over, maar nam graag een blokje biologische kaas.’

woensdag 21 januari 2009

Biologische vakbeurs

Landbouw vandaag. De website van het Louis Bolk Instituut meldt al geruime tijd dat vandaag en morgen de Biovak in de IJsselhallen plaatsvindt, in Zwolle, op 21 en 22 januari 2009. Maar meer ook niet, en dat is erg weinig. Klik je op de website van deze ‘BioVak ’09’, dan vind je vooral onder ‘Pers’, bijvoorbeeld bij een bericht van oktober 2008, de context enigszins geschetst:

‘BioVak, de gespecialiseerde vakbeurs voor de biologische sector, wordt in januari 2009 voor de tweede keer gehouden. Het is een ondernemersbeurs die verder wil en kan groeien. Een bijzondere beurs waar iedereen die zich bezighoudt met of belangstelling heeft voor duurzame voedselproductie kennis kan nemen van de laatste ontwikkelingen op dit terrein.

Tijdens de komende editie van BioVak is ook een plaats ingeruimd voor de biologische viskweek. Met medewerking van diverse organisaties en instellingen zoals AgroEco, AgroAqua, Aquacultuur, Vismagazine, NGvA en NEVEVI zal een congres worden georganiseerd. Ook staat een aantal vakgerichte workshops voor deze sector op het programma van BioVak. (...)

BioVak 09 is dus voor ondernemers de ideale ontmoetingsplaats om kennis te vergaren en tevens om collega’s, ook uit andere biologische sectoren, te ontmoeten.’

AgroEco is de nieuwe fusiepartner van het Louis Bolk Instituut. Op 1 december meldde het Louis Bolk Instituut op haar website:

‘Het Louis Bolk Instituut en Agro Eco bundelen hun krachten. Hiertoe is maandag 1 december 2008 een fusie-document getekend. Agro Eco is hiermee ondergebracht in de Stichting Louis Bolk Instituut. Door deze fusie kan het Louis Bolk Instituut naast toonaangevend wetenschappelijk onderzoek op het gebied van biologische en duurzame landbouw ook zorgdragen voor een optimale kennisoverdracht naar de praktijk. Het Louis Bolk Instituut behoort hiermee tot de internationale top van onderzoeksinstituten voor de biologische en duurzame landbouw.

Door het samengaan van de organisaties kan het Louis Bolk Instituut de overdracht en implementatie van de onderzoekskennis verder professionaliseren met training, demonstratie en advies. Bovendien kan door de fusie het onderzoek in het buitenland uitgebouwd worden en wordt het team van gespecialiseerde onderzoekers en adviseurs sterk uitgebreid. Door deze bundeling van kennis is binnen de sector meer te bereiken.

De hoofdvestiging van het Louis Bolk Instituut blijft gevestigd in Driebergen. Alle medewerkers van het voormalige Agro Eco hebben hier inmiddels hun nieuwe werkplek ingericht. De vestiging in Bennekom komt te vervallen. De nevenvestigingen in Oeganda en Ghana blijven bestaan, deze vestigingen vallen vanaf 1 december 2008 onder het Louis Bolk Instituut.

Op dit moment worden bezoekers van de website www.louisbolk.nl doorgelinkt naar de websites van de oorspronkelijke organisaties. Op termijn zullen deze websites worden vervangen door één geheel nieuwe website.’

Op de agendapagina van de Vereniging voor Biologisch-Dynamische Landbouw en Voeding wordt de BioVak ’09 ook – zij het heel kort – aangekondigd:

‘De BioVak is een sectoroverstijgend evenement voor biologische boeren en tuinders, leveranciers en afnemers. Iedereen met belangstelling voor duurzame voedselproductie kan via workshops en stands kennis nemen van de laatste ontwikkelingen op gebied van biologische en duurzame landbouw. Er zijn workshops over bedrijfsopvolging, bedrijfsontwikkeling, duurzame energie, klantcontact, technische teeltaspecten. Voor elk wat wils.’

De website van Biologica biedt echter meer informatie:

‘De beurs belooft dit jaar een groot evenement te worden dat veel media-aandacht zal trekken. Bioconnect zal zich op de BioVak via haar product- en themawerkgroepen presenteren.

Voor elk van de werkgroepen van Bioconnect – inmiddels vijftien in getal – is een kennismakingsbrochure ontwikkeld, waarin de ambities en lopende kennisprojecten zijn beschreven. De brochures zullen op de BioVak verspreid worden via de beursstand van BioKennis, Wageningen UR. U kunt de brochures ook downloaden op http://www.bioconnect.nl/ of op deze website.

Bioconnect kan beschouwd worden als de Research & Development afdeling van de biologische sector. Bioconnect wordt aangestuurd via de product- en themawerkgroepen, waarin alle belanghebbenden zijn vertegenwoordigd: in de eerste plaats de ondernemers (boeren en tuinders, bedrijven), maar ook onderzoekers, adviseurs en beleidsmakers. De werkgroepen worden gefaciliteerd door Biologica. Hun input wordt gebruikt voor zowel onderzoek als regelgeving als belangenbehartiging.

De BioVak heeft zich in korte tijd ontwikkeld tot een toonaangevende beurs voor de primaire sector, en de belangrijkste ontmoetingsdag voor biologische boeren en tuinders. Biologica, de Vakgroep Biologische Landbouw en kennisnetwerk Bioconnect zijn intensief betrokken bij de organisatie van de BioVak, o.a. in de talloze workshops.’

Nu weer terug naar de website van BioVak ’09 zelf. Onder ‘Programma’ is goed te volgen wat er deze dagen allemaal gebeurt. Dat is heel wat. Mij interesseert op deze plek vooral wat de inbreng vanuit de bd-vereniging of het Louis Bolk Instituut is. Waar echter mijn oog het eerste op valt, is deze bijdrage vanuit Eosta vandaag (ik schreef over dit bedrijf op 4 december 2008 in ‘Bodem’):

Workshopruimte 3: ‘Markt en afzet’ (LNV-Task Force). 14.30 uur: ‘Meer dan bio, hoe verleid ik de consumenten’, door: Michaël Wilde (Eosta)

Daarna volgen enkele bijdragen van het Louis Bolk Intsituut (LBI) en de bd-vereniging:

Workshopruimte 5: ‘Kringlopen’ (Natuurweideplein). 19.00 uur: ‘Familiekudde vraagt om aanpassingen’, door: Jan Paul Wagenaar (LBI)

Workshopruimte 7: ‘Gezondheid en Smaak’ (Veredelingsplein). 14.30 uur: ‘Gezond landbouwbedrijf’, door: Joke Bloksma. 16.00 uur: ‘Beroepsontwikkeling en intervisie’, door: Isabel Duinisveld (BD-tuinder) en Joke Bloksma (BD-vereniging)

Dat is vandaag. Maar ook morgen zijn er zo mogelijk nog meer bijdragen:

Workshopruimte 2: ‘Groene & blauwe diensten’ (Biokennisplein). 13.30 uur: ‘Boer als beheerder en beheerder als boer’, door: Bert Wagenaar (melkveehouder) en Merijn Bos (LBI)

Workshopruimte 3: ‘Markt en afzet’ (LNV-Task Force MBL). 13.30 uur: ‘Aquacultuur: Kansen voor viskweek, biologische vis zoekt certificaat’, door: Magnus van der Meer (LBI-Agro Aqua)

Workshopruimte 5: ‘Keten en kringloop’ (VBV en BPV). 15.00 uur: ‘Grondgebonden veehouderij en 100% biologische mest’, door: Udo Prins (LBI)

Workshopruimte 6: ‘Inspiratie en Innovatie’. 11.00 uur: ‘Biologisch KI programma’, door: Wytze Nauta (LBI). 13.30 uur: ‘Rentevrije systemen’, door: Gerjo Koskamp (melkveehouder) en Kees van Veluw (LBI)

Workshopruimte 7: ‘Gezondheid en Smaak’ (Veredelingsplein). 11.00 uur: ‘Vitaliteit van het bedrijf’, door: Kees van Veluw (LBI) en Herman Lankhorst

Misschien zijn er nog meer mensen vanuit de bd-landbouw erbij betrokken, maar dit zijn de aanduidingen die ik als zodanig kan herkennen. Wat intussen mijn aandacht heeft getrokken, is de website van Bioconnect. Daar staat dit vermeld bij ‘Financiering’:

‘Bioconnect is verantwoordelijk voor de aansturing (inhoudelijk en financieel) van de kennisprojecten binnen de biologische sector. Het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit heeft hiervoor een budget uitgetrokken van 10 miljoen euro per jaar voor de periode van 2005 tot en met 2007.

Het kennisnetwerk Bioconnect is open voor andere financiers van kennisprojecten. Deze financiers kunnen banken, provincies, fondsen of andere ministeries dan het Ministerie van LNV zijn. Dit geldt op het gebied van biologisch maar ook duurzaamheid. De belangstelling bij ondernemers, overheid en brancheorganisaties voor het werken aan duurzaamheid is groeiende. Het kennisnetwerk Bioconnect biedt mogelijkheden om samen te werken in nieuwe projecten of om bestaande kennis aan te leveren. Financiers kunnen vrijblijvend gebruik van de visie en kennis binnen Bioconnect bij hun besluitvorming over aanvragen voor financiële steun voor projecten.’

En bij ‘Aanpak’ staat:

‘Bioconnect is een netwerk waarin ondernemers zelf besluiten over welke kennisprojecten er gewenst zijn. Kennisprojecten kunnen betrekking hebben op: onderzoek, advies & voorlichting, onderwijs.

Het is een marktgerichte structuur, waarin niet alleen boeren en tuinders zitting hebben maar altijd wordt samengewerkt met verwerkers, toeleveranciers, handel en maatschappelijke organisaties. Immers de ketensamenwerking biedt de hoogste kans voor het daadwerkelijk toepassen van de ontwikkelde kennis. De praktijkexpertise is in product- en themawerkgroepen gebundeld. (...)

De werkgroepen worden door het ministerie van LNV en de productschappen geraadpleegd. De onderzoeksinstellingen (Wageningen UR, LBI), maken gebruik van het netwerk Bioconnect om samen met en voor het bedrijfsleven projecten uit te voeren en om bestaande kennis te verspreiden en te toetsen. Binnen Bioconnect is participatief werken dé norm, waar ondernemers eveneens ervaringskennis kunnen inbrengen. De Vakgroep Biologische Landbouw LTO/ Biologica maakt actief gebruik van de werkgroepen en ook de leden van de VBP. Voor Biologica vormen de werkgroepen een belangrijk contact met de biologische achterban.’

Interessant. Ik vraag me af in hoeverre het Louis Bolk Instituut hierin participeert. Ik neem de proef op de som en ga alle product- en themagroepen langs. Ik vind dit (weer onder hetzelfde voorbehoud dat ik alleen heb kunnen selecteren op het e-mail adres van het Louis Bolk Instituut):

Productwerkgroep Fruit
De Productwerkgroep Fruit ambieert om economisch, ecologisch en sociaal de meest duurzame vorm van fruitteelt te blijven. Consumenten zijn zich bewust van dit voordeel en bovendien is biologisch fruit in alle marktkanalen onderscheidend. Daartoe wordt onderzoek uitgevoerd naar minder ziektegevoelige appel- en perenrassen, preventieve maatregelen tegen ziekten en natuurlijke middelen. Ook is er aandacht voor kleinfruit en wijnbouw; opkomende sectoren. De biologische fruitteeltsector kent een traditie van kennisontwikkeling op het eigen bedrijf, ondersteund door adviseurs in de bedrijfsnetwerken en gevoed door onderzoek. In de Productwerkgroep Fruit zitten vertegenwoordigers van de biologische telersvereniging Prisma, wijnbouw, handel en advies.

Systeemontwikkeling biologische perenteelt
Verbeteren schurftbeheersing door combineren teeltmaatregelen om levenscyclus schurftschimmel te verstoren en bomen weerbaarder te maken door aangepaste boomvorm, snoeiwijze, ondergroei beheer, water en bemesting, en tijdelijke overkapping. (informatie: p.jansonius@louisbolk.nl)

Productwerkgroep Pluimveevlees en eieren
Monique Bestman, themacoördinator, Louis Bolk Instituut, m.bestman@louisbolk.nl

In 2013 behoren biologische ei en vleesproducten tot de top van duurzame producten. Alle biologische kippen lopen buiten, zitten goed in de veren en de uitloop geldt als het visitekaartje. De afzet van biologische eieren in Nederland is verdubbeld, de uitgelegde hennen worden minimaal voor de helft biologisch verwaard en de biologische vleeskuikenssector is in omvang verdubbeld. Bedrijven zijn economisch duurzaam. De grondstoffen zijn van regionale herkomst. De kwaliteit van pluimveemest is verbeterd. Het stofprobleem is verminderd.
Biologische pluimveehouders (kippen, kalkoenen, ander pluimvee), toeleveranciers, verwerkers, adviseurs en maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd in de productwerkgroep Pluimveevlees en eieren. Belangrijke thema’s zijn diergezondheid en welzijn (ziektepreventie, huisvesting), sluiten van kringlopen (100% biologische grondstoffen, regionalisering) en productkwaliteit (optimalisatie, onderscheidendheid).

Verstrekken van ruwvoer aan leghennen
Hoeveel ruwvoer kan er in het rantsoen zonder het kernvoer aan te passen, effecten van verschillende soorten ruwvoeders en het aandeel van de uitloop in het rantsoen. (informatie: m.bestman@louisbolk.nl)

Tegengaan verenpikken in opfok van leghennen
Welke maatregelen uit eerder onderzoek gaan verenpikken bij opfokhennen tegen en hoe opfokkers deze toepassen. (informatie: j.wagenaar@louisbolk.nl)

Grondgebondenheid in de biologische veehouderij
De EU-wetgeving verandert. Op basis van onderzoeksgegevens overleg tussen LNV, Skal, Biologica en sectoren om te komen tot geaccepteerde en werkbare oplossingen voor de tegenstrijdigheid tussen huidige praktijk en eisen vanuit de EU. (informatie: u.prins@louisbolk.nl)

Productwerkgroep Zuivel en Rundveevlees
In 2013 behoort de biologische zuivel- en rundvleessector tot de top qua duurzaamheid en heeft een goed rendement voor alle schakels in de keten. Biologische zuivel en rundvlees zijn onderscheidend in product, productiewijze en relatie met consument. Speerpunten zijn:
– Producten ontwikkelen met een betere voedingswaarde en betere smaak.
– Bijdragen aan een passende uitbetaalprijs voor alle schakels van de keten.
– Kringloop sluiten en efficiënter werken met mineralen uit mest en voer.
– Robuuste dieren ontwikkelen met minder krachtvoer en minimaal antibioticagebruik.
– Koeien met hoorns, kalveren bij de koe, en aangescherpte weidegang.
– Versterken van de biologische geiten- en schapensector.
De PWG Zuivel en Rundveevlees houdt zich naast melkvee ook bezig met melkgeiten- en melkschapenhouderij. Biologische veehouders, toeleveranciers, verwerkers, adviseurs en maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd in de productwerkgroep Zuivel en Rundveevlees.

Gezondheidseffecten biologische zuivel
Biologische zuivel produceren met hogere voedingswaarde en meer smaak. Werkt biologische zuivel beschermend tegen eczeem op jonge leeftijd? (informatie: l.vandevijver@louisbolk.nl)

Biofokkerij, biologische landschapskoe
Grote behoefte aan duurzame koeien passend bij low-inputsystemen. Onderzoek naar geschikte diertypen en fokprogramma’s. (informatie: w.nauta@louisbolk.nl)

Biogeit
Kostprijsbeheersing via betere diergezondheid en voeding, en onderscheidendheid via welzijn en productkwaliteit. (informatie: n.vaneekeren@louisbolk.nl)

Geen deelname aan de productwerkgroepen ‘’ Akkerbouw en Vollegrondsgroente’, ‘Aquacultuur’, ‘Bomen’, ‘Bloemisterij’, ‘Glasgroente’ en ‘Varkensvlees’. Dan de deelname aan de themawerkgroepen:

Themawerkgroep Biodiversiteit en Landschap
De biologische landbouw wil de verbinding met maatschappij en omgeving versterken. Dit door de bijdrage van de biologische landbouw aan biodiversiteit verder te ontwikkelen, praktisch te borgen en het gelijktijdig realiseren van een duurzame resultaatsbeloning voor deze inspanningen. De innovatieopgaven zijn:
– Verbeteren biodiversiteit op de bedrijven.
– Ontwikkelen en vermarkten van groene en blauwe diensten.
In de Themawerkgroep Biodiversiteit en Landschap zitten naast boerenvertegenwoordigers ook de Vereniging Natuurmonumenten en adviesorganisaties. Ook zijn er contacten met LTO Nederland en Natuurlijk Platteland Nederland. De Themawerkgroep is in opdracht van de Vakgroep Biologische Landbouw LTO/Biologica opgericht. De Vakgroep als vertegenwoordiger van alle biologische boeren en tuinders pakt dit thema via de werkgroep op omdat biodiversiteit en landschap alle sectoren raakt.

Biologische boeren als beheerder voor natuurorganisaties
Ontwikkelen werkzame rendabele systemen voor het tot meerwaarde brengen van beheersgronden tot wederzijds voordeel van boer en natuurorganisaties. Hiermee is de grond voor biologische landbouw uit te breiden om regionale kringlopen te kunnen sluiten. (informatie: f.smeding@louisbolk.nl)

Themawerkgroep Bodemvruchtbaarheid
Sjef Staps, (themacoördinator), Louis Bolk Instituut, s.staps@louisbolk.nl

De Themawerkgroep Bodemvruchtbaarheid streeft naar het gebruik van 100% biologische meststoffen in de biologische landbouw. Het doel is het realiseren van een gezonde bodem als fundament voor kwaliteitsproducten. Om dit doel te bereiken zet de werkgroep een reeks kennisprojecten in en zorgt zij voor uitwisseling van kennis. Ook ontwikkelt ze voorstellen voor biologische regelgeving. De Themawerkgroep Bodemvruchtbaarheid is onderdeel van Bioconnect en in 2006 in opdracht van de Vakgroep Biologische Landbouw LTO/Biologica opgericht. De Vakgroep als vertegenwoordiger van alle biologische boeren en tuinders pakt dit thema via de werkgroep op, omdat bodemvruchtbaarheid alle sectoren raakt. De themawerkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van biologische boeren en tuinders, meststoffenhandelaren, adviseurs, overheid, Skal en onderwijs.

Paraplu 100% biologische mest
Het aandeel biologische mest stapsgewijs brengen naar 100 procent door ontwikkeling van onderbouwde voorstellen voor regelgeving. Besprekingen met alle sectoren. (informatie: u.prins@louisbolk.nl)

Minder en Anders Bemesten
Het verder ontwikkelen van strategieën voor inzet van mest van biologische oorsprong. Veldexperimenten op vier bedrijfstypen. Het gaat onder meer om gelijke of hogere opbrengsten, verbetering van productkwaliteit en duurzame bodemvruchtbaarheid. (informatie: s.staps@louisbolk.nl)

Organische hulpmeststoffen
Identificatie van voor de praktijk bruikbare aanvullende stikstofmeststoffen. Bepaling van toepassingsmogelijkheden en relatie van opbrengst en kwaliteit. (informatie: w.cuijpers@louisbolk.nl)

Kippenmest & Kringloop
Demonstratie van de mogelijkheden om de samenstelling en kwaliteitsborging van pluimveemest te wijzigen zodat die interessant wordt voor akker- en tuinbouwbedrijven. Ook vervanging van rundermest door kippenmest op melkveebedrijven. (informatie: s.staps@louisbolk.nl)

Grondgebondenheid in de biologische veehouderij
De EU-wetgeving is aan het veranderen. Nauw overleg vindt plaats tussen LNV, Skal, Biologica en de betrokken sectoren om te komen tot geaccepteerde en werkbare oplossingen voor de discrepantie tussen huidige praktijk en eisen vanuit de EU. (informatie: u.prins@louisbolk.nl)

Themawerkgroep Uitgangsmateriaal en Veredeling
De biologische landbouw gebruikt nog veel gangbaar zaad en vegetatief plantmateriaal. Streven is dat de sector op termijn 100% biologisch uitgangsmateriaal gebruikt. Belangrijke voorwaarde is dat het teelttechnisch mogelijk is om voldoende biologisch uitgangsmateriaal te produceren dat vitaal en gezond (ziektevrij) is. Veel van de onderzoekprojecten zijn hierop gericht. Daarnaast is het van groot belang dat interpretatie van de Europese regels voor het gebruik van biologisch uitgangsmateriaal wordt geharmoniseerd. Een stap verder gaat het gebruik van biologische rassen; rassen die optimaal zijn aangepast aan de groeiomstandigheden op een biologisch bedrijf. De themawerkgroep stimuleert de ontwikkeling van deze rassen.

Stikstofplasticiteit bio-aardappel
Ontwikkeling van selectiecriteria voor veredeling op stikstofplasticiteit bij aardappel. (informatie: m.tiemens@louisbolk.nl)

Selectiemilieu ui
Levert selectie onder biologische omstandigheden beter aangepaste rassen dan selectie onder gangbare omstandigheden? (informatie: e.lammerts@louisbolk.nl)

Opstart biologisch aardappelveredelingsprogramma
i.s.m. kweekbedrijven en hobbykwekers.(informatie: e.lammerts@louisbolk.nl)

Ketengestuurde selectie van biologische baktarwerassen
Geschiktheid van nieuwe veredelingslijnen voor biologische teelt en bakkwaliteit. (informatie: a.osman@louisbolk.nl)

Stichting Zaadgoed
Stichting Zaadgoed stimuleert biologische vermeerdering en veredeling door en voor de biologische sector. Dit doet ze onder andere door het ondersteunen van praktijkonderzoek, het organiseren van de cursus selectie in eigen boerenhand en het geven van voorlichting aan boeren en consumenten. Biologica neemt deel aan het bestuur van de stichting en is betrokken bij de uitvoering van diverse projecten. Kijk voor meer informatie op http://www.zaadgoed.nl/

Geen deelname aan de themawerkgroepen ‘Energieverbruik en broeikasgasemissies’, ‘Markt en keten’ en ‘Multifunctionele landbouw en directe verkoop’.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)