Het laatste nieuws verscheen eergisteren, maandag 27 juni, op de website van Antroposofie Magazine, ‘Vrije Hogeschool verhuist naar Zeist’:
‘De Vrije Hogeschool gaat verhuizen. Studenten die het komend studiejaar aan het Liberal Arts tussenjaar beginnen, zullen dat echter niet doen op de locatie in de bruisende Utrechtse binnenstad, maar in een monumentale villa in Zeist.Verwant hieraan is het artikel ‘Zin in bildung?’ van Nard Besseling dat op 23 juni op de website van Antroposofie Magazine werd geplaatst:
Het centrum van Utrecht bleek te veel afleiding te bieden voor de studenten: ze konden wel heel makkelijk uit het programma lopen. Hun doorzettingsvermogen werd minder aangesproken. Je hoefde er minder bij te blijven als het even pijn deed of iets een beproeving bleek. Ook waren de nieuwe studenten niet meer ingebed in een gemeenschap waarvan de Vrije Hogeschool al 45 jaar een vanzelfsprekend onderdeel was. Bovendien was in hartje Utrecht de voeling met de natuur veel moeilijker te realiseren dan op het landgoed in Driebergen. Het beleven van de seizoenen en het zien van de sterrenhemel is immers een stuk lastiger in de hectiek van de binnenstad.
Daarom verhuist de school vanaf half augustus naar de villa Beek en Rooyen in Zeist. Op deze plek zal ruimte zijn voor bezinning, stilte en binding met de natuur, maar ook voor rumoer en de connectie met de buitenwereld. Bioscoop en terrasjes zijn om de hoek, maar ook het bos is vlakbij en binnen tien minuten zijn de studenten in het bruisende leven van universiteitsstad Utrecht.
Met deze nieuwe locatie heeft de Vrije Hogeschool een plek en een huis gevonden waar men verder kan met alle mogelijkheden die binnen het initiatief op uitwerking wachten. Behalve aan het Liberal Arts tussenjaar, zal de villa ook onderdak bieden aan het Studie Intermezzo, Studium Generale, labs, ateliers en openbare hoorcolleges van de Vrije Hogeschool.
https://www.vrijehogeschool.nl/blog/de-vrije-hogeschool-verhuist-richting-oorsprong/’
‘Bildung is “hot”. Zelfs minister Bussemaker vindt dat het hoger onderwijs te eenzijdig is gericht op resultaten. We moeten meer aandacht geven aan zelfontplooiing, idealisme en moraliteit. Rudolf Steiner zou het huidige debat met genoegen aangehoord hebben, maar meteen ook een verdieping aanbrengen. Bildung gaat over meer dan onderwijs geven.Het staat er niet bij, maar dit artikel is afkomstig uit het tweede nummer van Antroposofie Magazine van juni 2016. Ook mooi is de blogbijdrage van Cisly Burcksen die eveneens op 23 juni werd geplaatst, ‘Levenskunst’:
Wat is bildung eigenlijk? Als onderwijsideaal is het afkomstig van de Duitse filosoof en minister van onderwijs Wilhelm von Humboldt (1767-1835). Hij vond het belangrijk dat jonge mensen een brede algemene ontwikkeling kregen, waardoor ieders unieke individuele eigenschappen tot ontplooiing konden komen. Het richtte daarvoor het gymnasium op, een schooltype waarmee iemand direct toegang kreeg tot de universiteit.
Vandaag is hoger onderwijs voor vrijwel iedereen toegankelijk. De bezetting van het Maagdenhuis van vorig jaar liet echter zien dat studenten ontevreden zijn over het onderwijs en de beperkte invloed die zij erop hebben. Is ons hoger onderwijs niet te ver doorgeschoten in het rendementsdenken, waarbij het vooral draait om direct maatschappelijk nut en economisch voordeel. Kan bildung bijdragen aan een verbetering van ons hoger onderwijs? Ja, denk ik.
Academisch speerpunt
Dat vindt ook een team van gedreven studenten en docenten van de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit die vorig jaar het initiatief namen om de Bildung Academie op te richten. Het werd op 28 juni 2015 aangekondigd tijdens een aflevering van het programma Het Filosofisch Kwintet en opende in augustus haar poorten. Het onderwijs richt zich niet alleen op de persoonlijke vorming van studenten, maar focust ook op academische ontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid. Of zoals ze het zelf op hun website omschrijven: “Het onderwijs richt zich op de mens als geheel – niet alleen op het aanscherpen van het denkvermogen, maar ook op de ontwikkeling van inlevingsvermogen, daadkracht en expressiviteit. Wie ben ik en hoe kan en wil ik me verhouden tot de ander? Wat zijn mijn talenten en welke plaats wil ik innemen in deze tijd vol transities?” Studenten doen maatschappelijke projecten in bedrijven, buurthuizen, scholen en theaters.
Minister Bussemaker liet in diezelfde periode weten ook af te willen van het rendementsdenken. De universiteit zou meer dan een leerfabriek moeten zijn. In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek, waar ze haar plannen voor de komende tien jaar ontvouwt, schrijft ze: “Kwaliteit van onderwijs is niet alleen kennis of vakmanschap, maar is ook een brede ontwikkeling van iedere student. In de 21ste eeuw staat bildung voor meer begrip van de wereld, een sterk moreel kompas en empathie, grensverleggend denken en doen, en zelfontplooiing gedreven door nieuwsgierigheid en kritisch denkvermogen.” Ook de minister is dus een voorstander van meer maatschappelijke betrokkenheid, bijvoorbeeld door stages in te voeren voor universitaire studenten. Bildung gaat volgens Bussemaker niet alleen over kennis en persoonlijke vorming, maar ook over idealisme, moraliteit en ethiek.
Bildung een rem?
Er klinken ook tegengeluiden. Marli Huijer, onze huidige Denker des Vaderlands, is voorstander van onderwijs dat studenten opleidt tot mensen met een grote maatschappelijke betrokkenheid, maar bildung vindt ze eerder een rem dan een hulp. Ze denkt dat bildung het onderwijs niet meer democratie en minder managers schenkt, maar de zo wenselijke politieke betrokkenheid juist verkleint. Zo betoogde ze althans op 1 oktober 2015 tijdens haar toespraak op de landelijke bildungsconferentie van de Internationale School voor Wijsbegeerte. Moderne bildung vraagt volgens Huijer om politisering: dat studenten leren hoe ze netwerken kunnen aanspreken, politieke organisaties en media gebruiken en anderen mobiliseren.
Ze stelt dat het bildungsideaal in het negentiende-eeuwse Duitsland van Von Humboldt werd toegepast om van mensen brave, volgzame burgers te maken. Ik zet daar graag mijn vraagtekens bij. Bildung zorgt juist voor een gezonde ontplooiing van onze veelzijdige menselijke mogelijkheden, wat die ook zijn. Bildung zorgt voor pluriformiteit. Juist het gebrek aan bildung heeft ons in het nauwe utiliteitsdenken gebracht, waar we nu mee te kampen hebben.
Vrije Hogeschool
Het debat over de noodzaak van bildung is niet nieuw. Bernard Lievegoed (1905-1992), een van de oprichters van wat nu University of Twente heet, was een van de eerste academici die vond dat studenten een bredere oriëntering op leven, werken en persoonlijke ontwikkeling nodig hadden dan het onderwijs hun bood. Hij richtte daarom in de jaren zeventig de Vrije Hogeschool op, om jonge mensen na hun eindexamen van de middelbare school een oriëntatiejaar te bieden, om meer over zichzelf en de wereld te ontdekken. De Vrije Hogeschool is inmiddels uitgegroeid tot een instituut waarin een breed aanbod aan vakken op het gebied van wetenschap en kunst wordt aangeboden. De verwantschap met De Bildung Academie is duidelijk. Ook op de Vrije Hogeschool is het uitgangspunt dat ieder mens uniek is en over onvervangbare persoonlijke mogelijkheden beschikt. De mens is geen onbeschreven blad dat naar believen kan worden ingevuld.
Mensbeeld
Het zou Rudolf Steiner (1861-1925) goed gedaan hebben dat het debat over bildung vandaag de dag zo actueel is. Hij zou er alleen aan toevoegen dat bildung niet (alleen) uit persoonlijke vorming bestaat die van buitenaf wordt aangebracht. Hij zou erop aandringen ook rekening te houden met het belang van de diepste kern in ieder mens. Ontwikkeling is niet alleen een kwestie van mensen voeden met kennis en cultuur, maar ook ervoor zorgen dat wat vanaf de geboorte in iemand leeft tot ontplooiing kan komen.
De kernvraag in het debat over bildung zou dan ook moeten zijn: zien we de mens als een onbeschreven blad, iemand die op basis van maatschappelijke behoeften nog in alle richtingen maakbaar en nuttig te maken is, of leeft in de mens een onvervangbare, spirituele kern, het ik, met eigenschappen en mogelijkheden die we ten volle moeten respecteren, en op basis waarvan we ons onderwijs zouden moeten inrichten? Steiner was een onvermoeibaar pleitbezorger voor het laatste en bracht waar hij maar kon naar voren hoe essentieel het is om te blijven nadenken over het mensbeeld.
De intenties van De Bildung Academie, de Vrije Hogeschool en Bussemakers plannen lijken te wijzen op een maatschappelijke klimaatverandering ten gunste van een meer spiritueel mensbeeld. Het zou mooi zijn als wetenschappers en beleidsmakers zich realiseren hoe belangrijk het is om je bewust te zijn van het mensbeeld dat je hanteert bij keuzes over maatschappelijke vragen. Laten we dit thema erbij zetten op de agenda!
Links
– Het filosofisch Kwintet van 28 juni 2015 over het thema bildung met Maarten Doorman, schrijver en filosoof aan de Universiteiten van Maastricht en Amsterdam en Liesbeth Noordegraaf-Eelens, filosoof en econoom, verbonden aan de Erasmus Universiteit.
– Buitenhof van 17 mei 2015, minister Bussemaker over het rendementsdenken in het hoger onderwijs, de voors en tegens en de ideale universitaire wereld.
– Op de Landelijke bildungsconferentie die op 1 oktober 2015 op de Internationale School voor Wijsbegeerte werd georganiseerd, plaatste Denker des Vaderlands Marli Huijer een paar kritische noten bij het begrip bildung.
– De Bildung Academie is een aanvullende academisch platform dat invulling geeft aan datgene waar universiteiten niet aan toekomen: gericht aandacht besteden aan persoonlijke ontplooiing van de student en aan de bevordering van zijn maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De Bildung Academie biedt studenten een fulltime, interdisciplinair en diepgaand opleidingsprogramma van een half jaar aan in Amsterdam.
– De Vrije Hogeschool in Utrecht biedt een tussenjaar voor schoolverlaters die op zoek willen gaan naar hun (verborgen) talenten en wat ze kunnen en willen betekenen in de wereld. Uitgangspunt is Be yourself. Dat is het vermogen om vrij te zijn van onnodige conditionering en de moed te hebben de complexe werkelijkheid waarin wij leven tegemoet te treden.’
‘Er is een gezegde dat luidt: “Als je dood gaat, flitst je leven als een film aan je voorbij. Zorg ervoor dat het een goede film is.” Mijn eigen film wordt steeds interessanter, het is een verhaal aan het worden dat echt past bij mij. Een levenskunstwerk. Maar zorg ik daar doelbewust voor met mijn daden of heb ik gewoon heel veel geluk?Op deze website worden nog meer opleidingen in het zonnetje gezet. Op 13 juni was het de ‘Basiscursus Tijd voor antroposofie in de zorg’:
Laatst sprak ik iemand die zijn baan had opgezegd om fulltime muziek te gaan maken. Hij was in eerste instantie in geldproblemen gekomen, maar speelt nu in uitverkochte clubs en op steeds grotere festivals. Ook wordt zijn muziek inmiddels door de radio opgepikt. Hij stelde dat hij door die bewuste keuze in staat is om steeds meer keuzes te maken die goed bij hem passen. Maar is dat waar? Hoeveel muzikanten zijn er niet die tijdenlang op een houtje bijten en uiteindelijk noodgedwongen in een callcenter moeten gaan werken of iets dergelijks? Is levenskunst uitsluitend een kwestie van keuzes maken en doorzetten?
Ik waag het te betwijfelen. Als kind van kunstenaars zag ik om me heen mensen die prachtige dingen konden maken, maar daar nauwelijks van konden leven. Toch bleven deze mensen doorploeteren in de marge. Ja, ook dat is een bewuste keuze die bij deze mensen past.
Zo ken ik ook iemand die dag in dag uit bezig is met muziek maken, maar daar volgens mij geen cent mee verdient. Ik ken hem van vrijwilligerswerk, het zou me niets verbazen als hij een uitkering heeft. Naar mijn idee heeft zijn muziek ook niet het niveau dat geschikt is om door radiozenders opgepikt te worden. Voor hem gaat dat succesverhaal dus niet op, hoewel hij er al zijn tijd en energie in steekt. Maar ook hij werkt aan het maken van zijn eigen mooie film. Hij heeft in zijn jeugd veel problemen gehad, heeft in de gevangenis gezeten en is verstoten door zijn moeder. Wie zijn vader is weet hij niet. Voor deze jongen is het al heel wat dat hij een passie heeft gevonden en fijne mensen om zich heen heeft verzameld waaraan hij zich kan optrekken. Leven van de muziek is een stap die misschien nog ver weg is, maar wellicht niet onmogelijk.
Levenskunst is ook roeien met de riemen die je hebt. Misschien kun je niet een verhaal maken dat helemaal bij jezelf past, door allerlei tegenslagen. Maar het kan ook een kunst zijn als je die tegenslagen weet om te vormen. Wat een interessante film heb je dan om aan het einde van je leven terug te kijken!
Cisly Burcksen is neerlandicus en werkt als redacteur bij Antroposofie Magazine.’
‘Ik wist al wel een en ander van antroposofie, maar hoe actueel is die kennis en hoe hangt het met elkaar samen? Ik wilde een completer beeld kunnen vormen van wat de antroposofische benadering in 21e eeuw heeft te bieden en hoe ze zich verantwoordt. Het was een verrijking en een genoegen om aan deel te nemen. Ik kon de cursus ook laten accrediteren voor mijn beroepsregistratie als geestelijk verzorger.En op 23 juni de ‘Mbo-opleiding Biologisch-dynamische landbouw’:
Anne Veenstra, voorzitter van Stichting Therapeuticum Aquamarijn in Arnhem
In acht middagen en avonden gaven inspirerende docenten hun kennis en ervaring door. De groep van tien mensen kwam uit alle windstreken en ieder was door zijn werkplek erg gemotiveerd. De docenten brachten jarenlange ervaring mee, maar ook de taal van nu om begrippen toe te lichten.
Theorie en praktijk
Met arts Guus van der Bie rammelden we aan een skelet om de driegeleding te zien. Met Paul van Dijk beleefden we de vorm en energie van een boomblad. Alle vragen werden gehoord en beantwoord. Driegeleding, viergeleding, organisatieontwikkeling, innerlijke scholing, wetenschappelijk onderzoek. Naast meer theoretische kennis, maakten we aan den lijve kennis met verschillende therapieën als euritmie, muziektherapie, kunstzinnige therapie en meer. Ik weet nu ook beter wat ons therapeuticum te bieden heeft.
Heerlijke brede cursus, overal aan mogen proeven. Door de bijeenkomsten heen nam je je eigen vraag mee, vanuit je eigen werkpraktijk. De cursus is zo ook heel toegesneden op jouw situatie. We hebben in het bestuur nog een speciale studieavond gehouden naar aanleiding daarvan. En ik leer nog steeds door hierin. Je krijgt door de mededeelnemers ook een kijkje in de keuken van andere antroposofische instellingen en een leuk netwerk.
Wat had ik hier naar uit gekeken, de basiscursus “Tijd voor Antroposofie in de integratieve gezondheidszorg” voor iedereen werkzaam in de gezondheidszorg, maar niet direct therapeutisch of diagnostisch werkend met de cliënt. En wat is het me goed bevallen. Ik ben de Stichting Urtica dankbaar dat ze me de gelegenheid boden de cursus te volgen en alle betrokkenen dankbaar voor de mooie reis samen tijdens de cursus.
Breed palet en bevlogen docenten
Debby Broersma
De bijeenkomsten waren georganiseerd rond verschillende thema’s van het drie- en vierledig mensbeeld in de zorg en de scholingsweg, via salutogenese en levenslooppsychologie, tot de relatie van antroposofie en wetenschapsontwikkeling en organisatieontwikkeling. Het palet aan onderwerpen was breed en het was een kennismaking met antroposofie.
Hoewel... de bevlogen docenten probeerden ons zo veel mogelijk mee te geven van hun vakgebied maar vooral ook te laten ervaren. Ik heb genoten van de diverse therapievormen: euritmie, kunstzinnig en beeldend, muziek, uitwendig en verplegend.
Nog steeds komt het voorbij
Nog steeds, een paar maanden na de opleiding komen onderwerpen en termen in mijn dagelijkse leven voorbij. Nog steeds denk ik bij darmkrampen aan onze les salutogenese en probeer ik op mijn manier een kamille buikkompres te maken. Nog steeds komt af en toe de les levenslooppsychologie naar boven als ik me realiseer dat mijn reis om passend werk te vinden waarin ik mijn kwaliteiten kwijt kan, goed past bij de fase in mijn leven. Nog steeds houdt het me bezig hoe we in ons team samen tot besluitvorming komen en vooral van waaruit mensen tot een oordeel komen. TheoryU en dynamische oordeelsvorming blijven me inspireren en binnenkort volg ik een workshop bij de Nederlandse Vereniging voor Toezichthouders (NVTZ) over dynamische oordeelsvorming. Leren is immers iets wat je continue doet en blijft doen. Het houdt me alert en geïnspireerd en het brengt me waar ik wil zijn.
Hanteren van een mensbeeld zorgt voor verdieping
De cursus heeft mij gebracht dat ik me meer verbonden voel met antroposofische uitgangspunten. Ik ben fan (geworden) van het mensbeeld dat wordt gehanteerd. Het zorgt voor enorme verdieping bij (be)handelingen in de reis tussen gezondheid en ziek zijn maar ook bijvoorbeeld bij het bewust begeleiden/opvoeden van mijn dochter. Ik heb aan veel thema’s mogen ruiken en weet zeker dat als er zich wat voordoet in privé of werk dat ze weer naar boven komen drijven. Het is dan een stuk makkelijker me er verder in te verdiepen. Ook het opbouwen van een portfolio tijdens de cursus vond ik leuk en nuttig en een eye opener om je nog meer te verbinden met de materie.
Basiscursus Tijd voor antroposofie in de zorg’
‘Warmonderhof is een mbo voor biologisch-dynamische landbouw, waar zowel jongeren als volwassenen studeren, in voltijd en in deeltijd. De school staat middenop drie boerderijen en de jongeren wonen er ook. ’s Morgens zitten ze in de klas en ’s middags staan ze op het land of in de stallen. Studenten vertellen waarom ze voor deze opleiding kozen en wat ze er hebben gevonden.Genoeg gekeken bij Antroposofie Magazine. Door naar Motief op motief.online. Op 23 juni verschenen daar twee nieuwsberichten. Het eerste is ‘Promotie fenomenologisch kleurenonderzoek in de praktijk’:
Inge Kuper (20), net afgestudeerd
“Ik ben net afgestudeerd aan Warmonderhof en heb nu een zomerbaantje tot september bij de veehouder van Warmonderhof. Ik had nooit gedacht, boer te worden. Ik woon in Dronten, het dorp waar ook de school staat, en ik werkte tijdens mijn middelbare schooltijd in de vakantie in de fruittuin van Wil Sturkenboom, de Warmonderhof Boomgaard. Hij heeft mij eigenlijk overgehaald, eens te gaan kijken op de school. Ik ben echt overstag gegaan door de goede sfeer hier en de leuke mensen die er wonen en werken! Ik had gedacht, een opleiding te gaan doen in de richting van de zorg, met verstandelijk gehandicapten. Het werd uiteindelijk veehouderij. Misschien ga ik in de toekomst wel op een zorgboerderij werken. Dan combineer ik die twee liefdes. Ik vind het geweldig om met dieren te werken en ik hou erg van het ritme van het twee keer per dag melken.”
Owen Seijler (19), eerstejaars
“Ik heb een mbo-opleiding ICT afgerond. Tijdens mijn stage zat ik van negen tot zes op kantoor. Dat was een heel slechte ervaring. Ik wilde buiten werken. Toen ontdekte ik Warmonderhof. Deze school heeft mij veel meer gebracht dan ik had kunnen hopen. Ik heb altijd goed met dieren om kunnen gaan en ik ben vooral gevallen voor de melkveehouderij. Tuinbouw vind ik ook mooi maar de dieren winnen het. Daarnaast heeft de Warmonderhof veel gebracht op het sociale vlak. Het wonen hier, het samenleven. Dat was wel even schakelen. Ik ging voor het eerst uit huis. En ik maakte mijn keuze vlak voor aanvang van het nieuwe schooljaar. Maar ik heb het heel erg naar mijn zin, heb veel nieuwe vrienden gemaakt, en we hebben ontzettend veel lol. Juist die combinatie van wonen, werken en leren maakt Warmonderhof tot wat het is.”
Mark Diepenbrock (28), eerstejaars
“Ik ben een relatief oude student voor de voltijdopleiding. Ik heb dan ook eerst een opleiding hotelmanagement afgerond en ik heb ook in dat beroep gewerkt. Ik was daar niet op mijn plek. Ik wilde iets met natuur, biologische landbouw en het gemengde bedrijf. Daarom ben ik eerst een poos gaan werken op boerderijen in Italië, Engeland en Zwitserland. Toen wist ik het zeker. Warmonderhof was de plek waar ik moest zijn. Met deze opleiding leg je een goede basis. Hier leer je veel. Ik moet nog kiezen tussen land- en tuinbouw of veehouderij, maar ik vind dieren wel heel erg leuk. Na mijn opleiding kan ik als zelfstandig loonwerker bij allerlei boerderijen aan de slag. En misschien is het leuk om uiteindelijk met een aantal andere mensen iets voor onszelf te beginnen. Maar dat is een verre toekomstdroom.” Warmonderhof.nl’
‘Wil Uitgeest promoveerde op woensdag 22 juni aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze verdedigde aan de Faculteit der Godgeleerdheid met succes haar proefschrift over haar fenomenologische kleurenonderzoek in de praktijk in het kader van de ideeën van Goethe en Merleau-Ponty.En het tweede bericht die dag was getiteld ‘Vrijescholen rijzen de pan uit’:
Naast het praktische en concrete karakter ervan, is Uitgeests onderzoek wijsgerig esthetisch van aard en maakt onder meer gebruik van kunsthistorisch, cultuurhistorisch en kleurpsychologisch onderzoek. Een voorstudie voor dit proefschrift is haar boek De binnenkant van blauw – Onderzoek naar de dynamiek van blauw en de toepassing hiervan in de kunstzinnige therapie (2010). Dit was als studieboek geschreven voor de opleiding kunstzinnige therapie beeldend aan de Hogeschool Leiden. Het onderzoek naar de dynamiek van blauw dat in het proefschrift wordt uitgevoerd, is te beschouwen als uitwerking van één van de kleurgebieden (blauw) die in Goethes kleurenleer worden besproken. De kleur blauw dient hierbij als voorbeeld; het had ook een andere kleur kunnen zijn.
Uitgeest stelt vast dat er een grote “geheimzinnigheid” bestaat “rond de mogelijkheden en de werkingen van kleur”. Zij overweegt dat deze “wellicht samenhangt met de aard van kleur zelf. Want de mogelijkheden en werkingen van kleur zijn zowel contextgebonden als wetmatig: binnen een bepaalde context voorspelbaar. Op het moment echter dat je meent in het algemeen een wetmatigheid te kunnen vaststellen, ontdek je zoveel uitzonderingen dat er weinig van de gevonden wetmatigheid overblijft. Dit paradoxale gegeven leidt er in de praktijk wellicht toe dat in de geschriften over kleur óf het aspect van de contextgebondenheid (ervaring), óf het aspect van de wetmatigheden (begrip) eenzijdig wordt benadrukt. En beide hebben iets wat de ander eigenlijk nodig heeft om ‘waar’ te worden.”
Zij komt tot de conclusie dat het hierdoor moeilijk is “om onder meer in de kunstzinnige therapie het inzetten van de gezond makende werking van kleur theoretisch te funderen en methodisch te onderbouwen. En toch weet ik uit ervaring dat kleur in de kunstzinnige therapie een grote kracht bezit. Kleur kan de fysieke en psychische gezondheid van cliënten sterk beïnvloeden, en heeft ook antwoorden in petto op de ontwikkelingsvragen die zij stellen. Maar kleur in dergelijke gevallen ‘blind’ toepassen alsof hiervoor recepten zouden bestaan, heeft weinig effect. En soms zelfs een averechts effect, bijvoorbeeld als een rustgevend bedoeld blauw door iemand als deprimerend wordt ervaren. Van degene die de kracht van kleur in praktijksituaties wil benutten, lijkt te worden gevraagd om ‘ziend’ te worden voor de kwaliteiten die de kleur in verschillende contexten tegenwoordig kan stellen, en op grond daarvan binnen die context de juiste keuzes te maken.”
Dit zich bewust worden van de kwaliteiten van kleur is hetgeen zij met haar onderzoek heeft willen en kunnen bereiken. Titel van het proefschrift: Bang voor rood, geel en… blauw? Goethe, Merleau-Ponty en fenomenologisch kleuronderzoek.
Wil Uitgeest MSc was lid van de kenniskring van het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg en verbonden aan de opleiding Kunstzinnige therapie, onder meer als docent, beide onderdeel van Hogeschool Leiden.’
‘Aan alle kanten groeien vrijescholen. Het is bijna niet meer bij te benen, zo schrijft de Vereniging van vrijescholen: “In steeds meer plaatsen in Nederland richten ouders initiatiefgroepen op om nieuwe vrijescholen te starten. De afgelopen vier jaar groeide het aantal leerlingen op de vrijescholen in Nederland met bijna 25%.”Donderdag 23 juni was ook een vruchtbare dag voor nieuws uit het Duitstalige gebied, getuige ‘Rudolf Steiner als Berater’ op de website van News Network Anthroposophy Limited (NNA):
Zij meldde op 10 juni op haar website: “De afgelopen jaren startten nieuwe vrijescholen in het basisonderwijs in onder meer Amsterdam-Noord en Rotterdam-West. Ook in het voortgezet onderwijs werden op verschillende plaatsen nieuwe vrijeschoolafdelingen opgericht. Bijvoorbeeld in Delft, Zwolle en Heerlen.”
Maar ook: “Op dit moment wordt er hard gewerkt aan nieuwe vrijescholen in onder andere Utrecht-West (PO), Culemborg (VO) en Deventer (VO).”
Drijvende kracht achter deze initiatieven zijn ouders die een geschikt schooltype voor hun kinderen zoeken. “De berichtgevingen over nieuwe scholen en scholen die de groei amper kunnen bijbenen volgen elkaar snel op.” Genoemd worden een mogelijke nieuwe vrijeschool in Oosterbeek of Arnhem-Noord en Castricum, terwijl vrijeschool Zeeland (PO) een leerlingenstop moet invoeren.
De nieuwsbrief van de vereniging van juni meldt nog meer initiatieven:
“Derde vrijeschool Utrecht gaat zeker
Vijfde vrijeschool Haarlem is een feit!
Het ziet er goed uit voor ’t Kleurenbos in Oss
B&W positief over nieuwe vrijeschool in Castricum
Komt er een vrijeschool in het Groene Hart?
Veel belangstelling voor initiatief in R’dam Nesselande“
Ook website AntroVista houdt de vrijeschoolontwikkelingen nauwgezet bij. Hier wordt weer een aantal andere initiatieven genoemd.
Al deze verheugende ontwikkelingen baren ook zorgen. Het duidelijkst worden die onder woorden gebracht door de beweging van ouders en leerkrachten, vrijonderwijs.nl: “Samen willen we ervoor zorgen dat de vrijeschool zich vanuit haar eigen kracht blijft ontwikkelen voor de kinderen en de samenleving van de van de 21e eeuw.”
Want: “De schoolbeweging heeft zich de afgelopen jaren succesvol aangepast aan de eisen van het systeem. Sommige dingen zijn beter geworden, maar er is of dreigt ook veel verloren te gaan. (…) In de vrijeschoolbeweging zelf blijkt ontwikkeling soms moeilijk door de vele tradities en vaste vormen.”
Een van de initiatiefnemers, Marije Ehrlich, schreef in april 2015: “De reactie op de toenemende regeldruk en eisen uit Den Haag heeft niet geleid tot vrijeschoolonderwijs dat aan alle eisen voldoet, maar aan onderwijs dat aan de eisen voldoet met zoveel mogelijk behoud van vrijeschoolonderwijs. Dus veel werk erbij, waardoor je blij mag zijn als je nog voldoende aan vrijeschooldingen toekomt.”
Kortom, er dreigt gevaar van implosie. De Vereniging van vrijescholen doet wat zij kan, maar het succes van de vrijeschoolbeweging is afhankelijk van de inzet van betrokkenen ter plekke.’
‘Das neues Buch von Wolfgang Gädeke beleuchtet Rudolf Steiners unbekannte Seite als Lebensberater und Seelsorger, wie NNA-Korrespondent Wolfgang G. Vögele in seiner Rezension entdeckt.Een dag later had ook ‘Themen der Zeit’ van Michael Mentzel een bijdrage van Wolfgang G. Vögele, ‘Spurensuche I. “Beinahe ein echter Wiener”’:
In einer Zeit, in der Coaching in aller Munde ist, erscheint ein neuer Sammelband zu Rudolf Steiner sehr aktuell: Wolfgang Gädeke hat eine Sammlung von Gesprächen – darunter auch viele bisher unveröffentlichte – herausgebracht, in denen Steiner als Lebensberater und Seelsorger tätig wurde.
Der Sammelband Viel mehr als nur die Antwort auf meine Frage. Rudolf Steiner als Seelsorger (Stuttgart 2016) eröffnet einen neuen Zugang zu einer unbekannten Seite Rudolf Steiners. So erinnert Gädeke daran, wie groß rein quantitativ dieser Teil von Steiners Wirksamkeit war. Zur Zeit seiner größten Popularität (z.B. während des Wiener Anthroposophenkongress 1922) bildeten sich lange Warteschlangen von der Eingangshalle des Hotels bis hinauf zu seinem Zimmer. Helfer mussten eingreifen, um den Besucherstrom zu regeln. Man suchte seinen Rat in Lebenskrisen, für Beruf und Studium, für die Kindererziehung, für Gesundheit und Ernährung.
Auch Nichtmitgliedern, die sich in ausweglos scheinenden Situationen oder Lebenskrisen befanden, wurde immer wieder empfohlen, sich persönlich an Steiner zu wenden. Diesen Rat befolgte bekanntlich auch Franz Kafka, dem Gädeke ein eigenes Kapitel widmet.
Es war der Theologe Friedrich Rittelmeyer, der auf die Schattenseite dieser von Steiner immer wieder gern übernommenen Aufgabe hingewiesen hat: Er war überzeugt, dass ihn die Menschen für ihre persönlichen Angelegenheiten “rücksichtslos ausnützten” (Friedrich Rittelmeyer: Meine Lebensbegegnung mit Rudolf Steiner. Stuttgart 1953, S. 145). Auch Rittelmeyer hat in seinem Buch seine privaten Unterredungen mit dem Geistesforscher publiziert. Rittelmeyer rechnete auch mit dem “Missbrauch, der mit solchen Erzählungen von Gegnern getrieben wird.” Durch die Memoirenliteratur der folgenden Jahrzehnte wurden zahlreiche weitere Privatgespräche mit Steiner bekannt.
Steiner selbst hatte bereits in einem Vortrag am 19. Mai 1917 darauf reagiert, dass ehemalige Anhänger in verleumderischer Absicht die Inhalte vertraulicher Gespräche in entstellter Form veröffentlichten. “Von mir aus kann jeder, so viel er will, mitteilen von dem, was ich mit irgend jemand gesprochen habe, denn ich habe nichts zu verbergen. Wer will, kann jedem alles mitteilen. Auch das Vergangene kann in das volle Licht der Öffentlichkeit gestellt werden.” (In GA 174a.)
Seelsorge
Gädecke ordnet Steiners Beratungstätigkeit von Anfang an in den Kontext der Seelsorge ein, indem er die Angaben Steiners für die angehenden Priester der Christengemeinschaft zur Seelsorgetätigkeit an den Anfang seines Buches stellt.
Daran schließt sich eine lange Reihe von Erlebnissen, die Gesprächspartner Steiners notiert oder in Briefen mittgeteilt haben. Vieles davon fand sich in Archiven, vor allem im Zentralarchiv der Christengemeinschaft in Berlin. Gädeke fügt jedem Bericht eine kurze biographische Skizze (mit einer kleinen Fotografie) bei und informiert über die Anlässe und, soweit bekannt, die konkreten Nachwirkungen der jeweiligen Unterredung. In manchen Fällen muss von einer Langzeitwirkung gesprochen werden.
Ohne dem Leser seine Deutung aufzudrängen, interpretiert Gädeke die Berichte in knappen Worten. Es gelingt ihm, deren qualitative Aspekte herauszustellen. Er macht darauf aufmerksam, wie feinfühlig und individuell abgestimmt Rudolf Steiners auf die Sorgen und Nöte seiner Besucher einging, ja wie er in bestimmten Fällen sogar die verschiedenen Temperamente seiner Gesprächspartner berücksichtigte.
Die Kapitelüberschriften (hier eine Auswahl) lassen die unterschiedlichen Methoden und Qualitäten des Steinerschen Gesprächs erahnen: Der Zuhörende und Fragende/Der Antwortende/Der Ermutigende/Der Ratende/Der Freilassende/Der Ablenkende/Der Tröstende/Der Provozierende/Der aktiv Eingreifende/Der persönliche esoterische Lehrer/Der Heilende/Der Wegweisende usw.
Vorbildliche Art
Gädeke räumt ein, dass Steiner bei den Beratungen vieles aus nicht-sinnlicher Erkenntnis geschöpft hat z.B. hinsichtlich Gesundheits- und Schicksalsfragen der Ratsuchenden, doch die Art seiner Beratung sei auch heute noch vorbildlich und lehrreich. Er habe “durch seine Art des Zuhörens und Sprechens und durch den Inhalt seines Rates entscheidend in die Schicksale seiner Gesprächspartner eingewirkt”. Er sei ein “Meister der Seelsorge” gewesen, so das Fazit Gädekes, der selbst Priester der Christengemeinschaft ist.
Bekanntlich waren es nicht die vielen von ihm abgehaltenen Vortragsreihen, die Steiner zuletzt gesundheitlich überforderten, sondern “die Anforderungen, welche die Menschen daneben stellen.” Er meinte damit die zahlreichen ungeplanten Audienzen.
Gädeke tritt hier dem manchmal erhobenen Vorwurf entgegen, die Priester der Christengemeinschaft treffe eine Schuld an Steiners Zusammenbruch, weil sie den gesundheitlich schon schwer Angeschlagenen nach Beendigung der Herbstkurse 1924 mit zahlreichen Einzelgesprächen belastet hätten. Gädeke weist nach, dass es nicht nur Priester waren, die damals quasi “in letzter Minute” noch eine Audienz begehrten und bringt Beispiele, wie manche auf ihr Gespräch verzichteten, als sie erfuhren, wie schlimm es um Steiner stand.
Im letzten Kapitel wird eine Geschichte wiedergegeben, die romanhaft und phantastisch klingt. Eine Dame, die Steiner nie physisch begegnet war, erkannte erst viele Jahre später, nachdem sie zur anthroposophischen Bewegung gefunden hatte, dass der unbekannte Herr, der sie eine Zeitlang begleitet und beraten hatte, Rudolf Steiner gewesen sein müsse. Sie hatte ihn nach dem zweiten Weltkrieg zeitweise wie leibhaftig vor sich gesehen. So legt Gädeke den Gedanken nahe, “dass Rudolf Steiner auch nach seinem Tode Menschen geholfen hat, ihr Schicksal zu meistern.”
Anregung
Das historische Interesse gebietet heute, auch einstmals vertraulich geführte Gespräche Steiners zu veröffentlichen, so weit es davon Aufzeichnungen gibt. Wolfgang Gädekes in langer Recherche entstandenen Sammlung tut dieser Forderung Genüge. Sie bietet reiche Anregungen für alle, die beratend und seelsorgerisch tätig sind. Auch künftige Steiner-Biographen dürften von dem Buch profitieren.
Literaturhinweis:
Wolfgang Gädeke: Viel mehr als nur die Antwort auf meine Frage. Rudolf Steiner als Seelsorger. Stuttgart (Verlag Urachhaus) 2016. 159 Seiten, € 17, 90, ISBN 987-3-8251-7956-4, auch als eBook erhältlich.’
‘Die letzte große öffentliche Kundgebung der Anthroposophen zu Lebzeiten Steiners war der so genannte “West-Ost-Kongress”, der unter dem Zeichen der Völkerverständigung in Wien zu Pfingsten 1922 stattfand. Rudolf Steiner gab damals eine Reihe von Interviews, die heute auch in anthroposophischen Kreisen nahezu vergessen sind. [1] Dazu gehört auch das folgende Gespräch mit einem Mitarbeiter der “Neuen Freien Presse”, das am 1. Juni 1922 in Wien erschien. [2]Op 25 juni volgde heel toepasselijk ‘Spurensuche II. Ein vergessenes Interview’:
In diesem Gespräch bestätigt Steiner hier etwas, was er andernorts dezidiert verneinte: dass es nämlich die weltanschauliche “Sinnkrise” nach dem Weltkrieg gewesen sein soll, die der anthroposophische Bewegung den starken Zulauf beschert habe. Bemerkenswert auch seine Aussage, dass seine übersinnlichen Forschungsergebnisse weniger wichtig seien als der dorthin führende Weg und seine Behauptung, dass Anthroposophie auch den “interkonfessionell-religiösen Bedürfnissen” entgegenkomme. Auch betont er das Zeitgemäß-Moderne der Anthroposophie (in ihrer wissenschaftlichen Methodik) im Gegensatz zur theosophischen Bewegung. Steiner war in diesem Gespräch sichtlich bemüht, sich als international anerkannter Wissenschaftler darzustellen. Denn seine deutschen Kritiker sprachen ihm sowohl Wissenschaftlichkeit als auch Christlichkeit weitgehend ab. Auch seine persönliche Sicherheit in Deutschland war nach einem politischen Attentatsversuch von rechten Kreisen nicht mehr gegeben. Um so mehr dürfte es ihn befriedigt haben, im “Ausland” noch auf offene Ohren zu stoßen. Das “Gespräch mit Dr. Rudolf Steiner” wurde unterschrieben von Dr. Kurt Sonnenfeld [3]
Gespräch mit Dr. Rudolf Steiner
“Dr. Rudolf S t e i n e r ist vom Auftakt des Anthroposophenkongresses durchaus befriedigt: ‘Die anthroposophische Bewegung hat in Wien sowohl bei den Laien als auch beim wissenschaftlichen Publikum eine starke Anhängerschaft gefunden,’ äußert er sich im Gespräch mit einem unserer Mitarbeiter. ‘Es sind eben infolge des Weltkrieges viele Menschen an den alten Kulturströmungen irre geworden und suchen nach neuen Impulsen und nach einer neuen Sicherheit für das Leben. Ich fasse meine Lehre keineswegs als ein System, sondern als eine Art Forschungsmethode auf. Das Ergebnis ist mir vorläufig weit weniger wichtig als die Betrachtungsweise, der Weg . . . Es liegt mir aber vollständig ferne, eine neue religiöse Sekte zu begründen. Ich taste keine bestehende Religion an, glaube aber, daß in der wissenschaftlichen Erkenntnis übersinnlicher Vorgänge auch das tiefste interkonfessionell-religiöse Bedürfnis der Menschen seine Befriedigung finden wird.
Meine Weltanschauung hat sich aus einer Synthese meiner Goethestudien und meiner naturwissenschaftlichen Forschungen entwickelt. Ich sah mich veranlaßt, statt der rein mechanischen eine seelisch-geistige Forschungsmethode zu wählen, die aber dennoch durchaus objektiv bleibt und sich vor den Naturwissenschaften sehen lassen kann. Ich bin nicht durch äußere, sondern durch innere Erlebnisse zur Anthroposophie geführt worden — ich möchte sagen: die Naturwissenschaften haben Fragen an mich gerichtet, die ich beantworten mußte . . . Daß sich viele Wissenschaftler skeptisch verhalten, begreife ich ganz gut, da ich ja selbst Wissenschaftler bin und sehr genau weiß, welche inneren Hemmungen man überwinden muß, bevor man in der Anthroposophie Antwort auf seine Fragen findet. Dennoch baue ich darauf, daß diese Lehre einmal so felsenfest begründet sein wird, wie das kopernikanische System. Es handelt sich mir um eine exakte Formulierung übersinnlicher Probleme und nebuloser Mystizismus liegt mir gänzlich fern. Wir forschen im Geiste des Neuen, während die Theosophie nur eine Aufwärmung alter Wahrheiten ist.’
Dr. Steiner war jetzt in England: ‘Am 23. April habe ich in Stratford beim Shakespeare-Fest in deutscher Sprache eine Rede über Shakespeare und die neuen Ideale gehalten. Meines Wissens war ich außer Einstein der einzige, der seit dem Kriege in England öffentlich Deutsch gesprochen hat. Auch in London, wo ich über anthroposophische Probleme sprach, wurde ich sehr herzlich aufgenommen.
Wie sehr ich mich über mein Wiedersehen mit Wien freue, brauche ich wohl nicht erst zu sagen, da ich ja ein Niederösterreicher bin. Daß ich vor sechzig Jahren in einem ungarischen Städtchen zur Welt gekommen bin, ist ein reiner Zufall, da mein Vater als Südbahnbeamter dort stationiert war. Aber meiner Abstammung nach bin ich ein echtes Waldviertler Kind, also beinahe ein Wiener.’
Dr. Kurt Sonnenfeld”
1. Wolfgang G. Voegeles Sammelband “Der andere Rudolf Steiner” (Dornach 2005) enthält nur einen Teil dieser Interviews.
2. Neue Freie Presse, Wien, Nr. 20745, Wien, Donnerstag, 1. Juni 1922, S.2-3
3. Der bekannte Schriftsteller, Journalist und Kritiker Dr. phil. Kurt Sonnenfeld (1893-1938), der sich in seinen literarischen Arbeiten u.a. mit der jüdischen Identität und seiner Bedrohung durch den Nationalsozialismus beschäftigt hatte, nahm sich wenige Tage nach dem Einmarsch Hitlers in Österreich mit seiner Frau und seinem Vater das Leben.’
‘von Wolfgang G. Voegele
Zu den größten äußeren Erfolgen der anthroposophischen Bewegung gehörte der zu Pfingsten 1922 in Wien abgehaltene “West-Ost-Kongress”. Er wurde fast täglich von den großen Tageszeitungen kommentiert und war sozusagen Stadtgespräch. Rudolf Steiner gab damals auch einige Interviews, von denen eines (mit dem “neuen Wiener Tagblatt”) in dem Sammelband “Der andere Rudolf Steiner” abgedruckt ist. Ganz vergessen ist dagegen ein Gespräch, das damals ein junger, aus Ungarn stammender Journalist mit Steiner führte. Desiderius Papp (1995-1993) war auch Buchautor und hat zahlreiche Prominente interviewt. 1938 floh er vor den Nazimachthabern zunächst in die Schweiz, dann nach Frankreich, Argentinien und andere südamerikanische Staaten, wo er Lehrstühle für Wissenschaftsgeschichte leitete. Seine Artikel beschäftigen sich auffallend häufig mit kosmischen und futurologischen Themen: Weltraumfahrt, Leben auf fernen Planeten, aber auch mit Psychologie und spirituellen Wegen. Ein großes Rätsel war ihm auch der Zusammenhang von Erotik und Spiritualität. 1929 gab er vorübergehend ein eigenes Erotikmagazin (“Die Schlange”) heraus.
Der nachfolgende Text von Desiderius Papp unter dem Titel: “Bei Rudolf Steiner”, wurde am Freitag, den 2. Juni 1922 in der Zeitung “Neues Wiener Journal” abgedruckt:
Bei Rudolf Steiner
“Man braucht kein Anthroposoph zu sein, um in Rudolf Steiner den ungewöhnlichen Menschen zu erraten. Sein durchgeistigtes Gesicht, sein unheimlich scharfer Blick läßt einen großen Kampf mit großen Problemen ahnen. Sein Äußeres ließe in ihm eher einen Schauspieler oder einen Geistlichen denn einen Philosophen vermuten.
Es ist keine leichte Aufgabe, beantwortet er meine Frage, das Wesen der Anthroposophie in einigen Sätzen zusammenzufassen. Denn in ihr laufen die Fäden der verschiedensten geistigen Probleme zusammen, und sie durchdringt befruchtend und belebend fast jeden Zweig des menschlichen Geisteslebens. Immerhin ließe sie sich in ihrem wesentlichsten Inhalt als eine Bestrebung bezeichnen, die mit der vollen Bejahung, ja mit der Verwendung der Resultate der exakten Naturwissenschaften eine religiöse Weltanschauung dem modernen Menschen schenken will. Anthroposophie ist also Wissenschaft und Religion zugleich. Sie ist Wissenschaft, weil sie mit exakten Methoden arbeitet, und dennoch ist sie Religion, nicht nur weil sie Weltanschauung gibt, sondern weil sie sich nicht lehren läßt. Sie muß innerlich erlebt werden. Wem die Anthroposophie nicht zu einem persönlichsten Erlebnis geworden ist, dem werden sich ihre großen Wahrheiten nie offenbaren. Die anthroposophische Lehre geht von der Erkenntnis aus, daß ein unmittelbares Schauen der übersinnlichen Welt möglich ist. Die Mittel dazu sind in unserem Bewußtsein gegeben, dessen schlummernde Kräfte geweckt und – bildlich gesprochen – zu einem metaphysischen Organ gesteigert werden können. Dem Anthroposophen ist die Möglichkeit eines geistigen Schauens und eines geistigen Hörens gegeben.
Das intuitive Schauen hat seine Wunder bei manchen Geistesgrößen der Vergangenheit, vor allem in Goethes Werden und Wirken geoffenbart. Nach der anthroposophischen Lehre ist aber dieses geistige Schauen nicht mehr das Privilegium der Auserwählten, jeder Mensch, der von vornherein die übersinnliche Welt nicht ablehnt, kann es erlangen.
Freilich ist die metaphysische Erkenntnis nur ein Gesicht der anthroposophischen Lehre. Sie hat eine eigene schon ausgebaute Soziologie und eine Naturwissenschaft, die in Entfaltung begriffen ist. Die anthroposophische Soziologie verkündet die bekannte Dreigliederung des sozialen Organismus, die die Organe der Wirtschaft und des Geisteslebens aus dem an Hypertrophie erkrankten Staatsmechanismus herauslösen will. Die Wirtschaft soll im brüderlichen Bündnis der Konsumenten und Produzenten eine neue Grundlage erhalten und das Geistesleben – Universitäten und Schulen – soll von der lästigen und entwürdigenden Bevormundung des juristischen Staates befreit werden. Es ist unsere tiefe Überzeugung, daß eine derartige Reform des Staatswesens das Elend auf Erden vermindern und den Fortschritt der Menschheit verbürgen würde. Wir sind auch überzeugt, daß eine Reform in diesem Sinne sich unbedingt vollziehen wird, wenn nicht Vernunftgründe, so wird die eiserne Notwendigkeit das Reich der Dreigliederung herbeiführen. Im großen Kriege haben die Staaten, wenn auch unbewußt, wirtschaftliche Maßnahmen eingeführt, die entfernt an die Dreigliederung erinnern. Damals waren wir der Ansicht, daß sie höchstens drei Jahrzehnte auf sich warten lassen wird, jetzt scheint aber der Zeitpunkt der großen Umgestaltung ferner gerückt zu sein. Die anthroposophische Wissenschaft sucht durch das geistige Schauen mit Wahrung der exakten Wissenschaften Resultate auf das Gebiet der Naturwissenschaft zu übertragen. Was die Anthroposophie auf diesem Gebiet vermag, zeigen die schönen Erfolge anthroposophischer Diagnostik und Therapie, die in Stuttgart von hervorragenden ärztlichen Fachleuten erzielt werden.
Sie wollen etwas über das Verhältnis der Anthroposophie zum Christentum und Buddhismus erfahren? Die Anthroposophie lehnt das biblische Christentum nicht ab. Sie glaubt im Gegenteil gewissermaßen sein Erbe zu sein. Die Mysterien sind für uns Halbwahrheiten. In jedem Mysterium steckt eine geistig geschaute Wahrheit. Diese Wahrheit ist aber von der Kirche nicht erkannt worden und läßt sich nur mit dem gesteigerten Gefühlsbewußtsein des Anthroposophen erkennen. Freilich hat die Anthroposophie mit der klerikalen Kirche nichts zu tun und sie wurde von ihr stets auf das schärfste bekämpft. Mit dem Buddhismus hat die Anthroposophie nichts Bedeutendes gemein, obgleich sich in der anthroposophischen Seelenkunde Anklänge an den buddhistischen Kreislauf der Wiedergeburten finden. Die Unsterblichkeitslehre der Religionen ist einseitig. Sie untersucht nur das Schicksal unserer geistigen Wesenheit nach dem Tode und vergißt auf sie vor der Geburt. Die Vorexistenz der Seele ist ebenso wichtig als die Nachexistenz.
Wie ich über Spenglers Lehre vom Untergang des Abendlandes denke? Diese Frage wird oft an mich gerichtet. Ich glaube, der Untergang des Abendlandes ist kein Problem der Wissenschaft, wohl aber das der Willenschaft. Wenn sich in der allernächsten Zeit einige Dutzend Männer finden werden, die die richtige Erkenntnis der trostlosen Lage Europas mit tatkräftiger Energie verbinden, so ist dieser Untergang hintanzuhalten. Wenn aber Konferenzen nur dazu da sind, um Zeit und Ort neuer Konferenzen anzuberaumen, so wird sich Europas Schicksal im Sinne der Spenglerschen Lehre erfüllen.”’