Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

woensdag 11 september 2013

Landrente

Nieuwspost Heuvelrug heeft een nieuw bericht. De laatste keer dat het hierover ging was in ‘Belasting’ op 23 december 2012. Gisteravond verscheen ‘Stationsrestauratie La Porte toch over de kop’:
‘De Driebergse stationsrestauratie La Porte is definitief gesloten. Ook de nieuwe uitbater is het niet gelukt de baten groter te maken dan de kosten.

Op de ramen van La Porte hangt sinds eind juni een briefje: wegens vakantie gesloten. Klopt niet, zegt exploitant Onno Galjaard: “We zijn gewoon dicht, het restaurant is per vierkante meter te duur. Er moeten per maand duizenden euro's bij en dat trekt mijn portemonnee niet.”

Galjaard nam in december de groene stationrestauratie over van het naastgelegen congrescentrum Antropia, waarvan het nieuwe management La Porte had afgestoten, omdat huurprijs en hoge stichtings- en verbouwingskosten te zwaar wogen op de bedrijfsvoering. Galjaard had gehoopt die situatie om te draaien door de bedrijfsvoering van de stationsretauratie te combineren met zijn biologische restaurant in Zeist, maar dat is niet gelukt. “Dat verwacht je niet. We hebben geprobeerd de onkosten terug te dringen en met leuke spulletjes op de kaart de inkomsten te verhogen. Maar dan gaat eerst de koffiemachine stuk en dan is er een kassa die stopt. Dan blijkt dat het toch geen haalbare kaart is.”

Galjaard is nog in overleg met eigenaar NS-property om de zaken “netjes af te sluiten”. Galjaards restaurant in Zeist blijft wel gewoon open, al hebben de investeringen in La Porte ook hun tol geëist voor restaurants Galjaard zelf, zegt Galjaard: “Het is nu wel een beetje spannend.” Of de NS op zoek gaat naar een nieuwe uitbater voor La Porte heeft Hillridge nog niet kunnen achterhalen, omdat NS-property nog niet heeft teruggebeld.

La Porte werd vijf jaar geleden geopend door de bevlogen Helene van der Vloedt, destijds directeur van Antropia. Ze liet de verlaten stationsrestauratie opknappen en vestigde er een natuurcafe, met biologische koffie, snacks en maaltijden. Landelijke bekendheid kreeg La Porte met de draaideur, die energie opwekt als je het cafe verlaat of betreedt. La Porte werd naast een bijzondere stationsrestauratie ook een venue voor besprekingen en zakenlunches.’
‘Op Warmonderhof is maandag 2 september de introductieweek voor het nieuwe studiejaar van de dagopleiding gestart. De 45 aanmeldingen voor deze vierjarige voltijds MBO-opleiding voor Biologisch Dynamische landbouw maken het mogelijk om met twee eerste klassen te starten. Een bijzondere ontwikkeling; sinds de jaren negentig heeft Warmonderhof niet zoveel aanmeldingen gehad.

Ook voor de tweejarige deeltijdopleiding Biologisch Dynamische landbouw is de belangstelling groot. Zo groot, dat er wellicht met drie groepen gestart wordt. De deeltijdopleiding op Warmonderhof start in oktober. Voor de derde te startten groep wordt er gekozen voor een andere opzet: geen twee dagen onderwijs in de twee weken, maar iedere week een dag. Aanmelden is nog mogelijk.

Kijk voor meer informatie op www.warmonderhof.nl.’
Nicolien Groeneveld schreef op dezelfde 4 september in Het Gezinsblad over ‘Vrijeschool de Es bestaat 30 jaar’:
‘Vrijeschool de Es in Assen is begonnen aan het 30-tigste schooljaar. Om dit te vieren zijn er feestelijke activiteiten voor leerlingen. Zoals het maken van een 30 op het schoolplein. De school is met haar dertig jaar springlevend en groeit.

Vrijeschool de Es geeft onderwijs aan kinderen van 4 tot 12 jaar. De school biedt uitdagend onderwijs waarbij hoofd, hart en handen van het kind worden aangesproken. Het woord “vrij” geeft aan dat de school vrij is bij de invulling en inrichting van haar onderwijs en is niet gebonden aan een bepaalde religie. Vrij betekent dus niet dat kinderen vrij zijn om te mogen doen en laten wat ze willen.

Vrijeschool de Es heeft een sterke structuur en cultuur. Rust, ritme en regelmaat zorgen voor een veilige sfeer en leeromgeving. Er is veel aandacht voor vaardigheden als reken- en taalonderwijs. Kunstzinnige vakken als schilderen, tekenen, vormtekenen, muziek, handwerken, handvaardigheid en toneel verrijken dagelijks ons onderwijs.

De leerlingen komen onder andere uit de gemeenten Assen, Aa en Hunze, Borger-Odoorn Tynaarloo, Noordenveld en Midden-Drenthe. Meer informatie is te vinden op http://www.vrijeschool-assen.nl
Ook in Zutphen is een ‘Nieuw schooljaar’ begonnen, getuige dit bericht van 9 september op de website van ‘Vrije School Nu’:
‘Aan: alle ouders van de vrije school de Berkel

Afgelopen week is de eerste vergadering geweest van de Initiatiefgroep Vrije School Nu, zoals jullie weten blijven wij ons inzetten voor het openhouden van 3 PO scholen in Zutphen! 
De laatste dagen voor de vakantie hebben wij een enorme mijlpaal bereikt, een meerderheid van alle ouders met kinderen op een PO school van de stichting VSNON heeft aangegeven de standpunten die wij samen met IJssel- en Zwaanouders hebben opgesteld te ondersteunen. Wij zijn hier oprecht enorm blij mee! Het geeft ons moed en nieuwe energie om ons doel te bereiken.

De eenheid die nu zichtbaar wordt tussen de IJssel-, Zwaan- en Berkelouders is fantastisch om te zien en te voelen. Binnenkort zitten de drie scholen met elkaar om de tafel om invulling te geven aan de verdere strategie. Wij houden jullie op de hoogte.

Alhoewel een meerderheid van de ouders heeft aangegeven ons te steunen zijn er ook nog ouders die een andere visie hebben op dit proces. Wij zullen deze visie te allen tijde respecteren en niemand buitensluiten! Onze scholen worden gevormd door leraren, kinderen en ouders. Iedereen die deel uit maakt van deze groep moet zich hierin thuis kunnen voelen ongeacht zijn mening.

Wij wensen jullie allen een goed schooljaar toe.

Met drie scholen door, daar gaan wij voor!

Namens de initiatiefgroep,
Luciën
Ronald
Borgert
Marieke
Constantijn’
De andere ouder-initiatiefgroep in Zutphen, ‘Voor onze vrijescholen’, had eerder, op 6 september, dit bericht geplaatst, ‘Samenvatting van correspondentie met Raad van Toezicht’:
‘De initiatiefgroep voelde zich genoodzaakt de Raad van Toezicht te benaderen en heeft op 23 juni een brief gestuurd. Dit heeft geleid tot een gesprek op 9 juli tussen twee leden van de Raad van Toezicht en enkele ouders vanuit de initiatiefgroep van alle drie de basisscholen. Uit de houding van de voorzitter en vicevoorzitter sprak in onze ogen geen werkelijke interesse in de ervaringen van de ouders en de resultaten van ons onderzoek en het gesprek werd al snel beëindigd. Op 18 juli heeft de initiatiefgroep een oproep aan de Raad van Toezicht gestuurd die op dat moment door de ouders van meer dan 50% van de kinderen was ondertekend. De Raad van Toezicht heeft echter duidelijk gemaakt niet open te staan voor de mening en zorgen van ouders buiten de officiële paden om. Ze weigert ook in te gaan op onze bezwaren en doet onze argumenten af als halve waarheden zonder dit nader te willen toelichten. Wij vinden dit alles verre van gepast voor een toezichthoudend orgaan en beraden ons over de volgende stappen.

Alle relevante e-mails en brieven hierover zijn te vinden op de pagina Correspondentie.’
De Vereniging van vrijescholen kwam ook op 6 september met een persbericht naar buiten, maar dat ging over ‘Publicatie schoolscores Citotoets geeft eenzijdig beeld kwaliteit scholen’:
‘Staatssecretaris van Onderwijs, Sander Dekker, mag de eindtoetsgegevens van scholen openbaar maken. Dat heeft de rechtbank in Utrecht woensdag 4 september bepaald in een kort geding dat was aangespannen door meer dan honderd schoolbesturen. De Vereniging van vrijescholen (Vereniging) vindt dit een spijtige ontwikkeling.

De Verenging is er voorstander van dat scholen transparant zijn over de kwaliteit van hun onderwijs. Het afzonderlijk publiceren van eindscores wekt echter de indruk dat ouders uitsluitend aan die scores de kwaliteit van een school zouden kunnen afmeten. Publicatie zonder context zet ouders die voor een belangrijke keuze staan eerder op het verkeerde been. Bovendien zijn de huidige “ruwe” gemiddelde eindtoetsgegevens niet vergelijkbaar omdat van school tot school verschilt welke leerlingen de toets maken.

Bijsluiter

Het vrijeschoolonderwijs staat voor een brede ontwikkeling van de leerling. Schoolscores op het gebied van rekenen en taal geven slechts gedeeltelijk zicht op de toegevoegde waarde van het onderwijs. Deze waarschuwing zou de Staatssecretaris ook moeten afgeven, mocht hij alsnog besluiten de eindscores te publiceren.’
‘Op 11 oktober zal een conferentie worden georganiseerd waarin aandacht wordt gegeven aan het afscheid van Leo Stronks.

Op vrijdag 11 oktober zal een conferentie worden georganiseerd waarin aandacht wordt gegeven aan het afscheid van Leo Stronks en het voorstellen van de nieuwe voorzitter. Leo is zes jaar voorzitter geweest van de Vereniging van vrijescholen. Hij zal op deze dag door middel van thema’s en het presenteren van korte interviews met anderen terugblikken en ook een vooruitblik geven op de toekomst van het vrijeschoolonderwijs. Op 12 juni jl. heeft hij de voorzittershamer van het bestuur van de Vereniging van vrijescholen overgedragen aan Rian van Dam. Rian zal zich voorstellen en haar visie op de koers van de Vereniging van vrijescholen voor de komende jaren uiteenzetten.

Het betreft een besloten conferentie, uitnodigingen zijn reeds verstuurd.’
Frans Wuijts plaatste op 7 september op zijn weblog ‘De financiële crisis en de driegeleding – deel 2 Schenkgeld en het basisinkomen’ van Arjen Nijeboer, zoals dit in het septembernummer van Motief verscheen. Het eerste deel is ook te vinden op 20 augustus in ‘Lowlands’.
‘In antroposofische kringen is het basisinkomen – een vast maandinkomen voor iedere burger zonder enige tegenprestatie – een hot item. De antroposoof en self-made miljardair Götz Werner voert campagne voor de invoering daarvan en vanuit het Goetheanum werkt ook oud-voorzitter van de AViN Paul Mackay, eraan. Maar veel onderbouwingen en concrete voorstellen van de voorstanders rammelen aan alle kanten. Veel driegeleders wijzen het basisinkomen daarom af. In een Antwerpse economiewerkgroep onder leiding van dr. Jos Verhuist is echter een geheel nieuwe visie ontwikkeld waarin het basisinkomen verschijnt als een logisch en zelfs noodzakelijk onderdeel van een modern schenkgeldsysteem. In dit licht blijken veel raadselachtige uitspraken van Rudolf Steiner verrassend logisch op elkaar aan te sluiten. Deel 2 (en slot) in een serie over “De financiële crisis en de driegeleding”.

In deel 1 van dit artikel in Motief 174 (juli/augustus) analyseerden we de fundamentele oorzaken van de financiële crisis met behulp van de sociale driegeleding. Hierin blijkt het schenkgeldprobleem centraal te staan. Ten eerste het probleem van het leengeldoverschot dat in onze huidige maatschappij bestaat, met andere woorden het probleem dat leengeld niet op het juiste moment overgaat in schenkgeld, maar dat het op zoek gaat naar oneigenlijk rendement en dan allerlei problemen veroorzaakt, zoals uiteenklappende financiële zeepbellen in bijvoorbeeld de onroerendgoedsector. Ten tweede het probleem dat de staat een groot deel van het geestesleven (vooral onderwijs en zorg) heeft geannexeerd, doordat ze het authentieke schenkgeld vervangen heeft door politiek gecontroleerde dwangbetalingen – onrechtmatige belastingen en overheidssubsidies – waardoor het geestesleven onvrij wordt gemaakt en de staatsschulden torenhoog oplopen.

Volgens Steiner is het cruciaal dat het teveel aan leengeld wordt omgezet in schenkgeld voor het geestesleven: het terrein van opvoeding, onderwijs, zorg, cultuur, wetenschap en religie. De economie kan alleen maar blijven doordraaien als er continu een geldstroom aftakt naar zaken als opvoeding en onderwijs, die de kern van het geestesleven betreffen. De productie blijft immers slechts op hetzelfde niveau zolang er elk jaar weer een nieuwe lading werkers – opgevoed, opgeleid en al – aantreedt ter vervanging van hen die met pensioen gaan. Het geestesleven brengt typisch niet-fysieke “opbrengsten” voort, die niet in functie van de vraag te “produceren” zijn, die niet gekocht kunnen of mogen worden, of die aan iedereen en dus aan niemand in het bijzonder ten goede komen, maar die wel direct of indirect nodig zijn voor de economie. Daarom is het logisch het geestesleven vanuit de economie te voorzien van schenkgeld. Maar op welk punt in de economie gaat leengeld eigenlijk op natuurlijke wijze over in schenkgeld? Wie schenkt aan wie en hoe gaat dat in zijn werk?

Schenkgeld is leengeldoverschot

Volgens Steiner heeft de vraag naar de bron van het schenkgeld een logisch antwoord: de winsten van het bedrijfsleven. Bedrijven hebben inkomsten uit koopgeld en trekken leengeld aan om nieuwe productieprocessen op te zetten, die weer meer koopgeld binnenbrengen. Nadat alle medewerkers hun vergoeding hebben ontvangen en alle kosten (inclusief belastingen, rentelasten en reserveringen voor toekomstige productie-uitbreiding) zijn voldaan, resteert in een gezonde situatie een overschot: de “zuivere winst”. Deze ontstaat nadat alle koop- en leengeld processen financieel zijn afgewikkeld. De zuivere winst is dus letterlijk zowel een koopgeld- als een leengeldoverschot, en dat is precies wat het schenkgeld volgens Steiner moet zijn. Omdat iedereen heeft gekregen wat vrij overeengekomen was, is iedereen het feitelijk eens dat de winst hem niet toekomt. En privé-eigenaren van het kapitaal die aanspraak kunnen maken op de winst, zijn er in een driegelede samenleving niet meer – Steiner wilde het kapitaal immers onder beheer stellen van corporaties in het geestesleven. Dus winst = schenkgeld.

Rijst de vraag hoe het schenkgeld naar het geestesleven wordt geleid? Gaat er een grote zak geld van “de bedrijven” naar één centraal punt in het geestesleven, waar dan het geduw en getrek om de grote poet begint? Of bepalen bedrijven zelf aan wie ze schenken? Maar schaadt dat laatste het geestesleven niet evengoed omdat institutionele belangen dan een rol gaan spelen?

Steiner wilde dat het individu zou schenken, niet organisaties. Het beste antwoord op de vraag naar de precieze bestemming van het schenkgeld wordt verkregen door de bron van de winst te bezien. Vanuit het individuele bedrijf bezien zijn er twee factoren die de bedrijfsopbrengst bepalen: het bedrijf zelf en zijn omgeving. De kwaliteit van de omgeving speelt een grote rol bij de mate van omzet en winst van het bedrijf. Tot de “omgeving” van het bedrijf hoort de infrastructuur van het land van vestiging, de aanwezigheid van toeleveringsbedrijven die efficiënt en goedkoop de halffabricaten kunnen aanleveren, van banken die het bedrijf geld kunnen lenen en van consumenten met voldoende geld in de portemonnee om de producten te kunnen kopen. Deze hele “omgeving” van het bedrijf kan worden samengevat in het begrip “het land”. Mede dankzij de kwaliteit van “het land” waarbinnen het bedrijf werkt, kan de inzet van het bedrijf z’n vruchten afwerpen. Maar welk deel van de opbrengst moet nu aan de bedrijfsactiviteiten worden toegeschreven en welk deel aan “het land”? Er is geen manier om via analyse van de economische activiteiten tot een groottebepaling te komen. Maar we kunnen wel het aandeel van “het land” bepalen door het aandeel van de betrokken personen in het bedrijf mentaal af te trekken van de totale inkomsten. Winst ontstaat nu juist nadat de betrokken personen in het individuele bedrijf hun overeengekomen deel hebben ontvangen.

Dus de winst moet worden toegeschreven aan “het land”. “Het land” is tevens de productiefactor “natuur” waar volgens Steiners merkwaardige tekening (zie figuur) het schenkgeld heen moet lopen, dus dat klopt ook. Het geld moet dus naar het land stromen. Maar welke mensen vormen “het land”? Van wie is Nederland eigenlijk en wie zou er aanspraak op kunnen maken?

Op dit punt schiet Steiners concept van de “landrente” ons te hulp. Steiner hamerde erop dat elk lid van de rechtsgemeenschap ofwel alle inwoners van “een land” een gelijk aandeel hebben in dat land, dat volgens Steiner tegelijk een productieve factor is. Hij spreekt nogal raadselachtig over een formule volgens welke de productieve bodemoppervlakte van het land gedeeld door het aantal inwoners een Existenz-minimum voor die inwoners vormt. De rest verdienen ze via allerlei samenwerkings-verbanden, maar het enige wat ze volgens Steiner echt ten individuele titel “verdienen” is waf hij de landrente noemt. Dat wij dat aandeel niet werkelijk bezitten, noemt Steiner letterlijk een bedrog.

leder individueel lid van de rechtsgemeenschap heeft dus in gelijke mate recht op de landrente; de landrente is de winst en de winst is het schenkgeld. Uit de combinatie van deze elementen volgt noodzakelijkerwijs dat het schenkgeld, dus de winst van bedrijven, in gelijke mate aan elke burger moet worden uitgekeerd, als zijn “aandeel” in “het land”. Dat is zo ongeveer de definitie van het basisinkomen, waarbij dit basisinkomen dan is bedoeld voor de financiering van het geestesleven. Dat is ook logisch, want het is precies de geestelijke factor die de productiviteit van het “land” zo radicaal heeft opgedreven.

De menselijke geest heeft het land van ruige natuur getransformeerd in spoorwegen en havens, vruchtbaar landbouwareaal en bedrijventerreinen. Er kan alleen steeds nieuwe geest in “het land” blijven instromen als daarvoor economische ruimte wordt gemaakt. De winst = het schenkgeld moet de productieve kracht van “het land” op peil houden. Pas dan is de economische kringloop weer gesloten.

Basisinkomen en belastingen

Iedereen krijgt dus een basisinkomen dat bestaat uit de zuivere winst en dat moet worden uitgegeven aan het geestesleven. Waaruit bestaat het geestesleven? Opvoeding, onderwijs, de zorg, cultuur, wetenschap, religie. Al deze sectoren zouden dus met schenkgeld moeten worden gefinancierd. Maar op dit moment gaat die financiering grotendeels via de staat. De staat heft allerlei belastingen, terwijl volgens Steiner alleen de uitgavenbelasting rechtmatig is, en hevelt het geld over naar het door de staat geannexeerde deel van het “geestesleven” (vooral onderwijs en zorg). Dat geld moet bij het schenkgeld worden opgeteld. Het is nu al schenkgeld, alleen op een door de staat verwrongen wijze. Het zou vanuit een natuurlijk proces schenkgeld moeten worden.

Dat kan eenvoudig doordat de staat de taken afstoot die eigenlijk tot het geestesleven behoren. Onderwijs, zorg en sociale zekerheid vallen niet langer onder de staat (hoewel de staat het afsluiten van private verzekeringen wel verplicht kan stellen en private verzekeraars ook tot acceptatie kan verplichten). De staat kan de belastingen dan met hetzelfde bedrag verlagen.
Stel dat nu alle economische factoren behalve de winst gelijk blijven. Iedereen krijgt netto evenveel inkomen uit arbeid uitgekeerd, de prijzen en het bestedingspatroon blijven gelijk, bedrijven zetten evenveel om, enzovoort. Dan zouden de winsten navenant stijgen. Dat betekent dus meer schenkgeld. Kortom, voor een reken-voorbeeld moet de afname van de belastingen bij de winsten en dus het schenkgeld worden opgeteld.

Rekenvoorbeeld Nederland

Voor de Nederlandse situatie kunnen we de volgende rekensom maken: van de
overheidsbegroting van 260 miljard euro (2012) betreft volgens een ruwe becijfering 81 procent van de overheidsbegroting geestesleven en dus schenkgeld. Dat is 210,6 miljard euro per jaar. Hierbij tellen we de winsten van Nederlandse bedrijven op. Volgens voorlopige statistische gegevens van het CBS en DNB (auteur is nog in afwachting van definitieve cijfers) beloopt die winst gemiddeld (gemeten over het laatste decennium) 82,1 miljard euro per jaar. Samen is dat 292,7 miljard euro per jaar. Dat wordt via een basisinkomen verdeeld onder 16 miljoen Nederlanders.

Het feit dat het om schenkgeld voor het geestesleven gaat, brengt echter met zich mee dat mensen een naar leeftijd onderscheiden basisinkomen krijgen. Jongeren brengen “ontwikkelkosten” met zich mee en kunnen nog niet economisch productief zijn, terwijl gepensioneerden economisch gezien “afschrijfkosten” vormen. Jongeren en gepensioneerden krijgen daarom relatief meer dan volwassenen, die economisch het meest productief kunnen zijn.

Als we echter een gemiddelde van alle Nederlanders zouden nemen, zou iedereen een basisinkomen krijgen van 1524 euro per maand. Het gemiddelde gezin met twee “kinderen zou zeg 6000 euro per maand krijgen, plus of minus zeg 25 procent. Maar voordat de lezer nu dollartekens in de ogen krijgt en denkt: “Ik hoef niet meer te werken”, gelden er twee zaken.

Ten eerste resulteert dit basisinkomen alleen als de winstgevendheid van het bedrijfsleven overeind blijft ná invoering van het basisinkomen. Als mensen ervoor kiezen om economisch minder productief te zijn en bedrijven als gevolg daarvan minder winsten maken, dan daalt het basisinkomen en vindt het geheel een nieuw evenwicht.

Ten tweede moeten burgers ook zelf veel meer afdragen voor het geestesleven. Voorheen financierde de staat immers een groot deel van het geestesleven, maar nu moet datzelfde geld van de schenkende burgers komen. Deze ombouw heeft echter grote voordelen: een forse toename van de keuzevrijheid voor de burger nu hij het budget voor zorg en onderwijs zelf in handen heeft, kostenbesparingen doordat het ambtenarenapparaat flink kan worden ingekort, en een waarachtiger en productiever geestesleven nu de staat de geldstromen niet meer beheerst.

Verouderend geld

Alle burgers krijgen dus een maandelijks budget, maar hoe zorgen we ervoor dat dat ook daadwerkelijk naar het geestesleven gaat? Een deel van de “dienstverlening” van het geestesleven kan direct door de “consument” worden afgerekend – denk aan vergoedingen voor genoten onderricht of toegangskaartjes voor concerten – maar een ander deel van het geestesleven heeft geen directe “afnemers”. Dit gedeelte brengt zaken voort die bestemd zijn voor iedereen en niemand in het bijzonder. Wellicht heeft Steiner deze twee delen van het geestesleven voor ogen als hij spreekt van het “half vrije” versus het “vrije” geestesleven. Dat laatste deel kan alleen maar van zuiver schenkgeld leven zonder dat de schenkers er ook maar iets direct voor terugkrijgen. Maar hoe zorgen we ervoor dat ook dit deel van het geestesleven een gepaste hoeveelheid geld ontvangt?

Bij Steiner duikt op dit punt het idee van het “verouderende geld” op. Geld kan alleen maar zijn koopkracht behouden naarmate de consument ook in de toekomst evenveel waar voor zijn geld krijgt. Dat is alleen het geval als de economie op minimaal hetzelfde niveau blijft produceren, en dat is op zijn beurt alleen zo wanneer er een voldoende niveau van geestesleven in een samenleving is. Als er niet voldoende geld naar het geestesleven gaat, dan verliest het geld dus geleidelijk zijn waarde. Daarom zou aan elke geldeenheid twee getallen moeten hangen, namelijk haar waarde en haar ouderdom. Met bankbiljetten en munten is zo’n systeem lastig te realiseren, maar met elektronisch geld – dat inmiddels meer dan 95 procent van de geldhoeveelheid uitmaakt – is dat eenvoudig. Het geld behoudt zijn volle waarde tot aan de verouderingsdatum, waarna het alleen nog maar aan instellingen van het geestesleven geschonken kan worden. Deze hebben het recht oud geld voor nieuw geld in te ruilen bij de bank en het als koopgeld uit te geven voor hun materiële behoeften. Zo’n systeem reflecteert de noodzaak van het geld om eens in de zoveel tijd naar het geestesleven te gaan, zodat voldoende geest in de samenleving stroomt om het productieproces op hetzelfde niveau te houden en zo het geld zijn waarde te laten behouden. De mate van vrij geestesleven in een samenleving is dan eenvoudig te regelen door de vervaldatum van het geld te verkorten of te verlengen.

Als burgers met elkaar spontaan voldoende aan het vrije geestesleven schenken, dan kunnen de banken steeds het vervallen geld uit de geldstroom vissen en omruilen voor nieuw geld. Dan hoeven burgers niets te merken van het verouderen van het geld. Maar wordt er grosso modo onvoldoende geschonken, dan merken burgers dat doordat ze met vervallen geld blijven zitten.

Dat kunnen ze vervolgens alleen nog maar schenken aan instellingen in het geestesleven. Zo’n systeem voorkomt freeriders-gedrag van burgers die wel de vruchten plukken van het vrije geestesleven, maar er gezamenlijk financieel te weinig aan bijdragen.

Nieuwe visie

Diverse zaken in de bovenstaande visie op het basisinkomen zijn nieuw. Ten eerste is het basisinkomen niet bedoeld om economische luiheid voor burgers mogelijk te maken, maar om het geestesleven te bevrijden uit de greep van de economie en de staat.

Ten tweede is de opzet en de financiering radicaal anders dan veel voorstanders zich voorstellen. Zij willen doorgaans het basisinkomen realiseren door de staat nóg meer onterechte belastingen te laten heffen dan ze nu al doet, met alle negatieve gevolgen van dien. Daarbij willen ze veel schadelijke kanten van onze huidige maatschappijinrichting, zoals de politiek-economische annexatie van het geestesleven en de handel in kapitaal, ongewijzigd laten. Vanuit de sociale driegeleding moet een hele andere visie op het basisinkomen worden ontwikkeld: één waarbij het basisinkomen op een natuurlijke wijze is ingebed in een driegelede samenlevingsvorm, die volgt uit een juist begrip van de aard van de economie en het geestesleven, en die de natuurlijke rechten van de burgers niet ontkent maar juist ondersteunt.

Arjen Nijeboer is o.a. journalist en auteur. Een uitgebreide versie van dit artikel verschijnt tevens in zijn nieuwe boek Vrijheid, gelijkheid, broederschap dat op zondag 22 september a.s. van 14 tot 17uur wordt gepresenteerd in De Lepelaar te Jisp (NH) met een voordracht over driegeleding en de financiële crisis.

Meer info: http://www.arjennijeboer.nl
Eergisteren kwam weekblad ‹Das Goetheanum› op zijn Facebookpagina met ‘Nachlässe für Neuausgabe des Toneurythmiekurses gesucht’:
‘Stefan Hasler von der Alanus-Hochschule und Martina Maria Sam vom Goetheanum arbeiten derzeit an einer Neuausgabe von Rudolf Steiners Toneurythmiekurs und an einer Publikation zur Frühgeschichte der Eurythmie. Für beide Projekte benötigen sie Unterstützung bei ihren Recherchen: Notizen, Briefe, Erinnerungen und Hinweise werden gesucht. Die Neuausgabe des Toneurythmiekurses wird unter anderem die ersten toneurythmischen Angaben aus dem sogenannten ‹Apollinischen Kurs› von 1915 auf Basis der Aufzeichnungen der Teilnehmer dokumentieren. Diese Unterrichtsstunden wurden nicht offiziell mitstenografiert; so bilden die erhaltenen Hörernotizen die einzige Grundlage. Wesentliches, bisher unpubliziertes Material, das ein neues Verständnis der ersten toneurythmischen Schritte gibt, ist bereits aufgetaucht: So fanden sich im Rudolf-Steiner-Archiv Originalaufzeichnungen von Marie Steiner, Mieta Waller und eine Abschrift der Originalaufzeichnungen von Tatiana Kisseleff durch Johanna Mücke, die selbst beim Kurs nicht anwesend war. Das Heft von Tatiana Kisseleffs Aufzeichnungen selbst fand sich auf einem privaten Dachboden in Dornach; allerdings hatte Kisseleff ihre Aufzeichnungen mehrfach überarbeitet und ergänzt, sodass sie teilweise nicht mehr die Originalangaben von 1915 enthalten. Nun versuchen die Forscher seit vielen Monaten, die Nachlässe – Notizen, Hefte, Briefe der übrigen Teilnehmer am ‹Apollinischen Kurs› aufzuspüren. Auch in Bezug auf die biografischen Skizzen gibt es noch Lücken. Stefan Hasler ruft daher zur Mithilfe auf: «Wer weiß, wo diese Sachen sein könnten. Auf Ihrem Dachboden? Oder im Besitz eines Bekannten oder Freundes? Oder haben Sie noch Ideen, wo wir weitersuchen könnten? Wir würden uns über jeden noch so kleinen Hinweis freuen!»

Kontakt: stefan.hasler@alanus.edu oder +49 40 677 8176. Quelle: Anthromedia/CC’
Hier nog meer euritmie:


Erziehungskunt bericht over ‘What moves you? Der Film’:
‘Im Sommer 2012 – im hundertsten Geburtsjahr der Eurythmie – machen sich junge Menschen aus aller Welt auf nach Berlin, um der Eurythmie neuen Schwung zu geben. Und sie bringen ihren Mut, ihr scheinbar unbegrenztes Engagement und ihre Begeisterung für eine fast unbekannte Tanzform mit – bereit dazu, sie neu kennenzulernen oder mehr zu erfahren.

Auf dem Programm steht ein ehrgeiziges Ziel: Ludwig van Beethovens bekannte 5. Symphonie und ein zeitgenössisches Stück von Arvo Pärt eurythmisch choreografiert – und in nur vier Wochen vollständig einstudiert – auf die Bühne zu bringen. Sie treffen auf ein internationales Team erfahrener Choreografen und Künstler, ein unermüdliches Team freiwilliger Helfer und ein erstklassiges Jugendorchester von einem der besten Konservatorien Russlands. Und auf die Crew des mehrfach ausgezeichneten Doku-Filmers Christian Labhart. Für diesen Film hat er das Projekt mit der Kamera begleitet.

What moves you? zeigt die Entwicklung eines künstlerischen Prozesses während mehrerer Wochen im Stile bekannter Education-Projekte wie Rhythm is it!. Wir erleben Sternstunden und Rückschläge, Hoffnungen und Enttäuschungen auf dem Weg zur Aufführung am Ende einer intensiven, gemeinsamen Zeit. Entstanden ist eine einfühlsame Dokumentation, die erstmals einen ausführlichen Blick hinter die Kulissen einer Bewegungskunst wirft, die nur selten in das helle Rampenlicht tritt.

Ein zeitgemäßes Portrait über die Eurythmie. Ein Film der alles in Bewegung bringt – und neue Perspektiven öffnet. Der Film läuft in ausgewählten Kinos.’
Brigitte Schmid-Gugler schreef in het Zwitserse ‘Tagblatt Online’ vandaag een recensie, ‘Tanze, was dich bewegt!’
‘Der Zürcher Filmemacher Christian Labhart hat zum 100. Geburtstag der Kunstform Eurythmie einen Dokumentarfilm gedreht. Er begleitete Jugendliche aus vier Kontinenten während der Proben für eine Jubiläumsaufführung.

Eine männliche Stimme spricht im Off ins tiefschwarze Bild: «Hier hinter der Bühne warten 83 Jugendliche auf ihren Auftritt». Dann geht der Vorhang auf und ganz kurz erhascht man einen Blick auf das Finale. Sinfonische Klänge. Beethovens fünfte. Rotes Bühnenlicht, leuchtender Tüll, weiche, synchrone Bewegungen von Armen und Beinen. Schnitt. Ein Blick aus dem Flugzeugfenster. Und schon sind wir mitten im emsigen Treiben in der Ankunftshalle des Berliner Flughafens. Stimmengewirr. Fröhliches «Hello» und «Hey» und «Hallo». Sommerleichte Kleider. Erwartungsvolle Gesichter. Schnitt. Die Rudolf Steiner Schule in Berlin. Stühle und Bänke werden verschoben, Schlafmatten verteilt und ausgelegt und los geht’s. Im grossen Saal findet die erste Vorstellungsrunde statt.

Heilender Charakter

82 Minuten dauert Christian Labharts Film über die vierwöchigen Tanzproben mit Jugendlichen aus vier Kontinenten. Sie wurden in Rudolf Steiner Schulen rund um den Globus gesucht und gefunden für die zwei Aufführungen zum letztjährigen hundertsten Jubiläum der Eurythmie. Das Projekt wurde von André Macco geleitet. Er war früher Mitglied des Eurythmie Ensembles Hamburg. Die Tanzform wird nur an Rudolf Steiner Schulen als Unterrichtsfach angeboten. Sie soll, wie eine der Tanzlehrerinnen im Film sagt: «ein Frühjahrsputz für den Geist» sein. «Seelisches Turnen», wie der Ausdruckstanz auch genannt wird, soll dem Menschen helfen, Körper und Seele in Einklang zu bringen. Lory Maier-Smits hatte die Lehre vom Hören mit dem ganzen Körper ab 1913 gemeinsam mit Rudolf Steiner entwickelt.

Im Berliner Schulsaal werden die Jugendlichen in Gruppen eingeteilt. In wechselnden Einstellungen sieht man sie beim Üben der Bewegungsabläufe für die beiden Kompositionen – Beethovens Symphonie Nr.5 und «Fratres» des estnischen Komponisten Arvo Pärt. Alles verläuft sehr ruhig und geordnet. Alles scheint unaufgeregt weich und flüssig. Man begreift, dass alle Mitglieder dieser Tanzkompanie die Abläufe längst verinnerlicht haben. In der Freizeit sieht man die jungen Erwachsenen beim Kochen, beim SMS schreiben, beim Lesen und Spazieren durch Berlin. Einfach ganz normale junge Menschen, denkt man sich, und doch ist da etwas anders. Beherrschtheit? Abgeklärtheit? Christian Labhart – im vergangenen Jahr lief sein Porträt über die Pianistin Alena Cherny in den Kinos – wird es im Gespräch die «positive Lebenshaltung» nennen.

Erfolgreiches Projekt

Einige der Tanzenden lässt Labhart immer wieder mal zu Wort kommen. Sie erzählen davon, welche Bedeutung der Tanz allgemein und Eurythmie im Besonderen in ihrem Leben hat, und sie schildern ihre Eindrücke von dem Berliner Camp. Und ja, Labharts Aussage scheint sich hier zu spiegeln. Der Film ist in die vier Probenwochen unterteilt, wobei sich in den Bewegungsabläufen nicht viel zu verändern scheint. Dann der Wechsel zum Aufführungsort. Endproben mit Kostümen und dem Gnessin Jugendorchester unter der Leitung des Moskauer Dirigenten und Pianisten Mikhail Khokhlov. Zwei ausverkaufte Aufführungen und viel Applaus.

Premiere morgen Do, 19 Uhr, Christian Labhart sowie eine Eurythmielehrerin der Rudolf-Steiner-Schule St. Gallen werden anwesend sein. Weitere Aufführungen: 15.9., 13.30 Uhr; 17.9., 18.30 Uhr; 21.9., 17 Uhr; 22.9. 11 Uhr; 29.9., 13 Uhr’
‘Christian Labhart, es fällt auf, dass Sie eine Affinität zur Anthroposophie haben. Auch im Film «Zwischen Himmel und Erde» aus dem Jahr 2010 begaben Sie sich auf die Spuren von Rudolf Steiner.

Da ist tatsächlich eine grosse Anziehungskraft. Doch ich würde es eher als eine Art Hassliebe bezeichnen. Wenn es allzu esoterisch wird, kippt es bei mir. Unsere beiden Kinder besuchten die Rudolf-Steiner-Schule. Sie fühlten sich in diesem nicht mit Noten bewertenden System sehr aufgehoben.

Die Jugendlichen im Film wirken alle so, als herrschte Friede, Freude, Eierkuchen. Es schien kaum Konflikte zu geben und von «Streit und Reibungen, den «Krisen und Abstürzen» von denen Sie in der Filmvorschau sprechen, ist wenig zu spüren.

Wir waren natürlich nicht die ganzen vier Wochen vor Ort. Das wäre finanziell nicht machbar gewesen. Es gab sicher da und dort Streitereien. Aber die trugen sie wohl nicht direkt vor der Kamera aus. Was wir mitbekamen und auch filmten, waren die Spannungen zwischen dem Leiterteam und einigen Jugendlichen. Doch im grossen und ganzen war die Atmosphäre von gegenseitiger Achtsamkeit geprägt. Es herrschte eine positive Energie.

Nicht ein bisschen zu sehr heile Welt?

Nein, das würde ich nicht sagen. Die Jugendlichen sind anders als andere, das stimmt. Es scheint, dass ihre Schulbildung, ihr sozialer Hintergrund da schon eine Rolle spielt.

Handelt es sich denn ausschliesslich um Jugendliche, die die Lehre Rudolf Steiner kennen?

Absolut! Das Projekt wurde weltweit ausgeschrieben. Es musste also niemand von Null auf eingeführt werden.

Welche Vorkenntnisse muss man haben?

In der Eurythmie gibt es ganz bestimmte, festgelegte Regeln. Für jeden Ton, jede Stimmung gibt es eine bestimmte Ausdrucksform, und diese Bewegungsabläufe kennen offenbar alle.

Es schien für die Teilnehmenden in dem Projekt kein Problem zu sein, von Kameras begleitet zu werden. Man spürt Sie kaum.

Das ist immer ein schönes Kompliment an einen Dokfilmer. Ich wollte, dass die Jugendlichen sich ernst genommen fühlten. Dies gilt hauptsächlich auch für die Protagonisten, die im Film Rede und Antwort stehen. Ich habe sie sehr sorgfältig ausgesucht und auch auf die Vielfalt der Nationalitäten geachtet: Indien, Russland, Japan...’
Dan heb ik nog van 6 september op de Facebookpagina van Rudolf Steiner: Schriften – Kritische Ausgabe. SKA, het bericht ‘frommann-holzboog widmet der SKA im neuesten Verlagskatalog ein Editorial’:
‘Das Phänomen Rudolf Steiner

Rudolf Joseph Lorenz Steiner (1861–1925) ist ohne Zweifel eine der schillerndsten und umstrittensten Gestalten innerhalb des modernen Geisteslebens. Von den einen als scharfsinniger Philosoph, hellsichtiger Visionär und geistiger Architekt einer künftigen Kulturstufe der Menschheit verstanden, wird Steiner auf der anderen Seite oft als dilettantischer Eklektiker und opportunistischer Scharlatan, gar als Rassist, Antisemit und Ewiggestriger charakterisiert, der sich und seinen unkritischen Anhängern den Übergang in die Moderne verstellt und in seiner Anthroposophie eine zweifelhafte Ersatzreligion geschaffen habe.

Während aber die anthroposophische Weltanschauung, in der Steiner nach einer Synthese von mystisch-meditativer Erfahrung, wissenschaftlicher Erkenntnismethode und künstlerischem Ausdruck suchte, bis heute vielen suspekt, manchem gar gefährlich erscheint, haben die lebenspraktischen Früchte dieses Denkansatzes in Bereichen wie Pädagogik, Medizin, Ökologie und Kunst breite gesellschaftliche Akzeptanz erfahren und globale Wirkung entfaltet. Diese frappierende Diskrepanz lädt dazu ein, die grundlegenden Texte der anthroposophischen Weltanschauung neu anzuschauen und daraufhin zu überprüfen, ob hier wirklich eine reaktionäre und in sich widersprüchliche Weltanschauung derart fruchtbare gesellschaftliche Wirkungen zeitigen konnte, oder ob der bisherige akademische Diskurs vielleicht am Kern dessen vorbeigegangen ist, was in diesen Texten tatsächlich vorliegt.

Die kritische Auseinandersetzung mit den anthroposophischen Texten wurde bisher dadurch erschwert, dass die vorhandenen Ausgaben in der Regel nur den Text der Ausgabe letzter Hand liefern und das steinersche Werk somit aus der notwendigerweise befangenen Perspektive des gereiften Steiner präsentieren, der die früheren Phasen seiner intellektuellen Entwicklung im Licht seines Spätwerkes auslegt. Dabei werden die mannigfachen Wandlungen, Metamorphosen und Widersprüche seiner Entwicklung, wie sie sich nicht nur in der Abfolge der einzelnen Schriften, sondern auch in zahlreichen Bearbeitungen und Neuauflagen seiner Grundlagentexte zeigen, geglättet oder gar völlig ausgeblendet.

In der nunmehr bei frommann-holzboog in Kooperation mit dem Rudolf Steiner Verlag herauskommenden Kritischen Ausgabe (SKA) wird diese Textentwicklung der anthroposophischen Grundlagentexte zum ersten Mal in einem kritischen Apparat vollständig erfasst und kommentiert. Damit steht der Forschung ein geeignetes Instrument zur Verfügung, die intellektuelle Entwicklung Steiners vom Philosophen und Goetheforscher zum Theosophen und schließlich zum Anthroposophen in intimer Weise nachzuvollziehen und ihm bei der Ausarbeitung seiner Weltanschauung gewissermaßen über die Schulter zu schauen.

Dem mittels der SKA möglichen genetisch-morphologischen Blick auf die intellektuelle Entwicklung Steiners eröffnen sich neue Sichtweisen auf klassische Streitpunkte innerhalb der Anthroposophiedebatte, etwa um die Wissenschaftlichkeit, die innere Einheit, die »Christlichkeit« oder die Originalität des steinerschen Denkens. Aber auch ganz neue Perspektiven und Fragen erschließen sich. So zeigt die textkritische Untersuchung der Schriften von 1901 und 1902 (um nur ein Beispiel aus dem im August erschienenen Band 5 zu nennen), dass Steiner in diesen Texten – nach der erkenntnistheoretischen Grundlegung seiner Weltanschauung in den Frühschriften – um die Jahrhundertwende eine zweite und mehr bewusstseinsphilosophisch angelegte Begründung anthroposophischen Denkens entwickelt hat, die in ihrer Eigenständigkeit und Bedeutung von der Anthroposophieforschung bisher kaum erkannt worden ist. So wird ein ganz neues Licht auf die Bedeutung des deutschen Idealismus für das steinersche Denken geworfen und die Frage nach seiner Relevanz für die Geistesgeschichte des 19. und 20. Jahrhunderts neu gestellt.

Eine erste Folge der SKA (Bände 1-8) wird alle zentralen Schriften Steiners bis 1910 enthalten und somit die Entwicklung der Anthroposophie von den Anfängen Steiners bis hin zur ersten systematischen Gesamtdarstellung anthroposophischer Geisteswissenschaft in der ›Geheimwissenschaft im Umriss‹ dokumentieren. Eine spätere Erweiterung zu einer vollständigen Ausgabe aller Monografien und eine zweite Abteilung mit einem erweiterten historisch-kritischen Kommentar sind vorgesehen.

http://www.frommann-holzboog.de/site/download/Neuerscheinungen_02_2013.pdfwww.frommann-holzboog.de’
Ik sluit af met een waarschuwing voor Siciliëgangers, zoals gisteren gevonden bij Michael Eggert, ‘Rudolf Steiner: Klingsor in Kalabrien’:
‘Klingsor

Es bestanden im Mittelalter noch Überreste der alten profanierten Mysterien. Alles, was dazugehört, das wird zusammen gefasst unter dem Namen Klingsor. Er ist der schwarze Magier gegenüber der weißen Magie des Heiligen Gral. (GA 97.266)

Caltabellotta

Kalot bobot auf Sizilien war in der Mitte des Mittelalters der Sitz jener Göttin, die man nennt Iblis, die Tochter des Eblis. Und unter allen schlimmen Verbindungen, die innerhalb der Erdentwickelung zwischen Wesenheiten, in deren Seelen okkulte Kräfte waren, zugetragen haben, ist den Okkultisten als die schlimmste dieser Verbindungen diejenige des Klingsor mit der Iblis bekannt.

Iblis ist schon dem Namen nach charakterisiert als verwandt mit Eblis: so heißt in der mohammedanischen Tradition die Gestalt, die wir mit Luzifer bezeichnen. Eine Art weiblicher Aspekt von Eblis, dem mohammedanischen Luzifer, ist Iblis, mit der sich zu seinen bösen Künsten, durch die er im Mittelalter gegen den Gral wirkte, derjenige verband, den man den bösen Zauberer Klingsor nennt. Und die ganze Feindschaft zum Gral spielte sich ab auf jener Feste der Iblis «Kalot bobot», auf die sich auch jene merkwürdige Königin Sibylle mit ihrem Sohn Wilhelm 1194 unter der Herrschaft Heinrichs VI. geflüchtet hat. (GA 144.71f)

Amfortas

Alles, was man unternommen hat als eine feindliche Herrschaft gegen den Gral, und wodurch auch verwundet worden ist Amfortas, das ist zuletzt zurückzuführen auf den Bund, den Klingsor geschlossen hat auf der Festung der Iblis. Und alles, was hereinleuchtet an Elend und Not in das Gralstum durch Amfortas, drückt sich aus in diesem Bund. Das macht es, dass die Seele auch heute noch stark gewappnet sein muss, wenn sie in die Nähe jener Gegenden kommt, von denen alle feindlichen Einflüsse ausgehen können, die sich für die Geheimnisse des Gral auf die fortschreitende Menschheits- Entwickelung beziehen. (GA 144.71f)

Der tot gewordene Teil der menschlichen Organisation

An jenem Orte kann man von den schlimmsten Kräften sprechen, die noch in ihren Nachwirkungen bemerkbar sind. Einst haben sich an diesem Orte abgespielt, man möchte sagen, ganz im physischen Leben vor sich gehende böse Künste, von denen ausgestrahlt haben die Angriffe auf den unbewusst gewordenen Teil der Menschenseele und den tot gewordenen Teil der menschlichen Organisation. (GA 144.70f)

Die bösen Nachwirkungen

Und das alles gliedert sich um eine Gestalt herum, die sagenhaft aus dem Mittelalter herüberschimmert, die aber der mit dem Mysterienwesen Bekannte ganz gut kennt, um eine Persönlichkeit, die eine reale war um die Mitte des Mittelalters, um Klingsor, den Herzog von Terra de labur, eine Gegend, die wir zu suchen haben örtlich in dem heutigen südlichen Kalabrien. Von dort aus erstreckten sich die Streifzüge des Feindes des Gral besonders hinüber nach Sizilien.

Ebenso wie wir, wenn wir heute den Boden Siziliens betreten und den okkulten Blick haben, auf uns einwirken sehen die Akasha-Nachwirkungen des großen Empedokles, wie diese in der Atmosphäre Siziliens vorhanden sind, so sind auch in ihr heute noch wahrzunehmen die bösen Nachwirkungen Klingsors, der einstmals sich verbunden hat von seinen Herzogtum aus über die Meerenge hinüber mit jenen Feinden des Gral, die dort seßhaft waren in jener Feste, die man im Okkultismus und in der Legende nennt “Kalot bobot”. (GA 144.70f)’

Geen opmerkingen:

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)