Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zaterdag 11 juli 2009

Natuurenergie

Natuurlijk heb ik ook gisteren weer veelvuldig gebruik gemaakt van Google als zoekdienst. Wat mij echter niet echt was opgevallen, is het bijzondere plaatje – het aangepaste logo – dat (blijkbaar slechts één dag) op de website stond. Dat er iets speciaals mee gedaan wordt, gebeurt wel vaker, en ik besteedde er geen aandacht aan. Nu beleerde mij nieuwssite sargasso.nl dat hier wel degelijk zin in stak. Nick Ottens berichtte gisteren over ‘Tesla Dag’:

‘Wanneer U vandaag Google bezoekt wordt U geconfronteerd met deze opmerkelijke verschijning. Nee, het is geen promotie voor een nieuw Red Alert spel, maar een eerbetoon aan één der grootste uitvinders van de twintigste eeuw, een man die tragisch genoeg relatief onbekend is onder het grote publiek ondanks zijn monumentale bijdragen aan de wetenschap en techniek: de Servisch-Amerikaanse uitvinder en elektrotechnicus Nikola Tesla, geboren op 10 juli 1856. Voor meer informatie is er natuurlijk wikipedia of deze mooie pagina.’

Had ik dat geweten, had ik gisteren mijn weblog hieraan gewijd. Maar dat kan ik vandaag nog mooi inhalen. Het Wikipedia-artikel biedt een mooi overzicht van de man en zijn werk. Echter geen enkele vermelding van antroposofie; waarom dan toch deze aandacht bij ‘Antroposofie in de pers’? Daar zijn verschillende redenen voor. Een daarvan zijn de publicaties op internet, gewijd onder meer aan Tesla. Zoals het artikel ‘Elektriciteit en Dubbelganger. Nikola Tesla: wetenschapsmagiër’ uit 2002 van Evelien Nijeboer, afkomstig uit het ter ziele gegane, antroposofie-gelieeerde tijdschrift Bruisvat, dat voortkwam uit de activiteiten van de Amsterdamse groepering van antroposofische jongeren, begin jaren negentig, onder de naam ‘Dynamische Dinsdag’. Maar dat artikel is, zoals veel uit de Bruisvat-kringen, zwaar speculatief (er is nog een andere website, die het volledige artikel bevat, inclusief noten).

Nee, dan is het uitgebreide artikel ‘Speuren naar vrije energie en het mechanisch occultisme’ van Ben van Tilborg, op de website die in zijn geheel gewijd is aan Viktor Schauberger, van veel betere kwaliteit. Op de homepage staat:

‘Dit is de website van de Stichting Natuur- en Implosietechnieken, opgericht in april 2006 met als doel het bestuderen en bekendmaken van het werk van de Oostenrijkse boswachter, natuurvorser, uitvinder en theoreticus Viktor Schauberger.’

De initiatiefnemers zijn:

‘Reinout Guepin, voorzitter.
Reinout Oosterveld, secretaris.
Joop Schalen, penningmeester.’

De naam Guepin doet verschillende alarmbellen rinkelen. En ja hoor, als je meer over Reinout Guepin leest, wordt de antroposofische connectie meteen duidelijk. (Dit inzicht wordt bemoeilijkt doordat Roel van Duijn, hier op 6 mei in ‘Lo-ve-ren-da-le’, het over Matthias Quèpin heeft. Dat moet dus waarschijnlijk Guepin zijn.) Maar ook afgezien daarvan, kom je hier in een heel nieuwe wereld terecht. In de inleiding staat beschreven:

‘Viktor Schauberger (1885-1958) was een Oostenrijkse natuuronderzoeker. Hij begon als eenvoudige boswachter, maar eindigde als uitvinder in het rijtje Keely, Tesla, Brown, etc. Zijn uitvindingen waren gebaseerd op processen die hij in de natuur waarnam. Zijn eerste uitvinding was een “houtbaan” waarmee hout tien keer zo goedkoop uit de bergen getransporteerd kon worden. Deze uitvinding maakte hem in korte tijd zeer beroemd. De wetenschappers begrepen niet hoe het ding werkte. Zij maakten hem uit pure nijd belachelijk, en daarmee ongeloofwaardig.’

In Motief stond trouwens in april 2000 (in nr. 29) een uitvoerig artikel van Annelijn Steenbruggen over deze man, onder de titel ‘Energiek tegen de stroom in’. Als echter eenmaal de naam van Joseph Worrell Keely is gevallen, is er makkelijk een link te leggen met Rudolf Steiner zelf. Die heeft namelijk vele malen over hem gesproken. Om dat inzichtelijk te maken, kan ik het beste teruggrijpen op het lange artikel van Ben van Tilborg. Ik weet trouwens niet of dit artikel ergens elders is gepubliceerd en op deze website overgenomen, of speciaal voor deze gelegenheid geschreven. Ik kende het in ieder geval nog niet. Er steekt bijzonder veel werk in en het loont dan ook zeer de moeite om het in zijn geheel te lezen. Van Tilborgs openingsvraag luidt:

‘Bestaat er zoiets als “vrije energie”: een onuitputtelijke, nog niet door de wetenschap ontdekte energiebron? En hebben enkele uitvinders met geheimzinnige apparaten daar zelfs al kracht uit afgetapt? En waarop zijn de beweringen überhaupt gebaseerd, dat er zoiets zou bestaan als mechanisch occultisme, een techniek met apparaten die de mens zelf dirigeert met zijn eigen constitutie, levenskracht en morele bewustzijn?’

Verder citeer ik graag uitgebreid uit het onderdeel van dit artikel met de titel ‘Historische inleiding tot het mechanisch occultisme’, waarin Ben van Tilborg de verschillende verbanden zeer duidelijk weet uit te leggen:

‘Aan het eind van de 19e eeuw ontstaat in kringen van het esoterisme de belangstelling voor het thema van het mechanisch occultisme naar aanleiding van een roman van Edward Bullwer Lytton (1803-1873). Deze destijds beroemde en populaire, Engelse schrijver verwerkte inhouden die hij verkreeg vanuit zijn contacten en studies in de Rozenkruiserij, in verschillende van zijn romans. Zo kreeg het thema van de ingewijden vorm in zijn roman “Zanoni” uit 1842. Het leven na de dood en zwarte magie zijn thema’s in zijn roman “A strange story” uit 1861. En het toekomst-motief van het mechanisch occultisme staat centraal in zijn roman ”The coming Race” uit 1871.

In deze roman beschrijft hij een volk, de Vrilya, dat diep onder de aarde woont. Ieder individueel hebben deze Vrilya de persoonlijke beheersing over de magische werkende natuurkracht Vril. (...) De ik-figuur van deze Vril-roman is een gewone aardse mens die onder de aarde verdwaald is en die zelf dus niet met Vril-beheersing begenadigd is. (...)

De roman “The coming race” wordt enkele jaren later gevolgd door onthullingen van een ingewijde en van oosterse meesters over een toekomstige natuurkracht. Helena Petrowna Blavatsky schrijft in haar “Isis Unveiled” (1877), welke volgens Rudolf Steiner deels onder Rozenkruiser inspiratie is geschreven, in positieve en bevestigende zin over het idee van de Vril-kracht volgens Bullwer Lytton. En de Engelse esoteriscus C.G. Harrison refereert aan deze toekomstige kracht in zijn voordrachten uit 1893 voor de zogenaamde Berean Society, een esoterische kring waarvan hij toen voorzitter was.

De bevestiging, dat een bijzondere natuurkracht in de schoot der toekomst rust, nu nog verborgen voor de algemene openbaarheid, wordt nog overtroffen doordat Blavatsky een destijds nog levende, self made ambachtsman in Philadelphia noemt: John Ernst Worrell Keely (1837-1898). Deze autodidact in de muziek en de werktuigbouwkunde zou intuïtief apparaten bouwen die met aspecten van een occulte natuurkracht zouden functioneren; daarbij zou geen enkele materiële brandstof nodig zijn. In de meest creatieve, maar ook meest omstreden periode van zijn uitvindersbestaan wordt John Worrelll Keely gesteund door de rijke weduwe Mrs. Bloomfield Moore, een Amerikaanse theosofe.

In deze periode vallen ook de geboortejaren van een aantal uitvinders waarop speciaal de aandacht gevestigd wordt: de Serviër Nicola Tesla (1856-1943), de drie Oostenrijkers Karl Schappeller (1875-1947), Viktor Schauberger (1885-1958) en Wilhelm Reich (1897-1957) en als een wat verlate tijdgenoot de Nederlander Johannes Wardenier (1912-1960) uit Weststellingwerf (bij Wolvega). Het belang van deze uitvinders is, dat zij meer of minder heldere, radicaal andere ideeën hebben geformuleerd over krachtopwekking via hun raadselachtige machines. Vaak hebben zij hun ideeën echter in een persoonlijk en moeilijk toegankelijk jargon gegoten.

De uitzondering hierop is Nicola Tesla, die, voorzover bekend, geen enkele uiteenzetting over zijn eigengereide benadering van de elektrische en mechanische natuurkrachten gegeven heeft; hooguit heeft hij in enkele losse opmerkingen iets laten doorschemeren. En soms beschreef hij het hoogst noodzakelijke van de details van zijn apparaten ten behoeve van de patent-aanvraag. Vooral van zijn geheime, electrische experimenten, die hij in militaire opdracht verrichtte, is zeer weinig bekend. De spectaculaire Tesla-anekdotes, zowel over hemzelf als persoon, als over zijn vondsten, zijn uiterst intrigerend. Voor de stijl van de Amerikaanse stroming van vrije energie-zoekers is Tesla maatgevend. Voor de beschrijving van zijn patenten gebruikt hij uiterlijk het standaard jargon van een elektrisch en mechanisch ingenieur. De wijze waarop hij volgens zijn autobiografie zijn ideeën kreeg, is echter dermate bijzonder, dat er hieronder nader op zijn persoon ingegaan wordt.

Deze lijst van uitvinders van brandstofloze motoren zou men nog tot honderden kunnen uitbreiden, als men ze enkel selecteert op hun zelf gebouwde machines, die veelal op electrische krachten gebaseerd zouden zijn.

Aan de voorgeschiedenis van Harrison, Blavatsky en Keely refereert Rudolf Steiner in voordrachten in de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog. Hij wijst dan op de mogelijkheid om in de nabije toekomst een nieuwe technologie met etherische krachten te ontwikkelen. Voor de zeer verre toekomst zinspeelt hij op een nog andere occulte techniek met astrale krachten. Deze astrale techniek zou echter zeer grote gevaren met zich meebrengen, als deze te vroeg aan de mensheid bekend zou worden.

Op zijn aanwijzingen doet de jonge chemicus Ehrenfried Pfeiffer (1899-1961) in 1921 enkele proeven. Dit is beschreven in het boek: ”Ein Leben für den Geist” van Thomas Meyer [1999]. Deze proeven gaven Rudolf Steiner echter aanleiding tot de vaststelling, dat de tijd nog niet rijp was; de uitkomsten van de inleidende experimenten wezen volgens Steiner namelijk naar de gevaarlijke astrale krachten van de verre toekomst in plaats van de gezochte, leven schenkende, etherische krachten. De aard van deze proeven heeft Ehrenfried Pfeiffer verder geheel geheim gehouden.

In het derde van zijn mysteriedramas, de “Wachter op de drempel” (“Der Hüter der Schwelle” [1912]), voerde Rudolf Steiner de figuur van doctor Strader op, die een levenskrachten sparend en sociaal heil brengend machine-principe ontdekte. Rudolf Steiner maakte zelfs schetsen, op grond waarvan zo nauwkeurig mogelijk enkele toneelattributen voor deze scénes gemaakt werden. Dit model van een toestel met ermee samenhangende randapparaten wordt sindsdien in antroposofische kring het “Strader-apparaat” genoemd. Met het ideaal van deze Strader-machine en met de gelukt-mislukte experimenten van Pfeiffer sluit de antroposofische wereld naadloos aan op aanwijzingen uit andere esoterische stromingen. Namelijk, dat er nieuwe technieken mogelijk zijn: één etherische reeds voor de huidige tijd én één astrale voor een verre toekomst. Rudolf Steiner brengt, net als de occultist Harrison, de speciale aanwijzingen, dat de etherische techniek met verfijnde resonantie van trillingen zou werken en dat het in werking komen van de daaraan gehoorzamende machines afhankelijk zou zijn van de moraliteit en intenties van de mens die deze bedient. En deze laatste eis brengt direct een menselijke sociale samenhang met zich mee; een sociale omgeving die zich sterk zou moeten onderscheiden van de huidige, die op winstbejag en egoïsme gericht is zonder zich te bekommeren om hetgeen de medemens daarmee aangedaan wordt.

Hiermee is een etherische techniek voor het geestesoog van de mensheid gesteld die in zijn wezen moreel en sociaal is: slechts dan functioneert deze. Een beeld van een waarachtig menselijke samenleving waaraan de christelijk ingewijde Rudolf Steiner hierbij denkt, treedt naar voren in zijn ideeën en practische pogingen betreffende de sociale driegeleding. Mocht er aan een dergelijke mens- en mensheid-dienende samenleving niet gewerkt worden en niettemin naar de technische principes ervan gezocht worden, dan zou ofwel een (electro-magnetisch) schaduwbeeld ervan tot ontwikkeling komen ofwel een veel te vroege ontdekking van de gevaarlijke astrale krachten.

We zijn hiermee tot ongeveer 1925 aangekomen in de onthullingen in deze esoterische kringen van een komende techniek. Alle aanwijzingen en pogingen om tot formulering ervan te komen werden door de technisch en wetenschappelijk geschoolde toehoorders van destijds geïnterpreteerd in het begrippenkader van de klassieke natuurkunde, zoals deze tot 1925 ontwikkeld was. In dit begripskader komt nà de relativiteitstheorie van 1916 een tweede enorme ommezwaai; namelijk doordat in zeer korte tijd de atoomtheorie ontwikkeld wordt: de quantummechanica, die het gedrag van atomen en hun interactie met licht en straling berekenbaar maakt. Deze theoretisch natuurkundige doorbraak vond voornamelijk van 1927 tot 1929 plaats door de inspanning van een klein groepje Europese natuurkundige en wiskundige genieën. Na deze jaren kan men over straling, trillingen, energie, electronen en atomen niet meer op dezelfde wijze spreken als ervoor. Het vakjargon en de diepgang van de wiskunde veranderen dan ingrijpend. Alleen al de korte periode van de ontwikkelingen van deze revolutionaire ideeën wijst op het geïnspireerde karakter ervan.

Helaas moest de geestescultuur sinds 1925 Rudolf Steiner missen om over deze nieuwe quantum-ideeën esoterisch navraag te kunnen doen. Het ethische aspect van een toekomstige techniek is in de quantummechanica echter niet aan de orde. Dit blijkt behalve uit de inhoud van de theorie zelf bijvoorbeeld ook uit het verloop van de geschiedenis, wanneer in de jaren van de Tweede Wereldoorlog dezelfde groep natuurkundigen en hun directe leerlingen in Amerika de twee atoombom-varianten ontwikkelen: de kernbom op basis uranium-splitsing en die op basis van waterstof-fusie. In het amerikaanse militaire Manhattan-project openen zij voor de mensheid de doos van Pandora van de nucleaire energie. (...)

Voor zover mij bekend treedt (...) vanaf 1930 een stilzwijgen in over het mechanische occultisme. De storm van het nationaal socialisme trekt verwoestend over Europa. In de periode van 1930 tot 1960 overlijden, soms voortijdig en onder verontrustende omstandigheden, de pioniers en uitvinders die boven genoemd werden. Pas vanaf 1995 verschijnen de eerste boekwerken die de Vril-kracht, het mechanische occultisme en de Amerikaanse variant van vrije energie-apparaten weer in positieve zin beschrijven. De vrije energiemachines worden echter vrijwel alle vanuit electro-magnetische principes opgebouwd en beschreven, althans qua gehanteerd jargon. Soms is voor één van deze recentere studies jaren van studie of van onderzoeksjournalistiek met grote gedrevenheid voorafgegaan. (...)

De meest recente opleving die genoemd dient te worden is, die rond Viktor Schauberger. In de jaren 1957-1965 hield de Zweedse ingenieur en antroposoof Olof Alexandersson de herinnering aan het leven en werk van Viktor Schauberger levend. Hij legde deze vast in zijn Zweedse boekje “Det Levande Vattnet” (Het levende water; 1976). Pas in 1982 verschijnt de Engelse vertaling “Living Water”. Olof Alexandersson had enkele jaren met Schauberger samengewerkt en kende zijn directe medewerkers en Schaubergers zoon, Walter, die zijn vaders werk zou proberen voort te zetten.

Nu heeft Viktor Schauberger zelf ook veel artikelen geschreven; hij was als hydrotechnisch ingenieur opgeleid. Zijn eigen, persoonlijke jargon is echter moeilijk toegankelijk, een steeds weer terugkerende karakteristiek in de vrije energie-wereld. Men kan zich er slechts mee troosten, dat uitvinders nu eenmaal geen leraren zijn. De Amerikaan Callum Coats heeft echter de moeite genomen decennia lang een studie van Viktor Schaubergers werk te maken. Hij deed dit in samenwerking met Viktors zoon, Walter Schauberger. Walter ontwaakte uit de academische-technische vooroordelen van zijn opleiding vlak voor het overlijden van zijn vader in 1958. Sindsdien onderzocht hij de intenties van zijn vader in het zogenaamde Keppler instituut, een kleine studiekring in Oostenrijk, en bouwde hij een archief op van het weinige dat er van zijn vaders werk nog resteerde. In de jaren ’70 kwam de latere popularisator Callum Coats langs en deze heeft in een zestal boeken de verschillende aspecten van Viktor Schaubergers ideeënwereld over natuurbeheer en techniek algemeen toegankelijk gemaakt. Als eerste introductie en tevens overzicht is zijn boek “Living Energies” (1996) geschikt.

Voor de spaarzame en vooralsnog ontoereikende aanwijzingen over de Strader-machine wordt naar antroposofische bronnen verwezen, speciaal de “Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamt Ausgabe: nr. 107” [1991], “Der Strader-Apparat”; en nr. 122, “Aufgabestellungen von Rudolf Steiner für wissenschaftliche Forschungen" [2000]. Vooral ook de laatste uitgave is interessant, omdat hierin voor het eerst de aanwijzingen van Rudolf Steiner gepubliceerd worden, die reeds in de jaren ’50 door Paul Eugène Schiller bewust bij alle direct betrokkenen verzameld waren. Het gaat om aanwijzingen die Rudolf Steiner aan verschillende antroposofische onderzoekers op het gebied van natuur en techniek persoonlijk gegeven had in de jaren ’20. Het zijn aanwijzingen vanuit geesteswetenschappelijk inzicht voor natuurwetenschappelijk en technisch onderzoek. Deze zogenaamde “Schiller map” ging als een vertrouwelijk document sinds de jaren ’50 van hand tot hand. Alleen diegenen kregen hem enkel ter inzage, die te Dornach daartoe als voldoende geëngageerd beschouwd werden. Deze “Beiträge nr. 122” bevat zeer kort gehouden en dus vaak ook zeer cryptische aanwijzingen op uiteenlopend natuurwetenschappelijk, technisch en farmacologisch terrein – onder andere over fijnere, etherische natuurkrachten en summiere aanduidingen over de technische ontsluiting daarvan.

Qua bronnen-publicaties blijkt dus, dat van wat er nog te vinden is, alles sinds 1995 aan het licht aan het komen is nà de drie decennia 1960-1990, die samenvielen met de koude oorlog en het ijzeren gordijn en die ook voor de vrije-energie zo duister waren.’

9 opmerkingen:

barbara2 zei

lieber michel,
nun habe ich leider das tesla google zeichen verpasst:-(
teslas biographie steht hier im bücherschrank wie auch die von schauberger, aus anthroseite fehlt da paul schatz.
herzlich
barbara

Michel Gastkemper zei

Liebe Barbara,
Gehe zum ersten von mir angegeben Link, ‘Tesla Dag’ (http://sargasso.nl/archief/2009/07/10/tesla-dag), und Du wirst das Tesla Google Zeichen nachträglich sehen können!
Ja, Paul Schatz hatte ich schon am 22. April in ‘Omstulping’. Das habe ich jetzt nicht mehr nochmals angegeben.
Herzlich,
Michel

barbara2 zei

lieber michel,
zu dem link bin ich ja gegangen, um zu sehen, worum es sich dreht, weil ich bei google nichts gefunden hatte. habe dann bedauert, dass google es wohl nur einen tag hatte.
das ber paul schatz ist mir dann wohl entgangen. eben habe ich gesehen, dass du auf das heft 122 hingewiesen hast, das steht auch bei mir im bücherschrank, gibt aber nicht wirklich etwas her. und alles, was es zur strader maschien gibt sind luftnummern:-(
herzlich
barbara

Evelien Nijeboer zei

Beste Michiel, wat vind je precies speculatief aan mijn artikel?
Wat de feiten over tesla betreft, die heb ik uit gedocumenteerd materiaal. De interpretatie van die feiten ontleen ik aan mijn waarneming en mijn denkvermogen. Wat is daar speculatief aan, wat voor criteria hanteer je dan eigenlijk? Ik let goed op als ik schrijf, en beweer nergens dat ik de waarheid in pacht heb.

Je wekt de suggestie dat je het maar niks vindt, maar waarom besteed je dan uberhaupt aandacht aan het artikel?
Niet om het een of ander hoor. Maar het is zo makkelijk om een artikel in 3 woorden af te doen met 'zwaar speculatief natuurlijk'.

Ik had liever een persoonlijke mail gestuurd, maar kon je mailadres nergens vinden. Het is niet de bedoeling dat dit bericht lang op het web blijft staan, dus haal het weg als je het gelezen hebt. Als je dat niet kunt, geef dan een seintje, dan doe ik het.
Hartelijke groet van Evelien Nijeboer

Anoniem zei

Beste Evelien,
Prima dat je op deze manier reageert, ik schrijf immers een publiekelijk weblog. Dan mag een discussie ook openbaar zijn. Trouwens, mijn mail-adres is te vinden onder mijn profiel.
Ik antwoord graag op je vraag hoe ik tot mijn oordeel ben gekomen, maar kan dat pas doen als ik terug ben van vakantie. Dat zal in de loop van volgende week zijn, even geduld tot die tijd...
Met hartelijke groet,
Michel Gastkemper

Michel Gastkemper zei

Beste Evelien,
Een week later dan ik aangaf (er kwam een sterfgeval tussen) kom ik dan nu eindelijk terug op je vraag. Zoals ik in mijn bijdrage schreef, was ik op zoek naar literatuur over Nicola Tesla uit antroposofische hoek. Het eerste stuitte ik op jouw artikel, dat ik nog kende uit Bruisvat van destijds. Aanvankelijk dacht ik: mooi, dat is precies wat ik zoek, met biografische gegevens over Tesla, waarvan het niet vreemd is dat die nogal fantastisch aandoen. Dat ligt in ’s mans hele biografie besloten. Maar in de tweede helft van je artikel kwam ik zo veel beweringen tegen die voor mij voortkwamen uit jouw puur persoonlijke interpretatie (waarin ik tegelijkertijd veel van de ideeën van Nicolaas de Jong herkende), dat ik vond dat je je bevoegdheden veel te ver overschreed. Daarom ging ik op zoek naar verdere literatuur en vond nog meer, precies zoals ik beschreef. Het leek mij terecht om deze ervaring te boekstaven met ‘zwaar speculatief’ (twee woorden dus, en geen drie: ‘natuurlijk’ staat er namelijk echt niet bij, dat maak jij ervan).
Zulke beweringen in het artikel zijn legio; ze worden gepresenteerd als zijnde feiten, maar volgens mij zijn het gewoon jouw interpretaties. Er is niets mis mee om een of meer eigen interpretaties te geven. Het gaat echter meer om het air waarmee ze gedebiteerd worden, van ‘zo is het’. En daarbij zijn ze vérstrekkend. Bijvoorbeeld:
‘Hij werkte echter geheel en al via de elektromagnetische kant van de natuur, hetgeen meer een aspect is van de ondernatuur. Deze eenzijdige oriëntatie was een gevolg van het feit dat hij afstand deed van de persoonlijke beleving van gevoelens, doordat hij in de letterlijke zin van het woord zijn gevoel objectiveerde.’
Hier wordt in één keer zo veel beweerd, veel te veel naar mijn idee. Het roept allerlei vragen op. Je schrijft over het afzien van ‘persoonlijke beleving van gevoelens’: beschikte Tesla dan nog wel over een onpersoonlijke beleving van gevoelens? Dat lijk ik te mogen afleiden uit jouw bewering dat hij letterlijk ‘zijn gevoel objectiveerde’. Maar hoe weet je dat dit zo is; je schrijft alsof je ernaast hebt gestaan en het zelf bij hem gezien hebt. En wat is het verschil tussen beide vormen van gevoelens? Werken kunstenaars niet ook vanuit objectieve gevoelens? Tesla’s werkzaamheid verliep volgens jou volledig ‘via de elektromagnetische kant van de natuur’, omdat hij afzag van zijn persoonlijke gevoelsbeleving, wat weer te danken was aan zijn gevoelsobjectivering. Dat is mij toch veel te kort door de bocht, die twee gegevens liggen niet noodzakelijkerwijs in elkaars verlengde.

Michel Gastkemper zei

Een tweede voorbeeld:
‘Tesla besteedde eigenlijk heel zijn zieleleven uit aan zijn dubbelganger, vereenzelvigde zich ermee en liet deze als een speurhond voor zich werken.’
Nu is het de vraag wat je dan onder een ‘dubbelganger’ verstaat. Dat geef je aan in het vervolg. Je schrijft daar onder meer:
‘Je kunt hem zien als de eerste afdruk die ons wezen in de wereld der materie maakte bij het eerste betreden van de aardsfeer. Hij toont ons wezen dus in veruiterlijkte vorm; dit veruiterlijken of spiegelen gaat gepaard met een verkeren in zijn tegendeel. Onze dubbelganger toont ons wezen dus als demonisch tegenbeeld.’
Dat is een bepaalde opvatting die me aan het aloude manicheïsche principe van de tegenstelling tussen lichaam en geest doet denken: de geest is het hoogverheven goddelijke wezen, terwijl het lichaam, als je niet oppast, het laag bij de grondse, demonische antiwezen is. Daarbij past het om elektromagnetisme vooral met de antroposofische term ‘ondernatuur’ aan te duiden. Even verderop lees ik dan ook:
‘Lichamelijk drukt de dubbelganger zich uit in de elektrische processen (zoals gemeten bij een EEG-scan) die onze levensverrichtingen flankeren en binden aan het fysieke; psychisch drukt hij zich uit in onze lichaamsgebonden intelligentie, alsook in de drang tot zelfbehoud, overleving.’
Ik kan niet uitsluiten dat dit het geval is; maar mijn vraag is dan wel: hoe weet je dit, hoe kom je aan die wijsheid?
Een derde voorbeeld:
‘Tesla leefde deze dingen niet uit [waarmee waarschijnlijk het zich laten ‘meeslepen door woede of egoïsme’ wordt bedoeld, dat is me niet helemaal duidelijk, MG], maar had wel degelijk te kampen met allerlei onderwereldverschijnselen in zijn ziel. Hij leed aan grote angsten en nachtmerries, en ook grote passies die hij koste wat kost moest zien te beheersen. Dit doordat hij zijn dubbelganger niet omvormde, maar koos voor een radicaal andere weg: hij liet hem voor zich werken, en betaalde hiervoor door zijn gevoelsbeleving te offeren. Dit doet sterk denken aan Faust, die een pact met de duivel sloot, en akkoord ging te betalen met zijn ziel. Tesla nam wel verantwoording voor zijn dubbelganger, door bewust te streven naar een totale en voortdurende beheersing van zijn wil. Dit ging gepaard met het afstand doen van wensen en begeerten, maar ook gevoelens. (...)
Ondanks de bovennatuurlijke glans die om Tesla heen hangt, kun je zeggen dat deze mens geheel en al vanuit zijn lagere wil werkte, zij het dat hij die geheel en al stuurde en controleerde vanuit zijn (lager) Ik. Dit wordt mede aangegeven door zijn grote waardering voor Mark Twain, de schrijver die de toen gangbare Victoriaanse moraal pareerde met boeken die vol stonden met dialect en minder verheven types.’
Tja, wat moet je daar nog over zeggen. Je eigen dubbelganger niet omvormen, maar voor je laten werken, verantwoording nemen voor je dubbelganger, volledig vanuit de lagere wil werken, volledig gestuurd door het (lagere ) Ik: het is me allemaal drie maten te groot. Als dit dan bovendien nog eens met blijken uit de waardering voor ‘dialect en minder verheven types’ die in de boeken van Mark Twain rebelleerden tegen de Victoriaanse moraal...

Michel Gastkemper zei

Nu is dit nog niet groot genoeg. Want vervolgens gaat het tot in het kosmische. Vierde voorbeeld:
‘Door zijn materialistische denktrant werkte hij echter vooral met de dubbelganger van de aarde, de ondernatuur. (...) Tesla zette de stap ook dit stuk dubbelganger bewust voor zijn rekening te nemen, om met deze krachten te kunnen werken en voor de mensheid ten nutte te maken.’
Na de schildering van het Wardenclyffe-project en het mislukken ervan, schrijf je:
‘Toch dringt zich al met al het vermoeden op dat de elektrische dubbelganger van de aarde daadwerkelijk tot Tesla’s karmische erfenis c.q. verantwoordelijkheid behoorde.’
Over het gedeelte dat volgt, onder de titel ‘Elektra’ (het laatste deel van je artikel), geef je zelf al aan dat hier voorzichtigheid geboden is:
‘Tesla komt voor ogen te staan als iemand die ondanks dat hij zich geheel en al in apparaten uitdrukte, toch zijn menselijkheid behoudt. Tesla’s wezen en werken plaatsen je hoe dan ook voor een mysterie. Om de sluier wat op te lichten loont het de moeite om serieus te nemen dat Tesla daadwerkelijk met het wezen van elektriciteit samenhangt én een bijzondere band heeft met de aarde. Op de vergelijking met Faust is reeds gewezen; ik kwam verder tot een reeks verbanden met mythologische figuren als Elektra, Syf, Norea en de bijbelse Maria van Magdala.’
Hierbij doe je een hele theorie uit de doeken:
‘Hierin kan men wellicht de geestelijke herkomst van Tesla’s plannen herkennen, de wil om de wereld te omspannen met elektriciteit, door een gecontroleerde kortsluiting te maken tussen de macrokosmische etherwereld en de elektromagnetische dubbelganger, de gevallen lichtethersfeer van de aarde.’
Me dunkt, je moet van goeden huize komen om dit allemaal waar te kunnen maken. Ik geef toe, het is een mooie conclusie die je aan het eind van je artikel weet te trekken, maar ik kan die toch niet anders beschouwen dan als jouw persoonlijke opvatting.
‘Het is goed om te weten dat er tenminste één mens geweest is die alle verstandskrachten van het Beest gebruikt heeft, maar er, ondanks zichzelf, niet aan ten prooi is gevallen.’
Het lijkt mij dat met bovenstaande voorbeelden de aanduiding ‘zwaar speculatief’ wel te rechtvaardigen valt.
Met hartelijke groet,
Michel Gastkemper

Walter van Nus zei

Heeft Evelien Nijeboer nog op jouw argumenten gereageerd en zoja, hoe?
Hartelijke groet,
Walter van Nus

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)