Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

maandag 9 juni 2014

Gemeen

Het was op 17 mei dat John Hogervorst op de weblog van de Summer Foundation ‘Een (gemene) vraag over de democratie’ stelde. Het had ongetwijfeld met de Europese verkiezingen te maken, maar blijft ook daarna van betekenis:
‘Mensen van een zekere leeftijd hebben er vaak, gelukkig niet altijd, moeite mee om nog nieuwe dingen te leren. Figuurlijk gesproken dutten ze een beetje in. Hun nieuwsgierigheid neemt af, voor verandering deinzen ze terug. Wie in die toestand is aangekomen, houdt er doorgaans ook mee op om zich af te vragen of hij nog wel goed bezig is. Dit lijkt ook te gelden voor de toestand van de democratie in de meeste West-Europese landen. Tegelijkertijd neemt onder burgers het vertrouwen in regering en parlement af en hebben steeds meer kiezers het gevoel dat hun democratisch uitgebrachte stem er feitelijk nauwelijks toe doet.

Alom wordt gezocht naar wegen om het slinkende aanzien van de democratische instituties weer te herstellen. Moet er misschien een kiesdrempel worden ingevoerd? Of moet deze juist worden afgeschaft? Moet er een regionaal kiesstelsel komen, of moet dat juist overboord worden gezet? Moeten burgers de mogelijkheid krijgen om onderwerpen op de agenda van de volksvertegenwoordiging te zetten? Of moeten parlement en regering zich juist minder aantrekken van de laatste opiniepeilingen?

Het zijn vragen die alsmaar weer terugkomen in het alsmaar voortkabbelende debat over de staat van de democratie. Maar het zijn niet deze vragen die tot een wezenlijke verbetering gaan leiden. De belangrijkste vraag die we anno 2014 kunnen stellen als het gaat over de toekomst van de democratie, is de vraag: waarover kunnen we in een democratie besluiten – en waarover niet?

Het is een beetje een gemene vraag. Want met deze vraag doen we tegelijkertijd een bewering, namelijk: er zijn aangelegenheden waarover in een democratie gesproken en besloten kan worden en er zijn andere aangelegenheden die zich niet lenen voor democratische besluitvorming. Maar de vraag blijft staan: waarover kunnen we in een democratie besluiten – en waarover niet?’
Gelukkig kwam John Hogervorst er 29 mei op terug in ‘Grenzen aan de democratie’:
‘In mijn eerste blog over de democratie: “Een (gemene) vraag over democratie“ heb ik een beetje uitdagend geponeerd dat er vraagstukken zijn waarover niet democratisch besloten kan worden. In mijn voorgaande blog “Democratie en mondigheid“ hebben we geconcludeerd dat de democratie in historisch perspectief nog een betrekkelijk nieuw verschijnsel is dat samenhangt met de toenemende mondigheid van de mens én dat de democratie nog wel wat verder ontwikkeld kan en mag worden. Waar zou dat ons kunnen brengen?

Allereerst: wanneer de democratie wil bouwen op de mondigheid van de individuele burger zou die mondigheid heel serieus genomen moeten worden. En dat betekent dat de democratie zich niet uitstrekt over aangelegenheden die de mondigheid van de individuele mens insnoeren. Of ik als individu de ene of de andere religie, of geen religie aanhang, naar welke school ik mijn kinderen wil sturen, naar welke arts ik wil gaan als ik ziek ben, of ik meer van toneel dan van popmuziek houd – het zijn allemaal vraagstukken waarover ikzelf kan en wil besluiten. Dat betekent voor de samenleving als geheel dat zaken als onderwijs, wetenschap, kunst, religie en dergelijke, zich in een vrije zone moeten kunnen afspelen en dat wat er in die zone gebeurt, geen onderwerp kan zijn van democratische besluitvorming. Onderwijs, kunst, religie, wetenschap, ze moeten zich in vrijheid kunnen ontwikkelen en als burger moet ik in dit gebied mijn eigen keuzes kunnen maken.

Vervolgens: is er nog een ander gebied dat niet in aanmerking komt voor democratische besluitvorming. Dat gebied is het “inwendige” van de economie: wat een onderneming produceert, hoe het productieproces in een onderneming wordt georganiseerd, op welke wijze grondstoffen of goederen worden gedistribueerd, dat zijn voorbeelden van aangelegenheden binnen de economie die op basis van ervaring en deskundigheid – dus niet aan de hand van democratische besluitvorming – geregeld moeten worden. Daarmee wordt namelijk bevorderd dat er kwalitatief hoogwaardig gewerkt kan worden en dat arbeid, kapitaal en grondstoffen niet verspild maar verstandig gebruikt worden.

Dus: we kunnen de democratie zoals we die kennen uit zijn belabberde toestand helpen door aan de ene kant een vrije zone te scheppen voor kunst, cultuur, onderwijs, religie en wetenschap. Wat in die zone gebeurt, is aan de betrokkenen zelf. De democratie hoeft er slechts op toe te zien dat de vrijheid binnen deze zone bewaard blijft.

Anderzijds blijft de democratie buiten het “inwendige” gebied van de economie, dat is een aangelegenheid van deskundigen en niet van individuele burgers. Wel moet de democratie er scherp op zijn om het gebied van de economie te begrenzen. Want economische krachten hebben de neiging, zo zien we immers alom, de democratie naar hun hand te zetten. En ook dat schaadt de mondigheid van de burger. Best ingewikkeld allemaal? We komen er nog een keer op terug!’
Het moet dezelfde John Hogervorst zijn die op 28 mei ‘Gefeliciteerd!’ schreef onder een foto van Martin van den Broek bij ‘Driegonaal’ op Facebook:
‘We leerden elkaar twaalf jaar geleden kennen. Namens de Stichting Dialoog was Martin betrokken bij de uitgave van het boekje Oordeelsvorming van Lex Bos e.a., dat bij onze huisuitgeverij verscheen. De aanloop naar dat kleine boekje duurde langer dan Martin had kunnen denken.

Vervolgens werkten we samen in De Zonneboom, het cursuscentrum in Leiden, waar we allebei les gaven in de Academie voor Sociale Kunst, en nu al weer zeven jaar lang in de opleiding Impuls!!! En in het tijdschrift Driegonaal konden we een aantal artikelen van Martin opnemen, over thema's als samenwerken, conflicthantering, verantwoordelijkheid nemen, afspreken en ook aanspreken.

En al jarenlang was Martin bezig met “het boek”, “het boek” dat eens moest komen en dat zou moeten laten zien hoe vruchtbaar dynamische oordeelsvorming kan werken, in samenwerkings- of organisatievragen, maar ook in individuele levenssituaties. Steeds als ik Martin sprak, kon ik even horen hoe het boek vorderde, of niet. Jarenlang. Wat een boek moest dat wel niet worden?

En nu is het er, het Praktijkboek Dynamische Oordeelsvorming. Prachtig uitgegeven, met grondige beschrijvingen van het werken met dynamische oordeelsvorming in de praktijk, geschreven door mensen die van de hoed en de rand weten, met Martin als “hoofd”-auteur.

Martin, gefeliciteerd met dit prachtige resultaat van je jarenlange inspanning! http://abc-antroposofie.nl/index.php?q=praktijkboek+oordeelsvorming&pg=zoek_boek&m=smn1&rz=0&lt=0&antroposofisch=0
Dat boek kwam hier ook op vrijdag 23 mei in ‘Vrijheid’ ter sprake. Dan heb ik het tijdschrift Arts & Auto van juni, dat bij monde van Anton van Tuyl u ‘Twaalf procent besparing’ biedt:
‘Patiënten van huisartsen die reguliere en aanvullende zorg combineren, maken beduidend minder zorgkosten voor de basisverzekering, blijkt uit onderzoek. Een opvallende uitkomst met, volgens de onderzoekers, vier mogelijke verklaringen.

Een paar procent van de Nederlandse huisartsen werkt complementair. Deze huisartsen hebben zich naast hun reguliere huisartsenopleiding geschoold in aanvullende geneeswijzen, zoals acupunctuur, antroposofische geneeskunde of homeopathie. Patiënten van complementaire huisartsen maken jaarlijks 225 euro minder kosten voor de basisverzekering dan patiënten van reguliere huisartsen. Dat is een besparing van ruim 12 procent.

Het verschil zit vooral in kosten voor farmacie en ziekenhuiszorg. Daar staat tegenover dat hun door de aanvullende verzekering gedekte kosten per jaar 33 euro hoger zijn. Per saldo maken patiënten van complementaire huisartsen dus jaarlijks 192 euro minder zorgverzekeringskosten. Dat blijkt uit in februari gepubliceerd onderzoek van Peter Kooreman, hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, en Erik Baars, lector aan de Hogeschool Leiden en senior onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut.

Lees verder (pdf).’
Iets heel anders. Op 4 juni publiceerde Biojournaal ‘Deelnemers Divers & Dichtbij bezoeken BD-teler René Groenen’:
‘Maandag 2 juni was Odin met de deelnemers van het project Divers & Dichtbij – proeftuinen voor zaadvaste rassen – op bezoek bij bio-dynamische teler René Groenen in Esbeek.

Op de facebookpagina van Odin biologisch staat het volgende verslag: “’s Middags was daar door het Louis Bolk Instituut voor de eerste keer in de proefvelden met sla- en koolrabirassen geoogst. ’s Avonds is er samen met alle projectleden bekeken hoe de verschillende rassen erbij stonden. En omdat het niet alleen om uiterlijke schoonheid gaat, moest er natuurlijk ook uitgebreid geproefd worden... Grappig om te beleven hoeveel smaak je bijvoorbeeld kunt beleven aan sla!”’
In de Delftse Post verscheen op 28 mei ‘Delftse Superjuffie’, met de vraag ‘Wordt Julia Superjuffie 2014?’
‘Delft heeft binnenkort misschien een echte “Superjuffie”. De kinderen van haar klas hebben juf Julia, die les geeft aan klas 4 op Vrijeschool Widar, stiekem opgegeven voor deze landelijke wedstrijd. Dát maakt het extra waardevol voor Julia en de Vrijeschool Widar. Wie weet er namelijk beter dan de leerlingen zelf, wat goed onderwijs is. De jaarlijkse wedstrijd over juffen en meesters, is uitgeschreven door Janneke Schotveld, de schrijfster van de kinderboekenreeks Superjuffie. Juf Julia mag dinsdag 27 mei met haar klas naar Sea Life in Scheveningen, waar de prijsuitreiking van de Superjuffie van het jaar-verkiezing zal plaatsvinden. Daar wordt bekend gemaakt wie van de drie genomineerde juffen, Superjuffie van het Jaar 2014 wordt.’
‘Op 4 juni 2014 overhandigden de leerlingen van de Zeister Vrije School een cheque van € 5.194,20 aan Roparun team 19 van het Diakonessenhuis. Dit bedrag hebben zij afgelopen vrijdag 25 april bij elkaar gerend tijdens een sponsorloop. Ruim 240 leerlingen liepen rondjes van elk 400 meter. Het geldbedrag komt ten goede aan de stichting Roparun, die jaarlijks een hardloopestafette organiseert om geld in te zamelen voor de zorg voor mensen met kanker. Roparun team 19 van het Diakonessenhuis zet zich van 7 juni tot en met 9 juni 2014 in tijdens de Roparun. Daarmee laten medewerkers van het Diakonessenhuis zien dat hun zorgzaamheid voor mensen met kanker verder gaat dan alleen de goede zorg vanuit het ziekenhuis.

Over de Roparun en het Diakonessenhuis-team

De Roparun is een beroemde hardloopestafette van Parijs en Hamburg naar Rotterdam. Via de deelnemende hardloopteams zamelt de stichting Roparun geld in voor praktische projecten die het leven van mensen met kanker dragelijker maken. Een prachtig evenement dat de stichting Vrienden van het Diakonessenhuis van harte ondersteunt en waarmee extra faciliteiten voor patiënten in het Diakonessenhuis en in Nederland gerealiseerd kunnen worden. Zo kon het Dagbehandelcentrum Oncologie / Hematologie van het Diakonessenhuis hoofdhuidkoelers aanschaffen die haarverlies kunnen voorkomen bij chemokuren. Van 7 juni tot en met 9 juni 2014 neemt Team 19 van het Diakonessenhuis voor de 15e keer deel aan de Roparun. Het team bestaat uit 22 enthousiaste en sportieve medewerkers en verwanten van het Diakonessenhuis.’
‘Rudolf Steinerschool trekt meer Heemsteedse leerlingen’ was op 7 juni de titel van een bericht, geschreven ‘Door de dichtbijredactie, Redactie (Heemsteedse Courant)’:
‘Dankzij het pontje over het Spaarne naar de Belgiëlaan is het voor leerlingen uit Heemstede gemakkelijker geworden de Rudolf Steinerschool in Haarlem-Schalkwijk te bereiken. De school ziet dan ook een sterke toename van leerlingen uit Heemstede.

“De school staat er blijkbaar goed op bij steeds meer ouders,” zegt schooldirecteur Herman van Tongeren. “Toen wij ons kwalificeerden als goede school zagen steeds meer ouders de meerwaarde van ons onderwijs in,' vervolgt hij. “Wij geven veel creatieve vakken, als handenarbeid, handwerken, toneel, zang en bewegingsvakken. Dat draagt bij aan de volledige ontwikkeling van het kind, zowel in sociale als in cognitieve zin. Ouders zijn zich daar steeds meer van bewust in een maatschappij waarin de computer een steeds centralere plek inneemt.”

De Rudolf Steinerschool heeft een markant gebouw dat veel warmte en licht uitstraalt en gelegen is in een groene omgeving. Met de eigen schooltuinen op Vrij Waterland heeft de school een unieke positie in Haarlem. De school gaat een nieuwe fase in. “Wij zijn op school ook onlangs met de Vlinderboom gestart die buitenschoolse opvang aanbiedt. Daar was behoefte aan. De Vlinderboom heeft dezelfde visie als de school en biedt een gezellig tweede thuis voor de kinderen, inclusief biologische voeding.”

De school heeft van de gemeente de mogelijkheid gekregen om verder door te groeien. Zo wordt het aantal kleuterklassen vergroot. “Die zullen dan de school ingroeien waardoor er op termijn dubbele klassen kunnen ontstaan. Maar wel op een verantwoorde wijze.” Klassen 1 tot en met 6 (groepen 3 tot 8) zijn momenteel volledig bezet. In de kleuterklassen en op de peutergroep is nog wel ruimte.

Open dagen

Belangstellenden zijn welkom iedere woensdag in juni 2014 van 10.00 tot 12.00 uur een kijkje te nemen. In een gemoedelijke sfeer met een kopje koffie wordt er dan informatie verstrekt. Adres: Engelandlaan 2, Haarlem. Informatie op telefoonnummer 023-540 3395. www.rudolfsteinerbasisschool.nl.’
Ook ontwikkelingen in ‘Haarlem en Driebergen’ blijkens een bericht van 2 juni op de website van ‘Lievegoed’:
‘Kennismaken met Lievegoed? Zaterdag 21 juni is je kans: open dag bij Borgstichting en bij Nieuw Rijsenburg

Borgstichting, Haarlem, zaterdag 21 juni, 10.00-15.00u
Zomermarkt aan het Spaarne met diverse antroposofische organisaties op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, landbouw, kunst en cultuur. Er zijn stands, rondleidingen, workshops, lezingen, kinderactiviteiten en optredens.

Open huis Borgstichting
De Borgstichting, onze locatie in Haarlem voor psychiatrische zorg, houdt deze dag Open huis. Je bent van harte welkom om een een kijkje te komen nemen en kennis te maken.
De Zomermarkt is op Vrij Waterland: Noord Schalkwijkerweg 127, 2034 JB Haarlem Programma Zomermarkt aan het Spaarne (372,1 KB)

Nieuw Rijsenburg, Driebergen, zaterdag 21 juni, 10.00-16.00u
Lekker een dagje naar de boer? Kom naar Nieuw Rijsenburg op de open dag van de biologische landbouw.

Behandelboerderij voor psychiatrie
Nieuw Rijsenburg is onze kleinschalige, biodynamische behandelboerderij, speciaal voor jongeren die psychische hulp nodig hebben.

Kracht van herstelverhalen
Tijdens de open dag is er een workshop over de kracht van herstelverhalen, door Wilma Boevink en Wilfried Minne. Ook geven we info over verslavingszorg en kun je natuurlijk je vragen stellen aan onze medewerkers.

Biodynamische boerderij
Boerin Linda leidt je graag rond over de biodynamische boerderij om je er alles over te vertellen. Kinderen kunnen er leren koemelken en meedoen aan de kleurwedstrijd. We zorgen voor heerlijke zelfgemaakte hapjes en natuurlijk is de boerderijwinkel open voor je boodschappen.

Adres Nieuw Rijsenburg: Langbroekerdijk 2, 3972 ND Driebergen-RijsenburgProgramma Open dag Nieuw Rijsenburg (348,7 KB)
Op dezelfde website van ‘Lievegoed’ is ook ‘Bodemonderzoek toont hoge kwaliteit landbouwgrond de Hondspol’ te vinden:
‘Uit een bodemonderzoek door de biodynamische vereniging is gebleken dat de bodemsamenstelling van zorgboerderij de Hondspol zeer evenwichtig is. De Hondspol in Driebergen is een van de zorgboerderijen van Lievegoed, waar al 30 jaar aan biodynamische tuinbouw wordt gedaan.

De Hondspol

Uit het bodemrapport: “de bodem van De Hondspol is al vele jaren voor tuinbouw in gebruik. Onder een bouwvoor met een zeer mooie kruimelstructuur is de grond wat dichter, maar in deze laag die tot ca 60 cm diepte gaat, bevinden zich buitengewoon veel door wormen gemaakte poriën. Daardoor is een goede beworteling mogelijk tot ca 70 cm diepte.”

De rol van wormen

Het bodemleven vormt een belangrijke factor bij het realiseren van een mineraalrijke bodem. Onder meer de regenwormen spelen hier een belangrijke rol. Hierbij zijn er drie groepen te onderscheiden die ieder een eigen, essentiële rol spelen. Wat opviel tijdens het vergelijkend bodemonderzoek is dat op de vier biologisch-dynamische bedrijven alle drie de groepen wormen volop aanwezig waren. Dit is in de huidige landbouw zelden het geval.

Op weg naar evenwicht

Biologisch-dynamische landbouw maakt jonge gronden volwassener en verstarde, oude gronden ‘jonger’, zodat een wisselwerking tussen aarde (zand/klei) en plant (vorming organische stof) optreedt. Sommige gronden zoals de Hondspol hebben dit evenwicht al bijna bereikt.

Lees het volledige rapport voor meer informatie en mooie bodemfoto’s.’
Dan heb ik een overlijdensbericht uit Groningen, door Marco in ’t Veldt voor De Gezinsbode geschreven op 2 juni, namelijk ‘Hoofdredacteur en scepticus Rob Nanninga van de Skepter overleden’:
‘Scepticus en hoofdredacteur Rob Nanninga (6 augustus 1955) is op 30 mei overleden. Nanninga werd achter zijn computer aan getroffen terwijl hij een artikel over de Scientology Kerk aan het schrijven was, dat nooit zal afkomen. Hij is 58 jaar geworden.

Nanninga was sinds 1987 redacteur van het kleine maar invloedrijke tijdschrift Skepter, het populair-wetenschappelijke tijdschrift van de Stichting Skepsis waarin allerlei buitengewone claims, omstreden theorieën en onorthodoxe methoden kritisch onder de loep worden genomen. De afgelopen tien jaar was Nanninga hoofdredacteur, en verzorgde ook de opmaak en website van het tijdschrift. Als persoon trad hij niet graag in de publiciteit en hij zal daarom vooral herinnerd worden in zijn werk.

Vanaf de Groningse Westerkade nam Nanninga iedereen op de korrel die claims maakte die in zijn ogen “dubieuze kennispretenties” had, zoals Jomanda, Rasta Rostelli, homeopaten en astrologen. Nanninga schreef zo’n 250 artikelen over allerhande zaken, waarbij hij probeerde de waarheid bloot te leggen.

Jan Willem Nienhuys: “Nanninga was opgeleid als leraar Engels en Nederlands. Hij heeft enige tijd les gegeven aan mavo-leerlingen in een gebied waar – naar zijn zeggen – iedereen na school werkeloos raakte. Hij kwam er al snel achter dat het lesgeven aan opstandige pubers niets voor hem was. Hij kon dagenlang in een stoel met boeken iets uitzoeken en daarover schrijven. Hij heeft bijvoorbeeld alle afleveringen van het KRO-programma Het Zesde Zintuig minutieus bekeken om er achter te komen op welke manier de kijkers werden opgelicht. In 1987 werkte hij aan een boek Parariteiten. Door dit boek – gepubliceerd in 1988 – raakte hij betrokken bij onze stichting.”

Skepsis

In 2005 viel de stichting Skepsis de RTL-televisieshow Er Is Zoveel Meer aan, die werkte met het medium Robbert van den Broeke. Van den Broeke claimde te kunnen vertellen op bovennatuurlijke wijze te beschikken over kennis van vorige levens van mensen. Nanninga toonde aan dat de bewuste kennis van een genealogiesite werd gehaald. Van den Broeke citeerde websites – inclusief schrijffouten – en de televisieshow werd van het scherm gehaald.

Ook speelde de stichting een rol in het vervolgen van de alternatieve genezers die Sylvia Millecam ten onrechte vertelden dat ze geen borstkanker had, waarna Millecam zich niet liet behandelen en daardoor overleed. De twee genezers werden door de rechter veroordeeld.

Skepter

Het tijdschrift Skepter werd in 1988 opgericht en wordt uitgegeven door de Stichting Skepsis. Het blad verschijnt momenteel twee keer per jaar in een oplage van 2900 exemplaren. Ruim 2300 exemplaren worden verstuurd naar donateurs en abonnees.’
Overigens is Rob Nanninga geen antroposoof, wat dan als reden voor deze vermelding had mogen gelden. Het is meer de indirecte of in zekere zin omgekeerde betrokkenheid, die zolang deze fair blijft ook mijn respect afdwingt, net als het geval is bij Jan Willem Nienhuys, die hier trouwens vaker ter sprake is geweest. We gaan weer terug naar De Reehorst in Driebergen, dat we op 26 april in ‘Koningsdag’ achterlieten. ‘Nieuwspost Heuvelrug’ meldde op 3 juni namelijk ‘Lisman verkoopt kantoor toch aan nieuw station’:
‘Het kantoor van Lisman is overgenomen door de provincie Utrecht. Daarmee verdwijnt een flinke hobbel in de route naar het nieuwe, duurzame station, waar ook een nieuw busstation deel van uitmaakt. Dat nieuwe busstation staat getekend bovenop een van de gebouwen van kantoorexploitant Lisman & Lisman. Het voorste kantoorgebouw – waar nu Staatsbosbeheer en CIZ ruimte huren – moet ervoor gesloopt. Lisman zelf was daar niet blij mee, omdat slopen – naast kapitaalvernietiging – hem van een unieke kantoorlocatie zou beroven. Het pand dateert uit 1989. Daarvoor werd het perceel bezet door de roemruchte varkensslachterij GeVaTo.

Eind 2012 diende Lisman een plan in voor een alternatief busstation, waarbij het kantoor gespaard zou blijven. Lismans advocaat dreigde daarbij ook met juridische stappen, mocht het plan niet worden overgenomen. Zover is niet gekomen, nu Lisman zijn pand eind april toch verkocht blijkt te hebben aan de provincie Utrecht. In een brief aan de gemeenteraden van Zeist en Utrechtse heuvelrug schrijft Lisman verder af te zien van juridische procedures.

De provincie bevestigt de aankoop van het gebouw, maar heeft er geen ruchtbaarheid aan gegeven “omdat er geen aanleiding was voor een persbericht,” aldus woordvoerder Kato Marijs, die niet wil zeggen wat er is betaald voor het pand. In ruil voor het kantoor koopt Lisman het naastgelegen kantoor, dat nu in bezit is van de NS. Met de aankoop van het gebouw zijn nog niet alle gronden nodig voor het nieuwe station aangekocht, aldus Marijs, die daar vanwege 'vertrouwelijkheid' niet dieper op kan ingaan. Eerder schatte een ambtenaar de vertraging op een a twee jaar mocht Lisman dwars blijven liggen.

Jos Lisman jr zelf weigert op vragen rond de verkoop in te gaan. “Geen commentaar. Alles wat ik tegen je zeg wordt toch op een andere manier opgeschreven. Ik ga daarover niet in discussie. We hebben zo vaak zoveel slechte ervaringen met mensen die dingen opschreven, we doen het gewoon niet meer. Geen commentaar is geen commentaar.”

Het pand van Lisman gaat pas in 2016 over in handen van de provincie, waarna het gesloopt zal worden. Juni 2016 start ook de bouw van een tijdelijk station, een halve kilometer naar het westen. Het tijdelijke station moet mei 2016 klaar zijn en tot 2020 als station fungeren, terwijl op de plaats van het huidige station een nieuw, duurzaam station verrijst. Dat gebeurt min of meer gelijktijdig met de bouw van de tunnelbak, die de Hoofdstraat – of N225 – onder de rails door moet leiden. De tunnel moet al veel eerder – december 2016 – klaar zijn.

Volgend jaar februari start eerst nog de bouw van een grote parkeergarage aan de andere kant van het station. De garage zal plaats bieden aan 600 auto’s en moet in januari 2016 af zijn. Ook daar heeft de provincie een kantoorpand moeten overnemen, van kantoorexploitant Trooster. Eerder was de bedoeling dat Trooster zelf een halfondergrondse parkeergarage voor 1100 auto's zou bouwen, met bovenop twee kantoorvilla’s. Maar dat plan bleek vorig jaar vanwege grondwaterstromen te complex, en daardoor ook te duur.’
‘Triodosdirecteur Mathijs Bierman wil zijn nieuwe kantoor en parkeerplaats liefst zo dicht mogelijk tegen het station aandrukken, ook al is dat op de kaart een groen gearceerd gebied. “Ik vind dat een volstrekt ongeloofwaardig stukje EHS”. Dat zei Bierman voor een gehoor van gemeenteraadsleden, die vorig weekend op excursie waren in het stationsgebied. Na afloop ontving Bierman de raadsleden in congresgebouw Antropia, “omdat ik hun graag wil uitleggen hoe we er in staan.” Vanavond bespreekt de Heuvelrugse gemeenteraad de plannen van Triodos, dat een nieuw kantoor wil bouwen in landgoed Reehorst, vlak naast het NS-station.

Bierman vertelde de raadsleden eerst elders op zoek geweest te zijn naar een geschikte locatie, voordat Triodos het in geldproblemen verzandde landgoed de Reehorst in de schoot geworpen kreeg. “Hier waar onze wortels liggen. Onze bank is hier opgericht, in het witte landhuis van het landgoed.” Ook vanwege die symboliek zegt Triodos “de verantwoordelijkheid voor het landgoed'“ op zich te hebben genomen.

Veel van wat er nu al plaatsvindt zal er blijven plaatsvinden, aldus Bierman. Congrescentrum Antropia zal blijven, de zorgboerderij zal blijven, de ruimte voor kunst en muziek zal blijven. Het onderzoeksinsituut Bolk – dat al jaren in weerwil van het bestemmingsplan in barakken op het landgoed huist – wil Triodos wel verhuizen naar de naastgelegen boerderij – in de volksmond van Van Dijk – aan de Odijkerweg.

Voorwaarde is wel dat Triodos nu eindelijk aan de slag kan met de bouw van het binnenlands hoofdkantoor, dat aan zeshonderd mensen plaats zal bieden. Volgens Bierman heeft Triodos al ruim €3miljoen in het project geïnvesteerd. “We denken het nieuwe kantoor in 2017 te betrekken. Dat is al een stuk later dan we gehoopt hadden,” aldus Bierman, die de raadsleden vroeg om de bank snel duidelijkheid te geven. “Graag zouden we willen weten of het allemaal kan, als dat kan.”

Heet hangijzer is nog wel een parkeerplaats, die plaats moet bieden aan 400 auto’s. Die ziet Bierman liefst – net als zijn nieuwe kantoor – zo dicht mogelijk tegen de bebouwing van het station aangedrukt. “Zodat we van de rest weer natuur kunnen maken. Ik weet dat we bouwen in wat Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is, maar dit vind ik een volstrekt ongeloofwaardig stukje EHS. We kunnen juist beter hier bouwen, en het groen elders toevoegen,” aldus Bierman, die zijn oog daarvoor ook op snelwegboerderij Hoofdstraat 26 heeft laten vallen.

Eerder zegde Bierman zijn medewerking toe aan de bouw van een parkeergarage op H26, de boerderij in handen van de gemeente Heuvelrug. De inmiddels vertrokken wethouder Homan had ambitieuze plannen voor de zeven hectares landbouwgrond, die hij wilde omtoveren in een duurzaamheidspark, waarbij de garage van Triodos als fundament gebruikt zou kunnen worden. Bierman: “Aanvankelijk dachten we dat het onze zaak zou bespoedigen, maar we werden er gaandeweg steeds ongelukkiger mee. En je kunt zeggen: dan knallen we er allemaal zonnepanelen op, om te laten zien waar we mee bezig zijn, maar het is de vraag of dat wel mooi is, zo in het zicht van de snelweg.”

Met enige spijt heeft Bierman daarom ook de grote P&R-parkeerplaats bij het station zien verwateren tot een kleinere parkeergarage. “Die ging van 1100 naar 800, naar 600 plaatsen. Met aan het slot de mededeling: voor jullie is geen plaats meer.” Bierman wil zijn parkeerplaats nu toch in de buurt van die parkeergarage, onder een nog in te planten beukenbosje net achter het witte gebouw van de politie, aan de Odijkerweg. Probleem is nog wel de toegang tot die parkeerplaats. Bewoners van de Odijkerweg zouden niet blij zijn met een nieuwe toegangsweg. Dan moet het verkeer alsnog over het landgoed.

Bierman zou de landbouwgrond van Hoofdstraat 26 overigens graag “op pachtbasis willen betrekken” bij het landgoed, dat veel groter moet worden dan alleen “een kantoor van een bank”. Landgoed en landbouwgrond moeten voedsel en energie gaan leveren aan de gasten van wat een “duurzame ontmoetingsruimte” moet worden. “We willen de benedenverdieping gebruiken als ontwikkelingsplek voor duurzame ondernemers. Ik vraag me eigenlijk af of we het over tien jaar nog wel over een kantoor van een bank hebben.”’
Als we het over Triodos Bank hebben, kan ik dit bericht op Anthromedia.net: Aktuelles van 6 juni eraan toevoegen, ‘Ganz transparent’:
‘Die Triodos Bank veröffentlicht als Teil ihres Geschäftsberichts 2013 erstmals die Ergebnisse einer umfassenden Wirkungsanalyse. Diese macht transparent, was die europaweit aktive Nachhaltigkeitsbank mit dem Geld, das Sparer und Anleger ihr anvertrauen, alles bewegt. Erstmalig können so die Wirkungen pro Bankkunde in den Sektoren aufgezeigt werden, in denen die Nachhaltigkeitsbank tätig ist. Das Leitbild der Triodos Bank gibt vor, dass ausschließlich nachhaltige Unternehmen und Projekte aus den Bereichen Umwelt, Soziales und Kultur finanziert werden bzw. in diese investiert wird. 1)

Europaweit finanzierte die Triodos Bank beispielsweise 29.771 Hektar ökologisch bewirtschaftete Flächen (Stand 31.12.2013). Damit kam auf jeweils 10,4 Bankkunden die Bewirtschaftung einer landwirtschaftlichen Fläche in der Größe eines Fußballfeldes, das ausreichend Nahrung für 556 Mahlzeiten pro Jahr liefert. Insgesamt entsprach dies zum Jahresende über 19 Millionen Mahlzeiten bzw. einer nachhaltigen, biologischen Ernährung von 17.670 Menschen.

Triodos Bank unterstützt 738 Bio-Projekte

Die Kreditvergabe der Triodos Bank im Bereich der Landwirtschaft erfolgt an Betriebe, die entweder über eine Bio-Zertifizierung verfügen, auf ökologische Landwirtschaft umstellen oder ihren Betrieb klar nach ökologischen Grundsätzen führen. Darüber hinaus vergibt die Nachhaltigkeitsbank Kredite an Einzelhändler, Großhändler, Vertriebs- und Catering-Unternehmen, die auf biologische Lebensmittel, Getränke und sonstige Produkte spezialisiert sind. Insgesamt waren es 2013 738 Projekte aus dem Bereich biologische Produkte und ökologische Landwirtschaft. Über die von Triodos Investment Management verwalteten Fonds werden zudem Herstellern von biologischen Lebensmitteln und Fair Trade-Produkten aus Schwellenländern finanzielle Mittel zur Verfügung gestellt.

Deutsche Banken finanzieren Atom- und Kohleindustrie weltweit

Die Triodos Bank betrachtet Energie als Grundbedürfnis der Menschheit. Aus Verantwortung für zukünftige Generationen engagiert sich die Nachhaltigkeitsbank ausschließlich für Strom aus erneuerbaren Energiequellen und ein nachhaltiges Energiesystem; und grenzt sich damit deutlich von herkömmlichen Banken ab. Trotz des deutschen Atomausstiegs finanzieren deutsche Banken nach wie vor weltweit die Atomindustrie - abgesichert durch die Hermesbürgschaften der deutschen Bundesregierung. Zudem fungieren Banken als Geldgeber für die Kohleindustrie. Die globale Kohleproduktion hat seit 2000 um fast 70 % zugenommen und beträgt heute 7,9 Milliarden Tonnen jährlich. Finanzierer dieses Ausbaus sind Privatbanken, die die Kohlebergbauindustrie zwischen 2005 und 2013 mit insgesamt 118 Milliarden Euro unterstützten. Über 70 % davon kommen von nur 20 Banken, unter ihnen an fünfter Stelle die Deutsche Bank mit 5,2 Milliarden Euro. 2)

Grüner Strom für 2,8 Haushalte pro Kunde

Die Triodos Bank hingegen finanziert bereits seit über 20 Jahren Unternehmen aus dem Bereich der Erneuerbaren Energien und unterstützt Projekte, die den Energieverbrauch verringern. Zum Ende des Geschäftsjahres 2013 hatte die Triodos Gruppe mit ihren nachhaltigen Fonds im Bereich Energie und Klima sowie im Rahmen der Kreditvergabe europaweit 376 Erneuerbare Energien-Projekte ermöglicht – mit einer Stromerzeugungskapazität von insgesamt 2.280 Megawatt. Damit wurde genug Strom für den Jahresbedarf von 1.480.000 europäischen Haushalten erzeugt. Auf jeden Kunden der Triodos Bank entfiel so die Finanzierung des durchschnittlichen Strombedarfs von 2,8 Haushalten.

Triodos Bank engagiert sich für die Altenpflege

Unsere Gesellschaft befindet sich hinsichtlich der Organisation von Pflege und Betreuung im Umbruch. Eine zunehmend überalterte Gesellschaft stellt höhere Anforderungen an den Bedarf an Pflegeeinrichtungen für ältere Menschen – genau deshalb legt die Triodos Bank einen ihrer Finanzierungsschwerpunkte auf Altenpflegeeinrichtungen. Darüber hinaus konzentriert sie sich auf die Unterstützung von Pflegediensten für Menschen mit besonderen Bedürfnissen und Problemen, wie z. B. Demenzkranke. 2013 konnten rund 14.720 Personen das Pflegeangebot von 215 Senioren- und Pflegeheimen in Anspruch nehmen, die von der Triodos Bank finanziert werden. Dies bedeutet, dass jeder Kunde der Triodos Bank 10,4 Pflegetage finanzierte. Im Durchschnitt ermöglichten so 35 Kunden ein Jahr Pflege für einen alten Menschen.

SRI-Fonds mit überdurchschnittlicher Nachhaltigkeitsperformance

Mit einer Investition in börsennotierte Unternehmen über die vier Socially Responsible Investment-Fonds der Triodos Bank übertrifft ein Anleger die durchschnittliche Nachhaltigkeitsperformance börsennotierter Unternehmen um 110 % bei der Reduzierung von Treibhausgasen, um 107 % bei der Nutzung Erneuerbarer Energien, um 59 % bei der Gewährleistung hoher Lieferkettenstandards, um 90 % bei der Überwachung der Lieferkette, um 78 % im Hinblick auf eine Vergütungspolitik nach Kriterien aus den Bereichen Umwelt, Soziales und Unternehmensführung (ESG) und um 96 % beim Corporate Social Responsibility Reporting (CSR).

Der komplette Wirkungsbericht mit den Zahlen aus allen finanzierten Sektoren, der Erhebungsmethodik und konkreten Fallbeispielen ist zu finden unter: www.triodos.de

Quellen:

1) Der Wirkungsbericht mit allen Zahlen, der Erhebungsmethodik und konkreten Fallbeispielen ist zu finden unter: www.triodos.de
2) Banking on coal, Studie von urgewald, 2013

Das Kreditportfolio der Triodos Bank

Das Kreditvolumen der Triodos Bank betrug zum 31.12.2013 3,5 Milliarden Euro. Die Kredite finanzieren zu 100 % nachhaltige Unternehme und Projekte. Mit einem Anteil von 49 % ging ein Großteil der Triodos Bank Kredite in den Bereich Umwelt; hier werden Erneuerbare Energie Projekte, die ökologische Landwirtschaft und die Produktion von Bio-Lebensmitteln sowie nachhaltige Immobilien finanziert. 29 % der Kredite floss in den sozialen Bereich: Dazu gehören Sozialprojekte, das Gesundheits- und Sozialwesen sowie die Mikrofinanzierung. Auf Projekte aus dem Bereich Kunst und Kultur sowie Bildung entfielen 15 % der Kredite. 7 % gehörten zur Kategorie Sonstiges, in der Kredite an NGOs, lokale Gebietskörperschaften, Berater, Architekten, Forschungsgruppen und andere Schuldner zusammengefasst sind, die alle einen Beitrag zu einer nachhaltigeren Zukunft leisten.

Über die Triodos Bank

Die Triodos Bank N.V. (www.triodos.de) ist Europas führende Nachhaltigkeitsbank. Gegründet 1980, hat sie mittlerweile rund 520.000 Kunden, die sich darauf verlassen können, dass die Triodos Bank ausschließlich Unternehmen, Institutionen und Projekte finanziert, die zum Wohl von Mensch und Umwelt beitragen. Sie kommen beispielsweise aus den Bereichen Erneuerbare Energien, Ökolandbau, Bildung und Altenpflege. Heute weist die Triodos Bank-Gruppe, bestehend aus Triodos Bank, Triodos Investment Management und Triodos Private Banking, ein Geschäftsvolumen von rund 9,6 Milliarden Euro aus. Die Triodos Bank beschäftigt über 900 Mitarbeiterinnen und Mitarbeiter in sechs Ländern in Europa: in den Niederlanden, Belgien, Großbritannien, Spanien, Deutschland und Frankreich. 2009 wurde die Triodos Bank als “Sustainable Bank of the Year” durch die Financial Times und die Weltbanktochter IFC ausgezeichnet. Die Triodos Bank ist einer der drei Gründer der Global Alliance for Banking on Values (www.gabv.org), eines internationalen Netzwerks von führenden Nachhaltigkeitsbanken.’
Nog meer Duitstalig nieuws, in de rubriek ‘Aus dem Leben am Goetheanum’, verscheen op 5 juni onder de titel ‘Verlag am Goetheanum: “Architektur und Umstülpung” eines der “schönsten deutschen Büchern 2014”’:
‘Die Stiftung Buchkunst wählte in ihrem Wettbewerb “Die schönsten deutschen Bücher” aus insgesamt 803 eingesandten Titeln die 25 schönsten deutschen Bücher des Jahres aus. Das Werk von Paul Schatz, herausgegeben von Matthias Mochner, wurde in der Kategorie “Wissenschaftliche Bücher, Schulbücher und Lehrbücher” ausgewählt.

Kriterien für die Auswahl sind vorbildliche Gestaltung, Konzeption und Verarbeitung. Aus diesen 25 schönsten Büchern wird im September das schönste Buch ausgewählt, das dann den mit 10 000 Euro dotierten Preis der Stiftung Buchkunst erhält. Er wird am 4. September 2014 anlässlich der Preisverleihung bekanntgegeben.

In dem Gutachten zu “Architektur und Umstülpung” kommt die Jury zu folgendem Urteil:

“Der in Gramm schwere Band erschließt die technisch-künstlerischen Studien in Text und Bild des Anthroposophen Paul Schatz. Sie sind eingebettet in umfangreiche Kommentare. Das große Format, das schwere, feine Papier, glasklarer Druck, sehr gute Aufschlagbarkeit lassen den Anspruch der Publikation an Wert und Zeitlosigkeit erkennen. Das hellblaue Einbandgewebe zusammen mit dem strahlend blauen Kapital- und Zeichenband hebt den Band in Sphären der Luftigkeit.

Pappendicke und Stehkanten des Einbandes sind so schön proportioniert, dass man den Schutzumschlag abstreifen möchte (was man von einigen Bibliomanen hört, dass sie dies grundsätzlich tun), um die würdige blaue Rahmung zu genießen, die sich um das aufgeschlagene Buch legt.

Die Mischung von Grund- und Auszeichnungstype passt perfekt, denn die Wahl fiel auf eine Schrift, die in zweierlei Gestalten existiert – mit Serifen und als Serifenlose. Der gravitätische, aber lichte Satzspiegel wird sparsam aufgelockert durch verschiedene Bildformate; Bildtafeln mit Faksimilierungen, Fotografien und geometrischen Diagrammen wechseln sich ab. So liegt eine in allen Belangen wachsame Studienausgabe vor – wissenschaftlich, schöngeistig und repräsentativ.”

Wir gratulieren dem Herausgeber Matthias Mochner und dem Grafiker Wolfram Schildt herzlich zu dieser Auszeichnung!

Dr. Christiane Haid (Verlagsleitung)
Anna S. Fischer, M. A. (Herstellung, Vertrieb)
Max Savin (Buchhaltung, Lizenzen)’
Op 1 juni schreef weekblad ‹Das Goetheanum› op Facebook ‘YIP im Winterschlaf?’
‘2008 startete YIP mit einem einjährigen Trainingsprogramm. In den vergangenen Jahren kamen so Hunderte junger Menschen nach Ytterjärna. Im siebten Jahr nun scheinen die Pionierkräfte, von denen YIP sich bisher nährte, erschöpft. Kürzlich wurde bekannt gegeben, dass YIP 7 ab diesem Sommer nicht stattfinden wird. Sowohl sinkende Bewerberzahlen als auch Finanzierungsschwierigkeiten und Schwankungen im Organisationsteam wurden als Gründe genannt. Da YIP eine globale Netzwerkinitiative ist, ist die Hoffnung nicht unbegründet, dass sich nach einem Winterschlaf vielleicht doch wieder neue Blüten – in welcher Form auch immer – zeigen werden. YIP/CC’
Een persbericht van de Duitse ‘Bund der Freien Waldorfschulen’ op 5 juni was getiteld ‘Neue Dokumentation zur Waldorflehrerbildung erschienen’:
‘Einen Einblick in die Waldorflehrerbildung mit ihrem besonderen pädagogischen Profil möchte eine neue 48-seitige Broschüre vermitteln, die der Bund der Freien Waldorfschulen (BdFWS) jetzt herausgegeben hat.

Das besondere Profil der Waldorfschulen erfordere eine ihm entsprechende Ausbildung der Lehrkräfte, wird im Vorwort betont. Methodik und Didaktik folgten in der Waldorfpädagogik nicht bestimmten abstrakten Modellen, sondern sollen sich in der konkreten Beziehung zu den jeweiligen Kindern aktualisieren. Es sei das Anliegen der Lehrerbildung für die Waldorfschulen, schreibt der Ausbildungsbeauftragte des BdFWS, Walter Riethmüller, bei den angehenden Lehrern die notwendigen künstlerisch-schöpferischen Gestaltungskräfte zu wecken und in einer engen Beziehung zur Schulwirklichkeit auszubilden.

Die Broschüre hat den Titel “Dokumentation Waldorflehrerbildung – Inhalte, Ziele, Perspektiven” und informiert über Grundlagen, Ziele und Inhalte der Waldorflehrerbildung. Es werden die Studienziele, Kerncurricula und Studienfelder für die einzelnen Lehrerbildungsgänge dargelegt, die einzelnen Bildungsgänge im Überblick dargestellt sowie ein aktueller Literaturüberblick zur empirischen Forschung über Waldorfpädagogik gegeben. Außerdem sind alle Ausbildungsstätten der Waldorflehrerbildung mit ihren Angeboten aufgeführt.

Die Broschüre knüpft an die Dokumentation “Waldorflehrerbildung im Bologna-Prozess” aus dem Jahr 2008 an. In den letzten Jahren habe sich die Waldorflehrerbildung dem universitären Bologna-Prozess gestellt und Studiengänge entwickelt, die in ihrem originären Ansatz auch dem modernen Verständnis von Lehrerbildung gerecht werden, wird in der neuen Dokumentation unterstrichen. Die Broschüre soll auch zum Dialog mit behördlichen Einrichtungen beitragen, die z.B. mit Unterrichtsgenehmigungen an Waldorfschulen befasst sind.

Bund der Freien Waldorfschulen e.V.

Die derzeit 232 deutschen Waldorfschulen haben sich zum Bund der Freien Waldorfschulen e.V. mit Sitz in Stuttgart zusammengeschlossen, wo 1919 die erste Waldorfschule eröffnet wurde. Die föderative Vereinigung lässt die Autonomie der einzelnen Waldorfschule unangetastet, nimmt aber gemeinsame Aufgaben und Interessen wahr.’
Op dezelfde donderdag 5 juni verscheen wederom de ‘Kolumne “Gut Gebrüllt”’ van Ramon Brüll in de rubriek ‘Gut gebrüllt...’ Titel dit keer luidde ‘Vom wie und was’:
‘Anlässlich eines Besuchs der Alanus Hochschule erlebte Ramon Brüll einen verblüffend souveränen Umgang mit dem anthroposophischen Erbe. Das hat ihn zu weitergehenden Überlegungen geführt: Wie kommt das Neue in die Welt? Und was “ist” eigentlich Anthroposophie?

Auf dem alten Campus, dem Johannishof, sind noch die Spuren aus der Pionierzeit zu finden: eine massivhölzerne, handgeschnitzte schwere Eingangstür zur Mensa zum Beispiel, die sich in einem umgebauten Stall befindet. Anthroposophische Kunst der 1970er Jahre pur. Die Rede ist von der Alanus Hochschule in Alfter bei Bonn. Ich hatte kürzlich Gelegenheit, die Einrichtung, die ich vor etwa 40 Jahren kennengelernt habe, noch einmal zu besuchen. Sie war als Kunstschule für die Sieben Künste gegründet worden, und verfügte, anders als üblich, über ein integrales Konzept, welches eine gegenseitige Befruchtung der Disziplinen ermöglichen sollte. Damals eine echte Erneuerung.

Alanus ist auch heute eine moderne Hochschule. Neben den Künsten wird Pädagogik gelehrt, Philosophie, Wirtschaftswissenschaft und anderes. Ein zweiter Campus, im völligen Gegensatz zum Johannishof ganz unromantisch an einer Hauptstraße gelegen, strenge, sachliche Architektur, zeugt von einem neuem Geist, von einem verwandelten Konzept. Im Zuge unserer Führung besuchen wir auch die Architekturabteilung. Etwas familiär wirkt die Studentengruppe immer noch; es werden gerade irgendwelche Modelle gebaut und diskutiert: Moderne, eigensinnige Entwürfe, die Baukunst des 21. Jahrhunderts. Die geschnitzte Holztür wäre in den Häusern, die hier gezeichnet werden, wohl fehl am Platz. Und dann stellt einer der Teilnehmer unserer Gruppe ganz unvermittelt die Gretchenfrage: “Wie halten Sie es mit der organischen Architektur?” Die Antwort kam prompt und überraschend: Die organischen Bauformen, so wie sie Steiner entwickelt hatte, waren eine notwendige Antwort auf die erstarrende, tote, menschenfeindliche Architektur des beginnenden 20. Jahrhunderts. Selbstverständlich setze man sich in der Ausbildung in Alfter mit dem Baustil, der daraus entstanden ist und bis heute weiterentwickelt wird, auseinander. Eine hochinteressante Strömung in der Architekturgeschichte. Man mache auch eine mehrwöchige Studienreise nach Dornach, um das Goetheanum sowie die umliegenden anthroposophisch-organischen Wohn- und Zweckbauten zu studieren.

Die Botschaft war klar: völlige Anerkennung des gesetzten Bauimpulses für die Zeit seiner Entstehung bei gleichzeitiger Ablehnung, die Bauformen der stumpfen Winkel und “abben Ecken” zum Maß aller Dinge (oder auch nur zum Ziel der Ausbildung) zu machen. Ganz nebenbei erlaubt es dieser Umgang mit der organischen Architektur auch anderen als Anthroposophie-affinen Studenten, in Alfter zu studieren. Eine solche ebenso einfache wie brillante Antwort auf die oben formulierte Gretchenfrage hatte ich nicht erwartet. Sie ruft eine weitere Frage hervor: Was ist denn das “eigentlich” Anthroposophische an der Initialzündung der organischen Architektur (oder der Waldorfpädagogik, der biologisch-dynamischen Landwirtschaft, etc.)? Ist es die Fähigkeit, die Not der Zeit zu erkennen und daraus situativ d.h. eine für den Moment stimmige, in die Zukunft weisende Antwort zu finden, oder ist es das gefundene Ergebnis selbst, wie etwa die Bauformen, der Lehrplan, die Anwendung der Präparate? Weiter zugespitzt: Was ist Anthroposophie? Die Fülle der Erkenntnisse und Anregungen, die Steiner formuliert hat, oder die Fähigkeit, ebendiese zu erlangen und weitergeben zu können?

Man kann das Neue anschauen, betrachten, hegen und pflegen, konservieren oder weiterentwickeln. Das alles ist legitim und hat etwas mit Treue zu tun. Man kann sich auch die Frage stellen: Wie kommt das Neue in die Welt? – Was, bitteschön, ist Anthroposophie?’
We kunnen nu even teruggrijpen op een interview dat Jens Heisterkamp, hoofdredacteur van maandblad Info3, op 10 april plaatste, ‘Peter Daniell Porsche und Vera Koppehel über den “Kulturgut-Express”. Ein Zug für die Erde!’
‘Zu Pfingsten ist von Salzburg aus wieder ein Zug für die Anthroposophie unterwegs: Mit blauen Nostalgiewagen und streckenweise von einer historischen Dampflok gezogen werden sich rund 130 Teilnehmer auf die Reise zum Geburtsort Rudolf Steiners nach Kraljevec in Kroatien machen, um dort auf einer Tagung den 90. Geburtstag der biologisch-dynamischen Landwirtschaft zu feiern. Im Gespräch mit Info3 erzählen die Initiatoren Vera Koppehel, die bereits 2011 den Rudolf Steiner-Express initiierte, und Peter Daniell Porsche aus Salzburg über das Projekt und ihren Bezug zur Landwirtschaft.

Zu Pfingsten fährt der Kulturgutexpress zu Steiners Geburtsort, Sie beide sind die Initiatoren. Wie kam die Zusammenarbeit zustande?

Vera Koppehel: Der Impuls ist auf einer längeren gemeinsamen Autofahrt entstanden...
Peter Daniell Porsche: ...von Donji Kraljevec nach Salzburg...
Vera Koppehel: ...natürlich in einem Porsche...

Herr Porsche, was verbindet Sie als Auto-Mensch mit der Bahn?

Peter Daniell Porsche: Die Gleise der Eisenbahn sind etwas, über das man wirklich philosophieren kann. Das Eisen der Schienen als etwas Totes und Starres, verbunden mit dem Holz der Schwellen als etwas Lebendigem und Warmem, was spiegelt sich darin eigentlich? Und natürlich auch das Verbindende durch ein Schienennetz, das steht. Wenn ich ein Gleis in Salzburg anfasse, dann weiß ich, es gibt eine durchgehende Verbindung bis nach Kraljevec, die bildlich gesprochen nirgends abreißt – ich fasse hier Metall an, das dort ankommt.

Vor drei Jahren gab es schon einmal einen Zug nach Kraljevec...

Vera Koppehel: ...ja, aber der Kulturgutexpress ist kein Revival des Steiner-Gedächtniszugs von 2011. Der Kulturgutexpress kommt aus der Zukunft, es geht um die Erde, um die Landwirtschaft.

Was ist das Besondere an Kraljevec?

Vera Koppehel: Dieser Ort ist das Verbindende zwischen uns, ein Ort, an den wir beide unser Herz verloren haben. Seit neun Jahren entfaltet dort die Anthroposophin Sandra Percač ihre Initiative und baut ein Steiner-Kultur-Zentrum auf. Sie ist so eine Art Johanna von Keyserlingk von Donji Kraljevec, was die michaelische Tatkraft angeht. Das Haus, das sie von der Gemeinde bekommen hat, war eigentlich abbruchreif. Es ist erstaunlich, was sie inzwischen daraus gemacht hat! Bevor sie zur Arbeit geht, gärtnert sie frühmorgens in ihrem biologisch-dynamischen kleinen Garten in der Nähe.

Ich möchte sagen: Wer den festgefahrenen Anthroposophen in sich mal loswerden möchte, der sollte nach Donji Kraljevec fahren. Offen, frei, von Herz zu Herz, die Menschen erzählen einfach. Es geht weniger intellektuell zu, dafür mehr menschlich. Gut ist auch, dass dort nicht die anthroposophische Gesellschaft das Ganze organisiert, sondern die Gemeinde. Das nimmt die Berührungsängste. So reist z.B. oft das kroatische Fernsehen an und sendet dann eurythmische Einblicke zwischen Tages- und Sportschau...

Peter Daniell Porsche: Das Besondere für mich dort ist zu erleben, wie den Menschen, die dort aufgewachsen sind, erst seit dem Rudolf Steiner-Express bewusst geworden ist, was für einen Schatz sie in Rudolf Steiner haben, was für eine berühmte Persönlichkeit in ihrem Ort auf die Welt gekommen ist. Das ist eine Chance. Auf dieser Grundlage kann man ihnen Mut machen, wieder Hand anzulegen, auch in der Landwirtschaft, wo viele denken, das lohne sich nicht mehr.

Und wie ist Ihre Beziehung nach Donji Kraljevec entstanden?

Peter Daniell Porsche: Ich wollte immer schon einmal dorthin, wo Rudolf Steiner geboren ist. So bin ich im Jahr 2011 in den Rudolf Steiner-Express in Salzburg eingestiegen, als Interessent, und seither gibt es eine enge Beziehung für mich nach Kraljevec, besonders zu Sandra, die dort unten alles organisiert. Ich habe auch finanziell dazu beigetragen, dass das Rudolf-Steiner-Zentrum zustande kommen kann, und auch schon Vorträge dort gehalten. Ich finde es wichtig, dass man diesen Ort nicht vergisst und mehr und mehr zu einer Zusammenarbeit mit Land und Leuten kommt, weil man da gegenseitig viel voneinander lernen kann.

Was verbinden Sie persönlich mit diesem Ort?

Vera Koppehel: Ich habe noch nie einen Ort gesehen, wo die Gleise derart eindrücklich in die Unendlichkeit nach Westen und in die Unendlichkeit nach Osten verschwinden. Die Energie am Bahnhof ist inspirativ und das Wartebänkchen für mich meine Visionsbasisstation.

Peter Daniell Porsche: Etwas Besonderes für mich war: Als bei der Geburtstagsfeier 2011 in Kraljevec zwei Tauben losgelassen wurden, sind diese Vögel siebenmal über das Geburtshaus von Rudolf Steiner geflogen, bevor sie sich entfernt haben. Die ganze Stimmung dort hat etwas Urtümliches, Gesundes, Ruhiges, was ich mir auch für mein eigenes Leben und das vieler Menschen hier bei uns wünsche. Es lebt dort noch vieles, was wie aus einem Dornröschenschlaf aufgeweckt werden könnte. Die Landwirtschaft liegt dort heute vielfach brach oder ist industriell geprägt.

Stichwort Landwirtschaft: Eigentlich hätte der Zug nach Koberwitz fahren sollen, dem Geburtsort der biologisch-dynamischen Wirtschaftsweise, denn der Anlass der Reise ist ja ihr 90-jähriges Jubiläum?

Vera Koppehel: Ja, aber in Koberwitz haben wir noch keine konstruktiven Partner vor Ort. Da schwebt mir noch was für später vor: Jahrhunderthalle Breslau...

Peter Daniell Porsche: Aber auch Salzburg ist ein guter Ausgangsort für das Projekt. In Österreich, einem immer noch stark landwirtschaftlich geprägten Land, sind heute Bio und Demeter sehr gut vertreten; Österreich ist auch ein Verkehrs-Scharnier zwischen Süd und Nord, und speziell von Salzburg aus ist man ebenso schnell in Stuttgart wie in Dornach oder eben auch in Kraljevec. Nicht zuletzt haben wir in einer Zugorganisation aus der Region auch einen entgegenkommenden Partner für das Ganze gefunden.

Was erwartet nun die Mitfahrenden am Zielort in Kroatien?

Vera Koppehel: Koberwitz 1924, das war vor allem auch ein Pfingstereignis, viele haben diese Atmosphäre damals empfunden – wie kann man so etwas heute festlich begehen? Offen und frei, aber auch so, dass sich eine neue Gemeinschaft bilden kann? Bei diesem Projekt finden wirklich wunderbare Dinge zusammen. So ist zum Beispiel die Terra Parzival-Initiative von Miha Pogacnik dazugestoßen, die mit einem Orchester unter der Leitung von Elmar Lampson ein Konzert geben wird, bei dem die Teilnehmer inmitten der Musiker sitzen werden. Wir haben den Eindruck: aus dem Umkreis heraus bildet sich die Tagung selbst.

Wer wird sonst noch mit an Bord sein?

Vera Koppehel: Zum Beispiel der Bürgermeister des slowenischen Maribor, der seine Doktorarbeit über die Dreigliederung geschrieben hat und sich auch mit dem Theorie-U-Ansatz von Otto Scharmer beschäftigt – und deswegen Bürgermeister wurde. Dann wird Tadeu Caldas als international tätiger Demeter-Berater berichten, wie Bio-dynamisch heute weltweit vertreten ist; Walter Hahn wird dabei sein, der dabei ist, den Koberwitz-Impuls auf die Philippinen zu tragen; ein Team von Denkmal-Film aus München wird die Fahrt zu einem Dokumentarfilm verarbeiten; die Zukunftsstiftung Landwirtschaft, Save our Seeds und die Kulturstiftung Saatgut, die Ernst Michael Kranich Stiftung kommen ebenfalls mit und natürlich die Lichtwurzel.

Vera Koppehel: Es ist ein Lebensfreude-Projekt, kein Zug gegen etwas, sondern ein Zug für etwas, für das Leben!

Die Fragen stellten Jens Heisterkamp und Ramon Brüll. Gekürzter Text aus der März-Ausgabe von Info3 – Anthroposophie im Dialog.

Der Kulturgutexpress fährt in Salzburg am 6. Juni ab und kehrt am 9. Juni zurück. Ein Ticket kostet inklusive Bahnfahrt im historischen Zug, drei Übernachtungen und Pfingsttagung in Kraljevec Euro 590,-. Reiseroute, Mitwirkende und ständig aktualisierte Informationen zum Kulturgutexpress RST 153 gibt es hier: http://www.kulturgutexpress.com/
Donderdag 5 juni schreef ik in ‘Onderuit’ dat ik er niet onderuit kwam. Ik moest ook aandacht besteden aan de Algemene Ledenvergadering 2014 van de Antroposofische Vereniging in Nederland op 7 juni. Op 6 juni verscheen op de weblog ‘OnderSofen’ van Walter Bunge ‘Best heel belangrijk?’, waarin hij stelde:
‘Heel belangrijk in de huidige perikelen die de antroposofische gemoederen in Nederland in hun greep houden: de Vrije Hogeschool voor antroposofische Geesteswetenschap. Hoe belangrijk? Is dat “best belangrijk”, of echt “heel belangrijk”? Op de website van de Antroposofische Vereniging valt te lezen: “De Vrije Hogeschool voor antroposofische Geesteswetenschap vormt de geestelijke kern van de wereldwijde antroposofische vereniging.” De geestelijke kern! Belangrijker kan niet.

Maar die geestelijke kern, die zo belangrijk is, stelt in Nederland nog niet zo veel voor, tenminste zo lees ik op dezelfde website: “Het bestuur ziet het als zijn taak om de Hogeschool hier te lande, nu nog als kiem aanwezig, tevens tot wezenlijke kern van de Antroposofische Vereniging in Nederland te maken...” De geestelijke kern van de antroposofische vereniging is hier in Nederland alleen nog maar als een kiempje aanwezig. Laten we eens proberen dit in een breder perspectief te bekijken.

Nederland is, als het om de antroposofie gaat, een van de “toplanden” van de hele wereld. Met een antroposofische geschiedenis die teruggaat tot de tijd van Rudolf Steiner, een grote Antroposofische Vereniging, vele scholen, artsenpraktijken, antroposofische instellingen, BD-boerderijen en noem maar op. En in dit wat betreft de antroposofie vooraanstaande land is de geestelijke kern van de antroposofische beweging na ongeveer een eeuw antroposofie “nog als kiem aanwezig”.

Binnen de huidige perikelen en de strijd om de zetels rond de bestuurstafel, spelen verschillende visies ten opzichte van de Vrije Hogeschool een belangrijke rol, zo valt uit de hieromtrent besmuikte berichtgeving op te maken. Nu ga ik hier niet nóg een keer herhalen dat ik niet kan inzien waarom deze discussie zo in het verborgene blijft en waarom ik als lid niet zou mogen weten welke verschillende visies er leven en hoe deze beargumenteerd worden. Want ik kan hier toch niet elke keer gaan roepen dat we in het tijdperk van de bewustzijnsziel zijn aanbeland?

Terwijl Rudolf Steiner bijvoorbeeld de geheimen van karma en reïncarnatie openbaarde, wekt het toch bevreemding dat ik als lid van de AViN niet zou mogen weten hoe Jantje, Pietje of Marietje tegen de toekomst van de Vrije Hogeschool aankijken. Zeker niet wanneer zij de kennelijk zo verschillende beelden van de Vrije Hogeschool zo heftig tegen elkaar aan laten botsen dat de hele Vereniging ervan dreunt. En al helemáál niet wanneer zij menen dat de leden tijdens de komende ledenvergadering door middel van een stemming zouden moeten of kunnen besluiten welk beeld van de Vrije Hogeschool het verdient om door bestuursmacht geschraagd te worden.

Een geestelijke kern kan niet op de bevoegdheden van een bestuur gegrondvest worden. Maar dit terzijde. Mijn punt van vandaag is een ander, het is niet eens een punt, het is een vraag: wat is nu eigenlijk de geestelijke kern van de Antroposofische Vereniging in Nederland? Want: “Het bestuur ziet het als zijn taak om de Hogeschool hier te lande, nu nog als kiem aanwezig, tevens tot wezenlijke kern van de Antroposofische Vereniging in Nederland te maken...” Over die kiem wordt nu druk gebakkeleid en straks zet iemand er nog zijn lompe voet op! Lijkt me een weinig groeizaam klimaat.’
Dezelfde dag volgde ‘Pinkstergeest’:
‘De Pinkstergeest waait waarheen hij wil en zal zich aan mij zeker niets gelegen laten liggen. Morgen, op de dag voor Pinksteren, zullen de leden van de AViN tot een besluit kunnen (moeten?) komen dat een richting aangeeft in de onduidelijke situatie die de afgelopen maanden gerezen is. Een Pinksterbeeld zou zijn dat de Geest inslaat en zich verbindt met allen die aanwezig zijn. En dan zó, dat in allen de vrije individualiteit ontbrandt.

Jammer dat het oordeel van de leden zich uiteindelijk slechts kan uitdrukken in een stem vóór of tegen het een of het ander. Daarin laat geen Pinkstergeest zich uitdrukken. Die wordt op die manier vleugellam gemaakt. Graag geef ik een ieder daarom in overweging om ook aan Sint Jan te denken en aan het Sint Jansvuur waarin het oude verbrand wordt om ruimte te maken voor het nieuwe. Ik bedoel: als variant op de goede, ook antroposofische gewoonte om er nog eens een nachtje over te slapen, zou ik in de huidige omstandigheden zeggen: we tillen de last die we dragen over de zomer heen en zien dan welke vrucht mogelijk gerijpt is.

We stemmen niet vóór Sijmons en we stemmen niet tegen Sijmons. We stemmen voor een van de meest zinnige besluiten die het zittende bestuur tot dusverre formuleerde en scheppen de ruimte om in een grondig – en transparant – gesprek de inhoudelijke kern van de zaak nog eens tegen een nieuw licht te houden.’
Ja, en hoe is het dan die zaterdag afgelopen? Website AntroVista meldde als eerste meteen op 7 juni in ‘Antroposofisch nieuws’ dat ‘Jaap Sijmons voorzitter AViN’ was geworden:
‘Op de jaarvergadering van de AViN is Jaap Sijmons met zijn team door driekwart van de stemmen tot voorzitter en bestuur gekozen. Er waren een kleine 400 leden aanwezig. Volgens een aanwezige was het een uitputtende vergadering met veel procedure strubbelingen en onduidelijkheden.

Persoonlijk verslag van Ivar Römer: jv_avin_ivar_romer.pdf. Verslagen van andere aanwezigen zijn ook welkom, via info@antrovista.com en zullen hier gepubliceerd worden.’
Bij de reacties gaf John Wervenbos op 8 juni aan:
‘Was ook aanwezig gisteren op deze ledenvergadering te Driebergen. Een reflectieverslag schreef en plaatste ik vandaag op Cahier, mijn digitale notitieboek, onder de titel: “Karma van de Antroposofische Vereniging in Nederland herkennen en erkennen – Jaar 2014”; zie: http://tinyurl.com/nfren66
‘Een roerige ledenvergadering van de Antroposofische Vereniging in Nederland vond gisteren plaats in het cultuur- en congrescentrum Antropia in Driebergen. Druk bezocht. Ruim 370 leden schoven aan en gingen met elkaar in conclaaf. Dagvoorzitter Max Rutgers van Rozenburg omschreef het goed en duidelijk bij de aanvang van het middagprogramma, het ging om een heuse bestuurscrisis. Dat was natuurlijk zo. Zonneklaar. Na het genieten van een korte nachtrust is dit, het onderstaande, wat bij mij beklijft en daagt als ik die vergadering terug in gedachten neem en overdenk, her-inner.

In de ochtenduren sprak Paul Mackay interessante en behartenswaardige woorden over Jaarthema 2014/15: “Het ik kent zichzelf” – In het licht van een Michaëlische aanvaarding van de wereld. Hij sloot daarbij aan op een notie van Ate Koopmans aangaande het bekende Duitse begrip Erkenntnis. De Duitse titel van het jaarthema luidt immers: ‹Ich erkennet sich› – im Lichte michaelischer Weltbejahung. Met Koopmans stelt Mackay dat Erkenntnis niet simpelweg met kennis kan worden vertaald, doch de betekenis ervan meer in de richting van het Nederlandse herkennen zou moeten worden gedacht. Daarbij komt Mackay uiteindelijk uit bij “Ik herken het ik” en niet bij “Ik kent zichzelf”, waarbij hij verder opmerkte dat bij “Ik herkent het ik”, gedacht kan worden aan enerzijds een ik(bewustzijn) dat zich bewust wordt van karma en karmische processen in de eigen biografie en anderzijds een ik (“het ik”) dat in feite dit karma en daaraan verbonden processen initieert.

Dat zijn natuurlijk twee verschillende zaken en kwaliteiten, (1) bewustworden en (2) initiëren, waaraan ook twee verschillende dragers, twee van elkaar te onderscheiden menselijke wezensdelen verbonden zijn. Dit koppelt Mackay tevens aan sociale interactie tussen mensen, waarvan als kernelement kan worden beschouwd: een proces van ontwaken aan elkaar. Dit raakt het punt van het eigenlijke ik en het hogere ik, ook weer van elkaar te onderscheiden maar natuurlijk nauw met elkaar verbonden en verweven. Het eigenlijke (eigen) ik als initiator bij de voering van de eigen levensloop en het hogere ik dat bespeurd, ontwaard, gebaard en gewekt kan worden bij de (sociale en communicatieve) interacties tussen mensen.

Kees Veenman, coördinator van de natuurwetenschappelijke sectie van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap, sprak zich in de middaguren duidelijk uit. Hij en andere coördinatoren van andere secties van de Hogeschool achten jaarlijkse projectbudgetering “vingerpolst” door het verenigingsbestuur, wel dan niet op schoolmeesterachtige en/of op onoordeelkundige wijze, een ongeschikt instrument dat contraproductiviteit in de hand werkt; een verlammende dwangbuis welke benodigd vrij(er) handelen, het in de was zetten, plannen, uitwerken, introduceren en verder gestalte geven van beginnende of lopende projecten belemmert.

Jaap Sijmons en zijn team kreeg gisteren van de leden met een duidelijke meerderheid van stemmen groen licht om het besturen van de vereniging met ingang van vandaag over te nemen. Sijmons staat onomwonden voor een initiatiefbestuur naar Dornachse snit, waarvan de kern, de brede basis, wordt gevormd door vertegenwoordigers van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap.

Adriaan Bekman, organisatiedeskundige en auteur van onder andere de boekwerken Besturen in antroposofische organisaties (2005) en De taal van de ziel (2011), beoogd mediator bij een periode van aanblijven van zittend bestuur op zoek naar aanvullende bestuursleden, inclusief een nieuwe voorzitter, zie voorstel 3 van de vergaderagenda, sprak in de middaguren provocatieve en confronterende woorden, waarmee hij in mijn ogen de kans op honorering van dat voorstel door de leden aanzienlijk verkleinde. De meest provocerende zinsnede uit zijn commentaar van die middag richting de leden luidde: “Kan de vereniging zonder bestuur? Ja ik denk dat dat kan.”

Om dat te illustreren wees hij op het grote aantal leden dat 7-6-2014 was opgekomen. Daarmee leek hij impliciet te verwijzen naar een wikken en beschikken beginsel: het bestuur wikt en het lid dat mandateert en verkiest beschikt. Reacties daarop van aanwezige leden waren onder andere: “dit is wel heel relativerend” en “dit is cynisch”. Daarbij kan de vraag rijzen: hoe verhouden wikken en beschikken en initiatief (initiatieven van het bestuur en initiatieven van de leden) en continuïteit, die vier zaken, zich in dezen tot elkaar?

Jaap Sijmons met zijn team staat onder andere voor expertise en verantwoorde en slagvaardige representatie, zo is kenbaar gemaakt. Dit met een initiatiefbestuur met duidelijk afgebakende beleidslijnen; koersbakens statutair geborgd. Zijn krachtig overtuigd zijn en herhaaldelijk benadrukken van belang van bestuursverantwoordelijkheid van Vrije Hogeschoolleden, toereikend geschoold en ontwikkeld, binnen het bestuur van de Antroposofische Vereniging resulteert uiteindelijk in zulk een bestuur onder zijn voorzitterschap.

Ik acht het van belang dat Jaap Sijmons en de zijnen zich hierbij goed realiseert dat een flink aantal leden van de Antroposofische Vereniging in Nederland tevens lid is van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap en voor dat lidmaatschap een andere basis- of startkwalificatie wordt gevraagd en gehanteerd als in de “gewone burgermaatschappij” te doen gebruikelijk is (diplomering). Allereerst heeft dit uitgangspunt een bedding gekregen in de inrichting van de algemene sectie van de Vrije Hogeschool met haar klassenuren. Daarnaast is het een evident maar niet algemeen bekend feit dat nauwgezette en jarenlange bestudering van antroposofie, geesteswetenschappelijke literatuur, oordeelbekwaamheid in algemene zin, dus naar allerlei richtingen toe, allerlei zaken des levens, sterk bevorderd, aldus Rudolf Steiner. Onderzoek (biografisch) bevestigd dit.

Dit voert me tenslotte, onlosmakelijk met het bovenstaande verbonden, heb er eerder in e-mailuitwisselingen op gewezen, tot het opnieuw onder de aandacht brengen, agenderen, van gewenstheid van stimuleren en faciliteren van (meer) wederkerigheid in de betrekkingen en samenwerkingsverbanden tussen leden van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap onderling en in hun relaties met algemene leden van de Antroposofische Vereniging. Dit inclusief en niet exclusief de secties van de Vrije Hogeschool. Ter nader begrip kunnen daarbij ook zekere inhoudselementen in ogenschouw worden genomen uit de blogberichten Antroposofie en wetenschapsfilosofie (3) – Afbakenen (Cahier, 8-3-2014), “verborgen curricula en universiteit van het leven” en Kunst, religie en wetenschap & mythen en mysteriescholen (Cahier, 29-4-2014), “moderne mysterieschool, breed geleed en rijk geschakeerd”.

Aan de vruchten herken je de boom. Maar worden spreekwoordelijke boomvruchten wel altijd opgemerkt en naar juiste waarde geschat? Zelfeducatie en zelfopvoeding zijn belangrijke levensfactoren welke echter per saldo soms moeilijk met effectief resultaat kunnen worden ondergebracht op burgerlijke Curricula Vitae, relevant voor vinden en bekleden van functies en dienstbetrekkingen bij bedrijfsleven, instellingen enzovoort. Als het gaat om zelfopvoeding (en zelfeducatie), zelfvorming, is overigens bijvoorbeeld ook deze voordrachtenreeks van Rudolf Steiner wel interessant om te bestuderen: Erziehung zum Leben – Selbsterziehung und pädagogische Praxis (GA 297a). Rotterdamse antroposofen waren jaren geleden zo vriendelijk om een voordracht daaruit te vertalen naar het Nederlands. Die staat inmiddels ook in digitale vorm op internet: Het bovenzintuiglijke in mens en kosmos (Rotterdam, 1-11-1922; GA 297a).’
‘Merkwaardig. Er lagen drie voorstellen waar de ledenvergadering uit kon kiezen die eigenlijk pas samen een mooi geheel vormden. Vrij vertaald:
1. Het voorzitterschap van Robert Jan Kelder.
2. Het voorzitterschap van Jaap Sijmons inclusief een reeds vastgestelde groep medebestuursleden.
3. Een voorstel van het zittend bestuur om de zaak nog open te houden en in proces te brengen.

Ad 1. Robert Jan Kelder hield een vlammend geestrijk betoog over de spirituele grondslag en wat hij als de doelen van de vereniging zag. Hij sprak over onze oorsprong uit de bovenzinnelijke Michaëlschool, waar we nu já tegen konden zeggen. Hoe de vereniging met de kerstconferentie tot in het lichamelijke (de statuten) een Christelijke vorm gekregen heeft. En hoe de statuten zelfs samenhangen met het beeld van de mensheidsrepresentant. Dat er werkelijk een vereniging van vrije mensen beoogd werd te vormen. Dat dit oerbeeld nog niet gerealiseerd is en het in zijn doelstelling lag dit verder te realiseren, opdat een vereniging gebouwd op dit christelijk vormgevende principe daarmee zelfs een bijdrage mag leveren voor de volksziel van Nederland. Zo toonde hij een wijd historisch perspectief en een duidelijke taakstelling voor onze antroposofische vereniging.

Persoonlijk trof het mij dat zijn boodschap in reacties afgedaan werd als rebels en als “stokpaardjes” om nog maar te zwijgen van nog slimmere aantijgingen aan zijn adres. Ik vroeg me af: hoe is het mogelijk dat deze gepassioneerde bijdrage van Kelder, die hoort bij de oorspronkelijke en meest wezenlijke missie van de antroposofie op deze manier wordt afgedaan. Dit drukte zich ook uit in de waardering van de leden. Slechts 12 mensen verkozen hem tot voorzitter. Wat dan wel weer een mooi getal is voor Pinksteren...

Ad 2. Zo wat bedremmeld en alleen Robert Jan Kelder leek te staan, zo gedegen en technisch voorbereid was de missie en boodschap van Jaap Sijmons. Ook hij was een vaardig spreker, maar wat me opviel was dat de inhoud van zijn boodschap hoofdzakelijk ging over de ingewikkelde gang van zaken die tot deze bestuursvorming hadden geleid. Hoe nodig het was dat er een nieuw bestuur zou komen en hoe goed alle nieuw voorgestelde bestuursleden op hun plaats waren.

Opvallend vond ik ook dat bijna alle bestuursleden, die zelf ook een kort woordje deden, begonnen met zinnen als: eerst wilde ik niet, was ik niet enthousiast, maar gaandeweg zag ik toch het licht gloren. Alsof het werkelijke enthousiasme nog ontstoken moest worden. Jaap Sijmons sprak veel en ook over verbinding, had zijn visie goed voor ogen, maar ik zag hem eigenlijk weinig contact met de ruimte in de zaal maken. Maar gezien de overtuigende voorkeursstemmen, ca. 75% van de stemmen, heeft dat geen bezwaar opgeleverd om te kiezen voor deze veilige en constructieve weg. Jaap voegde terloops nog toe, dat wanneer iemand nog vragen had over zijn inhoudelijke visie op de vereniging hij dat nog kon meedelen, maar dat daar nu geen tijd voor was.

Ad 3. In de derde keuze kwam tot uitdrukking een voorstel van het nog zittende bestuur om vanuit het huidige bestuur met versterking van een commissie in een transparant proces op zoek te gaan naar vragen als “wat heeft de vereniging nu eigenlijk nodig?”, “Welke vorm van besturen past nu eigenlijk bij de vereniging?”, en “Welke bestuurders horen daar bij?” Bijzonder was dat ook genoemd werd dat een dergelijk proces waarschijnlijk ook wel zou mislukken, maar dat dat nu eenmaal hoort bij het zoeken en vormen van de vereniging in de tijd. Stirb und werde.

Het werkt eigenlijk bevreemdend om op de vooravond van Pinksteren, waar je eigenlijk een ware pinkstergemeenschap wilt zoeken en vormen, uitkomt in een proces van een democratische stemming. Het zou idealistisch gezien natuurlijk het mooist zijn wanneer deze drie beelden een eenheid waren geweest. Namelijk een bewegend open proces (geest-bezinnen) waar gezocht zou worden naar een sterk team met personen die een eigen missie voelen (geest-herinneren) en waarin spirituele beelden zoals Kelder die verwoorde (geest-schouwen) in haar midden liggen. Zodat de gehele mens, antroposofia daarin kan oplichten.

Een vergadering van krap 400 mensen is een buitengewoon log organisme. Een ieder van de aanwezigen zal zeker zo hun eigen belevingen hebben gehad. Velen wilden daar aan de interruptie microfoon uiting van geven. Dat vroeg stuurmanskunst van de gespreksleider. Max Rutgers van Rozenburg kweet zich in de middag naar beste kunnen van deze taak. Mocht de vergadering hier en daar haar samenhang verliezen, dan brachten de korte en uitstekend gepresenteerde en geleide euritmie oefeningen, die we op onze eigen plaats konden doen, ons weer in verbinding met onszelf, onze buren en het hogere (het Pater Noster). Ook het ons bewust gezamenlijk oprichten vanuit onze stoelen was een indrukwekkend verbindende handeling, waarin iets van het “wij” van de grondsteen beleefbaar was. Het is nog een hele weg voordat dit “wij” een werkelijk van Goddelijk Licht en Christuszon doordrongen gezamenlijk “wij” kan zijn. Dat ligt toch wel in de opgave van onze gemeenschap. Gelukkig volgen er nog meer “Pinksteren” waar we kunnen oefenen...

Ivar Römer
Pinksteren, 8 juni 2014’
Dat het niet eenvoudig is om die Pinkstergeest vaardig te laten worden bewees Paul van Panhuys opnieuw in ‘Water en lucht’, net als ik eerder op 5 juni in ‘Onderuit’ had aangehaald. Deze nieuwe reactie van hem is van drie dagen geleden:
‘Hoor en wederhoor is natuurlijk prachtig, maar competentie is toch uiteindelijk waar het om draait. Dus waarom is het zinvol dat het restje bestuursleden plaats maakt? Ten eerste omdat er bij hen geen notie is van de kern van de vereniging, n.l. de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap. Deze wordt op de website gebagatelliseerd afgeschilderd als kiemachtig, terwijl deze reeds 24 jaar intensief actief is door professionals. Het overgebleven zittende bestuur is te bleu gebleken hier een verhouding toe te vinden. De huidige penningmeester was voor zijn aantreden niet eens lid van de vereniging, laat staan dat hij ook maar iets wist van de Hogeschool en zo bleken meerdere werkelijk van toeten nog blazen te weten! Ten tweede is het schijnbaar nodig dat een commissie het restje zittende bestuursleden moet helpen bij hun problemen. Daarmee tonen ze hun onvermogen om zelfstandig te besturen! Ik zou zeggen: “Best bestuur, vertrek en wel NU! Vrijwillig”! En maak plaats voor een team wat het vertrouwen heeft van de huidige voorzitter en de secties van de Hogeschool en vertrouwen heeft in elkaar!’
Tot besluit van vandaag neem ik van de website ‘Themen der Zeit’ van Michael Mentzel ‘Verdienstvoller Beitrag zur Anthroposophieforschung’ van 2 juni over, aangaande een nieuw boek dat hier al diverse keren over de tong is geweest. En aangezien we er niet genoeg van kunnen krijgen, ook nu weer:
‘Das zweite Buch des Waldorfbloggers, Studenten der Religionswisssenschaft und Info3-Autors Ansgar Martins befasst sich mit Hans Büchenbacher und den “nazistischen Sünden” der Anthroposophen. Eine Rezension von Wolfgang G. Vögele

Bald nach Beendigung des Ersten Weltkriegs pöbelten “hakenkreuzgeschmückte” Antisemiten lautstark gegen Rudolf Steiner und die Anthroposophen. So hat es Karl Heyer schon 1921 in der Zeitschrift “Die Drei” beschrieben. Nach dem Zweiten Weltkrieg versuchten deutsche Autoren wie Johannes Tautz, Christoph Lindenberg und wiederum Karl Heyer rückblickend “Wesen und Wollen des Nationalsozialismus” aus anthroposophisch-esoterischer Sicht zu enträtseln. Viel war dabei von einem tragischen Einbruch des “Bösen” die Rede, von einem Verrat der Deutschen an ihrem Volksgeist und nicht zuletzt vom Versagen der spirituellen Elite, als die sich die Anthroposophen verstanden.Von konkreten Verstrickungen mit dem NS-Regime war dabei noch nicht die Rede. Es dürfte wie ein Schock gewirkt haben, als Arfst Wagner, Waldorflehrer und – während der letzten Legislaturperiode eine Zeitlang auch Bundestagsabgeordneter der Grünen – (der übrigens den Nationalsozialismus einmal als das “Schattenbild der Anthroposophie” definierte), seit 1991 nach langjährigen Recherchen damit begann, brisante Archivdokumente zu publizieren, die diese Verstrickung belegten. Das Thema wurde rasch zum Politikum: linke Anthroposophiekritiker griffen Wagners Material dankbar auf, während Steinerfreunde von Nestbeschmutzung sprachen. Auf Wagners Forschungen aufbauend, ließ 1999 Uwe Werner seine grundlegende Studie “Anthroposophen in der Zeit des Nationalsozialismus” folgen. Seitdem wurden immer weitere Fälle von Anthroposophen bekannt, die sich den Nazis angeschlossen hatten. Die Zeitschrift Info3 veröffentlichte entsprechende Erkenntnisse des US-Historikers Peter Staudenmaier, der 2010 eine materialreiche Dissertation darüber vorlegte, die 2014 in Buchform erschien. In diesem Buch vertritt Staudenmaier die These von der ideologischen Verwandtschaft der Anthroposophie mit dem Nationalsozialismus. Mit der erstmaligen Edition von Hans Büchenbachers Erinnerungen hat nun der Religionswissenschaftler, Waldorf-Blogger und Info3-Autor Ansgar Martins einen weiteren wichtigen Beitrag zum Thema “Anthroposophie und Nationalsozialismus” geliefert.

Büchenbacher, nach NS-Definition ein “Halbjude”, war 1931-1935 Vorstandsmitglied der Anthroposophischen Gesellschaft in Deutschland und emigrierte später in die Schweiz. Seine kritisch gehaltenen Erinnerungen, die er aus Rücksicht auf noch lebende Zeitgenossen nicht selbst veröffentlichte, spiegeln das oft widersprüchliche Verhalten maßgeblicher Anthroposophen gegenüber dem Hitlerregime. Martins kommentiert diese Erinnerungen kenntnisreich; in mehreren Anhängen, die ebenfalls auf neueren Recherchen beruhen, vertieft er darüber hinaus einzelne Fragen, die mit Büchenbacher zusammenhängen. Die 16-seitige Einleitung zu den Anhängen bietet eine gute Übersicht über die behandelten Themen, wie etwa “Judentum und Antisemitismus in der Anthroposophie” oder “deutsche Anthroposophen während des Hitlerregimes”, Waldorfschulen, biodynamische Betriebe, Heilpädagogik usw. Zur Sprache kommen jüdische Rezipienten der Anthroposophie, der vieldeutige Begriff “Deutschtum” und das Schicksal jüdischstämmiger Waldorflehrer. Als einer der ersten trägt Martins verstreute Hinweise auf Widerstand und Verfolgung im anthroposophischen Milieu zusammen, erwähnt auch einige Anthroposophen als KZ-Opfer.

Gerade diese Anhänge bieten einen ausgezeichneten Überblick über den aktuellen Stand der Forschung und Diskussion. So sind auch Untersuchungen zum Thema Judentum und Esoterik berücksichtigt, die im Dezember 2013 in Israel im Rahmen einer internationalen Fachtagung diskutiert wurden. (Fußnote 1)

Nach einer intellektuellen Kurzbiographie des Memoirenschreibers Büchenbacher bringt Martins die bisher wenig beachtete “Links-Rechts-Überschneidung” im frühen anthroposophischen Milieu zur Sprache. Detailliert legt er die “nazistischen Sünden der Dornacher” offen, womit einzelne leitende Funktionäre gemeint sind. Unter dem Stichwort “Inquisitionen der 30er Jahre” bespricht er auch die internen Streitigkeiten über die esoterische Nachfolge Steiners (Ausschluss von Ita Wegman und Valentin Tomberg) und geht auf anthroposophische Publikationen während des Hitlerregimes (Karutz mit seiner Rassenlehre oder Baravalle) ein.

Wie verfehlt es wäre, dem anthroposophischen Führungspersonal in pauschaler Weise rassistische oder nazistische Gesinnungen zu unterstellen, zeigt Martins am Beispiel von Marie Steiner, der manche eine nazifreundliche Haltung unterstellten. Sie sei keine “biologische Rassistin” gewesen, da sie für die “Erfassung der Ichkräfte” durch das deutsche Geistesleben plädiert habe. Wenn sie zeitgenössische “Geschmacksverirrungen” (“Negertänze”) beklage, sei sie den Stereotypen eines konservativen Bürgertums gefolgt.(Fußnote 2) Martins Bemühen um eine faire Darstellung zeigt sich u.a. darin, dass er Marie Steiners Unterstützung für Ernst Specht, einen jüdischen Zögling Rudolf Steiners, nicht verschweigt. Sie verhalf ihm zur Emigration nach Neuseeland.

Gleichwohl unterstellt er ihr eine antisemitische Verschwörungstheorie, weil sie einmal bemerkt habe, die Oktoberrevolution sei von einer “Handvoll jüdischen Russentums” gelenkt worden. Doch er bilanziert: Ihr “Schwanken” zwischen Kulturkritik und Rassismus, Völkerstereotypen und Völkerverständigung, sei nicht dem rechten Rand der Anthroposophie zuzuordnen (S. 246), wenn auch Roman Boos 1933/34 versucht habe, sie pronazistisch zu beeinflussen (S. 95). Ihre Haltung sei auch diejenige Karl Heyers gewesen, der einmal formulierte: “Er (Steiner) war Deutscher im besten und höchsten Sinne, in jenem Sinne, in dem Deutsch-Sein und Mensch-Sein eines sind.” (S. 247)

Martins nutzte seine Büchenbacher-Edition, um die von diesem angeschnittenen Themen zu vertiefen, wobei sich über das daraus resultierende Übergewicht der “Anhänge” streiten lässt. Dieses dürfte jedoch unvermeidbar gewesen sein, zumal Martins Unmengen neuer Belege und Quellen gefunden hat, die er mit offensichtlichem Entdeckerstolz präsentiert. Wenn ein Nichtanthroposoph wie Ansgar Martins (so die Verlagswerbung) die Geschichte der Anthroposophischen Bewegung und Gesellschaft erforscht, gibt es keine Tabu-Themen. Martins folgt dabei der Linie historisch-kritischer Forscher wie Helmut Zander und Peter Staudenmaier und zieht auch lange gehütete “Interna” ans Licht. Schärfer noch als Uwe Werner arbeitet Martins jene “Sünden” auf, die im Binnenraum der Anthroposophischen Gesellschaft allzu lange verdrängt worden waren. Schon Arfst Wagner hatte historische Selbsterkenntnis angemahnt, die in den letzten 20 Jahren allerdings nur zögerlich in Gang gekommen ist. Allzu oft entzogen sich Steinerfreunde dieser Aufgabe mit esoterischen Argumenten: “Damalige Verfehlungen sind längst karmisch ausgeglichen. Wir müssen uns damit nicht mehr beschäftigen”. Selbst wenn dies zuträfe, gilt es für die nachfolgenden Generationen, aus der Geschichte zu lernen. Das aber heißt zunächst: Fakten darzustellen nicht neue Legenden zu konstruieren.

Mit seiner Absicht, die “reale Vielfalt” (S. 95) von Positionen und Verflechtungen herauszuarbeiten, entgegen der in der bisherigen Literatur vorherrschenden Meinung, “die” Anthroposophen hätten gleichsam als geschlossener Block “den” Nazis gegenübergestanden, nähert sich Martins den Intentionen Uwe Werners. Nicht zum ersten Mal. Schon in seinem ersten Buch über “Rassismus und Geschichtsmetaphysik” hatte er sich deswegen die Kritik seines “Mentors” Staudenmaier eingehandelt: “Martins’ book relies a little too heavily on Uwe Werner’s perspective”. Die Furcht, dass Martins eines Tages ins Lager der ominösen “Steiner Defenders” abwandert, ist gleichwohl unbegründet. Schon ein Blick in die Statistik, die nach Zander “unbestechlich” ist, belegt, dass Staudenmaier seine Hauptreferenz bleibt. Von den bekannten Steinerkritikern nennt Martins 70 mal Staudenmaier, 44 mal Zander und 13 mal Peter Bierl. Notgedrungen muss er auch etwas von der (aus seiner Sicht natürlich weniger relevanten) anthroposophischen “Binnenliteratur” nennen: 19 mal Ralf Sonnenberg, 17 mal Uwe Werner, 12 mal Lorenzo Ravagli, je 7 mal Christoph Lindenberg und Arfst Wagner. Schon diese Auflistung kann nahelegen, dass Martins die historisch-kritisch arbeitenden Autoren bevorzugt.

Martins lehnt Spekulationen wie diejenigen von Janos Darvas über Anthroposophie und Judentum ab, weil er in ihnen offensichtlich Entlastungsversuche zugunsten Steiners sieht. Aber warum blendet er Franz Rosenzweigs respektvolle Annäherungen an Steiner aus? So behauptet er (S. 381), Franz Rosenzweig habe sich nur einmal (negativ) über Steiner geäußert. Doch Rosenzweig hat ihn mehrfach, und durchaus nicht unfreundlich, erwähnt. Bezüglich Steiners “Aufruf an das deutsche Volk und an die Kulturwelt” meint er am 21.3.1919 gegenüber Margrit Rosenstock-Huessy: “Das hätten wir doch auch unterschreiben können.” Und am 7.1.1921 nach der Lektüre von Christian Morgensterns “Stufen”: “(...) zum ersten Mal wird mir, an diesem Jünger, der Meister Steiner glaubwürdig, wenn ich ihn auch nicht verstehe.” (Fußnote 4)

Historische Momentaufnahmen lassen oft biographische Gesinnungsänderungen unberücksichtigt. So ist bedauerlich, dass Martins neben den pangermanistischen Vorwürfen Schurés gegen Steiner die spätere Versöhnung beider Männer nicht erwähnt, obwohl er die Quelle dazu kennt (S. 245: Camille Schneider) Selbst ein ehemals fanatischer Steinergegner (Hans Leisegang) soll in späteren Jahren seine Haltung gegenüber Steiner revidiert haben.(Fußnote 5)

Gab es einen “linken” Steiner? Angesichts der heute üblichen, einseitigen Etikettierung der anthroposophischen Bewegung als einer rechten oder völkischen wäre Steiners Verhältnis zur sozialistischen Bewegung neu zu beleuchten. Christoph Strawe hat dies auf mehr theoretischer Ebene mit seinem Buch “Anthroposophie und Marxismus” getan. Doch gibt es immer noch offene Fragen dazu. So ist es zu begrüßen, dass Martins auch die Affinitäten zur radikalen Linken und der Arbeiterbewegung (S. 207 ff.), die Anthroposophie-Rezeption von “linker” Seite (über Ernst Bloch und Adorno bis zu Jutta Ditfurth) erwähnt und einige bisher kaum bekannt gewordene “linke” Anthroposophen benennt. Das Thema ist jedoch noch wenig erforscht und demgemäß kann Martins hier wohl auch nur wenige Beispiele nennen.

Manches Material harrt hier noch der Erschließung (dies nur als Anregung), etwa die im Paul Schatz Archiv befindliche Korrespondenz zwischen dem anthroposophischen Techniker und Erfinder Paul Schatz und dem Kommunisten Podubecky, einem Freund Ernst Tollers, der mit diesem 1919 verhaftet wurde und im Gefängnis Steiners “Die Kernpunkte der sozialen Frage” las. (Podubecky fiel 1934 der Säuberungswelle Stalins zum Opfer). Oder ein Brief an Steiner, in dem dieser gebeten wurde, seinen Einfluss geltend zu machen, um die Hinrichtung des Kommunisten Leviné zu verhindern (Steiner Archiv) oder die Biographie des Kommunisten und Anthroposophen Erwin Ratz, des Präsidenten der Gustav Mahler-Gesellschaft, der Hanns Eisler die Emigration in die USA ermöglichte...

Hervorzuheben ist Martins einfühlsame Würdigung von Adolf Arensons Denkfiguren (391 f.), wie sich überhaupt die das Judentum betreffenden Abschnitte wohltuend von mancher einseitigen, selektiven Wahrnehmung und Beschreibung des Problems unterscheiden.

Als problematisch muss es m. E. angesehen werden, wenn er (Staudenmaier folgend) Anthroposophen wie Peter Selg und Thomas Meyer als Verschwörungstheoretiker sieht. Immerhin wendet er sich aber auch gegen (linke) Kritiker, die Steiner schlicht einen Wegbereiter des Holocaust nennen oder den heutigen Anthroposophen finstere Absichten unterstellen. Dennoch hält er selbst an der Wegbereiter-These fest, wenn er vereinfachend resümiert, auch Anthroposophen hätten (letztlich) zur Erosion der Demokratie, zur Emphase der Volksgemeinschaft “und damit zum Sieg Hitlers” beigetragen! (S. 184) Das entspricht Staudenmaiers Ansicht, schon Steiner selbst sei ein Wegbereiter der unheilvollen Entwicklung gewesen.

Ansgar Martins materialgesättigte “Anhänge” sind als Musterbeispiel einer Aufarbeitung verdrängter anthroposophischen Geschichte (etwa ihrer antisemitischen Unterströmung) positiv zu werten. Martins Studie könnte weitere Forschungen in dieser Richtung veranlassen. So wäre etwa der Einfluss des Musikkritikers und Komponisten Walter Abendroth auf die anthroposophische Szene zu untersuchen. Dieser hatte in der Nazizeit Karriere gemacht und seine antisemitischen Ansichten auch nach 1945 in verschiedenen Schriften vertreten, die von anthroposophischer Seite positiv rezensiert wurden. Manche andere Zeugnisse des anthroposophischen Antisemitismus, die in Nachlässen schlummern, harren noch der Veröffentlichung, etwa das Tagebuch des Erfinders Paul Schatz.

Martins Bemühung um Ausgewogenheit zeigt sich u.a. darin, dass er Marie Steiners Unterstützung des Juden Specht erwähnt, die andere Kritiker bisher ausgeblendet hatten. Verdienstvoll auch, dass er den Zwischenfall in München am 15. Mai 1922 einen Anschlag nennt, während Staudenmaier hier nur von einer belanglosen Störung und von einem anthroposophischen Mythos spricht. (Fußnote 6) Ferner betont Martins das immer noch nicht genügend beachtete “left-right crossover” im anthroposophischen Milieu, zwischen Kommunisten und Nationalisten, zwischen Juden und Ariern, zwischen Rationalisten und Mystikern. Dieses crossover spiegelte die gesamtgesellschaftliche Situation in Intellektuellenkreisen des frühen 20. Jahrhunderts.

Es wäre reizvoll, Rudolf Steiner einmal als den typischen Crossover-Menschen darzustellen, der mit den gegensätzlichsten Personen freundschaftlich verkehrte und in den verschiedenartigsten gesellschaftlichen Gruppen ein gern gesehener Gast war. Für Puristen und Rationalisten ein dauerndes Ärgernis! Das galt auch für seine Weltanschauung: den Rationalisten war er zu mystisch, den Esoterikern zu intellektuell. Auch über Steiners gesellschaftspolitische Haltung, die Staudenmaier mit der Formel “Nationalist Cosmopolitism” einzufangen sucht, scheint mir das letzte Wort noch nicht gesprochen.

Ich erlaube mir an dieser Stelle einen kleinen Exkurs zu Theodor Lessing, dem von den Nazis ermordeten Kulturkritiker. Er hat einmal in launiger Weise das religiös-weltanschaulich-sprachliche crossover im bürgerlichen Milieu der Stadt Prag beschrieben und dabei auch Juden und Anthroposophen einbezogen:

“Ich schreibe zunächst auf: die Namen verschiedener Nationalitäten. Zum Beispiel: Tschechisch, Slowenisch, Slowakisch, Deutsch, Ungarisch, Hannakisch, Österreichisch, Jüdisch: sodann die Namen von Religionen: Katholisch, Römisch-Katholisch, Griechisch- oder Russisch-Katholisch, Evangelisch, Altlutherisch, Reformiert. Sodann die Namen von Weltanschauungen, wie zum Beispiel: Theosophie, Anthroposophie, Monismus, Christian Science, Mazdaznan.

Und nun permutiere und kombiniere ich reihenweise. Zum Beispiel aus Reihe eins: Lerne unterscheiden tschechische Slowenen von slowenischen Tschechen, tschechische Deutsche, tschechische Juden, jüdische Tschechen, jüdische Deutsche und so weiter, aber bedenke immer (und nun kommt Reihe zwei), daß diese sein können: römisch-katholische Deutsche oder griechisch-russisch-katholische Tschechen, mosaische Israeliten oder israelitisch-jüdische Deutsche usw., welche jedoch ihrer Weltanschauung nach einzuteilen wären in deutsch-tschechische Theosophen, tschechisch-deutsche Anthroposophen und griechisch russisch katholisch mosaisch deutschreformierte slowenisch anthroposophische Israeliten.

Mit dieser Methode habe ich ausgerechnet, daß es in Prag gibt: 23 Nationalitäten mit 243 Religionen und 2518 Weltanschauungsmöglichkeiten. Gewiß ein ‘heißer Boden’, und obwohl ich alle liebe und keinen verletzen will, so ecke ich doch immer an. Ich möchte dort kein Staatsbeamter sein.” (7)

Was manchem in Martins’ Buch wie eine Anklage erscheinen mag, appelliert in Wirklichkeit an das Gewissen, an noch größere Wachheit ... Auf der Suche nach historischer Wahrheit gilt es zunächst, zu entmythologisieren, schonungslos Fakten zu präsentieren. Das hat Martins in reichem Maße getan. Wie weit er selbst die Anthroposophie als Pseudowissenschaft und esoterische Volksverdummung sieht, und ob er dies auch vor einem anthroposophischem Forum unwidersprochen tun kann, bleibt unklar.

Soll nun die Anthroposophische Gesellschaft ein kollektives Schuldbekenntnis ablegen, wie es 1945 die Evangelische Kirche Deutschlands getan hat? Dieses bedeutete ja nur ein Bedauern des Fehlverhaltens Einzelner im “Dritten Reich”. Die evangelische Glaubenslehre (die trotz mancher theologischer Revision noch antijudaistische Elemente enthält) wurde damit ebensowenig in Frage gestellt wie der Luthersche Antisemitismus.

Von Anthroposophen jedoch fordern Kritiker weit mehr: die Lossagung der anthroposophischen Praxisfelder von ihrem – nach Ansicht der Kritiker – abstrusen ideologischen Ballast, den sie als im Kern rassistisch und antidemokratisch erkannt haben wollen. Und nachdem Helmut Zander dem Begründer der Anthroposophie in Sachen Glaubwürdigkeit und Moral kein besonders gutes Zeugnis ausstellte, dürfte Steiner auch weiterhin als “schräger Typ” durch die Medien geistern.

Martins’ Schrift muss auch im Kontext der aktuellen Lage der anthroposophischen Bewegung gesehen werden, die – darin stimmen Beobachter von außen (Zander) und Insider (Peter Selg spricht von Identitätskrise) überein – in einem rapiden Wandel in Richtung Individualisierung und Pluralisierung begriffen ist. Den “Orthodoxen” mögen Autoren wie Martins wie Werkzeuge unheilvoller Mächte erscheinen, die es auf die Ausrottung der Steinerbewegung abgesehen haben. Doch die restlose Beseitigung der Mythen und Legenden um die Person Steiners und sein Werk scheint mir ebenso eine historische Notwendigkeit wie die (selbstkritische) Reflexion der anthroposophischen Geschichte. Martins’ manchmal schonungslose Kritik gegenüber der anthroposophischen Szene mag teils auf persönliche Erfahrungen zurückgehen; teils dürfte sie auch seiner beginnenden akademischen Karriere geschuldet sein, die ihm größere Abweichungen vom anthroposophiekritischen Mainstream nicht erlaubt. Gleichwohl liegt mit dieser Arbeit ein verdienstvoller Beitrag zur Anthroposophieforschung vor, der mit einer Fülle von Hinweisen zu weiteren Recherchen anregen kann.

Hans Büchenbacher Erinnerungen 1933-1949: Zugleich eine Studie zur Geschichte der Anthroposophie im Nationalsozialismus. Mit Kommentaren und fünf Anhängen herausgegeben von Ansgar Martins. (broschiert) Frankfurt a. M (Info3 Verlag) 2014.(483 Seiten). Preis: € 24.80. ISBN 978-3-95779-007-1

Anmerkungen:

1. Die Referate dieser Tagung sind unter dem Stichwort “Theosophical Appropriations” auf youtube abrufbar.

2. Als ein Beispiel für dieses Bürgertum wäre auch der”konservative Revolutionär” Arnold Schönberg zu nennen, der 1933 als Berliner Hochschulprofessor entlassen wurde und in die USA emigrierte. Er sah sich selbst in der Tradition der “deutschen Musik” stehend und war von deren “Vorherrschaft” überzeugt. Den Jazz lehnte er als undeutsch und dekadent ab.

3. Helmut Zander: Rudolf Steiner. Die Biographie. München 2012, S. 14.

4. Rosenzweig: Die Gritlibiriefe, Tübingen 2002.

5 Siehe Schöffler (Hg.): Das Wirken Rudolf Steiners 1917-1925. Dornach. 1987, S. 109.

6. Peter Staudenmaier: “Anschlag auf Rudolf Steiner?” Egoisten (Blog) Michael Eggert 2014. Staudenmaiers Artikel stützt sich auf eine sehr schmale, unzureichende Quellenbasis, wobei er nur das zitiert, was seiner These nicht widerspricht.

7. Theodor Lessing: Prag und die Prager, zit. nach Rainer Marwedel: Theodor Lessing, 1989, S.212 f.’

Geen opmerkingen:

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)