Er is weer genoeg te melden sinds de vorige keer op 9 oktober. En dat zullen we dan meteen maar doen ook. Traditiegetrouw beginnen we met Motief. Bronverwijzingen zijn onder de link in de originele teksten teug te vinden.
Peter Blom en Arnoud Boot nieuwe Sustainable Finance Lab-voorzitterWe verlaten Motief en gaan verder met nieuwe boeken. Om te beginnen:
10 oktober 2016
Het Sustainable Finance Lab (SFL) in Utrecht werd in 2011 opgericht op initiatief van de hoogleraren Herman Wijffels en Klaas van Egmond van de Universiteit Utrecht en Peter Blom van Triodos Bank. Al die tijd was Herman Wijffels voorzitter. Op 3 oktober droeg Wijffels zijn functie over aan Peter Blom en Arnoud Boot, hoogleraar ondernemingsfinanciering en financiële markten aan de Universiteit van Amsterdam.
Een gezamenlijk interview met de beide kersverse voorzitters verscheen op 2 oktober in Het Financieele Dagblad, onder de titel ‘Huidig bankentoezicht vormt groot gevaar voor financiële sector’. Interviewer Wouter Keuning schrijft: “Boot wijst erop dat de toezichthouder momenteel in een kramp zit, doordat de politiek feitelijk tegen hem zegt: ‘Als er iets misgaat, is het jouw schuld’. Boot: ‘De toezichthouder heeft in het huidige klimaat veel meer te verliezen door ergens ruimte te geven, dan door ergens ruimte weg te nemen. Als hij de teugels laat vieren en het gaat mis, wordt hij morgen op alle voorpagina’s afgemaakt.’”
De overdracht van de voorzittershamer gebeurde in het kader van het afscheid van Herman Wijffels als hoogleraar Duurzaamheid en Maatschappelijke Verandering aan de Universiteit Utrecht. Wijffels blijft als lid aan het Lab verbonden. In juni was Peter Blom ook al de nieuwe voorzitter van de raad van toezicht van MVO Nederland geworden. MVO Nederland is het expertisecentrum voor Nederlandse bedrijven die streven naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. Meer dan 2000 bedrijven zijn aangesloten bij deze netwerkorganisatie.
Het Sustainable Finance Lab is een informeel netwerk van merendeels academici van verschillende disciplines en universiteiten in Nederland die lid zijn op persoonlijke titel. Doel van het SFL is een stabiele en robuuste financiële sector die bijdraagt aan een economie die de mens dient zonder daarbij zijn leefmilieu uit te putten. Daartoe ontwikkelt SFL vernieuwende ideeën en biedt een platform voor discussie daarover.
Peter Blom, destijds mede-initiatiefnemer: “Binnen het SFL reflecteren we op de systeemvragen die de financiële crisis van 2008 heeft opgeroepen. SFL heeft zich ontwikkeld tot een gezaghebbende stem voor zowel beleidsmakers, toezichthouders alsook de sector zelf. Niet dat de bankiers het altijd eens zijn met de wetenschappers, maar de intensieve discussies leveren voor alle betrokkenen telkens weer waardevolle nieuwe inzichten op.”
Arnoud Boot: “SFL is het enige instituut in Nederland dat vertrekt vanuit de vraag: wat is de maatschappelijke waarde van de financiële sector? En dat doet op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten. SFL vormt zo een onmisbare brug tussen wetenschap en praktijk.”
Herman Wijffels: “Wat vijf jaar geleden begon als een experiment is uitgegroeid tot een mooi instituut met een stevig team onderzoekers aan de Utrecht School of Economics. Ik heb de SFL-leden leren kennen als uitermate deskundige en creatieve wetenschappers. De interesse in elkaars specifieke kennis maken van de bijeenkomsten altijd inspirerende gelegenheden waarvan de uitkomsten gelukkig veel gehoor vinden. Met Peter Blom en Arnoud Boot als mijn opvolgers is de verbinding geborgd tussen wetenschap en operationele ervaring in de financiële sector.”
Louis Bolk Instituut viert jubileum van veertig jaar in stilte
12 oktober 2016
Het Louis Bolk Instituut maakt in een persbericht bekend dat de viering plaatsvindt met een symposium voor genodigden: “Op woensdag 12 oktober viert het Louis Bolk Instituut zijn 40-jarig bestaan met een jubileumsymposium voor genodigden in Driebergen. Centraal thema is ‘Denken in gezonde systemen’. Key note speaker is Cees Veerman, die zijn visie presenteert op de toekomst van duurzame landbouw in ons voedselsysteem. Directeur Jan Willem Erisman neemt zijn publiek mee in de waarde van systeemdenken voor grote maatschappelijke vraagstukken. Dagvoorzitter is Pieter van Geel, voorzitter van de Raad van Toezicht van het Instituut.” Biojournaal bericht erover.
Dagblad Trouw besteedt vandaag aandacht aan de jubilaris met een groot tweepagina-artikel: ‘Biologisch-dynamisch laboratorium’. Uitgaande van het Demetercongres op 5 oktober in de Zonnehoeve wordt de stemming gepeild door journalist Emiel Hakkenes. Hij spreekt Peter Brul, in de jaren zeventig biologisch-dynamisch boer in Oost-Groningen, die de twee oprichters van het dan al twee jaar bestaande Louis Bolk Instituut, Ferdie Amons en Jan Diek van Mansvelt, voorstelt om ook systematisch onderzoek te doen naar biologisch-dynamische landbouw. Zij hielden zich namelijk als bioloog van de Universiteit van Amsterdam op eigen initiatief bezig met onderzoek naar de werkzaamheid van homeopathische geneeswijzen. Niet Peter Brul, maar Jan Bokhorst was degene die er startte met landbouwkundig onderzoek, wat nadien de grootste afdeling zou worden.
Tegenwoordig is het Louis Bolk Instituut geëvolueerd tot, zoals de instelling zelf schrijft, “een internationaal onafhankelijk kennisinstituut ter bevordering van écht duurzame landbouw, voeding en gezondheid. Belangrijke opdrachtgevers zijn onder andere het Ministerie van Economische Zaken, provincies, waterschappen, natuurbeherende organisaties en het bedrijfsleven. Opdrachtgevers waarderen onze integrale visie op duurzame landbouw, voeding en gezondheid en ons vermogen om praktische kennis en adviezen te bieden die leiden tot een duurzame en gezonde groei van mens, dier, plant en bodem. De laatste jaren groeide de belangstelling voor de organisatie vanwege innovatieve concepten rond veerkracht (Positieve Gezondheid en Natuurinclusieve landbouw). Met innovatieve opfoksystemen (zoals kalveren bij de koe) kwam het instituut dit jaar veelvuldig in het nieuws.”
En hoe zit het met de biologisch-dynamische landbouw? Jan Diek van Mansvelt geeft in Trouw toe dat Nederland in Europa met biologisch nogal achterblijft. “Maar de vooruitzichten blijven steeds beter worden, met steeds meer jonge bewuste consumenten. Het duurzaamheidsbewustzijn groeit. Zo zie ik het doel van het Louis Bolk Instituut mooi dichterbij komen.”
En Peter Brul zegt: “De biologisch-dynamische boeren zijn inderdaad heel klein in aantal gebleven. Maar ze zijn er nog wel. En het zijn ook vaak kleurrijke, veelzijdige en inspirerende bedrijven, die daarmee ook voortdurend het signaal afgeven dat je als ondernemer voor een heel andere aanpak kunt kiezen, met maatschappelijk gezien heel andere uitkomsten.”
Demeter Magazine 2016-2017 op papier en online
13 oktober 2016
Stichting Demeter meldt op haar website het verschijnen van het speciale Demeter Magazine 2016-2017:
“Demeter magazine, unieke krant over biodynamische landbouw en voeding
In vele biologische speciaalzaken is een special van de Krant van de Aarde helemaal in het teken van biodynamische landbouw en voeding beschikbaar. Waar staat het keurmerk Demeter voor? Wie zijn de boeren en tuinders? Wat beweegt hen? Hoe is de bd landbouw ontstaan? Wat zijn de normen en richtlijnen? Kan een in stukjes gesneden Demeter komkommer weer aan elkaar groeien? Lees het en stuur het door. Een unieke uitgave over ‘Vitale voeding uit een levende landbouwcultuur.’”
Op de website van Krant van de Aarde staan veel artikelen uit dit magazine waarin nog veel meer vragen worden beantwoord:
“Waar ligt een biodynamisch bedrijf in mijn omgeving? Wie zijn de mensen die onze producten telen? Is biodynamisch voedsel relevant wat betreft gezondheid en vitaliteit? Of vooral voor een vruchtbare aarde? Waar komt het gedachtegoed achter biodynamische landbouw eigenlijk vandaan? Aan wat voor normen moet je voldoen voor iets het Demeter-keurmerk mag dragen? Houden de Demeter boeren de kalfjes bij de koe? Hoe zit het met ons zaadgoed? Woudwezens, bestaan die echt?”
Artikelen met titels als:
– Zie de boerderij als een levend organisme
– Op Warmonderhof gaan wonen, werken en leren hand in hand
– Werken aan bewustzijn
– De kracht van een levende bodem
– Kalfjes bij de koe
– Landbouwhuisdieren zijn er voor een gezonde bodem
– Meer diversiteit op de akker én in het winkelschap
laten zien waar het in de biologisch-dynamische landbouw om draait.
Op de website van Demeter is ook een ‘Verslag van het congres LandbouwCultuur van de toekomst’ te vinden: “Was u niet bij ons congres LandbouwCultuur van de toekomst dan kunt u hier het verlag lezen.”
“Afgelopen woensdag, 5 oktober, hield Stichting Demeter samen met de BD Vereniging en de landbouwsectie van de Antroposofische Vereniging haar jaarlijkse congres in biologisch-dynamische boerderij Zonnehoeve in Zeewolde. Tegen de achtergrond van goede groeicijfers (de BD-landbouw steeg in areaal van 5150 naar 6289 hectare tussen 2011 en 2015) spraken onder meer schrijver Frank Westerman, kaasmaker Jan Dirk van de Voort en landbouwdocente Joke Bloksma over de rol van natuur en cultuur in de BD-landbouw.”
Het verslag is ook te lezen op Biojournaal.
Zegetocht van Demeter duurt voort
15 oktober 2016
Demeter is de laatste tijd al volop in het nieuws, maar het eind is nog niet bereikt. Dat blijkt uit het bericht zaterdag 15 oktober op de website van de Volkskrant, met het Demeterlogo prominent in beeld. Het nieuwsbericht is getiteld ‘Slechts elf van negentig keurmerken voor duurzaam voedsel krijgen predicaat “topmerk”’:
‘De keuze voor duurzaam en verantwoord eten wordt makkelijker. Van de ongeveer negentig keurmerken en logo’s voor duurzame voeding, waarvan de betrouwbaarheid lang niet altijd vaststaat, krijgen er elf het predicaat “topkeurmerk”.’
En u begrijpt het, tot die elf behoort ook Demeter. Staatssecretaris Martijn van Dam van Economische Zaken gaf voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal de opdracht om uit te zoeken welke keurmerken het hoogst scoren op criteria duurzaamheid (milieu, dierenwelzijn, arbeidsomstandigheden), transparantie en betrouwbaarheid.
De Volkskrant schrijft: ‘Volgens Milieu Centraal zitten consumenten die duurzaam willen eten met deze elf keurmerken “altijd goed”.’ En, voegt de krant er geruststellend aan toe: ‘Het is niet gezegd dat keurmerken die niet in de top elf staan niet in orde zijn.’
Ook dagblad Trouw bericht op dezelfde dag ‘Dit zijn de dertien beste voedingskeurmerken’. Hier zijn het er echter twee meer dan in de Volkskrant, verschil moet er zijn. ‘Een overzicht van de dertien beste keurmerken is te vinden op keurmerkenwijzer.nl. Het gaat onder meer om Beter Leven, Demeter, EKO en Fairtrade. Twee van de dertien zijn buitenlandse merken, een uit Duitsland (Naturland biologische vis) en een uit Zweden (KRAV).’
Als klap op de vuurpijl publiceert NRC Handelsblad op zaterdag 15 oktober in de wijnspecial Lux een artikel van wijnkenner Harold Hamersma dat opent met deze zinnen:
‘In de wereld van het biologisch-dynamische wijngaardenieren zijn drie namen van belang: Rudolf Steiner, Nicolas Joly en Marc Nomblot. Wie biodynamisch werkt, vermijdt bedrijfsvreemde elementen zoals herbiciden, pesticiden en kunstmest, schreef Rudolf Steiner voor. Hij respecteert fruit- en bladdagen en houdt rekening met kosmische invloeden van de planeten. Kortom, de natuur maakt de wijn. En de mens helpt slechts een handje.’
Demeter krijgt dus een heel goede pers, de biologisch-dynamische landbouw is nu echt aangekomen in de landelijke media.
Antroposofische wandeling door Zutphen
17 oktober 2016
In Zutphen kun je sinds kort een wandel- en fietsroute doen waarbij je de sporen van de antroposofie in en om Zutphen volgt. Zutphen staat bekend om haar antroposofie en is al langer een geliefde woonplaats voor mensen die zich hiermee verbonden voelen. Initiatiefneemster Sylvie Uenk ging op zoek naar plekken en verhalen die vertellen waarom dit juist in Zutphen zo is ontstaan.
Alle verhalen hebben een plek gekregen in een wandelroute van ongeveer anderhalf uur door het centrum van Zutphen en een fietsroute van ongeveer een uur door de wijken en buitengebied van Zutphen. Om dit te bereiken sprak Sylvie Uenk onder meer met Maria la Gaaij (oprichtster van de Boekerij), Jonno van der Werf (beheerder van de antroposofische bibliotheek), liep en fietste door stad en ommeland en dook in de archieven. Uenk: “Antroposofie is verweven met Zutphen. Dat merk je aan de stad. De kleurrijke affiches, de hoeveelheid alternatieve therapeuten, het type winkels in de binnenstad, de muzikale activiteiten, de architectuur van gebouwen én, niet te vergeten, het vrijeschoolonderwijs.”
De route start met het verhaal over antroposofisch huisarts Bos die zich in 1954 vestigde aan de Rozenhoflaan. Het echtpaar Bos ontmoette gelijkgestemden met wie zij de pioniersgroep van antroposofie in Zutphen vormde. In het souterrain van de grote woning startte een kleuterklasje, op zolder kwam een ‘winkeltje’ met natuurlijk spel- en tekenmateriaal, zoals krijtjes van bijenwas en houten speelgoed. Cursussen, lezingen, boekuitleen en een uitgiftepunt voor biologisch-dynamische groenten maakten het geheel compleet. Al snel groeide het initiatief letterlijk uit de voegen en verspreidde de antroposofie zich verder uit over de stad.
De wandelroute voert naar de omgeving van de Dieserstraat waar zo’n 45 jaar geleden de eerste antroposofische winkels waren. In de binnenstad loop je langs vioolbouwers, spirituele centra en het waterwerk op de IJsselkade. Natuurlijk zijn ook de locaties van het vrijeschoolonderwijs opgenomen in de route. Verder fiets je door verschillende wijken van Zutphen, langs de kerk van de Christengemeenschap, het terrein van de voormalige Kaardebol, natuurspeelplekken, antroposofische woongemeenschappen en langs biologische boerderij Korenblik en biologisch-dynamische landbouwbedrijf Urtica De Vijfsprong. De route is verkrijgbaar bij VVV Zutphen als onderdeel van een tiental themaroutes door de stad. Ideefabriek Achterhoek heeft deze route financieel mede mogelijk gemaakt.
Meer ruimte voor vrijescholen
17 oktober 2016
‘Weinig kansen voor nieuwe basisscholen’, meldt Laura van Baars vandaag op de website van Trouw: “In het kader van de onderwijsvernieuwing is het kabinet een groot voorstander van innovatieve ‘onderwijsvernieuwers’ die iets anders willen proberen. Maar er komen in Nederland nauwelijks nieuwe basisscholen bij. Dit jaar zijn het er tien.”
Het ministerie is bezig de onderwijswet voor het oprichten van nieuwe scholen te verruimen. De Raad van State buigt zich momenteel over het voorstel. De verwachting is dat scholen zonder godsdienstige oorsprong, maar juist met een specifieke pedagogische of didactische benadering, dan meer kans maken. Laura van Baars schrijft: “De ‘groeimarkt’ zit nu vooral in islamitische scholen. Die kunnen makkelijk worden opgericht, terwijl de steeds populairder wordende vrije scholen er niet tussen komen.” Met de aangepaste wet zou dit beter moeten kunnen. Maar zekerheid daarvoor is er niet.
Maar het kan ook op een andere manier. De woordvoerder van staatssecretaris Dekker zegt: “Initiatiefnemers kunnen zich aansluiten bij een bestaand schoolbestuur. Bestaande scholen kunnen ook ‘overstappen’: denk aan een katholieke school die vrijeschool wordt. Maar als mensen zelfstandig nieuwe scholen willen beginnen, dan wordt dat wel makkelijker.”
De wet is nog niet definitief, daar is de Vereniging van vrijescholen zich zeer bewust. Zij speelt daarop in door betrokkenen bij vrijescholen op te roepen: “Denk mee namens de vrijescholen! Geïnteresseerden uit de dagelijkse praktijk zoals ouders, leraren, schoolleiders, schoolbesturen en vertegenwoordigers van gemeenten zijn van harte uitgenodigd om hierover mee te praten op een bijeenkomst. Deze bijeenkomsten zijn een goede gelegenheid om specifieke problematiek aan te kaarten en ervoor te zorgen dat de beleidsmedewerkers van het ministerie dit meenemen in de ontwikkeling van de wet.” Ze vinden op verschillende plekken in het land in oktober en november plaats.
Op 1 oktober hield de koepelorganisatie nog een eigen netwerkbijeenkomst waarop betrokkenen zich konden buigen over de mogelijkheden van oprichting of uitbreiding van nieuwe en bestaande vrijescholen. Ook hierbij was het ministerie aanwezig om te leren van de praktijk.
Van de zomer had Dekker al de toekomstige sluiting van een flink aantal te kleine scholen kunnen voorkomen. Dat zou het gevolg zijn van de nieuwe wet, omdat de specifieke ‘richting’ van scholen niet meer zou meetellen. Maar dat was niet Dekkers bedoeling geweest, schreef Trouw: “Het wetsartikel betekent de redding van menig reformatorische school in de stad, van een flinke groep islamitische scholen, maar ook van vrije scholen en de enige joodse basisschool van Nederland.”
Uit de praktijk blijkt dat het oprichten van een nieuwe vrijeschool niet eenvoudig is. Een brainstormavond bijvoorbeeld in Oosterbeek in juni maakte dit bijzonder duidelijk. Ook al bestaat er veel belangstelling voor een vrijeschool, hier voor kinderen van 1 tot en met 5 jaar. Niettemin rijzen vrijescholen nog steeds de pan uit, zoals we in juni meldden. De meest recente berichtgeving betreft Almere.
Verslag bijzondere Algemene Ledenvergadering over het pand Riouwstraat
19 oktober 2016
Op donderdagavond 13 oktober waren een kleine honderd leden van de Antroposofische Vereniging naar het Iona-gebouw in Driebergen gekomen om met het bestuur te spreken over de mogelijke verwerving van de Riouwstraat 1-3 te Den Haag. Namens het bestuur van de AViN en de Stichting Euritmie (die eigenaar is) hielden respectievelijk Jaap Sijmons en Bert de Graaff (voorzitters) een toelichting op de beleidsvisie, waarna een gesprek met de leden plaatsvond. Al snel was duidelijk dat er wel bedenkingen waren bij de uitvoering, maar het idee dat de vereniging zich weer ontfermt over het oude verenigingsgebouw vond weerklank bij de meeste aanwezigen. In de latere ledenraadpleging door handopsteken was de zaal vrijwel unaniem voor deze stap.
In een tweede deel van de avond werden de in het gebouw onder te brengen functies en de daarvoor noodzakelijke aanpassingen beschreven door bestuurslid Stephan Jordan. Architect Yaike Dunselman van 9 Graden Architectuur ging daarop voort en liet in een paar schetsen zien hoe daaraan gestalte kan worden gegeven. Zoals de begane grond, die een betere en meer representatieve ontvangst zal kennen en een verbetering van de verzorging (catering/horeca). Deze plattegrond werd ook in een schets van de nieuwe situatie gevat (ruimtelijke beleving verbouwde begane grond door 9 Graden Architectuur).
Het is allemaal erg voorlopig, maar geeft wel een idee. Het bestuur vindt een verbouwing van het pand wel noodzakelijk en wil dit besluit niet in de tijd naar voren schuiven. Het moet toch gebeuren en dan beter direct, zodat wij de komende zeven jaar maximaal profijt hebben van het gebouw. Na een tweede ledenraadpleging aan het slot bleek ook een ruime meerderheid van de leden voor een ‘vernieuwbouw’, ook al kost dat circa € 900.000.
Secretaris Andreas Reigersman lichtte toe hoe de juridische structuur waarschijnlijk wordt. De vereniging zal met de stichting in zoverre samengaan, dat het dagelijks bestuur het bestuur van de stichting zal vormen. Dan kan het bestuurslid dat de portefeuille Riouwstraat zal krijgen (maar dit niet onbezoldigd zal kunnen doen, vanwege de omvang van de klus) vanuit de stichting in dienstverband staan. Bovendien lijkt het fiscaal noodzakelijk tot behoud van onze fiscale ANBI-status (vrijstelling van schenkingsbelasting). Ook de overdrachtsbelasting speelt een rol. Dat is in onderzoek.
Uit de leden klonk het geluid dat men niet direct van het nut van de tweedeling was overtuigd. Waarom het gebouw niet direct eigendom van de vereniging maken? Het bestuur neemt het nog even terug in beraad.
Pim Blomaard hield als penningmeester een toelichting op de totale kosten. Wij hebben een solide financiering, indien wij eenmalig gemiddeld genomen een dubbele contributie van de leden ontvangen (ruim € 600.000). Hij zag echter ook enige creativiteit voor zich om aan dit bedrag te komen, als niet alle leden dit kunnen opbrengen. Na de nodige discussie over met name de juridische structuur en de kosten viel aan het slot de raadpleging ook hier in het voordeel van dit financieel plan uit, zij het met minder grote meerderheid dan op de vorige punten.
Marleen Klinkenberg uit Den Haag vertelde de leden een ‘sprookje’ over de geschiedenis van het huis, zijn bewoners, het eerste antroposofische initiatief binnen haar muren, de vreugde van Willem Zeylmans van Emmichoven toen het eind jaren vijftig gelukt was het pand voor de vereniging te verwerven. Zij heette uit naam van de Riouwstraat reeds alle leden van harte welkom binnen haar muren!
De vergadering sloot af met een toezegging aan de leden nu snel met een meer uitgewerkt plan te komen langs de lijnen waarmee door de aanwezigen instemming werd getoond.
Het dagelijks bestuur, Pim Blomaard, Andreas Reigersman, Jaap Sijmons
Uit de schoot der goden - gebonden versieMaar ook dit:
De werkelijkheid van de evolutie
auteur: Rudolf Steiner
prijs: € 24,50
inhoudsomschrijving:
Aan het begin van onze kosmische evolutie staat geen Big Bang, maar een door goddelijke wezens uit liefde gebracht offer. Alle materie, alle daarin en daarmee levende schepselen danken hun bestaan aan dit offer. De materie maakt een verdichting door van warmte tot vaste stof, de schepselen die daarbij betrokken zijn, de mensen, raken daardoor gaandeweg los van hun Schepper. Ze worden vrij, dat wil zeggen, ze kunnen zich tegenover hun Schepper opstellen, ze kunnen in Hem geloven, ze kunnen Hem ontkennen, ze kunnen zichzelf als het middelpunt van de schepping gaan beleven. De wereld waarvan ze deel uitmaken is weliswaar een afspiegeling van de goddelijke wereld waaruit zij zijn ontstaan, maar is in zijn minerale toestand van de Schepper afgesnoerd. Alles op aarde vervalt aan de dood, de enige werkelijkheid op aarde. Dan daalt echter Christus, het hoge zonnewezen, af, maakt door zijn opstanding uit de dood de afsnoering ongedaan en geeft de mens de mogelijkheid de verbinding met zijn goddelijke oorsprong te herstellen.
Met een nawoord van Hans Peter van Manen.
2e druk, gebonden, ISBN: 9789060385654
Waarom doe ik wat ik doe?
Menskunde in de praktijk
auteur: Jaap van de Weg
prijs: € 16,50
inhoudsomschrijving:
Ja, waarom doe ik wat ik doe? Meestal doe ik iets zonder erbij na te denken, zeg maar op de automatische piloot. Dat geldt bijvoorbeeld voor het lopen. Daar denk ik niet over na. Ik kijk om me heen of praat met iemand, maar houd me niet met mijn voeten bezig. Wil ik op een andere manier gaan lopen, dan stuit ik op de gewoontepatronen. Waar zit dat patroon en waar zit de wens om te veranderen? Waar komen trouwens die verschillende lagen van het willen vandaan? Hoe zitten we in elkaar? Dit boek is een verkenning in de menskunde, menskunde in de praktijk, menskunde die kan helpen om jezelf en anderen beter te begrijpen. Het boek geeft je aanknopingspunten om na te denken over je erfelijkheid en ook over een geestelijke wereld en ervaringen na de dood. Het mensbeeld achter dit boek stamt uit het boek Theosofie van Rudolf Steiner. Hij schreef het in 1904 en het is het lijfboek van de auteur. Jaap van de Weg ‘vertaalde’ het in de taal van de eenentwintigste eeuw en het boek staat vol eigen ervaringen, en ervaringen van mensen uit zijn praktijk.
1e druk, paperback, 14 x 20 cm, ISBN: 9789060388068
‘Hoop doet leven’ en empathie werkt echt
Vorige week had ik hier een pissig stukje over een artikel in NRC Handelsblad van 3 oktober: desteronline.nl/waarschuwende-bijsluiter-nrc-handelsblad-3-oktober-2016. Dat artikel was geschreven door Maarten Boudry (1984, Vlaams filosoof, docerend lid van de vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap aan de Universiteit Gent), en ging over homeopathie en maakte me om twee redenen uitzonderlijk kwaad. Het was op afstand het domste stukje tekst dat ik ooit over homeopathie heb gelezen en, ik begreep ten eerste niet hoe zoiets kon verschijnen in een krant die toch nog steeds als kwaliteitskrant geldt, en ten tweede niet hoe iemand die zó redeneert aan een normale Nederlandstalige universiteit kan werken.
Intussen zijn we een paar dagen verder en is de ergste woede ietwat verdampt. Ook is intussen op de Opiniepagina van NRC Handelsblad op 8 oktober onder het kopje ‘Filosoof blijft in cocon’ een brief gepubliceerd van dr. Ruth Seldenrijk [mij niet persoonlijk bekend] die mij ernstig aanspreekt. Ik kopieer hem in zijn geheel:
‘De meeste rupsen spinnen een cocon om zichzelf te beschermen. Ze zoeken een geschikt plekje en spinnen zich dan in en blijven ongeveer waar ze zijn. Een analogie van de illusie van een jeugdige hoogleraar filosofie. Maarten Boudry weet het: “Homeopathie is veilig, het geloof erin gevaarlijk” (NRC 3/10). Heeft de filosoof geen gevaarlijk geloof? Het is een illusie dat je het natuurlijke proces van rups naar vlinder kunt wegredeneren door het een geloof te noemen. Het is een illusie het wetenschappelijk vastgestelde effect van een homeopathische interventie bij bijvoorbeeld dieren en zelfs celkweken geloof te noemen. Het is een illusie dat je binnen een filosofische cocon zou kunnen weten wat geloof is. Het is een feit dat noch rups, noch patiënt, noch homeopathie hier hoeven wakker te liggen van een dergelijke zichzelf in een cocon ingespind hebbende filosoof.’
Mede hierdoor weer wat aangemoedigd, durf ik nu te proberen ‘sine ira et studio’, zo goed mogelijk ‘zonder boosheid en obsessieve preoccupaties’, samen te vatten wat mij over dit onderwerp zo intens beweegt. Ik maak een korte reconstructie.
De zaak begon een maand of drie geleden. Toen kwam in het nieuws hoe een Duitse Heilpraktiker in de buurt van Venlo, net over de grens, ook Nederlandse kanker-patiënten had behandeld op een manier die in Nederland terecht wettelijk verboden is. Dat zorgde begrijpelijkerwijs voor enige rumpus [= reuring, opschudding, heftig debat (red)]. Twee auteurs, beiden hoogleraar aan een Nederlandse universiteit, gaven naar aanleiding daarvan commentaar in NRC Handelsblad.
Op 9 augustus stelde Suzanne van de Vathorst, medisch ethicus: ‘Sommige patiënten willen nu eenmaal strijdend ten onder’. Naar aanleiding van het bericht ‘De politie onderzoekt een omstreden Duitse kliniek’, stelde zij de vraag ‘Moeten patiënten worden beschermd tegen de hoop die dit circuit biedt?’ 23 september borduurde Peter Jan Margry, etnoloog, UvA, in NRC Handelsblad hierop voort: ‘Vooral hoogopgeleiden bezoeken een alternatieve genezer – Alternatieve therapieën hebben het tij mee: zo’n miljoen gebruikers, vaak hoogopgeleid.’ en gaf een goed onderbouwd ontkennend antwoord op de retorische vraag ‘Zijn dat allemaal naïeve idioten?’ Het waren allebei NRC Handelsblad-waardige artikelen: helder, evenwichtig, genuanceerd, goed gedocumenteerd – en potentieel aanleiding voor serieuze, creatieve discussie.
En toen kwam dus deze Vlaamse filosoof: NRC artikel (betaalmuur, 5 artikelen gratis)
Wat hij in dat artikel aan de orde stelt, laat zich niet samenvatten, want hij ‘stelt’ niets. Zijn artikel is alleen een quasi-ludiek woordenspelletje van hetzelfde soort als het dijenkletsertje over de vraag waar in Europa de grootste patat-kraam staat. Lees het zelf maar na en huiver. Dankzij het digitale format van deze tekst kan dat met een simpel klikje zó geregeld worden: desteronline.nl/category/columns/hugo-verbrugh
En intussen heeft Boudry mij de eer gegeven te reageren op mijn Ster-stukje; desteronline.nl/waarschuwende-bijsluiter-nrc-handelsblad-3-oktober-2016/#comment-3075
Hoe nu verder? Ik weet niet beter dan de lezer te verwijzen naar het boek ‘Al te naïeve geneeskunde? Materiaal voor de vorming van een oordeel over alternatieve geneeswijzen’. Het is intussen 16 jaar oud en al lang uitverkocht maar nog steeds actueel; een digitale versie krijgt de lezer die mij (hugo@verbrugh.nl) daarom vraagt. Ultrakort samengevat en up to date gebracht: homeopathie en andere zogenaamde ‘alternatieve geneeswijzen’ helpen niet alleen vaak, maar werken soms echt wel, afhankelijk van wie ze toepast. Het is allemaal een kwestie van empathie. Empathie is sinds kort een super-modewoord. Iedereen gebruikt het, niemand weet wat het precies is, laat staan hoe het werkt. Om dat te begrijpen is echt een nieuw denkraam nodig, een niet zogenoemd ‘paradigma’.
En daar wordt aan gewerkt – maar niet in de filosofie (en zeker niet in die van de Universiteit Gent), en ook niet in de reguliere geneeskunde, want de werking van empathie past op geen enkele manier in het nu gangbare verdienmodel van de gezondheidszorg.
Een waarlijk revolutionair boekje waarin dit even besproken wordt, verscheen een paar maanden geleden van de hand van de kort tevoren overleden kinderarts Charles de Monchy: ‘De derde revolutie in de geneeskunde’ (Uitgeverij Milinda / De Driehoek).
Zijn stelling is dat wij thans een revolutie in de geneeskunde meemaken. Na de indrukwekkende successen van het natuurwetenschappelijke medische model wordt de geneeskunde steeds nadrukkelijker geconfronteerd met vragen waarop zij het antwoord schuldig moet blijven, zoals de invloed van psychosociale factoren, onbegrepen ziekten, de mogelijkheid om door gerichte wilsinspanning autonoom geachte lichaamsfuncties te beïnvloeden. Het gangbare medische model zal ingrijpend moeten worden bijgesteld.
Het is een must voor wie echt iets wil begrijpen van wat nu in de geneeskunde plaatsvindt. Ik heb de Kralingse Boekhandel Amesz aanbevolen dit boek in voorraad te nemen.
En oh ja, voordat ik het vergeet: de grootste patatkraam van Europa staat op de grens van Nederland en Frankrijk.
Hugo Verbrugh
Onduidelijkheid rond het levenseinde, eerste afleveringIk vond dit op de website van Antroposana, het is de vaste column van Peter Staal in het blad ‘Stroom’:
Dat was groot nieuws, medio vorige week. ‘Kabinet wil onduidelijkheid rond levenseinde wegnemen’, luidde de kop boven een groot artikel in NRC Handelsblad van donderdag 13 oktober. Dat is erg kort door de bocht geformuleerd, en het is een veelzeggend onduidelijke formulering, maar waar het inhoudelijk om gaat, werd meteen óverduidelijk. Het gaat over een nieuw initiatief van het kabinet inzake een variant van een oud, essentieel probleem, namelijk de vrijwillige levensbeëindiging onder de naam euthanasie. Over sommige aspecten daarvan is veel onduidelijkheid en daar wil het kabinet een einde aan maken.
Het nieuwe zit ’m erin dat nu de twee bij dit thema betrokken ministers, Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, VVD) en Van der Steur (Veiligheid en Justitie, VVD), komen met een pleidooi voor ‘aanvullende wetgeving waarmee ouderen uit het leven kunnen stappen wanneer zij dat leven ONDANKS GOEDE GEZONDHEID ervaren als een te zware last of geen mogelijkheden meer zien tot een ZINVOL BESTAAN.’
Zoals het hier staat, stond het ook in NRC Handelsblad. De hoofdletters in het citaat heb ik aangebracht; dat is de kern van het nieuwe. We waren in Nederland gewend geraakt aan het feit dat artsen een ongeneselijke of anderszins zeer ernstig zieke patiënt zó mogen behandelen dat hij, ietwat omfloerst gezegd, ‘uit zijn lijden verlost wordt’.
Dat artsen soms zo handelen, is op zichzelf zo oud als de wereld. Maar praktisch altijd gaat het dan volgens het Franse gezegde ‘Cela se fait, cela ne se dit pas’: iedereen doet en iedereen weet van iedereen dat die het ook doet, maar we praten er niet over. Alleen in de wandelgangen wordt er soms terloops iets over gezegd.
In Nederland zijn we daar tegenwoordig relatief openhartiger over. Dat wordt door velen als relatief goed gezien. Verpleeghuisarts-filosoof Bert Keizer schrijft daar wijs en genuanceerd over in ‘Tumult bij de uitgang – Lijden, lachen en denken rond het graf’ (Lemniscaat Rotterdam, 2013). Bijzonderheden over het hoe en wat van euthanasie, komen geregeld ter sprake in de media, maar over euthanasie gaat dit initiatief van het kabinet juist niet. Nu gaat het alleen om een plan voor een nieuwe wettelijke regeling die bedoeld is om allerlei criteria die nu gelden voor legitieme euthanasie te omzeilen. Terminale ziekte, ondragelijk lijden en aanverwante voorwaarden vervallen nu. ‘Zelfs een stapeling van ouderdomsklachten die leiden tot een ondraaglijk leven’ hoeft niet meer. Het is bedoeld voor ‘Gezonde mensen, die desondanks het leven niet meer zien zitten’ (NRC Handelsblad). Het probleem staat bekend onder de naam ‘voltooid leven’.
Het plan riep, zoals te verwachten, veel en ernstige en zwaarwegende reacties en commentaren op. Over één aspect heb ik nergens iets gelezen of gehoord – noch in de media noch in de toelichting van de kant van de initiatiefnemers. Ik bedoel de kwalificatie van vrijwillige levensbeëindiging zoals die wordt genoemd in de opening van het klassieke essay ‘De mythe van Sisyphus’ van Albert Camus (1942): ‘Er bestaat maar één werkelijk ernstig filosofisch probleem: dat is de zelfmoord’. En er kan geen misverstand over zijn: daar gaat het om in dit plan van de twee ministers. Moord met uitdrukkelijk voorbedachten rade. Dat de dader dezelfde persoon is als de moordenaar, doet in eerste instantie minder ter zake.
Die aanhef van het essay van Camus is een opmerkelijk begin, stelt Esther Wit, afgestudeerd aan de Universiteit voor Humanistiek, hoofdredacteur van de Humanistische Canon, ‘al was het maar omdat we bij filosofie eerder aan zaken als waarheid en ethiek denken, dan aan zelfmoord’: http://www.humanistischecanon.nl/existentialisme/camus__mythe_van_sisyphus.
Dat laatste is zeker waar. Maar Esther Wit maakt een voorbehoud. Ik herhaal het IN HOOFDLETTERS: ‘We denken bij filosofie EERDER aan zaken als waarheid en ethiek, dan aan zelfmoord’. Sommige filosofen, vooral zij die het absolute nulpunt van de filosofie proberen te vinden, denken dan aan iets anders en kiezen als eerste thema de vraag ‘Waarom is er iets, en niet veeleer niets?’
Die vraag is niet te beantwoorden. Daarover zijn alle filosofen het eens. Juist dat maakt hem zo oer-filosofisch, redeneren sommigen. En als je die filosofische oer-vraag verbindt met wat volgens Camus het enige waarlijk serieuze probleem van de filosofie is, komt er een belangwekkende vraag op tafel die tegelijk oer-filosofisch EN wèl te beantwoorden is: ‘Waarom BEN IK er, en ben ik er niet NIET?’
Op die vraag hebben velen een antwoord gegeven. Eén ervan luidt: ‘Omdat mijn medemensen niet zonder mij kunnen’. Een ander antwoord luidt: ‘Die vraag moet je anders stellen. Eigenlijk ben ik, en is evenzo ieder mens, er afwisselend wel en niet’. Zó kom je dan op de reïncarnatie – ook een belangrijk onderwerp in de filosofie.
Enzovoort. Via via kom je, wanneer je echt goed redeneert, vanuit die openingszin van Camus vanzelf op de hele filosofie. En in de ruim zeventig jaar die sinds de publicatie van dat essay verstreken zijn, heeft de empirische wetenschap zoveel vooruitgang geboekt, dat ook daar zwaarwegende argumenten te vinden zijn die maken dat het ‘voltooid leven’ probleem fundamenteel anders benaderd moet worden dan in de toelichting bij dit plan beschreven is.
Zelfs maar een aanduiding van die fundamenteel andere benadering van het plan van Edith Schippers en Gerard Adriaan van der Steur heb ik, zoals al gezegd, nergens gehoord of gelezen. Kennelijk hebben deze twee initiatiefnemers zelf in hun toelichting niets in die richting gezegd. Dat getuigt van laakbare onwetendheid en erger.
Daarom doet zich in de voorgenomen aanpak van het ‘voltooid leven’ probleem door het kabinet een variant voor van de zaak die was aangespannen door klimaatorganisatie Urgenda en die op 24 juni 2015 zijn voorlopig beslag kreeg. De rechter in Den Haag heeft toen bepaald dat de Nederlandse Staat in 2020 de uitstoot van het broeikasgas CO2 met ten minste 25 procent moet hebben teruggebracht ten opzichte van het niveau in 1990. De rechter was van oordeel dat de Staat een ZORGPLICHT heeft voor de bescherming en verbetering van het leefmilieu.
‘Zorgplicht’ van de Staat: dat is ook hier in het geding. Mensen moeten vrij zijn om hun eigen leven te beëindigen, maar de overheid mag dat niet faciliteren door alle kennis en wijsheid die daarover in de filosofie en de wetenschap leeft, dood te zwijgen.
Het plan van de beide ministers lijkt voorlopig geen schijn van kans te maken. Volgens veel commentatoren is het ook alleen bedoeld als stunt in de aankomende verkiezingscampagne. Maar als het op langere termijn serieus lijkt te worden, overweeg ik om, net als Urgenda in verband met de de uitstoot van het broeikasgas CO2, de Staat bij de rechtbank aan te klagen wegens bedrieglijke voorlichting.
Nep of echt?Dan vond ik ook nog deze tekst op de website van Podium voor praktijkgericht onderzoek:
11 oktober 2016
Column door Peter Staal. Peter Staal is antroposofisch huisarts
In de tijd dat ik studeerde was het ongepast om je met alternatieve geneeskunde bezig te houden. Toch was men na de studentenrevolutie op universiteiten wel wat gewend, een student die een doctoraalscriptie over antroposofische geneesmiddelen wilde maken kon er ook nog wel bij. Ook al was de werking van alternatieve therapieën, zo wist men zeker, gewoon te danken aan het placebo-effect. Placebo betekent: je nept de patiënt. Die denkt dat hij een geneesmiddel krijgt en alleen al door die gedachte gaat het beter.
Het eerste boek dat ik voor mijn doctoraalscriptie las was een boek over geneesmiddelenonderzoek. Daarin werd het placebo-effect behandeld (Kienle: Artzneimittelsicherheid und Gesellschaft).
Nu is het placebo-effect een lastig probleem, maar wel te snappen, immers: we weten allemaal dat ziekte niet iets op zichzelf staands is, maar dat de ziektebeleving bepaalt hoe ziek iemand is. Als je heel ziek bent, en je hoort ineens dat er iets belangrijks gebeurd is, kun je je toch even inspannen. Als je pijn hebt maar je hebt iets te doen waarvoor je je moet concentreren, ervaar je toch ineens minder pijn.
Collega’s die mij indertijd uitmaakten voor iemand die alleen maar met placebo-effect werkte, antwoordde ik steevast dat zij dat dan ook maar moesten doen, dan hadden ze voor hetzelfde effect minder chemisch gefabriceerde middelen nodig. Uit onderzoeken blijkt echter dat de antroposofische geneeskunde minstens zo goed is als reguliere zorg bij bepaalde aandoeningen (Josien Bensing in Medisch Contact 2006) en in ieder geval goedkoper.
Hoe verklaar je dan het placebo-effect? Die vraag heeft me wel beziggehouden.
Er zijn auteurs die menen dat het placebo-effect helemaal niet bestaat, maar opgeroepen wordt door de manier van onderzoek. Hoe ‘blinder’ je onderzoekt, hoe meer nepreacties je krijgt. Omgekeerd blijkt dat als patiënten veel vertrouwen in de voorschrijvend arts hebben het gemeten effect van het geneesmiddel ook beter is. Dit effect is er ook zonder dat vertrouwen, maar het werkt beter met dat vertrouwen. Dat is de reden waarom je eigenlijk niet van placebo-effect, maar van vertrouwens-effect zou moeten speken. Ook daar is onderzoek naar gedaan. Het blijkt dat communicatieve vaardigheden en vertrouwen dat de arts en de patiënt aan elkaar schenken concreet helend werken. Met andere woorden: als ik als arts mijn best doe en de patiënt heeft daarin vertrouwen, dan heeft dat een concreet helend effect op zijn aandoening. Er is helaas niet zo veel onderzoek gedaan naar de werkzaamheid van antroposofische geneesmiddelen, maar de onderzoeken die er liggen geven mij veel vertrouwen in onze methodes en middelen. Zo is het cirkeltje rond en wat mij betreft het placebo-effect wel behoorlijk gerelativeerd.
De antroposofische geneeskunde is minstens zo goed als reguliere zorg bij bepaalde aandoeningen (Ipcoss, onderzoek van Hamre et al. 2010) en in ieder geval minder prijzig (Baars en Koreman, hogeschool Leiden 2014). Deze duurzame geneeskunde maakt gebruik van relatief goedkope technieken: gesprek, kennis, vertrouwen en een goed product uit de apotheek van de natuur. Daarbij is niets nep.
Lectoraat Antroposofische GezondheidszorgOm het niet te ingewikkeld te maken, en niet te veel (en ook om op boeken terug te komen), eindig ik vandaag met het gisteren bij News Network Anthroposophy Limited (NNA) verschenen artikel:
De antroposofische gezondheidszorg bestaat al sinds begin vorige eeuw, heeft een hoge patiëntwaardering en een schat aan ervaringskennis en -deskundigheid opgebouwd, maar loopt qua hedendaagse eisen van professionalisering achter.
Door overheden, zorgverzekeraars en zorginstellingen wordt er zowel nationaal als internationaal toenemend om bewijzen van de werkzaamheid, kwaliteit en veiligheid gevraagd. De antroposofische gezondheidszorg is in veel gevallen nog te weinig in staat om voldoende wetenschappelijke bewijzen te kunnen overleggen. De consequentie hiervan is dat de beschikbaarheid van de antroposofische therapieën in het gedrang komt. De druk van het leveren van voldoende bewijzen heeft de antroposofische gezondheidszorg de afgelopen jaren sterk in beweging gebracht. Inmiddels staat het onderzoek nationaal en internationaal hoog op de beleidsagenda’s.
Sinds 2007 heeft het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg een volwaardige plaats gekregen in Hogeschool Leiden. Hogeschool Leiden is voor de hand liggend vanwege haar historische band met vanuit de antroposofie geïnspireerde opleidingen (o.a. Kunstzinnige Therapie).
Het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg richt zich als enige lectoraat in Nederland op het kennisdomein van de antroposofische gezondheidszorg. Dankzij een netwerk met internationale, reguliere en antroposofische onderzoeksinstellingen die zich bezighouden met onderzoek naar de antroposofische gezondheidszorg, beschikt het lectoraat over de meest recente (internationale) kennis en onderzoeken.
Het lectoraat werkt nauw samen met het antroposofische gezondheidszorg-werkveld en werkt aan praktijkproblemen door middel van praktijkgericht onderzoek, gericht op de volgende drie centrale categorieën:
1. het aantonen van effectiviteit en veiligheid,
2. het leveren en ontwikkelen van optimale kwaliteit, en
3. het verbeteren van de communicatie over antroposofische gezondheidszorg.
De expertise van het lectoraat wordt tevens, ook in samenwerking met andere lectoraten van Hogeschool Leiden, ingezet om een bijdrage te leveren aan de antroposofische gezondheidszorg opleidingen (met name de opleiding Kunstzinnige Therapie van Hogeschool Leiden) en aan het helpen oplossen van de actuele problemen in de (reguliere) gezondheidszorg, die voor grote uitdagingen staat. Bezuinigingen zijn hard nodig, maar mogen niet ten koste gaan van kwaliteit, toegankelijkheid en innovatie van de zorg. Dit leidt tot ontwikkelingen in de richting van: health promotion (‘gezondheid bevorderen’), het invoeren van ‘stepped care’ (‘eerst lichtere behandelmethoden in de eerstelijnszorg’), terugbrengen van medicijngebruik en stimuleren van patiëntencompetentie en zelfmanagement.
Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg
Gesamtausgabe von Rudolf Steiner geht ihrer Vollendung entgegen
Das Archivmagazin hat erstmals einen Überblick in die noch ausstehenden etwa 53 Bände der angestrebten 400 Bände der Rudolf Steiner Gesamtausgabe gebracht. Damit will das Archiv Transparenz schaffen.
Von NNA-Korrespondent Wolfgang G. Vögele
Schon zu Lebzeiten von Rudolf Steiner hatte die Bibliographie seiner Werke einen aus der Sicht mancher Kritiker beängstigenden Umfang erreicht. 1921 stellte der Orientalist Hans Heinrich Schaeder mit einem gewissen Unbehagen fest: “Der Sechzigjährige arbeitet, agitiert, schreibt unermüdlich”.
Was hätten diese Kritiker erst zum Umfang der Rudolf Steiner Gesamtausgabe gesagt? Derzeit geht sie ihrer Vollendung entgegen und wird mit über 400 Bänden eine der größten Gesamtausgaben eines einzelnen Autors sein.
Wie die Rudolf Steiner Nachlassverwaltung in ihrem neuen “Archivmagazin” mitteilt, soll das publizistische Großunternehmen “Gesamtausgabe” (GA) zum 100. Todestag der Gründergestalt (2025) abgeschlossen sein. Das “Magazin” bringt erstmals einen Überblick in die noch ausstehenden etwa 53 Bände der GA und legt zugleich die Editions-Kriterien offen. Die Ausführlichkeit, mit der das geschieht, ist kennzeichnend für eine Politik der Transparenz, die Dr. David Marc Hoffmann, seit Herbst 2012 Leiter des Steiner Archivs, verfolgt.
Die Herausgeber des Mammut-Projekts begannen schon vor vielen Jahrzehnten, das Gesamtwerk zu sichten, um es der Öffentlichkeit als bedeutendes Kulturerbe zur Verfügung zu stellen. Damit erfüllen sie einen Auftrag der Alleinerbin Marie Steiner, die 40 Jahre lang als Herausgeberin tätig war und 1943 den Nachlassverein gegründet hatte.
Freilich will die GA keine kritische, sondern eine mit den notwendigsten Kommentaren versehene “Lese- und Studienausgabe” sein, die den Bedürfnissen der anthroposophischen Bewegung und deren Interessenten Rechnung trägt. Unabhängig davon erscheint seit 2013 eine “kritische” Edition der Schriften Steiners, herausgegeben von Christian Clement im renommierten Fachverlag Holzboog in Stuttgart, der u.a. auch die Werke des Philosophen Schelling herausgibt. Aber auch diese ist noch nicht die “endgültige” Ausgabe, denn das Ideal wäre aus wissenschaftlicher Sicht eine “kritische Gesamtausgabe”, deren Realisierung allerdings die Hinzuziehung externer Fachleute und öffentliche finanzielle Unterstützung erfordern würde.
Editionsgeschichte
Im ersten Teil des Magazins gibt Hoffmann einen Überblick über Geschichte und Gestalt der Gesamtausgabe. Rechnet man die Vorgeschichte mit ein, die 1908 mit der Begründung des Philosophisch-theosophischen Verlags in Berlin begann, so dauert die Editionsgeschichte von Steiners Werk schon 108 Jahre. Auch die Themen “Schutzfristen” und “digitaler Lesesaal” werden erörtert.
Hoffmann stellt die noch ausstehenden, in Planung begriffenen Bände vor. Einige Inhalte dieser Bände können hier nur stichwortartig genannt werden: Übersetzungen aus dem Alten und Neuen Testament, öffentliche Vorträge während des Weltkriegs, die 1922 gehaltenen Vorträge der berühmten Wolff & Sachs-Tourneen, und der häufig nachgefragte, wegen mangelhafter Mitschriften aber bisher zurückgestellte Berliner Vortragszyklus “Das Christentum als mystische Tatsache” (1901/02) usw.
Aus dem Nachlass sind die “Briefe” besonders interessant: Sie enthalten nicht nur persönliche, sondern auch weltanschauliche Aussagen und bilden somit eine wichtige Ergänzung zu den Schriften und Vorträgen. Die bisher erschienenen Briefbände sind unvollständig und erfüllen heutige Editionskriterien nicht. Deshalb sollen die insgesamt 1.800 erhaltenen Briefe von Steiner erstmals vollständig in 6 Bänden erscheinen.
Dagegen werden die etwa zwölftausend Briefe an Steiner nicht in die GA aufgenommen, weil sie nicht Teil seines Werkes sind. Ihr Abdruck würde “mehrere Dutzend Bände füllen”, was auch eine ökonomische Unmöglichkeit darstellen würde. Allerdings sollen Gegenbriefe, soweit noch vorhanden, wenigstens erwähnt, zitiert oder paraphrasiert werden. Spezielle Briefwechsel (wie sie teilweise schon vorliegen) sollen in Forschungsbänden außerhalb der GA ihren Platz finden, wo sie besser kontextualisierbar sind.
Aus der Abteilung “Vorträge” sind noch 13 Bände der öffentlichen und 10 Bände der Mitliedervorträge zu edieren. Von den Vorträge zu einzelnen Lebensgebieten fehlen noch drei Bände zur Eurythmie, zwei über bildende Künste und zwei über soziale Fragen. Auch sind Nachträge aus dem künstlerischen Werk vorgesehen. Wie den Briefen kommt auch den rund 622 Notizbüchern und etwa 7. 044 Notizzetteln Steiners ein hoher Stellenwert im Gesamtwerk zu. Sie sollen vollständig digital veröffentlicht werden, was jedoch angesichts des hohen editorischen Aufwandes (Kommentierung) bis zum Jubiläum 2025 nur teilweise geschehen kann. Als “Vorschau” werden zwei gedruckte Auswahlbände erscheinen.
Appell
Die Vollendung der GA wird auf 7 Millionen Franken veranschlagt. Marc C. Theurillat richtet einen “innigen Appell” an die potentiellen Geldgeber, Privatpersonen und Stiftungen, von denen schon einige Zusagen vorliegen. Durch ihre Spenden wirken sie mit an dem Ziel, das Steiner in seiner Autobiographie einmal als das “Hineinstellen der Anthroposophie vor das Bewußtsein der heutigen Zeit” bezeichnete.
Sie verhindern damit, dass Steiners Werk “auf unabsehbare Zeit Fragment bleibt”. In einem eigenen Kapitel stellt der Editionsrat die Editionsrichtlinien als für die Herausgeber verbindliche Basis vor.
Der zweite Teil des Magazins befasst sich mit dem künstlerischen Nachlass Steiners und dokumentiert die in den letzten Jahren immer enger gewordene Kooperation zwischen Goetheanum und Nachlassverwaltung, zweier aufgrund historischer Entwicklungen früher strikt getrennten arbeitenden Institutionen.
In den letzten Jahrzehnten traten die künstlerischen Anregungen Steiners, aber auch dessen eigene Skizzen verstärkt in den Fokus der Öffentlichkeit. Ein Pionier dieser Entwicklung ist Prof. Walter Kugler, der Steiners Wandtafelzeichungen publik machte und sie in den größten Museen der Welt ausstellte.
Seiner Initiative sind auch die zum 150. Geburtstag Steiners entstandenen großen Ausstellungen zu verdanken. Allmählich wird die anthroposophische Kunst als eigenständige Strömung anerkannt, nachdem sie der offizielle Kunstbetrieb lange ignoriert hat.
Bodo von Plato, Vorstandsmitglied am Goetheanum, setzt sich dafür ein, dass das Kulturerbe Steiners zukünftig “als wesentlicher Teil der in und um Basel entstehenden Kultur- und Museumslandschaft” zur Geltung gebracht wird. So sei vorgesehen, die reichhaltigen Sammlungen der Fachleute Heide Nixdorf und Reinhold J. Fäth in die Goetheanum Kunstsammlung zu integrieren.
Bekanntlich hat Fäth in seinem großen Ausstellungskatalog “Aenigma. Hundert Jahre anthroposophische Kunst” (2015) dokumentiert, was von Steiners Anregungen in die allgemeine Kunstwelt eingeflossen ist.
Konkreter Schritt
Die Integrierung der beiden Sammlungen markiert einen ersten konkreten Schritt auf dem Weg, “wie künftig am Goetheanum ein unseren besonderen Anforderungen entsprechendes Museum entstehen kann” – als ein “der breiteren wie einer professionellen Öffentlichkeit zugänglicher Ort anthroposophisch inspirierter Kunst”. Unter der Leitung von Johannes Nilo, Leiter der Dokumentation am Goetheanum, wurde die fachgerechte Konservierung und Aufbereitung der Kunstsammlung, die neben Steiners künstlerischem Nachlass auch Werke anthroposophischer Künstler umfasst, in Angriff genommen.
Zu den bereits angelaufenen Maßnahmen gehört beispielsweise die grundlegende Inventarisierung der zur Zeit in mehreren Gebäuden untergebrachte Sammlung, die nicht nur künstlerische Arbeiten Steiners, sondern auch seiner Schüler umfasst.
Nilo begreift das Museum als einen Ort der Identitätsbildung in einer globalisierten Welt. Er weist auf eine zukunftsträchtige Dimension des Museums hin, die über Konservierung und kunstwissenschaftliche Erforschung bis zur neuen “Impulsierung” der Betrachter reiche.
Archivmagazin. Beiträge aus dem Rudolf Steiner Archiv Nr. 5, August 2016, “Die Rudolf Steiner Gesamtausgabe. Aktueller Stand und Abschlussplanung”. Basel: Rudolf Steiner Verlag 2016, 197 Seiten, zahlreiche Abbildungen. 22.80 EUR.