Het is na Pasen. Ruim een week geleden, aan het begin van de lente op 21 maart, verscheen op de website van Antroposofie Magazine in de rubriek ‘Uitgelicht’ het bericht ‘0 NL 42806/2 Demeter. Het ei ontcijferd’:
‘Op elk ei dat je in de winkel koopt, staat een rood stempeltje met een code. Hoe lager het eerste cijfer des te hoger het welzijn van de kip. Een 0 in combinatie met het woord Demeter is het hoogst haalbare qua dierenwelzijn. NL staat voor de Nederlandse herkomst. De unieke code 42806/2 vertelt waar dit ei gelegd is: op het bedrijf van Gerjan en Carolien Slingenbergh uit het Overijsselse Ane.In de rubriek daaronder, ‘Actueel’, vind ik onder meer het bericht ‘“Nieuw en Oud” tussen oud en nieuw’ onder de datum van 17 maart, met een mooi filmpje:
Annelijn Steenbruggen ging op verzoek van de redactie op bezoek bij boer Gerjan en beschrijft in haar artikel hoe deze bijzondere boer met zijn kippen omgaat. Ze krijgen gevarieerd voer en bezigheidstherapie. Hierdoor gedragen de kippen zich over het algemeen als gezellige tantes!
Voor Gerjan is het de kunst om zijn kippen in een zo natuurlijk mogelijke omgeving te laten leven. “Een kip is van oorsprong een bosdier. Voor de bosrijke omgeving heb ik appel- en perenbomen in de buitenuitloop aangeplant. Ik heb voor oud-Hollandse fruitrassen gekozen waar ik in het najaar sap van laat persen. Het valfruit is voor de kippen.”
Gepubliceerd in Antroposofie Magazine nummer 1, maart 2016.’
‘Eind december organiseerden de jongeren van de Antroposofische Vereniging in Nederland een driedaagse bijeenkomst op de Kraaybeekerhof in Driebergen, met als thema “Nieuw en Oud, alles wat we wilden willen”. Dit filmpje geeft een mooie terugblik op die inspirerende driedaagse vol bijzondere ontmoetingen, waar onder meer onze columnist Jesse Mulder een lezing gaf en in antroposofie geïnteresseerde jongeren konden deelnemen aan workshops als biografiek, yoga en storytelling. Momenteel bereidt de organisatie een vervolgbijeenkomst voor: een kamp dat rond midzomer zal plaatsvinden.’Gaan we terug op de homepage verder naar beneden, komen we bij ‘Blog. Inspiratie voor dagelijkse beslommeringen’ dezelfde columnist tegen. Op 24 maart is daar ‘Je bent meer dan metadata – door Jesse Mulder’ geplaatst:
‘Bij een Studium Generale-lezing afgelopen woensdag (23 maart) zette Dimitri Tokmetzis, datajournalist van De Correspondent, een krachtig betoog neer: We hoeven ons geen illusies te maken, ons leven is tot op angstwekkend gedetailleerd niveau te reconstrueren uit alle data die we creëren en achterlaten. We zijn natuurlijk wel bekend met dat fenomeen: bedrijven als Google en Facebook verdienen niet direct aan hun producten (die zijn immers gratis) maar wel aan advertenties. En dat kunnen ze omdat ze zo veel data over hun gebruikers verzamelen. Die data maakt het mogelijk om gericht te adverteren.Daar weer boven, bij ‘Artikelen. Helemaal te lezen’, staat ‘Van Odin-groentetas naar coöperatie’, gedateerd 20 maart:
Zodra je op de een of andere manier met internet verbonden bent, wordt er data verzameld. En dat zijn we nu eenmaal op steeds grotere schaal – de smartphone levert wat dat betreft natuurlijk een enorme bijdrage. Maar neem zoiets ogenschijnlijk onschuldigs als een e-book lezen op je Kindle. Jij leest ineens niet alleen het boek, maar het boek leest ook jou: waar en wanneer ben je aan het lezen, bij welke passages lees je langer door, welke boeken lees je wel of niet uit, in welke volgorde lees je welke boeken – dat soort informatie wordt verzameld, geanalyseerd, en verkocht aan uitgevers. Data is goud waard.
Metadata
Het hoeft hier trouwens niet eens te gaan om de inhoud van, bijvoorbeeld, je e-mails, je Facebookposts, je digitale foto’s, je WhatsAppjes etc. Eigenlijk is de zogeheten metadata veel belangrijker: informatie die niet veel meer zegt dan dat je een e-mail of berichtje hebt verstuurd (op welk tijdstip, vanaf waar, naar wie, met welke titel) of dat je een foto hebt gepost (bij wie, op welk tijdstip, welke locatie, met wat voor camera). Tokmetzis liet overtuigend zien dat je op basis van dat soort metadata al snel een zeer gedetailleerd profiel kunt maken van iemand.
Niets te verbergen
Maar hoe erg is dat nu eigenlijk? We hebben toch niets te verbergen in onze vrije westerse maatschappij? Volgens Tokmetzis moeten we de impact van dit fenomeen echter niet onderschatten. Want wat gebeurt er nu feitelijk? Op basis van dit soort data worden we massaal, en op steeds specifieker niveau, sociaal gecategoriseerd. Neem zorgverzekeraars: als die door analyse van allerlei soorten data (en die kan heel diverse bronnen hebben!) kunnen gaan differentiëren tussen mensen met hoger en lager risico op diverse soorten prijzige aandoeningen (diabetes, hartklachten etc.) dan is de verleiding groot om klanten met zo’n hoger risico óf eruit te werken, óf meer premie te laten betalen. Promovendum, “de zorgverzekering voor hoger opgeleiden”, is een voorbeeld: hoger opgeleiden blijken grosso modo goedkoper, dus is het voordelig om je daarop te richten. Maar het is natuurlijk duidelijk dat dit uiteindelijk het hele idee van een verzekering – we betalen allemaal een beetje om de klappen voor de onfortuinlijken onder ons gezamenlijk op te vangen – onder druk zet. Waar blijft dan de solidariteit?
Digitaal masker
Vanuit antroposofisch gezichtspunt heeft deze sociale categorisering nog een diepere lading. Tokmetzis duidde die al aan met een frappante opmerking: “Je bent niet je data, je bent geen model.” Als je voortdurend op basis van dat model, die ‘digitale tegenhanger’, wordt benaderd, grotendeels buiten je bewustzijn om, dan is het niet ondenkbaar dat je daardoor steeds meer op die digitale tegenhanger gaat lijken. Je Ik, je unieke menselijke individualiteit, komt ongemerkt in de verdrukking, omdat je leven zich steeds meer richt naar dat model. Terwijl je de indruk hebt dat je juist heel individueel wordt benaderd, exact afgestemd op jouw gewoontes, behoeftes, interesses, etc. De mens wordt gereduceerd tot een berekenbaar sjabloon, een digitaal masker.
Bewustwording
Wat te doen? Tokmetzis wilde duidelijk geen doemprediker zijn – maar zijn luisteraars wel wakker schudden. Bewustwording is een eerste stap: data, ook als die geanonimiseerd is, bestaat nog steeds uit intieme gedragsgegevens. Zo beschouwd missen we dus een belangrijk stuk wettelijke bescherming daarvan. Verder is het cruciaal dat we de “monopolies” (Google, Facebook etc.) doorbreken, dat we gaan onderzoeken hoe er meer controle bij de eindgebruiker kan komen te liggen, en hoe we de verdienmodellen kunnen ondermijnen die de uitbuiting van data momenteel zo’n sterke boost geven. Er zijn op dit vlak nog belangrijke stappen te zetten in de nabije toekomst!
Jesse Mulder is universitair docent bij de vakgroep Filosofie en religiewetenschap aan de Universiteit Utrecht.
De lezing van Dimitri Tokmetzis vond plaats in het kader van een universiteitsbrede cursus wetenschapsfilosofie, die Jesse samen met andere docenten van de Universiteit Utrecht verzorgt. Die cursus bestaat uit een veelzijdige reeks Studium Generale-lezingen, dit jaar met als overkoepelend thema “Machtige geheimen”. Het gaat over wetenschappers die, gewild of niet, geheimen hebben, geheimen onderzoeken, op gevoelige resultaten stuiten, onderzoeken wat het is om geheimen te hebben – en ook over de vraag of we tegenwoordig nog wel geheimen kunnen hebben. Tokmetzis sprak in het kader van die laatste vraag. Zijn lezing is terug te kijken op de website van Studium Generale.’
‘Al meer dan twintig jaar vult Odin wekelijks duizenden tassen met groenten en fruit van het seizoen, alles biologisch of biologisch-dynamisch. Toch is er veel veranderd, vertelt Merle Koomans, manager Marketing & Communicatie bij Estafette Odin BV. “De ‘Odin-tas’ was destijds heel innovatief om vraag en aanbod samen te brengen. Tegenwoordig richten we onze energie vooral op de coöperatiewinkels.”Hiermee hebben we voorlopig de website Antroposofie Magazine wel afgestruind. Voordat ik overga naar een verwante website die voor deze weblog van belang is, in het verlengde van het voorgaande eerst dit. Namelijk dat Biojournaal een paar dagen eerder ‘Odin-tassen ook steeds vaker naar kinderdagverblijven. Theo Boon: “Willen in totaal 40 Estafette-winkels”’ publiceerde (op 17 maart):
Begin jaren negentig kon je nog maar op weinig plaatsen bio-producten kopen. Biologische telers konden hun producten dus slecht kwijt. Tegelijkertijd bleven groente en fruit te lang in de schappen liggen, waardoor de kwaliteit van de producten achteruitging. Met de groente- en fruittas legde groothandel Odin een directe relatie tussen producenten en consumenten, waarmee de telers hun producten konden verkopen en de klanten gegarandeerd verse groente en fruit inkochten.
“Een heel innovatief concept eigenlijk, ook in het hele ‘foodwaste-verhaal’,” zegt Merle Koomans met enige trots. “In hoogtijdagen verspreidde Odin 25.000 tassen per week, nu zijn dat er zo’n 10.000. Tegenwoordig kun je biologische basisspullen immers overal kopen.” Voor de komst van de groentetassen was Odin alleen groothandel. De tassen betekenden een kantelpunt in de wijze van werken. “We gingen nu ook nadenken over wat er bij de consument op tafel kwam, deden er recepten bij en zorgden voor steeds meer variatie in het aanbod.”
18 Estafettewinkels
In die lijn heeft het bedrijf zich de afgelopen jaren verder ontwikkeld. Estafette Odin BV kent nu 18 eigen Estafette-winkels en een online winkel. “Vanuit onze missie investeren we in zaken als bodemvruchtbaarheid, bijen, zaadgoed en een andere economie,” benadrukt Koomans. “Natuurlijk is onze eerste opdracht de dagelijkse boodschappen te verzorgen. Ik denk dat veel van onze klanten nog niet altijd doorhebben dat ze met het doen van hun boodschappen bij Estafette ook bijdragen aan een hogere doelstelling.”
Belangrijk voor Estafette Odin is dat de eigen activiteiten versterkend zijn voor de hele keten. Om dit te bekrachtigen heeft de organisatie zich in 2012 omgevormd in een coöperatie waarin ondernemers, kapitaalverschaffers, consumenten, medewerkers, leveranciers, producenten en andere belanghebbenden zijn verenigd om de voedselvoorziening en voedselproductie langs gezonde weg tot stand te laten komen.
Coöperatie
Coöperatie Odin kent inmiddels ruim 2500 participerende leden; klanten, medewerkers, leveranciers of andere geïnteresseerden die de coöperatie willen ondersteunen. Dat kan al voor honderd euro per participatie. “Deze leden kunnen weer gebruikmaken van ons ledenvoordeelsysteem,” vertelt Merle Koomans. “Door maandelijks vooraf een bepaalde bijdrage in de kosten van de winkel te betalen, gemiddeld 20 euro per huishouden, betaal je aan de kassa een lagere prijs voor de producten. In feite is het geen korting, we halen zelf een stuk uit onze margeopbouw. Zo maken we biologisch boodschappen doen financieel aantrekkelijk, zonder dat iemand anders in de keten ervoor opdraait.”
Op de website van Estafette Odin BV vind je meer informatie over de uitgangspunten, doelstellingen en activiteiten van de ketenorganisatie voor biologische en biologisch-dynamische voeding: www.estafette.org’
‘Op de website Veld.nl staat een uitgebreid interview met Theo Boon, directeur van Estafette Odin. Hij vertelt hierin over de ontwikkeling die het bedrijf heeft doorgemaakt sinds het begin. Zo komt onder meer het Odin groente- en fruitabonnement aan bod, waarmee ze ook nieuwe doelgroepen zoals kinderdagverblijven mee bereiken. En hij vertelt over de groeiplannen voor de Estafette-winkels.Een dag later, 18 maart, berichtte Biojournaal over ‘Alnatura opent honderdste vestiging’:
Estafette Odin: een vooruitziende biologische blik
In 1983 begon Odin als import-/exportbedrijf van biologische producten. Dat was in die tijd nog heel bijzonder, het bedrijf had een vooruitziende blik. Het uitgangspunt van toen is nog steeds actueel: het aanbod verzorgen van kwalitatief hoogwaardige voeding uit een gezonde landbouw en een eerlijke economie. Om een betere afstemming van vraag en aanbod en daarmee snellere doorloop van versproducten te realiseren, ging Odin rechtstreeks aan de consument leveren. Directeur Theo Boon vertelt over de ontwikkeling die het bedrijf heeft doorgemaakt sinds het begin.
Abonnementen op groente en fruit
Het bedrijf is groot geworden met het Odin groente- en fruitabonnement. Daarmee kunnen consumenten een abonnement nemen op een tas met verse groente en fruit, vertelt Theo: “Ze betalen een week vooruit en kunnen op de afgesproken dag hun tas ophalen. In 1994 zijn we ermee begonnen. Na twee jaar hadden we 400 abonnementen, maar dat was in 2001 al opgelopen tot 30.000 abonnementen. Met de verdiensten daarvan hebben we eigenlijk onze 18 eigen Estafette-winkels op kunnen zetten. In 2004 hebben we de export helemaal afgestoten en zijn we ons puur op de Nederlandse consument gaan richten. Toch blijken we nog steeds een heel interessante partner te zijn voor groothandels dankzij onze logistieke performance.”
Abonnement
Lekker koken met verse groenten en fruit van gezonde, levende bodem. Odin vult wekelijks duizenden tassen met smaakvolle biologische en biologisch-dynamische groenten en fruit van het seizoen. Naast de groenten en fruit vindt u in de tas iedere week interessante informatie over de telers, groenten en fruit en actualiteiten en passende en verrassende recepten. Met het Odin-abonnement hebben telers meer zekerheid over hun afzet. Zo maken 50 Odin-abonnees het al mogelijk om een stuk landbouwgrond van 1 hectare (10.000 m²) biologisch of biologisch-dynamisch te bewerken.
Afhalen en thuis bezorgen
Tegenwoordig is het heel normaal dat we via internet boodschappen bestellen die we vers op kunnen halen of laten bezorgen. Maar in 1994 was het bestellen via internet nog revolutionair, aldus Theo: “Wij zeggen wel eens heel stoer dat wij eigenlijk het idee achter initiatieven als HelloFresh hebben bedacht. HelloFresh bezorgt complete maaltijdboxen en aan huis. Ons hele distributiemodel werkt via 350 afhaalpunten in heel Nederland. Wij kiezen voor 100% biodynamische en biologische producten, zoveel mogelijk ingekocht bij boeren, tuinders en andere leveranciers waar Estafette Odin een duurzame relatie mee heeft.”
Grootste biologische voedselcoöperatie van Nederland
De 18 biologische eetwinkels van Estafette zijn allemaal in eigendom van de Coöperatie Odin UA, een biologische voedsel coöperatie met al ruim 3.000 leden. Klanten kunnen lid worden van hun favoriete winkel. In ruil voor het vooruitbetalen van een stukje van vaste kosten van Estafette betalen ze vervolgens een lagere prijs voor hun boodschappen. Dit levert voordeel op voor de klant en stabiliteit voor Estafette en daarmee zekerheid voor de leveranciers. Zij gaan dus echt een commitment aan met het bedrijf en krijgen daar iets voor terug.
Leden kunnen voor nog meer financiële zekerheid zorgen via het Odin Voorraadfonds. Hier kunnen leden hun spaargeld inleggen, met als doel om er oogst en productiekosten mee vooruit te betalen. De leden krijgen hier vervolgens rente over die hoger is dan bij de bank.
Foodcommunity uitbreiden
Het toekomstplan voor Estafette Odin is helder volgens Theo: “We willen in totaal 40 Estafette-winkels in Nederland hebben waarmee we de grote steden afdekken, aangevuld met een sterke online bezorgdienst met een landelijke dekking. Natuurlijk is dat afhankelijk van de beschikbare investeringsmogelijkheden, maar gemiddeld willen we groeien met twee winkels per jaar. Daarnaast willen we de foodcommunity van onze coöperatie verder uitbouwen. We hebben nu 3.000 leden en ons doel is om 1.000 leden per jaar te werven daarvoor. Als we over 10 jaar 13.000 leden hebben, willen we ook andere activiteiten organiseren rond biologisch eten en koken. Denk daarbij aan reizen organiseren naar producenten, kookcursussen en lezingen geven. Wij denken dat er in Nederland een doelgroep is die zich erg aangesproken voelt en lid wil worden. Mensen die kiezen voor kwalitatief hoogwaardige voeding uit een in alle opzichten duurzame productieketen. Mensen die net als wij vinden dat je goed moet zorgen voor de aarde en dat iedereen in de keten meewerkt een rechtvaardige vergoeding moet krijgen voor zijn bijdrage. Het doel is natuurlijk dat zij enthousiaste ambassadeurs worden en nieuwe leden voor ons werven. Mensen vinden biologisch eten ook echt lekkerder. Uit blinde tests komen onze producten eigenlijk altijd als winnaar uit de bus. Vooral aan biologische tomaten, komkommers en vlees proef je het goed.”
Nieuwe doelgroepen
De voorlopersfunctie van Estafette Odin met het Odin groente- en fruitabonnement werd al even genoemd, maar hier zijn ook ontwikkelingen in te melden. Ten eerste wil Theo het assortiment zodanig uitbreiden dat er voor elk wat wils te vinden is. Ten tweede wil hij ervoor zorgen dat er bijzondere biologische producten te verkrijgen zijn die alleen bij Odin beschikbaar zijn. Het uitbreiden van de doelgroep is een ander doel, aldus Theo: “Naast de consumenten die al een abonnement hebben afgesloten, krijgen wij ook heel veel aanvragen van bijvoorbeeld kinderdagverblijven. De besturen daarvan en de ouders van de kinderen vinden dat er biologisch gegeten moet worden en dus komen ze bij ons.”
Steeds belangrijker in de toekomst
Over de hele biologische sector heeft hij ook een duidelijke visie: “Als ik naar de toekomst kijk, worden levensmiddelen steeds belangrijker voor onze gezondheid. Wetenschappelijk krijgt het onderwerp ook steeds meer aandacht. Ik denk dat het een belangrijk maatschappelijk issue gaat worden, bijvoorbeeld in relatie met de kosten van onze gezondheidszorg. Mensen gezond houden kost geld. Dus dan verschuift de aandacht naar de bron, namelijk wat we eten en drinken. Aan de andere kant heb ik een gevoel van ‘mission completed’, want de grote supermarktformules hebben nu biologische producten in hun assortiment. Dat was precies wat wij als idealisten wilden. We moeten alleen met zijn allen oppassen dat de kwaliteit van de producten niet gaat lijden onder de prijsdruk die geldt in de retail. Er zal een bepaalde prijsgarantie afgegeven moeten worden.”
Voor meer informatie: www.estafette.org, www.estafettewinkel.nl
Bron: Veld.nl’
‘Op donderdag 17 maart is in Berlijn het honderdste Alnatura-filiaal in Duitsland geopend. Het nieuwe filiaal van de biologische supermarktketen is gevestigd in de Friedrichstraße. De nieuwe vestiging met een verkoopoppervlak van circa 490 vierkante meter is het veertiende filiaal in de Duitse hoofdstad. Alnatura blijft in 2016 verder op expansiekoers en opent naast het nieuwe filiaal in Berlijn volgens planning nog 13 andere filialen - waaronder het eerste filiaal in Dresden.Ik had het over een andere website die voor deze weblog van belang is, waarmee ik motief.online bedoelde. Daar vinden we onder de datum van 21 maart het bericht ‘Campagne “Eén wereld, één economie” gestart’:
De eerste bio-supermarkt in Duitsland
Met het eerste filiaal, dat op 1 oktober 1987 in Mannheim geopend werd – destijds de eerste biologische supermarkt van Duitsland –, begon het nu al bijna 30-jarige succesverhaal van de Alnatura-supermarkten. Reeds een jaar eerder stonden in de filialen van Tegut en DM de eerste biologische producten van het merk Alnatura in de schappen. Het destijds nog nieuwe concept van een biologische supermarkt werd goed ontvangen bij de klanten: al korte tijd na de opening in Mannheim volgden verdere filialen in Karlsruhe, Kassel, Darmstadt en Freiburg. Rond de eeuwwisseling expandeerde Alnatura vervolgens ook naar de grote steden die tegenwoordig een dicht filialennetwerk tellen: Keulen (2001), Frankfurt (2003), Hamburg (2005) en München (2008). In Berlijn werd het eerste Alnatura-filiaal in 2007 in Charlottenburg geopend.’
‘De campagne “Eén wereld, één economie” is uit de startblokken. Vorige week vonden in Oldeberkoop (17 maart) en in Emmen (19 maart) de eerste twee bijeenkomsten plaats.Dezelfde datum van 21 maart bracht ook ‘Certificaat antroposofisch arts’:
In Oldeberkoop hielden Frans Wuijts (die “Economie – de wereld als één economie” vertaalde) en John Hogervorst beiden een korte inleiding, gevolgd door vragen en gesprek. In de onverwacht grote kring van 20 mensen bleef donderdag de aandacht goed geconcentreerd. Vanuit het basisgegeven dat een gezonde economie gebaseerd is op het belang van het geheel, en niet dat van de enkeling, passeerden thema’s als de juiste prijs, arbeidsdeling en eigendom de revue.
“Het maakt uiteindelijk niet uit of het door Rudolf Steiner of door iemand anders beschreven of uitgedacht is: het gaat erom of het waar is – dan kan uiteindelijk iedereen het zien.” – Een mooi inzicht!
En op zaterdagmiddag 19 maart was er op ’t Leeuweriksveld, de BD-boerderij van Wouter en Kathinka Kamphuis, een bijeenkomst waarin het thema “eigendom” centraal stond. Een zeer divers gezelschap hoorde meer over de wijze waarop ’t Leeuweriksveld, in samenwerking met de Stichting Mensen voor de Aarde, aan het “vrijmaken” van de grond werkt. Uit een enkele zin kan de goede verstaander al heel veel opmaken: “Het eigendomsrecht zoals we dat hanteren berust op ideeën en wetgeving van vóór Christus...” (Zodoende laat zich de vraag stellen: wat moeten we er anno 2016 nog mee?)
Het onderzoeken van de wijze waarop het eigendomsrecht in onze tijd doorwerkt, leidde ertoe dat ook andere thema’s zaterdagmiddag nader bekeken werden, zoals het vraagstuk van de arbeidsdeling, het scheppen van waarde en de eerlijke prijs.
Bericht overgenomen van Driegonaal’
‘De Nederlandse Vereniging van Antroposofische Artsen (NVAA) is een vereniging van artsen die zich na hun universitaire studie geneeskunde verder hebben verdiept in de antroposofische geneeskunde. Hun website geeft informatie over antroposofische geneeskunde, over de achtergronden ervan en over de behandelingen die mogelijk zijn.Tevens werd die dag ‘Michiel Rietveld neemt afscheid van Kraaybeekerhof’ geplaatst:
Op 12 maart presenteerde de NVAA een herkenbaar logo voor alle door de NVAA gecertificeerde artsen. Aan dit logo kunt u de gecertificeerde arts herkennen.
Het certificaat betekent:
1. Dat dit een BIG-geregistreerde is
2. Dat deze arts deelneemt aan visitatie
3. Zich houdt aan de nascholingseisen
4. Is aangesloten bij een klachtencommissie
5. Zich toetsbaar opstelt.
Een NVAA certificaat betekent dat u kunt rekenen op een kwalitatief goede complementair werkende arts en dat geeft vertrouwen.’
‘Een dag na zijn zeventigste verjaardag neemt Michiel Rietveld, op 29 en 30 april, afscheid van Kraaybeekerhof te Driebergen. In vele hoedanigheden heeft hij 40 jaar onafgebroken initiatiefkracht en bezieling betoond voor de toekomstgerichte landbouw en voeding.Verder zijn er in de Agenda stapels nieuwe aankondigingen geplaatst. Maar nog niet dit ‘Congres Leefstijlgeneeskunde’:
Kraaybeekerhof biedt hem – samen met de mensen die hem en elkaar daar graag weer ontmoeten – een mooi programma aan. Er zijn gastsprekers, Michiel houdt zelf een boeiend afscheidsreferaat en er is een informatiemarkt. Natuurlijk is de verzorging van de inwendige mens in de vertrouwde handen van het restaurant. Wilt u daar ook bij zijn, kijk dan voor het gehele programma en de mogelijkheid tot inschrijving op www.kraaybeekerhof.nl/salut. De inschrijving is verlengd tot vrijdag 8 april.’
‘Zaterdag 16 April, 9.30-17.00 uurDezelfde Guus van der Bie komen we ook tegen op de website van de Stichting voor Rudolf Steiner Pedagogie die schenkgeld verzamelt om vrije initiatieven in en om vrijescholen te ondersteunen. Namelijk als mede-auteur bij het ‘Project “Fenomenologie naar de schoolbanken”’:
Domus Medica, Utrecht
Gezondheid bevorderen
Tot voor kort richtte de aandacht van de geneeskunde zich vooral op het bestrijden van ziekte. Hoe belangrijk het ondersteunen en stimuleren van het zelfgenezend vermogen is, met name door leefstijl, wordt echter steeds duidelijker. Er zijn aanwijzingen dat 70-90% van chronische aandoeningen zoals diabetes, reuma en kanker te voorkomen is met een gezonde leefstijl, waarbij goede voeding, voldoende beweging en regelmatige ontspanning essentieel zijn. Leefstijlgeneeskunde stelt de autonomie, de eigen kracht en het zelfgenezend vermogen van de patiënt centraal.
De sprekers op het congres leiden het onderwerp leefstijlgeneeskunde in aan de hand van theorie, onderzoek en praktijkervaringen van zowel patiënten/cliënten als zorgverleners.
Tevens worden de deelnemers aan dit congres uitgenodigd om hun eigen visie en ervaringen met elkaar te delen, zodat wij aan het einde van de dag gezamenlijk tot aanbevelingen en actie komen voor een volgende stap op weg naar een duurzame gezondheidszorg.
Sprekers en lezingen
Dagvoorzitter is Guus van der Bie, oud-huisarts en docent aan diverse instituten, zoals de Academy for Integrative Medicine (AIM) en aan de universiteit van Witten/Herdecke (D).
Dr. Remko Kuipers, cardioloog in opleiding, gezondheidscoach en onderzoeker, is gepromoveerd op het onderwerp “Evolutionaire Geneeskunde”. In zijn lezing legt hij uit hoe de toename van de welvaartsziekten evolutionair te verklaren is en hoe deze ziekten met leefstijl te voorkomen zijn.
Prof. dr. Dirkjan van Schaardenburg, hoogleraar reumatologie in het AMC, bespreekt de relatie tussen voeding, roken, bewegen en het ontstaan en beloop van reumatoïde artritis.
Drs. Carl Verheijen was topschaatser en studeerde geneeskunde. Momenteel is hij directeur van een groot gezondheidscentrum in Nijkerk waar preventie door leefstijlaanpassingen in praktijk wordt gebracht.
Dr. Hiske van Ravesteijn heeft o.a. onderzoek gedaan naar Mindfulness bij co-assistenten en AIOS en doet nu onderzoek bij medisch specialisten. Zij zal aandacht besteden aan het hoge percentage burn-out onder artsen en de eventuele voordelen van het gebruik van Mindfulness.
Martijn Kole is ervaringsdeskundige, richtte het Enik Recovery College op en is adviseur van de Raad van Bestuur van Lister (zie www.lister.nl). Verder is hij betrokken bij een wijkgerichte proeftuin. Hij zal spreken over de nieuwe GGZ, waarbij empowerment, herstel en het versterken van de autonomie centraal staan.
Dr. Erik Baars, lector aan de Hogeschool van Leiden en onderzoeker aan het Louis Bolkinstituut in Zeist, zal een wetenschappelijk kader aangeven hoe verbetering in gezondheid door leefstijlgeneeskunde gemeten kan worden.
Accreditatie
Accreditatie KNMG: is aangevraagd.
Accreditatie AVIG: 6 punten Algemeen Medisch.’
‘Het boek “Inwendige orgaanstelsels fenomenologisch benaderd” is het eerste resultaat van het project Fenomenologie naar de Schoolbanken. Met dit boek maak je opnieuw kennis met de inwendige organen en worden de voorstellingen die je ervan hebt verlevendigd. De fenomenologische benadering leidt tot dynamisch inzicht in de gedaante-ontwikkeling, de levenskracht en in de betekenis van de orgaanstelsels voor de hele mens. Gedetailleerde beschrijvingen en kleurrijke illustraties zijn een inspiratiebron voor de lespraktijk.Zijn we eenmaal begonnen met de vrijeschool, kunnen we meteen door naar de website van VrijOnderwijs.nl. Daar werd op 17 maart dit ‘Verslag Informatiebijeenkomst Anders Verantwoorden 20 januari 2016 door Yvonne van Oorsouw en Saar Frieling’ geplaatst:
Gert Adema, Guus van der Bie en Willem de Vletter: Inwendige organen fenomenologisch benaderd. 17x24,5cm, FS 2016, 85 blz. €19,99 te bestellen via fenomenologie@parcivalcollege.nl.
Download hier de digitale versie van het boek.
Het project Fenomenologie naar de Schoolbanken wil leerkrachten inspireren en ondersteunen bij het fenomenologisch benaderen van het lesgeven en de lesstof. Zo kun je leerlingen nog intenser laten ervaren wat ze van de natuur kunnen leren. Je oefent hen de blik te openen op verschijnselen die anders wellicht verborgen blijven. De leerlingen ontwikkelen daarmee een “levend denken”.
Een volgende uitgave, over evolutie, is reeds in embryonaal stadium.
Ondersteund in 2014
De Stichting voor Rudolf Steiner Pedagogie heeft met € 1.000 de start van dit project mede mogelijk gemaakt en voor de drukkosten van het eerste boekje nog eens € 500 bijgedragen.’
‘Op zoek naar de brug die het onderwijs van de vrijeschool en de eisen van het systeem vanuit eigenaarschap aan elkaar weet te verbinden, heeft Annemieke Zwart (o.a. auteur van “ik zie rond in de wereld”) in nauwe samenspraak met het werk van Gert Biesta een methode ontwikkeld om onderwijs te verantwoorden. Tri-band verantwoorden is een manier om trouw te blijven aan een onderwijsconcept zonder daarmee onbegrijpelijk te worden voor het systeem. Leren werken met deze manier van verantwoorden is onderdeel van de Masterclass Pedagogisch Meesterschap voor docenten en de Collegereeks Pedagogisch Meesterschap voor schoolleiders van het Centrum Onderwijs & Innovatie van de Hogeschool Leiden. Ze zijn ontwikkeld voor scholen die na periodes van inspectiestress hun eigen concept willen terugveroveren door na te denken over concept-specifiek verantwoorden.De Vereniging van vrijescholen had een week later een verslag over ‘Worden wie we zijn of worden wie je bent?’ Dat was op 23 maart:
Saar Frieling (onderzoeksbegeleider van de Masterclass Pedagogisch Meesterschap) gaf samen met Yvonne van Buggenum (leraar vrijeschool Hillegom, deelnemer Masterclass Pedagogisch Meesterschap 2014/2015) op 20 januari jongstleden een presentatie over Anders (Tri-band) verantwoorden en over de mogelijkheden die dat biedt voor de vrijeschool. Dit is het verslag van een geslaagde bijeenkomst waarin niet alleen ruimte was voor informatie en inspiratie maar ook voor ieders eigen beginvraag rond deze thematiek.
Spagaat
Frieling start de presentatie met haar verhaal: “Het begrip spagaat in de context van het verantwoorden van onderwijs hoorde ik voor het eerst bij een oprichtingsbijeenkomst van het platform VrijOnderwijs. De aanwezigen spraken over de spagaat die zij ervoeren tussen de praktijk van de vrijeschool en de eisen van de onderwijsinspectie. Later hoorde ik dit gebruik van het begrip spagaat opnieuw, dit keer uit de mond van docenten op Montessorischolen. Ook zij spraken van een spagaat tussen het eigen onderwijsconcept en de eisen van de samenleving.
In beide gevallen leek het woord spagaat iets uit te drukken van een onmogelijke keuze tussen twee kwaden. In beide gevallen was er woede over waarop waarden uit het eigen onderwijsconcept leken te hebben plaatsgemaakt voor eisen van buiten. En inderdaad lijkt de schijnbare tegenstelling tussen conceptuele onderwijsvrijheid en collectieve middelen en verantwoording soms onoverbrugbaar. Maar het is misschien goed om ons af en toe te realiseren dat ook onze wet deze spagaat maakt, en dat onze onderwijswet – waarmee bijzondere scholen gelijk gefinancierd worden aan openbare scholen – een bijzondere wet is die in veel andere landen niet bestaat. En dat wij als bijzondere scholen dus ook de taak hebben zodanig te oefenen dat we deze spagaat kunnen maken: onze conceptuele vrijheid behouden en toch voldoen aan collectieve eisen van verantwoording.”
Schoolvoorbeeld
Frieling geeft vervolgens een voorbeeld uit haar vroegere werk als decaan aan de Vrije Hogeschool in Driebergen, waar voor adolescenten een tussenjaar wordt geboden tussen middelbare school en hoger onderwijs. Veel studenten ervoeren het spanningsveld tussen vrijheid en onderwijssysteem. Sommigen waren bang dat zij hun pasverworven vrijheid niet konden vasthouden in het “reguliere” hoger onderwijs. Anderen voelden zich door die spagaat juist uitgedaagd. Volgens Frieling waren de twee belangrijkste aspecten van de vrijheid die de tweede groep ondervond:
1) gemak met het voldoen aan eisen van anderen en;
2) goed geankerd zijn in wat je zelf wilt.
Het eerste punt is niet voor alle individuele studenten zomaar op te lossen. De verankering met wat je zelf wilt is waar het zowel op de Vrije Hogeschool als bij de Masterclass en de Collegereeks om draait. En natuurlijk hangen de twee ook samen. “Een intern begeleider van een vrijeschool deed in het kader van onze Masterclass onderzoek naar groepsplannen, handelingsplannen en andere energievreters waar docenten bij haar op school over klaagden. Haar vraag was: wat is het doel van al die instrumenten, welke energie kosten ze om in te vullen en wat leveren ze in ruil daarvoor op? Dit alles zodat de school zelf een keuze zou kunnen maken over welke van deze instrumenten te gebruiken, voor welke doelen en op welke manier. Niet lang na het onderzoek had de IB-er een inspecteur op bezoek in haar school, die zei: “het doel van al die plannen is natuurlijk hoge citoscores.” De IB-er liet zich hierdoor niet van de wijs brengen, en hield vol dat de uitdaging is om de scores omhoog te brengen, maar dat ze daarmee nooit het doel worden. Het doel blijft om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun latere leven. De citoscores zijn een middel om de voortgang van kinderen op een paar onderdelen te meten en voor de school om te zien of het geboden onderwijs het gewenste effect heeft of dat er moet worden bijgesteld.
Starten met het steentje in je schoen
Voor deze IB-er waren klachten van docenten over instrumenten waar zij als kwaliteitsbewaker verantwoordelijkheid voor had datgene wat haar in haar dagelijkse praktijk het meest voor de voeten liep. Het was the pebble in her shoe; het onderdeel van je werk dat je het aller lastigst vindt of waaraan je je het meest ergert. Dat “steentje” is onderdeel van de Masterclass Pedagogisch Meesterschap. Docenten gaan aan de slag in hun eigen klas met een onderwerp dat hen na aan het hart ligt. Dat kan zo klein zijn als de ontwikkeling van een enkel kind, maar het kan ook gaan om een andere aanpak van het periodeonderwijs, het invoeren van een nieuw leerlingvolgsysteem of het verantwoorden van een buitenles. In de Masterclass begint het met een experimenteel project, om daarna uit te monden in “onderzoek in eigen werk”. Iedere deelnemer ontwikkelt nieuw handelingsrepertoire voor zichzelf maar door middel van het onderzoek ook nieuwe kennis die bijdraagt aan de ontwikkeling van de school. Voor de eerdergenoemde IB-er betekende het onderzoek en de daarmee verworven kennis dat ze meer ruimte voelde en steviger stond in relatie tot de inspectie.
Voor Yvonne van Buggenum van de vrijeschool in Hillegom die er tijdens de bijeenkomst van 20 januari bij was om haar ervaringen te delen, was haar pebble het periodeonderwijs en de volte in het kopieerhok rond periodetijd. Zij realiseerde zich dat ze maar al te vaak, net als haar collega’s op het laatste nippertje nog snel even een werk- of ander blad moest kopiëren voor de les. Van Buggenum legt uit wat dat betekende voor de schoolpraktijk en dus uiteindelijk voor de kinderen: “je gaat niet in eerste instantie van de kinderen uit maar van de inhoud en de stress van jezelf om het goed te doen voor het leerlingenvolgsysteem. Je kunt je ‘vinkje’ weer zetten. Mijn onderzoeksvraag was ook: hoe krijg ik het weer bruisend voor de kinderen?” Via deze link is het verslag te lezen wat Van Buggenum maakte naar aanleiding van haar onderzoek over haar steentje.
Van Buggenum denkt met veel plezier terug aan de periode die ze deed tijdens de Masterclass: de Grieken. “Ik begon ermee door mezelf voor te houden: dit wordt een periode voor ons allemaal. Dat is gelukt! De kinderen stapten ‘bam’, meteen in de periode. We hebben erg genoten van alles wat gemaakt werd, ook de ouders want we hebben de periode afgesloten met de ouders samen.” Inmiddels geeft Van Buggenum al haar periodes vorm op de in de Masterclass ontwikkelde manier. “Het mooiste is hoezeer de betrokkenheid van de ouders veranderd is door deze aanpak. We sluiten nu altijd met ouders af, soms aan het begin van de dag, soms aan het eind van de dag en soms ’s avonds, zodat alle ouders de gelegenheid krijgen om de presentaties mee te maken. En het is altijd vol.”
Irritaties
De verschillende deelnemers hadden weinig moeite met het benoemen van hun eigen steentje in hun schoen. Ze blijken ook vaak aan te sluiten bij het thema “verantwoorden”:
– Veel tijd kwijt zijn met vastleggen (dat is (nog) niet zinvol bezig zijn)
– Veel bezig zijn met organiseren
– Je slachtoffer voelen van de keuzes die gemaakt zijn (op een ander niveau: overheid, bestuur, schoolleiding)
– Nadruk komt te veel op de vorm te liggen niet op de inhoud
Van Buggenum zegt dat door haar manier van werken de kinderen meer eigenaar worden van hun leerproces. En dat leerkrachten onderling ook veel meer uitwisseling hebben over het “waartoe” van wat ze doen. Bij de opmerking van iemand uit de zaal dat je toch niet te veel de verantwoordelijkheid bij de kinderen wilt leggen, wordt instemmend geknikt. “Hoe doe je dat dan? En hoe zorg je ervoor dat je de beelden laat meedragen? Je bent als leerkracht toch ook de liefdevolle autoriteit. Niet alleen een coach.” Dat deze vraag niet tijdens de avond kan worden beantwoord is duidelijk. En ook is duidelijk dat dit een waardevolle onderzoeksvraag zou kunnen zijn voor een vrijeschoolleerkracht tijdens een Masterclass. Hier wordt ook het punt van kennis delen met elkaar (over scholen heen) aangestipt. “Het zou handig zijn als we die verslagen zouden kunnen bekijken. Alleen al voor de inspiratie.”
Dan komt het gesprek op een volgend punt: verantwoorden. Gezegd wordt dat verantwoorden ook een vorm van angst is en niet constructief. De aanwezigen zijn het er wel over eens dat je ruimte voor jezelf in de klas niet bij een ander kunt zoeken. Toch denken we bij heel veel dingen dat het “moet van de overheid” in plaats van dat we het als keuze ervaren dat we aan die eisen willen voldoen. In feite is verantwoorden niets anders dan het verzamelen, ordenen en zichtbaar maken van datgene wat je aan het doen bent of hebt gedaan.
Tri-band verantwoorden en de inhoud van Masterclass en Collegereeks
“Het leren zichtbaar maken van wat er op een school gebeurd is verantwoorden,” dat gaat veel verder dan een toets die wordt ingevuld. Een belangrijk onderdeel in de Masterclass en de collegereeks voor bestuurders is dan ook het Tri-band verantwoorden en de “matrix van het waartoe”:
In deze matrix wordt zichtbaar dat verantwoorden over meer gaat dan alleen het vakje linksboven, waar de citotoetsen onder vallen. De inspectie stelt eisen over de helft van het rekenonderwijs en tweevijfde van het taalonderwijs. Al het onderwijs daarnaast en daaromheen is een zaak van de school zelf, en ook over die onderdelen wil een school verantwoording afleggen: naar ouders (golflengte 2) en naar kinderen zelf (golflengte 3). De drie kolommen komen voort uit het werk van Gert Biesta als de drie gebieden waar onderwijs over gaat, en dus de drie gebieden waarop je verantwoording zou kunnen willen afleggen: kwalificatie, socialisatie, persoonsvorming (subjectivatie in termen van Biesta).
Een ander element van de Masterclass en de collegereeks is onderwijstypologie. Wat voor onderwijs wil je kinderen eigenlijk bieden? Individueel of groepsgericht, lineair of concentrisch? Idee is dat je als school eerst goed moet weten wat voor type school je eigenlijk bent en wilt zijn om te kunnen weten welke vormen van verantwoording daarbij passen. Vervolgens komen er alternatieve manieren aan bod om onderwijs te verantwoorden en te evalueren: het Kindwerkdossier, U-gesprekken met kinderen en andere assessmentvormen. Aan bod komt ook het plannen van de verantwoording met behulp van de “verantwoordingskalender”.
De essentie van Masterclass en Collegereeks is het volgende: vrijheid en onvrijheid hangen samen met de richting van waaruit de motivatie of druk komt om iets te doen. Als de druk van boven komt krimpt de vrijheid: de inspectie zit op de nek van de besturen, de besturen zitten op de nek van de directies, de directies zitten op de nek van de docenten en de docenten zitten op de nek van de kinderen. In deze keten ervaart iedereen eisen en druk van boven en is iedereen aan het spartelen om aan die eisen te voldoen. Vrijheid groeit als de motivatie een beweging van binnenuit is: kinderen willen dingen weten en leren, docenten willen kinderen daarbij zo goed mogelijk helpen, scholen willen het moois wat zij doen verantwoorden. Met de inspectie is de school in gesprek over het verantwoorden van het onderwijs, zoals zij dat in hun concept hebben staan, en waarvoor de ouders hebben gekozen. Inclusief de onderdelen die daarvan op dit moment vanuit de overheid zijn vastgelegd: een leerlingenvolgsysteem en de eindtoets. Er blijft misschien spanning maar je staat steviger in je schoenen omdat je weet waarvoor je staat. inspectie is tevreden.
Slotvragen
Aan het slot van de bijeenkomst klinken vragen en opmerkingen die zinvol zouden zijn om in een Masterclass of collegereeks te gaan te vertalen naar een onderzoeksvraag. Zoals:
– Eigenaarschap van leerkrachten. Hoe doe je dat? Hoe wordt je samen sterk?
– Leraren uitdagen te zoeken wat ze willen en ze meer vertrouwen en loslaten!
– Uit alles klinkt dat de kinderen een andere rol krijgen bij de verantwoording van het onderwijs, dat er meer aan hen gevraagd wordt. Wat betekent dat voor de dynamiek in de klas?
– Verandering komt altijd van de werkvloer. Vragen op dat niveau maken onderzoek mogelijk.
Frieling benadrukt dat het belangrijk is je eigen onderzoeksvraag te formuleren die aansluit bij je eigen praktijkervaring. Antwoorden van anderen sluiten niet vanzelf aan bij je eigen vragen. Dus het invoeren van een portfolio zonder dat daar van binnenuit een vraag naar is is niet zinnig. Veel weerstand gaat over het gevoel dat er iets op een bepaalde manier zou moeten, terwijl het er juist om gaat dat je het zelf vormgeeft. Weerstand tegen verantwoorden is eigenlijk jammer, want door het zichtbaar maken van het leerproces krijgen de leerling, de leerkracht en de school veel positiefs terug. De aanwezigen beamen dat je eigen mening loslaten en samen een teamgeest scheppen om dialoog vraagt. Daarin moet je willen investeren, het voorbereiden van een gesprek met de inspectie is basis en geeft vrijheid om te spelen met de eisen.
Vervolgstappen
Bij de afsluiting verzuchtte een deelnemer ook nog de vraag die op ieders lippen bleek te liggen, zowel in de dag en dagelijkse praktijk als op deze specifieke avond, maar die kennelijk te lastig is om gewoon te stellen: “Maar wat wil de inspectie nu eigenlijk zien? Ik heb behoefte aan een vertaalslag van deze eisen! Wat zegt de wet, hoe vult de inspectie die wet in en welke ruimte heb je als school om je eigen koers te varen?” VrijOnderwijs.nl gaat met deze prangende vraag verder en zal een onderwijsjurist vragen hoe we het wettelijk kader kunnen zien en waar dan de ruimte zit voor de leerkracht, schoolleider en voor besturen. Met in het achterhoofd, zoals aan het begin al werd gezegd, ook de verantwoordelijkheid die hoort bij het veroveren en innemen van je ruimte ten opzichte van de ‘regels’. Want dat zul je echt zelf moeten doen!
Ervaringen oud-deelnemers
Naar aanleiding van deze avond bleken aanwezigen belangstelling te hebben voor ervaringen van oud-deelnemers. Er zijn op papier artikelenbundels verschenen, die men kan bestellen door te mailen naar Info@vrijonderwijs.nl. De prijs is: 16 Euro inclusief verzendkosten. Op den duur komen de bundels ook digitaal beschikbaar, maar vooralsnog bestaan ze alleen op papier.
Op 28 mei 2016 zal VrijOnderwijs een nieuw groot symposium organiseren waarbij ook ruimte gemaakt wordt voor de vraag “wat moet en wat mag”. In aanloop naar die bijeenkomst die we organiseren over het wettelijk kader, hier een link naar een globaal overzicht van wat de inspectie wel, en wat de inspectie niet kan vragen.
Op deze website staat ook een interview met Paul Zachos, over geschikte toetsen voor de vrijeschool’
‘De 7e editie van de Conferentie vrijescholen VO was drukker bezocht dan ooit. Met bijna 700 deelnemers was de aula van de Stichtse Vrije School te klein om iedereen te huisvesten en moest er gedeeltelijk worden uitgeweken naar de theaterzaal. Na het ochtendprogramma waren de school en het nabij gelegen Helicongebouw tot de nok gevuld met een grote verscheidenheid aan vak- en werkgroepen.Vandaag bracht de Vereniging van vrijescholen het bericht ‘Meer inzicht in onderwijstoezicht inspectie’ naar buiten:
Over leeftijdsfasen en gepersonaliseerd leren
Voor het eerst was er, naast de vertrouwde vakgroepen, een ruim aanbod van thematische en vakoverstijgende werkgroepen, gerelateerd aan de kracht van de vrijeschool en aan actuele veranderingen en uitdagingen. Planetentypen, klassenbesprekingen, kinderbesprekingen, menskunde, alternatieven voor het periodeschrift, de biografie van de leraar, periodeonderwijs, de grandioze metamorfose van leerlingen in de hoogste klassen, het motiveren van leerlingen, audiovisuele vorming, passend onderwijs, gepersonaliseerd leren en nog veel meer passeerde de revue.
Daarnaast waren er plenaire gedeeltes met lezingen over leeftijdsfasen en gepersonaliseerd leren, ritmes en zang, mededelingen over de vrijeschoolwiki en over het Internationaal Hulpfonds voor Vrijeschoolpedagogie. Lunch en logistiek waren andermaal in goede handen van de dames van HenS en vele hulpvaardige leerlingen en medewerkers van de Stichtse Vrije School. De dag werd afgesloten op poëtische wijze door Esther Porcelijn.
De grote toestroom van leraren naar deze conferentie zegt iets over de huidige stand van zaken in het vrijeschoolonderwijs. Het gaat goed. Scholen groeien en op veel plekken zijn er nieuwe initiatieven. Steeds meer leerlingen en ouders kiezen voor vrijeschoolonderwijs.
Maar waarom gaat het zo goed? Blijkens onderzoek uit 2015, in opdracht van de Vereniging van vrijescholen (DUO, 2015, Kiezen voor vrijeschoolonderwijs), kiezen leerlingen en ouders voor vrijeschoolonderwijs vanwege “de aandacht voor de brede persoonsvorming en talentontwikkeling van leerlingen”. De vrijeschool doet dat onder meer door een unieke aanpak, waarin de ontwikkeling van de leerling centraal wordt gesteld, o.b.v. leeftijdsfasen gericht onderwijs en een antroposofisch mensbeeld. In haar lezing bevestigde Merel Boon de kracht van deze uitgangspunten. Daarbij is een goede intermenselijke relatie tussen leraar en leerling cruciaal voor het welslagen van deze aanpak.
Het spanningsveld tussen de ontwikkeling van de groep (leeftijdsfasen) en de ontwikkeling van het individu (geïndividualiseerd leren), zoals verscholen in de conferentietitel (‘Worden wie we zijn of worden wie je bent’) bleek overigens bij nader inzien overkomelijk. Want in het individu spiegelt zich immers de gemeenschap en vice versa. Natuurlijk vraagt een dergelijke dubbele differentiatiemethode kennis, kunde en ervaring, die lang niet altijd goed beheerst worden, maar beide hoeven elkaar zeker niet uit te sluiten.
Het feit dat leerlingen en ouders kernwaarden van vrijeschoolonderwijs herkennen is iets om trots op te zijn. Anderzijds impliceert een goede onderwijsaanpak, zeker vanuit antroposofisch oogpunt, voortdurend beweging en zelfreflectie, waarbij verbinding en dialoog met de wereld om ons heen, het bredere onderwijsveld en de maatschappij in het algemeen, heel belangrijk zijn.
De tweede spreker, Jan Fasen, medeoprichter en bedenker van het Agora College, belichaamde op de conferentie deze buitenwereld. Zijn verhaal over het Agora College klonk zowel exotisch als vertrouwd in de oren. Duidelijk is dat de vrijeschool in een deel van haar streven niet uniek is, maar idealen deelt met andere actoren in het onderwijsveld. Een school zonder roosters, boeken of klassen klinkt in eerste instantie misschien wat vreemd, maar er bleken raakvlakken te over. Wat willen we met leerlingen? We willen dat leerlingen zich als mensen breed ontwikkelen en klaar zijn om autonoom en in verbinding met de wereld hun levensweg vinden. Niet alleen op cognitief vlak, maar ook als sociaal, kunstzinnig, ethisch en spiritueel handelende mensen.
Het Agora College beoogt een holistische aanpak, waarin leerlingen hun eigen weg vinden in heterogene leergroepen en waar de docent hen begeleidt als autonome professional, niet gebonden aan voorschriften van uitgevers of onderwijsinspecteurs. Natuurlijk zijn er verschillen, maar vooral ook veel overeenkomsten. Wat met name inspireerde in het verhaal van Jan Fasen was de moed om het anders te durven doen, idealist te durven zijn en het gesprek daarover aan te gaan.
En daar ligt precies ook de uitdaging voor vrijescholen. Om trots te zijn op de eigen identiteit en te staan voor ons onderwijs, maar ook voortdurend in beweging en dialoog te blijven. Wij, vrijescholen, hebben veel te bieden aan het onderwijsveld, en ook veel te leren van anderen. Beide zijn van belang en hebben alleen succes als er een voortdurende dialoog plaatsvindt. Wij gunnen ons allen een open en autonome houding, waarin onze scholen, en vooral ook onze leerlingen, kunnen groeien tot wie zij werkelijk zijn.
Voor nu dank aan allen. Het werd wat ons betreft de inspirerende dag waar we op hoopten. Tot volgend jaar!
Namens de voorbereidingsgroep,
Elard Pijnaken, Marijke Vermeer, Thijs Jan van Schie’
‘Het initiatiefvoorstel van het Tweede Kamerlid Bisschop, dat een verbetering moet opleveren van het wettelijk kader voor het onderwijstoezicht, is op dinsdag 8 maart aangenomen in de Eerste Kamer. De nieuwe wet moet ervoor zorgen dat scholen meer duidelijkheid krijgen over de onderdelen waarop de Inspectie van het Onderwijs hen beoordeelt.Tot slot van deze keer, want het wordt allemaal weer een beetje lang, een klein berichtje van ‘Das Goetheanum’ op Facebook op 22 maart. In het Duits natuurlijk, ‘Waldorfhype in China’:
De Vereniging van vrijescholen is enthousiast over deze nieuwe koers in het onderwijstoezicht en stelt dat de invoering van de wet slagvaardig ter hand genomen kan worden. Het belangrijkste daarbij is dat het oordeel van de inspectie zich uitsluitend nog richt op de zogenaamd deugdelijkheidseisen. De scholen zijn zelf aan zet als het gaat om onderwijskwaliteit. Zij kunnen dat inzichtelijk maken in het schoolplan of bijvoorbeeld door middel van een eigen pedagogisch kompas.
Duidelijke deugdelijkheidseisen
In de praktijk bestaat er nog veel verwarring over het verschil tussen een valide inspectie-oordeel en “stimulerende woorden” van de toezichthouder; de dialoog met de school. Dit goedbedoelde advies heeft in het officieel oordeel niets te maken met de 45 wettelijk vastgestelde deugdelijkheidseisen, die de minimumkwaliteit van een school vormen. Stimuleren, blijft haar taak, maar de wet schrijft nu expliciet voor dat de Inspectie haar oordeel enkel en alleen nog mag baseren op de deugdelijkheidseisen.
Ruimte voor onderwijsprofessionals
Tweede Kamerlid Bisschop is blij met het brede draagvlak van het tweesporenbeleid dat in deze wet is verwoord. “De eerste lijn, die van de deugdelijkheidseisen, leidt tot controle, tot een beoordeling. In deze wet zijn er drie oordelen mogelijk: voldoet, voldoet niet, zeer zwak. Meer smaken biedt dit wetsvoorstel niet. Daarnaast gaat het om de dialoog, het stimulerende gesprek. Dat moet niet leiden tot een toename van rapportageverplichtingen, tot meer documenten, tot nog een map erbij in het rijtje. Het gaat om het stimulerende gesprek. Dat kritische vraaggesprek, leidt niet tot een oordeel, want dat kan niet. Dat leidt tot bevindingen. Zo noemen wij het in het wetsvoorstel. Die bevindingen kunnen mogelijk een vervolg krijgen in aanbevelingen, maar het is aan de school om daar op basis van een eigen visie, verwoord in het schoolplan, mee aan de slag te gaan.”
Op deze wijze laat je de ruimte aan de professionals, de schoolleiding en de docenten om ermee aan de slag kunnen. Zij krijgen vanuit hun gedrevenheid de gelegenheid om jonge mensen te begeleiden op hun weg naar een baan of op hun weg van de groei naar volwassenheid.’
‘Das hohe Ansehen Deutschlands in China treibt mitunter seltsame Blüten. Eine davon ist der Hype um die Waldorfschule. Zweihundert soll es derer inzwischen geben. – So schreibt die ‹Deutsche Welle›. Eines muss man dem chinesischen Übersetzer des Wortes ‹Waldorf› – trotz einer gewissen Skepsis – jedoch lassen. Die drei Zeichen ‹hua›, ‹de› und ‹fu› haben zwar phonetisch nicht viel mit ‹Waldorf› zu tun, semantisch ergeben sie aber einen tieferen Sinn: ‹China, Deutschland, Glück›. Dass die Schulform aus Deutschland stammt, sei für einige chinesische Eltern schon Grund genug, um ihr Kind dorthin zu schicken. Die Deutschen bauten die besten Autos, brauten das leckerste Bier und haben viele Nobelpreisträger hervorgebracht, also müsse auch ihre Schule unschlagbar sein.’