De website ‘Parlement & Politiek’ meldt vandaag ‘Oud-Commissaris in Drenthe en Oud-PvdA-Kamerlid Tineke Schilthuis overleden’:
‘In Zeist is dinsdag op 92-jarige leeftijd Tineke Schitlhuis overleden. Zij was in 1974 de eerste vrouwelijke commissaris van de Koningin (in Drenthe). Daarvoor was zij ruim tien jaar Tweede Kamerlid voor de PvdA.
Mevrouw Schilthuis, dochter van een waterstaatkundige ingenieur, begon haar loopbaan als waterstaatsjuriste. In de Tweede Kamer, waarvan zij in 1956-1967 deel uitmaakte, sprak zij geregeld over dat onderwerp, evenals over justitie en landbouw. Toen de progressieven in 1971 een alternatief kabinet presenteerden, was zij daarin één van de weinige vrouwen.
In Drenthe was zij acht jaar commissaris. In die periode vond de bezetting van het provinciehuis in Assen door Zuid-Molukkers plaats. Daarna was Tineke Schilthuis bijna zes jaar staatsraad. Verder vervulde zij diverse bestuursfuncties in de PvdA, was zij raadslid in Den Haag en was zij actief op onder meer het gebied van de natuurbescherming.
Bron: NRC Handelsblad en biografisch archief PDC
Meer over... A.P. (Tineke) Schilthuis’
Achter die link blijkt waarom ik dit nieuws ook hier vind
thuishoren. Er wordt onder meer vermeld, bij ‘niet-kerkelijke levensbeschouwing:
antroposofie’, bij ‘lager onderwijs: bijzonder-neutrale “Vrije School” te ’s-Gravenhage’.
En bij ‘nevenfuncties’ vinden we onder veel meer:
‘voorzitter SKAL (Stichting Keur Alternatief Voortgebrachte Landbouwprodukten), van 1987 tot 1991
lid Raad van Commissarissen “Triodos Bank”, omstreeks augustus 1987
lid bestuur Stichting Schilthuis-Fonds, omstreeks augustus 1987
lid bestuur Nederlandse Vereniging ter bevordering van biologisch-dynamische Landbouwmethode, omstreeks augustus 1987
voorzitter “Rudolf Steiner Stichting”, van 1989 tot 1997
secretaris Stichting Antroposofisch Onderwijs, vanaf 1997
secretaris Stichting Antroposofische Ouderenzorg, van 1997 tot 2001’
Inderdaad, haar zus was Willy Schilthuis, pionier van de
biologisch-dynamische landbouw in Nederland. Lees bijvoorbeeld ‘Bio in
Rio’ op 12 augustus 2012 en ‘Humus’ op
18 maart 2011. Wikipedia schrijft over haar:
‘Albertine Petronella “Tineke” Schilthuis (Den Haag, 29 juni 1921) was commissaris van de Koningin in Drenthe.
Schilthuis studeerde rechten in Groningen en was vervolgens werkzaam op de gemeentesecretarie in Leiden (1948-1952). Ze was secretaris van de Raad van Waterstaat (1952-1956) en werd voor de PvdA lid van de Tweede Kamer (1956-1967). Van 1969-1971 was ze secretaris van de partij. In 1970 ging ze de gemeentelijke politiek in en werd lid van de gemeenteraad in Den Haag (-1974) om daarna de eerste vrouwelijke commissaris van de Koningin te worden.
Tijdens haar periode als commissaris in Drenthe (1974-1982) speelden onder andere de Molukse kwesties: de treinkaping bij Wijster (1975), de treinkaping bij De Punt (1977) en de gijzeling van een school in Bovensmilde (1977). Bij de gijzeling op het provinciehuis in Assen (1978), was ze het doelwit van de gijzelnemers om haar te kunnen inruilen tegen gevangengenomen Molukkers. Ze wist echter door een raam aan de gijzeling te ontkomen. In 1982 werd Schilthuis als commissaris opgevolgd door Ad Oele. Ze werd zelf lid van de Raad van State (1982-1988).
Mr. Schilthuis werd een aantal keren onderscheiden; Ze werd benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1967) en commandeur in de Orde van Oranje-Nassau (1981).’
Nog op 23 april van dit jaar twitterde politiek redacteur van Trouw Hans Goslinga over haar, naar aanleiding van een opmerking dat er
nauwelijks vrouwelijke Commisarissen van de Koningin (Koning moeten we
tegenwoordig natuurlijk zeggen) waren geweest:
‘Tineke Schilthuis mocht destijds van de Ouwe Gaay CdK Drente worden, want “daar gebeurde toch niets”. Ze tackelde 4 gijzelingen.’
Waarschijnlijk was het dezelfde Hans Goslinga die op 30
oktober 2001 in de rubriek ‘de haagse kier’ in Trouw over haar schreef:
‘Toen minister van binnenlandse zaken De Gaay Fortman in 1974 Tineke Schilthuis in Drenthe wilde benoemen, vroeg een van zijn adviseurs zich hardop of dat wel kon. Stel dat er openbare-ordeproblemen zouden komen. De ouwe Gaay veegde de bezwaren van tafel met de historische woorden: “Ach, in Drenthe gebeurt niet zoveel”.’
Op de website ‘Het Geheugen van Nederland’ is een ‘Portretfoto van Tineke Schilthuis’ te vinden ‘Uit 1975-2001:
Foto-opdrachten Nederlandse geschiedenis van het Rijksmuseum’,
door ‘Fotograaf: Taco
Anema’. Dit staat er als bijschrift:
‘Tineke Schilthuis (1921) is thuis geportretteerd bij een foto van Jan Bommer. Toen zij beiden lid waren van de Tweede Kamer vatten zij liefde voor elkaar op. Bommer kon niet met haar trouwen, want hij leefde gescheiden van tafel en bed. Dit was voor beiden een reden om de Kamer te verlaten.’
In de ‘Encyclopedie Drenthe’ was dit over haar te lezen, ‘Schilthuis, Albertine Petronella (Tineke)’:
‘(Den Haag 1921) Commissaris van de Koningin in Drenthe 1974-1982.
Was afkomstig uit een Groningse familie van ingenieurs en juristen die betrokken waren bij de waterstaat. In 1952 werd zij ook zelf op dat terrein actief, als secretaris van de Raad van de Waterstaat. Van 1956 tot 1967 was zij lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. In 1974 werd ze de eerste vrouwelijke Commissaris der Koningin. In die functie beleefde zij spannende dagen tijdens de gijzelingsacties van de Molukkers bij Wijster, Bovensmilde, in het provinciehuis te Assen en bij De Punt (zie: »Kapingen). In de Bestuurscommissie Noorden des lands had zij een bemiddelende rol tussen haar ambtgenoten Wiegel en Vonhoff. Na haar commissariaat werd zij lid van de Raad van State. Zij werd gekenschetst als een “rasbestuurder”.’
Die kapingen waren werkelijk bijzonder dramatisch, zoals hier op Wikipedia te lezen in ‘Gijzeling provinciehuis Assen’:
‘De gijzeling in het provinciehuis te Assen begon op 13 maart 1978. In de ochtend van 13 maart 1978 vielen om kwart over tien drie Zuid-Molukkers het provinciehuis van Drenthe in Assen binnen. Enkele aanwezigen, waaronder de Commissaris van de Koningin Tineke Schilthuis, wisten zich te redden door naar buiten te springen. In totaal werden 16 vrouwen en 55 mannen gegijzeld door drie militanten. Iedereen werd verzameld op de eerste verdieping waar een Zuid-Molukse vlag voor de ramen werd opgehangen.
De gijzelnemers stelden de volgende eisen:
– Vrijlating van 21 Zuid-Molukse gevangenen die gearresteerd zijn na eerdere acties in Nederland
– Een bus, vrije aftocht per vliegtuig met een aantal gijzelaars, bestemming onbekend
Als ultimatum werd dinsdag 14 maart, 14:00 uur gesteld
Dat het de militanten ernst was, bleek uit het feit dat de planoloog Ko de Groot een uur na het begin van de gijzeling voor een raam werd gezet en doorzeefd. Bovendien werd een passerende fotograaf in zijn buik geschoten door de gijzelnemers en een ambulance beschoten. Uit alles bleek dat de Molukkers bereid waren meer gijzelaars te doden waardoor ingrijpen noodzakelijk was. Net als bij eerdere acties van Zuid-Molukkers werd de Bijzondere Bijstands Eenheid (BBE; toen ook bekend onder de naam: Close Combat Unit) ingeschakeld om deze taak uit te voeren.
Verloop van de actie door de BBE
Kort na het verstrijken van het ultimatum van 14:00 viel de BBE om 14:34 met enkele pelotons het gebouw binnen. Na een vuurgevecht gaven de gijzelnemers zich over. Het bleek dat de BBE net op tijd was met hun actie; de militanten stonden op het punt om twee leden van de Gedeputeerde Staten (CDA’er Jakob Trip en PvdA’er Daniël Huizinga) te executeren en daarna elke 30 minuten een andere gijzelaar.
Waarschijnlijk had de BBE zich de nacht van tevoren al via de kelder toegang verworven tot het provinciehuis. Die plaats was mogelijk ook een van de startplaatsen voor de bevrijdingsactie van de mariniers. Tijdens de bevrijdingsactie raakte Trip gewond, hij overleed enkele weken later aan die verwondingen. Drie maanden later werden de drie gijzelnemers ieder tot een celstraf van 15 jaar veroordeeld.
Zie ook:
Gijzeling lagere school in Bovensmilde
Gijzelingspoging Juliana
Treinkaping bij De Punt
Treinkaping bij Wijster’
Slechts drie jaar geleden, in 2010, had ‘Abu Melle’ een het
interview met haar, dat op zijn website te vinden is. Over zijn naam schrijft hij:
‘Abu Melle (ابؤ ملله arabisch voor “de vader van Melle”) is de zakelijke dekmantel van freelance journalist Anthon Keuchenius (1964), politiek geograaf (UvA 1994) en gespecialiseerd in de Arabische en islamitische wereld (ofwel M.O/ Noord-Afrika).’
Wij kennen die freelance journalist Anthon Keuchenius goed,
want hij is ook de man achter Nieuwspost Heuvelrug, waar wij dankbaar gebruik
maken om op de hoogte te blijven van het wel een wee in Driebergen en
omstreken, en dan met name van Antropia op Landgoed de Reehorst. In ‘Vrouw tussen de mannen’ van 14 december 2010 liet hij Tineke Schilthuis aan het woord
over haar leven:
‘Vrouwelijke Uitblinkers senior zijn niet eenvoudig te vinden, waarschijnlijk omdat vrouwen vroeger niet geacht werden uit te blinken. Het bestuurlijk talent van Tineke Schilthuis (1921) ging echter niet verloren. Schilthuis werd een van de eerste politica, de allereerste Commissaris der Koningin en daarmee een boegbeeld van de vrouwenbeweging. “Ik vond dat niet moeilijk. Ik deed dat gewoon en grinnikte erom.”
Talent
Ik heb geen speciaal talent, wel een goed verstand. Dat uit zich in een goed analytisch vermogen, plus het vermogen te beslissen, zonder eigenbelang. Of te zien dat een eerdere beslissing niet deugt en dan te besluiten daar weg van te gaan. Als iets niet klopt, juridisch gezien, dan zal ik dat zeggen en vervolgens oplossen. Ik laat het daar nooit bij zitten.
Ik was een redelijk bijdehand kind. We verhuisden veel, mijn vader was ingenieur en werd voortdurend overgeplaatst. Gedurende de plannenmakerij woonden we dan in Den Haag, daarna kwam de uitwerking en verhuisden we richting Wieringermeer, of nabij de Zuiderzeewerken. Ik weet nog: als we met mijn vader in de directieboot voeren, wilde ik van alles het naadje van de kous weten. Ik was alert, leergierig. Men vond me een slim kind, maar verder niets, voorzover ik weet. Niet dat ik later hoge ogen zou gooien. Daar werd, tenminste in mijn bijzijn, niet over gepraat.
Terug in Den Haag gingen we naar de Vrije School, de eerste van Nederland. Aanvankelijk vond ik het vreemd de dag te beginnen met het hardop uitspreken van een spreuk. Uiteindelijk zijn we echt gelukkig geweest op die school. De docenten hadden een reusachtige toewijding. We begonnen al vroeg met vreemde talen. Ik kende de Kabbala, de zonen van Odin. Ik had boeken in de kast staan die geen gewoon kind had staan. Ik heb ze nog steeds. Kan nog steeds die verzen opzeggen.
Toen werd mijn vader weer eens overgeplaatst, ditmaal naar Bergen. Daar was geen Vrije School, bovendien vonden mijn ouders dat ik te slim was, te leergierig. Ik kreeg een aantal maanden bijles, om in Alkmaar op het Gymnasium terecht te kunnen. De man die me bijles gaf was nogal neerbuigend over de Vrije School. Dat wilde ik niet horen, dus snoerde ik hem de mond.
Toeval
Het was logisch dat ik rechten ging studeren. Natuurlijk was er ook invloed van mijn ouders, maar die logische systemen boeiden me. Rechten, dat systeem paste goed in elkaar. Ik woon nu in een appartementencomplex, gerund door een vereniging van eigenaren. Die stukken spit ik ook door, hoe het juridisch in elkaar zit, of het klopt. En als het niet klopt trek ik aan de bel.
Nee, van toeval is weinig sprake. Ik had belangstelling voor juridische zaken, werd aangetrokken door de systematiek, door de redenering erachter. Via een kennis van mijn moeder kwam ik eerst bij de gemeente Leiden terecht. Vier jaar later vroegen ze me als secretaris van de Raad van Waterstaat, waarschijnlijk omdat een oom van mij daarover een boek had geschreven. Daarbij kwam dat ik er geschikt voor was, als jurist met kennis van waterschapsrecht. Blijkbaar hadden ze me nodig.
Nog eens vier jaar later werd ik lid van de Tweede Kamer. Ik had me nooit geafficheerd als politicus, maar was na de bevrijding wel onmiddellijk lid geworden van de Partij van de Arbeid. De voorzitter van de vrouwenbond vroeg me te solliciteren naar een Kamerzetel, zij vond dat er meer vrouwen in de kamer moesten en kennelijk vond ze me daarvoor geschikt. Ik dacht: dat lijkt me wel wat. Dat lijkt me interessant. Ik was een van de jongere Kamerleden en een van de weinige vrouwen in de Tweede Kamer.
Elf jaar ben ik kamerlid geweest. Mijn ellebogen heb ik er niet nodig gehad. Het werd niet heel goed betaald, kamerlid. Je kon er eigenlijk maar net van bestaan, de meesten deden er nog iets naast, of ze hadden een boerderij, of een zaak. Ik kreeg wel voor het eerst toestemming een eigen woning te huren. Tot dan had ik op kamers gewoond, door de woningnood kregen vrijgezellen geen toestemming een eigen woning te betrekken. Nadat ik als kamerlid vertrok ben ik nog even secretaris van de partij geweest. En heb ik een periode in de Haagse gemeenteraad gezeten, voordat ik Commissaris der Koningin werd.
Inzet
Ik was leergierig, Ik was gretig. Ik vond alles interessant, pakte alles met animo aan. Maar een bovenmatige inzet, nee, ik geloof niet dat ik die had. Ik was gewoon plichtsgetrouw, zorgde altijd dat ik mijn stukken gelezen had. Ik heb dat nooit door ambtenaren laten doen – anderen deden dat soms wel – daarom wist ik ook altijd precies wat er in die stukken stond. Daar ontving ik wel eens bewondering voor, kennelijk was dat ongewoon. Als er ’s avonds tijd over was las ik boeken, en poëzie.
Ik was niet uitzonderlijk ambitieus. Ik heb alles met veel animo gedaan, maar de functies die ik later heb bekleed, die kwamen echt niet in mijn hoofd op. Dat zou je nu een glazen plafond kunnen noemen, toen dacht je daar gewoon niet aan. Minister worden, nee. Dat heb ik ook nooit voor ogen gehad. Dan had ik me misschien wat meer in die richting moeten vertonen, als ik die ambitie had gehad. Ik heb geen andere dingen nagestreefd, dus heb ook geen spijt dat ik iets niet gedaan heb.
In 1974 werd ik gevraagd Commissaris van de Koningin (CdK) in Drenthe te worden. Waarom ik daarvoor gevraagd werd? Minister De Gaay Fortman vond het geloof ik wel leuk om als eerste een vrouw tot CdK te benoemen. Maar dat heb ik nimmer nagevraagd. Dat zijn geen dingen die je voor jezelf gaat uitpluizen, dat gebeurt gewoon. Ik had er belangstelling en gevoel voor. En ik ben misschien een natuurlijke voorzitter. Ik laat mensen niet te lang doorkletsen, stel liever de vragen die belangrijk zijn.
Ik heb me redelijk moeten handhaven tijdens de Molukse kwesties in Drenthe. Er waren kapingen, gijzelingen, er was politiek geweld. Ik heb moeten ontsnappen uit het provinciehuis toen dat werd bezet, en nam vervolgens zitting in het crisisteam. Ik moest daar mijn mannetje staan en dat heb ik gedaan. Ik heb me een periode schuil moeten houden, anders had ik beveiligd moeten worden. Precies weet ik het niet meer, ik ben inmiddels 89, moet u weten. Ik noem het zeker geen hoogtepunt. Het is eerder een dieptepunt om mee te maken dat er mensen doodgeschoten worden.
Trots
Ik weet niet of het uitzonderlijk is dat ik gevraagd werd voor al die functies. Behalve voor de functie van gemeenteambtenaar in Leiden heb ik nooit hoeven solliciteren. Het was wel bijzonder dat ik de eerste vrouwelijke CdK werd, maar trots is daarvoor een te groot woord. Voldaan, dat was ik. Ik kan niet anders dan tevreden zijn over mijn carrière. Ik voel me wel een voorvechter van de vrouwenbeweging. Daarom zat ik ook in de Vereniging der Vrouwenbelangen. Ach, ook daar beland je dan als vanzelf bij.
In 1982 ben ik gevraagd lid van de Raad van State te worden. Het leek me leuk nog eens puur juridisch aan het werk te gaan. Er waren bestuursrechtelijke ontwikkelingen die me zeer interesseerden. En het bleek een bijzonder plezierig gezelschap. Bovendien was het een belangrijke functie. Je moest goed je best doen, alles goed lezen, want je adviseert wel over wetsontwerpen.
Spijt
Een geschikte man vinden is niet gelukt. Eenmaal zat ik er dichtbij, maar die jongen kreeg TBC en moest een paar maanden naar Zwitserland om te herstellen. Bij terugkomst sloeg de vonk niet meer over. Ik denk nu: ik was nogal benauwd voor de fysieke gevoelens. Anderzijds, ik had er ook geen grote behoefte aan. Ook niet aan kinderen. Nu wel. Nu denk ik: het is heerlijk om kinderen te hebben, die dingen voor je doen, en af en toe eens langskomen. Ik heb wel korte tijd samengewoond met een man, een getrouwde man wiens vrouw weigerde te scheiden, omdat ze anders zonder pensioeninkomen zou komen te zitten. Zo ging dat destijds. In die situatie samenwonen, dat kon toen eigenlijk nog niet. Daarom vertrok ik ook als kamerlid.
Achteraf gezien, als getrouwde vrouw met kinderen had je destijds geen kans op een carrière. Niet dat ik daar veel over nadacht. Het is vooral gegaan zoals het gegaan is omdat het zo gegaan is, en ik geen man vond waarmee het klikte. Ik ben na mijn pensionering gaan samenwonen met mijn zuster, die ook ongetrouwd is gebleven. Zij was haar hele leven voorvechtster van de biologisch-dynamische landbouw, echt een pionier, ze heeft daar veel voor betekend. Op een gegeven moment in haar carrière zei ze: ik kan nu alleen nog maar met een boer trouwen. Nou, die boer heeft zich niet voorgedaan.
Imago
Als bestuurder kwam je veel minder in de publiciteit, er was überhaupt veel minder publiciteit. Aan beeldvorming heb ik nooit aandacht besteed. Mijn positie als vrouw in een mannenwereld heeft me nooit gehinderd, het heeft me eerder geamuseerd. Ik ben nooit genegeerd, altijd serieus genomen, naar mijn gevoel. Ik was bovendien niet snel uit evenwicht te brengen, daar was ik – denk ik – een te rationeel, te sterk persoon voor.
Als vrouw kwam ik wel eens in een ongemakkelijke situatie terecht. Eens werd mijn stoel bij de vrouwen van CdK’s gezet, terwijl ik natuurlijk bij de heren hoorde. Ach, ik ben gewoon opgestaan en bij de heren gaan staan. O ja, zeiden ze, we hebben je bij de vrouwen gepoot, maar dat klopt natuurlijk niet. Ik vond dat niet moeilijk. Ik deed dat gewoon en grinnikte erom. Het was onachtzaamheid, meer niet. Waar ik ze vervolgens mee plaagde, dat wel.
Genen
Ik heb zelf geen kinderen, dus kan niet veel over mijn genen zeggen. Ik vind mezelf niet hoogbegaafd, hoogstens begaafd. Je moet niet hautain doen over het feit dat anderen het soms niet zo goed snappen. Heb je een goed verstand, gebruik het dan. Pronk er niet mee en kijk naar de goede eigenschappen van de ander, of het nu muziek, vriendelijkheid of wat dan ook betreft. Ik vind het belangrijker dat mensen de mogelijkheid hebben te studeren, als ze daar aanleg voor hebben. In mijn tijd – de studiebeurs bestond nog niet – was dat geen logische zaak.’
Mijn informant en aangever van dit bericht schrijft mij vanavond samenvattend
over haar:
‘Ze heeft veel gedaan naast haar politieke leven, voor de BD vereniging met haar zus Willy. Voor de antroposofische ouderenzorg: bestuurslid De Maretak, daarna jarenlange inspanningen om het Leendert Meeshuis op aarde te krijgen. Ze heeft het huis in 1998 dan ook geopend. Was nog een paar jaar bestuurslid van SAOZ [de Stichting Antroposofische Ouderenzorg Zeist, MG].’