‘Goed gevoel’ wordt aangeprezen als het
‘Meest gelezen maandblad in VlaanderenGoed Gevoel is het meest gelezen en meest verkochte maandblad in Vlaanderen. Met een verkoop van ruim 115.000 exemplaren bereikt het maandelijks 518.000 lezers (CIM 2011). Het richt zich tot de actieve vrouw tussen 35 en 45 jaar die naast het gezin ook tijd en aandacht voor zichzelf wil. Haar jongere doelgroep bereikt Goed Gevoel met een handige pocketversie.Goed Gevoel is gemaakt door vrouwen voor vrouwen en informeert over gezondheid, psychologie, relaties en lifestyle.’
Uiteraard is er ook een veelkleurige website van. Daar vond
ik gisteren op de afdeling ‘Kinderen’ een leuk artikel van Lynn Guillaume over
‘Anders leren’. Dit bestaat voornamelijk uit een interview met Stefaan D’Hondt:
‘Zet jouw peuter binnenkort zijn eerste stapjes in de kleuterklas? Of maakt jouw kind de sprong naar het eerste leerjaar? Dan sta je als ouder binnenkort voor een aartsmoeilijke opdracht, namelijk een school zoeken voor dochter- of zoonlief. Misschien is een methodeschool wel iets voor jou?Steeds meer ouders kiezen voor een ander type onderwijs. Methodescholen zijn nochtans niet nieuw. Ze hebben hun wortels in het begin van vorige eeuw. “Uit onvrede met de schoolmethode van toen zijn een aantal mensen verspreid over de hele wereld beginnen nadenken over een andere manier van onderwijzen”, zegt Stefaan D’Hondt, pedagogisch adviseur van het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en expert van methodescholen in Vlaanderen.Honderd jaar later leeft hun visie nog voort. Naast de bekende freinet- en steinerscholen telt ons land ook enkele dalton-, montessori- en jenaplanscholen. Hoewel iedere school zijn eigen aanpak heeft, zijn er belangrijke gelijkenissen. “Methodescholen hebben een andere visie op leren. Er wordt gekozen voor sociaalconstructivistisch leren, wat dicht aanleunt bij het natuurlijke leerproces. Men vertrekt zo veel mogelijk vanuit authentieke situaties en vragen die kinderen zelf stellen”, verduidelijkt Stefaan D’Hondt.Strijd tegen schoolmoeheidWie dacht dat schoolmoeheid een typische puberkwaal is, heeft het mis. Volgens Stefaan D’Hondt komt het ook bij jonge kinderen voor. “Zeker bij kinderen vanaf het derde leerjaar zien we het regelmatig. We krijgen vaak zoekende ouders over de vloer met kinderen die er echt geen zin meer in hebben.” In een tijd waarin men spreekt over “levenslang leren” zijn zulke situaties een groot probleem. Een van de grootste uitdagingen waar leraren vandaag voor staan, is dan ook ervoor zorgen dat leren een uitdagende activiteit blijft. “In een methodeschool proberen ze aan die behoefte te voldoen door aandacht te geven aan wat kinderen graag willen doen.Naast de dingen die ze moeten leren, is er heel wat ruimte voor initiatieven die van de kinderen zelf komen. Dat komt ook hun zelfvertrouwen ten goede.” Uiteraard moeten ook methodescholen zich aan de eindtermen houden. Op het einde van de basisschool zal een kind in een methodeschool dus evenveel geleerd hebben als in een traditionele school.BasisvaardighedenBij het ontstaan van methodeonderwijs waren de pedagogische ideeën erg revolutionair te noemen. Vandaag ziet de samenleving er helemaal anders uit en zijn de verwachtingen van de arbeidsmarkt drastisch veranderd. Terwijl werknemers vroeger stilzwijgend hun taken moesten vervullen, staan eigenschappen als kritische zin, zelfstandig werken en mondigheid bij heel wat bedrijven nu bovenaan op het prioriteitenlijstje.Stefaan D’Hondt: “Ook tijdens hogere studies zijn zulke vaardigheden onmisbaar. Zo moet een kandidaat-arts over een bepaalde basiskennis beschikken, maar daarnaast ook durven spreken, kunnen vergaderen en schrijven. Nu blijkt dat heel wat kandidaten wel voldoende over wiskunde, biologie... weten, maar onvoldoende van die basisvaardigheden onder de knie hebben om aan het startniveau van de opleiding te voldoen. In een methodeschool komen zulke basisvaardigheden doorgaans meer aan bod dan in een traditionele school.” Dat betekent echter niet dat alle klassieke scholen zomaar aan die behoefte voorbij gaan. Iedere school legt haar eigen accenten. Zo hebben sommige reguliere scholen quasi dezelfde aanpak als een methodeschool. En er bestaan net zo goed methodescholen die onterecht het “methodelabel” dragen. Laat je als ouder dus niet louter door het type onderwijs leiden, maar kies voor een school waar je je goed bij voelt.Geen puntenWie denkt dat in methodescholen het “vrijheid blijheid”-principe geldt, vergist zich. Kinderen worden er niet zomaar losgelaten. Ze krijgen de kans om stapsgewijs vrijheid en verantwoordelijkheid te veroveren. “Je laat een kind nooit iets doen waar het niet aan toe is”, zegt Stefaan D’Hondt. “In de meeste freinetscholen hoeven kinderen bijvoorbeeld niet in de rij te gaan staan.
Enkel kinderen die bewezen hebben dat ze die vrijheid aankunnen, mogen alleen naar de klas gaan. De anderen worden begeleid. Het is de bedoeling dat ook zij ooit die vrijheid krijgen, maar enkel wanneer ze daar klaar voor zijn.” Ook de beoordeling van resultaten gebeurt op een methodeschool op een andere manier. Zo hanteren de meeste scholen geen klassiek puntensysteem. “Competitieve systemen worden in methodescholen vermeden,” weet Stefaan D’Hondt, “maar kinderen worden wel uitgebreid geëvalueerd. Er wordt meer aandacht geschonken aan wat kinderen wél kunnen dan aan wat ze niet kunnen. Van focussen op datgene waar ze niet goed in zijn, worden kinderen echt niet beter.”Leren van elkaarSommige methodescholen houden er een andere klasindeling op na. Zo bestaat een klasje in een montessori- en jenaplanschool gewoonlijk uit kinderen met een verschillende leeftijd. Iedere school kiest daar een eigen structuur in, maar vaak brengt één klasgroep drie verschillende leeftijden samen. “Kinderen kunnen op die manier veel van elkaar leren”, zegt Stefaan D’Hondt. “Een en ander heeft ook te maken met het streven naar een zo natuurlijk mogelijke omgeving op school. Door kinderen van verschillende leeftijden samen te zetten, imiteer je het leven binnen een gezin. Jongeren worden uitgedaagd om van de ouderen te leren, en die laatste leren dan weer verantwoordelijkheid op te nemen voor de jongere kinderen in de klas. Kinderen ervaren afwisselend hoe het is om het jongste, middelste of oudste kind te zijn.”Naar het secundairEr staan heel wat projecten op til om het secundair onderwijs grondig te hervormen. Dat zou er ook voor kunnen zorgen dat secundaire methodescholen in de toekomst meer kansen krijgen. Stefaan D’Hondt: “In het middelbaar gaan kinderen zich specialiseren. De verschillende vakken zijn meer van elkaar geïsoleerd en er zijn veel meer leraren bij betrokken. Dat is een belangrijk verschil met het basisonderwijs dat voor alle kinderen gelijk is. Secundaire methodescholen zijn daarom veel moeilijker te organiseren.Het clusteren van vakken zou al een belangrijke stap vooruit zijn.” Vandaag stroomt de overgrote meerderheid van kinderen dus van een basismethodeschool door naar een traditionele secundaire school. En dat is voor sommigen wel even wennen. “De kansen om te kunnen participeren zijn doorgaans minder en er wordt verwacht dat ze vaker hun mond houden. Dat moeten ze dan leren. Daarnaast zijn ze natuurlijk ook weer de jongsten van de school. Dat is voor ieder kind, ook voor kinderen die van een klassieke basisschool komen, even aanpassen.”Leefscholen en ervaringsgericht onderwijsNaast de bekende methodescholen zijn er in ons land ook heel wat leefscholen en ervaringsgerichte scholen. Zij integreren enkele waarden van methodes als Freinet, Dalton en Jenaplan in hun onderwijsprogramma. Door te focussen op welbevinden en betrokkenheid van kinderen wil men het beste uit de kinderen halen. Het wijgevoel staat centraal. Beide onderwijsvormen hechten veel waarde aan het vrije initiatief. Door kinderen eigen keuzes te laten maken, voelen ze zich meer betrokken. Leren door ervaren staat centraal, er wordt zoveel mogelijk vanuit de leefwereld van kinderen vertrokken. Iedere school legt eigen accenten. Zo werken sommige scholen met klasgroepen die verschillende leeftijden samenbrengen.Op de website van het Ministerie van Onderwijs www.ond.vlaanderen.be vind je een overzicht van leefscholen en ervaringsgerichte scholen in Vlaanderen.’
Vandaag is van dezelfde auteur hieraan toegevoegd ‘Methodeonderwijs
in de kijker’. Hier wordt explicieter op het vrijeschoolonderwijs
(‘Steineronderwijs’ in België) ingegaan:
‘Ons land telt 64 freinetscholen, 19 steinerscholen, 4 jenaplanscholen, 5 daltonscholen en 4 montessorischolen. Waarin verschillen deze methodes van elkaar? Wij zochten het uit.Dalton“Vrijheid in gebondenheid” is een belangrijk basisprincipe van de daltonpedagogiek. Al van jongs af aan leren kinderen vrijheid, maar ook de grenzen van die vrijheid te ervaren. Kinderen krijgen de vrijheid om opgelegde taken binnen een afgesproken periode te plannen, de werkruimte te kiezen en te beslissen om alleen of samen te werken. Samenwerken kan met klasgenootjes, maar ook met kinderen van verschillende leeftijden. Kinderen leren elkaar helpen, naar elkaar luisteren en elkaar respecteren. De taken zijn opgedeeld in kerntaken (die iedereen moet afwerken), herhalingstaken (voor wie het moeilijk vindt) en verrijkingstaken (voor snelle leerders). Zo wordt het onderwijs aangepast aan het ontwikkelingsniveau van ieder kind. Een beloningssysteem zorgt voor extra motivatie. Wie de taken eerder afwerkt, mag de resterende tijd vrij invullen. Voor sommige vakken wordt er in een jaarklassenverdeling gewerkt: leerkrachtgestuurde lessen afgewisseld met thematisch of projectmatig werk.Meer info? www.ond.vlaanderen.beSteinerNiet wat een kind op een bepaalde leeftijd zou moeten kunnen, maar wel waar een kind op dat moment toe in staat is, staat centraal. Niet spontaan leren wordt vermeden. Kleuters blijven drie jaar lang in een leeftijdsheterogene klasgroep. Natuur en speelgoed gemaakt van natuurlijke materialen, vormen een essentieel onderdeel van het leren. Ook in het lager onderwijs ligt de focus op een belevingsgerichte en kunstzinnige aanpak. Ritme en muziek bevorderen het leerproces. Zo helpt handgeklap en voetgestamp bij het rekenen en leren kinderen Franse woorden aan de hand van zangspelletjes. Frans, en vaak ook Engels, wordt al aangeleerd in het eerste leerjaar. Bij letterherkenning en leren lezen wordt de natuur betrokken. Denk maar aan de letter W die de golven op het water symboliseert. Ook op latere leeftijd krijgen muziek, kunst en handvaardigheidsvakken een belangrijke plaats naast de algemene cognitieve vakken. Spiritualiteit en zinbeleving zijn belangrijke waarden in het steineronderwijs. Steinerscholen hebben als enige methodeschool hun eigen eindtermen.Meer info? www.steinerscholen.beJenaplanDe jenaplanmethode richt zich op de totale opvoeding van kinderen. Naast de klassieke schoolse kennis wordt veel belang gehecht aan vaardigheden als samenwerken, probleemoplossend denken, flexibiliteit en zelfbewustzijn. Kinderen worden onderverdeeld in stamgroepen die drie verschillende leeftijden bij elkaar brengen. Zo ervaren kinderen beurtelings hoe het is om de jongste, middelste en de oudste te zijn. Leren van verschillen is een van de basisprincipes van Jenaplan. In een ritmisch weekplan komen de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering wisselend aan bod. Wereldoriëntatie is het belangrijkste vormingsgebied. De groep gaat vaak naar buiten om levensecht te leren of haalt die wereld naar de klas. Zelfstandig leren en spelen, en gestuurd en begeleid leren wisselen elkaar af. Voor taal en wiskunde krijgen kinderen met hetzelfde ontwikkelingniveau samen les. Wekelijks wordt met de stamgroep of met de hele school een viering gehouden.Meer info? www.jenaplan.doosg.ys.beFreinetIn een freinetklas staat de groep centraal. Het is een hechte, lerende gemeenschap waar de leerkracht de rol van begeleider opneemt. In elke klasgroep zitten meestal kinderen van twee verschillende leeftijden samen. Dit systeem van oudsten en jongsten zorgt ervoor dat de organisatie vlot verloopt en dat kinderen van elkaar kunnen leren. Kinderen leren om op democratische wijze samen te werken. Het leren vertrekt vanuit de kinderen en gebeurt zo veel mogelijk op experimentele wijze. De klemtoon ligt meer op “weten te vinden” dan op “weten”. Zo worden kinderen voorbereid op levenslang leren. De leerkracht zorgt voor verdieping, structuur, inoefening en evaluatie van de leeronderwerpen. Omdat kinderen niet dezelfde behoeften hebben, krijgt ook individueel werk of werk in kleine groepjes een belangrijke plaats. Het welbevinden van een kind krijgt veel aandacht. Wie zich niet goed in zijn vel voelt, zal immers niet goed functioneren. Ook respect voor de eigenheid en mening van kinderen, leraars en ouders staat binnen het freinetonderwijs centraal.Meer info? www.freinetschool.beMontessoriVolgens de montessorimethode leren kinderen graag als ze door de juiste materialen en ervaringen gestimuleerd worden. Een klas moet daarom een inspirerende ruimte zijn waar kinderen zich thuis voelen. Kinderen werken met speciaal ontwikkeld didactisch materiaal zoals rekenstokken en vermenigvuldigingsborden. Kinderen houden van orde en netheid, net zoals van stilte. Zo krijgen ze regelmatig een stilteles. In de klasgroepen zitten kinderen van verschillende leeftijden samen. Zo ontstaat er een samenwerkende en geen competitieve sfeer. Vrijheid is een kernwaarde van montessorionderwijs. Al is die vrijheid niet ongelimiteerd. Kinderen kunnen zelf aanbrengen wat hen interesseert. Leraren observeren en sturen bij. De uitspraak “Help mij het zelf te doen” vat de pedagogiek goed samen. Volgens Montessori heeft ieder kind periodes waarin het zeer gevoelig is om dingen bij te leren. Die periodes zijn voor ieder kind verschillend. Zo kan het ene kind bijvoorbeeld sneller aan lezen toe zijn dan het andere.Meer info? www.ond.vlaanderen.be’
Eergisteren was weer eens de verjaardag van Rudolf Steiner.
Nu al voor de 151e keer. ‘Themen der Zeit’ van Michael Mentzel bracht een
persbericht naar buiten van Vera Koppehel en Stephan Siber. Zij waren
verantwoordelijk voor het ‘Projektbüro “150 Jahre Rudolf Steiner 2011”’: Vera
Koppehel in Dornach en Stephan Siber in Wenen. Vandaag brengt ook
Anthromedia.net dit bericht, maar dan in een wat andere context.
‘Die internationale Ausrichtung des Rudolf Steiner-Jahres 2011 hat entscheidend dazu beigetragen, dass die lange Zeit verbreiteten Berührungsängste mit dem universellen Denker und Sozialreformer Steiner – den Peter Sloterdijk kürzlich als den “größten mündlichen Philosophen des 20. Jahrhunderts” bezeichnete – aufs Neue herausgefordert und die daraus resultierende Vermeidungshaltung im öffentlichen Diskurs kritisch beleuchtet und hinterfragt wurde.Zwar konnten infolge einer unerwartet breiten und konstruktiven internationalen Medienresonanz zahlreiche Ressentiments in Hinblick auf Steiner und die Anthroposophie abgebaut und alte Denkblockaden und Klischees überwunden werden – und man sei, so Sloterdijk, heute eher bereit, in Steiner nicht so sehr den Guru zu sehen, sondern ein ganz normales Genie –, trotzdem scheint Steiner, dessen Impulse längst im gesellschaftlichen Mainstream angekommen und weltweit wirksam sind, nach wie vor gerade im deutschsprachigen Raum eine gewisse Zumutung darzustellen, das Spannungsfeld zwischen undifferenziert-stereotyper Anfeindung auf der einen und unbeirrbar-dogmatischem Anhängertum auf der anderen Seite weiterhin unterschwellig die öffentliche Meinung zu polarisieren.Dabei ist der Umstand interessant, dass als Hauptargument für die mitunter kategorische Ablehnung der Person Steiners und der von ihm entwickelten Anthroposophie – einer Geisteswissenschaft, die Mensch und Kosmos in einen engen Zusammenhang stellt, von der Existenz einer geistigen Welt ausgeht und diese mit wissenschaftlicher Exaktheit zu beschreiben versucht – immer wieder seine als “obskur” bezeichneten “esoterischen Lehren” genannt werden und andererseits eine kürzlich veröffentlichte IMAS-Studie belegt, dass nahezu drei Fünftel der Österreicher “keinen Zweifel an der Existenz von Schutzengeln haben und daran glauben, dass eine höhere Macht unser Schicksal lenkt”. Das Fazit der Studie ergab, dass “es in der Bevölkerung fernab kirchlicher Bindungen und klerikaler Riten eine obdachlose Religiosität gibt, die in ihrer statistischen Verbreitung wahrscheinlich unterschätzt wird” und dass “leere Kirchenbänke und gekündigte Mitgliedschaften wenig über die gedankliche Beschäftigung der Menschen mit Fragen besagen, die auch durch die Urknalltheorie und modernste naturwissenschaftliche Erkenntnisse nicht ausreichend beantwortet werden können”.Der Umgang mit Steiners geistigem Erbe in der öffentlichen Diskussion und der unbefangene Zugang zu seinem mehr als 90.000 Druckseiten umfassenden Werk bleibt wohl auch 151 Jahre nach seiner Geburt eine nachhaltige Herausforderung. Um so mehr ergibt sich als Konsequenz der im Jubiläumsjahr neu angeregten Steiner-Rezeption und vor dem Hintergrund anhaltender weltweiter Krisenerscheinungen die Fragestellung, welche Relevanz und welches Potenzial sich rund ein Jahrhundert nach ihrem Auftreten gerade aus jenen Ideen Steiners eröffnen könnte, auf die der Blick bislang durch Ressentiments in der öffentlichen Wahrnehmung versperrt war, und welche Denk- und Lösungsansätze für brennende Zeit- und Zukunftsfragen sich möglicherweise heute daraus schöpfen lassen.’