Tsja. Op deze dag wat anders dan anders. Leven en werk van Steiner door Peter Selg. Ik ben erin bezig en wil daar graag verslag van doen. Provisorisch en voorlopig.
Ik ben nu aanbeland bij hoofdstuk 9, op bladzijde 1269. Ik
moet nog tot bladzijde 2117, dus ik ben er nog niet. Maar over de helft ben ik
wel. Kan ik nu al iets over het boek zeggen? De dag voor Kerstmis had ik het in
huis, maar ben er niet meteen in begonnen, want die drie kloeke delen schrikten
ook af. Nu zijn we twaalf heilige nachten verder, en ja, dan wil je op
Driekoningen (of Epifanie) toch wel weten of Peter Selg raak heeft geschoten en
zijn opus magnum heeft geschreven, of niet. De eerste bladzijden (de inleiding)
deden me het ergste vrezen. Allemaal superabstract, over het apocalyptische van
Steiners leven en werk, u kent het wel. Op bladzijde 41 begon dan ‘Kindheit und
Jugend (1861-1879)’. Weinig tot geen nieuws wat we niet al wisten, met veel
citaten zoals we dat van Peter Selg uit zijn andere werken kennen. Op het einde
van dit eerste hoofdstuk, we zijn dan over bladzijde honderd, had Steiner zich
al met Kant beziggehouden, zodat we uiteindelijk de laatste tien bladzijden bij
Fichte aanbelanden. Daar wordt het pas echt interessant, Steiner werd hier echt
aangestoken.
Hoofdstuk 2 gaat over de ‘Begegnung mit Felix Koguzki und
Karl Julius Schröer’ en telt slechts twintig bladzijden; daarmee is het het
kortste hoofdstuk van het hele boek. De volgende twee hoofdstukken, ‘In Wien
(1879-1890)’ en ‘In Weimar (1890-1897)’, zijn volumineus: ieder tweehonderd
bladzijden. Maar hier wordt langzamerhand de kwaliteit van Selg duidelijk: niet
dat hij veel nieuws vertelt, niet voor mij tenminste, maar hij weet wel
overtuigend overgangen aan te tonen, hoe het een in het ander overgaat, waarbij
lijnen zichtbaar worden die me eerder niet zo duidelijk voor ogen stonden. Selg
werkt vanuit overkoepelende ideeën die hij vast weet te houden, dat wil zeggen
ideeën die in mensen werken en die hun lotgevallen kennen. Lotgevallen die
daardoor heel concreet en aanschouwelijk worden. Zoals die van Karl Julius
Schröer, waarbij het dramatische uit de gang van het verhaal, van de
geschiedenis blijkt. Maar ook die van Steiner zelf. Steiner zelf blijft bij
Fichte, maar wordt via Schröer naar Goethe gebracht, tot de opdracht om diens
natuurwetenschappelijke werken al heel jong te gaan uitgeven (redactioneel te
bezorgen). Als dat Steiner totaal in beslag neemt, zodat hij zelfs zijn
Technische Hogeschool niet afmaakt, zorgt Schröer dat hij in zijn
levensonderhoud kan voorzien door een huisleraarschap voor hem te regelen. Waar
Steiner totaal geen zin in heeft; maar hij moet wel. Uiteindelijk blijkt dat
voor hem een gouden greep. Kijk, dat zijn mooie dingen.
Kort daarop gaan de wegen van Steiner en Schröer uit elkaar;
dat wil zeggen, Schröer kan hem niet meer volgen. Steiner is hem veel te
extreem, propageert en leeft ook zelf een vrijheid die de zijne niet is. Kijk,
dat zijn mooie dingen; tachtig jaar voordat in de twintigste eeuw de flower
power uitbreekt. Steiner zou het daar goed gedaan hebben! Maar hij leeft aan
het eind van de negentiende eeuw, en lijdt aan de alom heersende
burgerlijkheid. Selg laat zich de mogelijkheid niet ontnemen om uitgebreid op
Steiners behandeling van Goethe in te gaan; hij heeft daar dan ook vele
bladzijden de ruimte voor: zoals tussen bladzijde 194 en 210. Hij doet dat heel
goed en verhelderend. Je merkt: daar gaat het hem om. Zowel Steiner als Selg
dus.
Als het eerste deel over Goethes natuurwetenschap na een
jaar hard werken in 1884 verschijnt, is Steiner net 23 jaar geworden. Het wordt
opvallend goed ontvangen. Maar Steiner heeft geen titel. Wie is die man die
zo’n duidelijke, eerder ongekende opvatting over Goethe als natuurwetenschapper
in de wereld zet? Hij krijgt een heel positieve reactie van de beroemde
filosoof Eduard von Hartmann, met wie hij uitgebreid zal corresponderen over de
filosofie van en achter Goethe. Die correspondentie is trouwens voorbeeldig
terechtgekomen in het boek ‘Brieven’ van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen
uit 2006 en maakt het de Nederlandse lezer mogelijk in kort bestek kennis te nemen
van de filosofische finesses van Steiners bemoeienis met Goethe.
Maar die titel dus, dat is iets dat Steiner zal
achtervolgen. Aanvankelijk laat hij zich niet tegenhouden en schrijft binnen
twee jaar ‘Waarnemen en denken’ (‘Grundlinien einer Erkenntnistheorie der
Goetheschen Weltanschauung’), waarin hij zich losjes baseert op Goethe, maar
zich met behulp van Schiller van hem losmaakt en vooral zijn eigen gedachten over
de vrijheid van het individu naar voren brengt. Vanaf zijn twintigste, vanaf
Fichte, is hij al geobsedeerd door een eigen vrijheidsfilosofie, maar zover is
het nog niet. Ontelbare geschriften, gesprekken, confrontaties en studies zijn
nog nodig eer hij zijn ‘Filosofie van de vrijheid’ op tafel kan leggen.
Een jaar na ‘Waarnemen en denken’ komt het tweede van de
drie geplande delen van Goethe uit: 1887. Rond deze tijd woont hij volledig in
Wenen bij het gezin waar hij huisleraar is; voordien was hij voor een groot
deel nog bij zijn ouders en moest hij het zeer magere gezinsbudget zien aan te
vullen met de bijlessen die hij aan veel mensen gaf. Maar hij liet zich ook
niet ontnemen om met heel veel mensen samen te komen; hij was echt een
mensen-mens. Hij interesseerde zich voor het lot en de wederwaardigheden van
mensen. De persoon van de dichter Fercher von Steinwand wordt hier door Peter
Selg naar voren gehaald. Dat doet Steiner in zijn autobiografie trouwens zelf
ook al; en brengt dit in verband met zijn opvattingen over wedergeboorte en
lotsbepaling. Steiners vermogen om het lot van mensen te vervolgen ook buiten
de kaders en grenzen van ruimte en tijd spelen hierbij een belangrijke rol. Je
merkt als lezer dat dit ook het oogmerk van Selg is: de intenties van
gestorvenen niet uit het oog te verliezen, maar die te integreren in het eigen
leven. De titel van zijn opus magnum is niet voor niets: ‘Rudolf Steiner
1861-1925. Lebens- und Werkgeschichte’. Selg wil niet alleen een biografie
schrijven; hij wil laten zien hoe bij Steiner leven en werk in elkaar overlopen
en een vruchtbaar verbond aangaan. Juist in dat kader is een ‘Filosofie van de
vrijheid’ van het grootste belang.
Selg moet soms een beetje heen en weer springen in de tijd
om dingen duidelijk te kunnen maken, en laat ook nog een heleboel weg dat hij
zijn verhaal niet vindt versterken. Maar de lijn blijft hij goed in het oog
houden. Ondanks de vele bladzijden. Vanaf bladzijde 276 komt de dochter van
‘onze’ Willem II, Sophie, om de hoek kijken, om een belangrijke rol in Steiners
leven te spelen. Zij zal, getrouwd met een adellijke protegé van Goethe zelf:
aartshertog Karl-August, degene zijn die de nalatenschap van Goethe erft en
volledig zelfstandig een archief hiervoor laten opbouwen en een complete Goethe-uitgave
laten publiceren (de ‘Weimarer Goethe-Ausgabe’) die haar naam draagt: de
Sophien-Ausgabe. En zij zal er persoonlijk op toezien dat Steiner wordt
aangetrokken voor de tweede afdeling van dit verzameld werk: de
natuurwetenschappelijke werken. Dat dit echter ook Steiners kruis wordt, doet
het vierde hoofdstuk uit de doeken, als hij in Weimar terecht is gekomen. Maar
die doctorstitel komt er, evenals zijn ‘Filosofie van de vrijheid’. Maar voor
de rest beleeft Steiner er weinig plezier.
Of het moet zijn dat kort na publicatie hiervan zijn
vrijheid op de proef wordt gesteld door hem te betrekken bij de uitgave van
Nietzsches werken. Dat gaat maar ternauwernood goed; door simpelweg hiervan af
te zien, wat hem echter de grootste moeite kost. Nietzsche spreekt zijn
vrijheidsbeleven namelijk enorm aan! En vormt een grandioos tegenwicht tegen
het geestdodende kimaat in het archief. Gelukkig gaat het niet door. En
achteraf zal Steiner om beide blij zijn, om meegemaakt en ervaren te hebben wat
hij op het moment zelf vervloekte. Het is allemaal bekend, maar Selg weet het
goed te vertellen en met elkaar in verband te brengen. Aan bepaalde dingen
maakt Selg weinig worden vuil, bijvoorbeeld Steiners latere echtgenote Anna
Eunike of mede-anarchist en -boemelaar Erich Otto Hartleben, die toch ook
bepalende rollen in zijn leven hebben gespeeld. Maar dit stoort niet, omdat hij
nog zo veel andere dingen in petto heeft en zijn eigen lijnen blijft volgen. En
deze zaken worden elders al door anderen verteld.
We zijn net over de helft van het eerste deel als Steiner in
1897 in Berlijn in een nieuw hoofdstuk beland (op bladzijde 515). Hij is
verlost van Weimar. Nu breekt een erg wilde periode aan, die Selg echter heel ingetogen
brengt. Steiner is redacteur en werkt zich halfdood. Na drie jaar is het óp.
Hij is trouwens ook docent aan de socialistische arbeidersschool. Vijftig
bladzijden verder breekt de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw aan en
daarmee ook het zesde hoofdstuk. Steiner doet van alles en werkt zich een slag
in de rondte, maar vindt zijn draai maar niet. Weer vijftig bladzijden verder
komt Steiner in contact met theosofen, het is dan najaar 1900. Selg heeft
daarvoor verteld hoe hij Steiners relatie tot het christendom ziet, anders dan
opvattingen waartoe diverse auteurs de laatste jaren zijn gekomen. Helemaal
overtuigend is het niet, Selg spreekt zich hierin ook niet zo duidelijk uit als
anderen doen, duidt vooral aan, maar wel is dit daardoor als een mogelijkheid
te zien. Zo komt hij ook bij Steiners boek over de vooral Duitse mystiek uit
1901, dat een breuk betekent bij alles wat Steiner hiervoor heeft gedaan.
Steiner staat op het punt zijn eigen ‘wende’ te voltrekken, net in de nieuwe
eeuw staand.
Dat gebeurt in het zevende en laatste hoofdstuk in dit eerste
deel, van bladzijde 645 tot en met 879, over ‘spirituele gemeenschapsvorming’.
Dat gaat dus over de Theosofische Vereniging, waar Steiner zich in 1902
officieel bij aansluit en daarmee al zijn schepen achter zich verbrandt. Hierin
worden tien tot twaalf jaar getekend, tot aan het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog in 1914, waarmee het tweede deel begint en hoofdstuk 8. Met deze
laatste meer dan tweehonderd bladzijden had ik de meeste moeite om doorheen te
komen: ik vond het nogal saai. Dan zijn de hoofdstukken die Christoph
Lindenberg in zijn tweedelige biografie uit 1997 hieraan besteedde veel
spannender. Die kon hier ontwikkelingen aantonen die voordien onbekend waren.
Weinig van dit alles bij Selg. Die had hier blijkbaar zijn dag niet. Maar het
kan natuurlijk ook aan mij liggen.
Nee, dan het begin van tweede deel met hoofdstuk 8, ‘In den
Jahren des Ersten Weltkriegs’, dat maar liefst bijna vierhonderd bladzijden
kent. Daar ben ik wildenthousiast over en daarom schrijf ik dit ook allemaal.
Verder ben ik nog niet; maar dit wilde ik al heel graag laten weten. Opeens
hoeft Selg niet al die basisgeschriften van Steiner meer inhoudelijk te
refereren, maar kan zich strak houden aan de chronologische ontwikkeling die op
zichzelf al spannend genoeg is. En daarbij, bij mijn weten, nog nooit zo
volledig verteld. Het is natuurlijk een ongelooflijk ingewikkeld hoofdstuk,
waarbij je gemakkelijk kunt uitglijden. Hoe de innerlijke en de uiterlijke
ontwikkeling samenhangen kan Selg heel goed laten zien door de oorlogshandelingen
te schilderen en bijvoorbeeld een belangrijk deel van de geschiedenis te tonen
via de ogen van veldmaarschalk Helmut von Moltke, die al snel uitgerangeerd
wordt. Hij wordt ingeruild voor types die weinig geweten lijken te hebben, die
in ieder geval een hopeloze oorlog voeren. Steiner en Von Moltke kenden elkaar;
de laatste overleed in 1916 door een hartaanval. Zijn hart kon het niet langer
aan, zou je kunnen zeggen. Je krijgt als lezer een heel goed beeld van wat er
gaande was en wat er speelde, en hoe het eventueel ook anders had gekund. En
wat Steiner doet om dat ook werkelijk te laten gebeuren. En waarom dat maar
steeds niet lukt. Het is echt een magnifiek hoofdstuk! Dat wil ik maar gezegd
hebben. Verder dan dit ben ik dus nog niet. Maar dit hebben we alvast binnen.
Oja, wat ik niet moet vergeten: dat van die gestorvenen en
het bewust met hen leven wordt in deze periode van Steiners leven en werken nog
een keer uit de doeken gedaan door het verhaal te vertellen van Christian
Morgenstern. Het past wonderwel mooi in dit deprimerende hoofdstuk over de
Eerste Wereldoorlog, dat alleen maar ellende lijkt te brengen. Maar de
werkelijkheid blijkt toch anders. En hoe het verder moet met Europa? Dat is een
vraag die ons juist nu erg bezighoudt. Dus spreekt dit hoofdstuk mij
ongetwijfeld om die reden ook sterk aan.
.
9 opmerkingen:
Mooi leesverslag Michel. Smaakt inderdaad naar meer: Rudolf Steiner - 1861 – 1925 - Lebens- und Werkgeschichte. Uit het verslag spreekt je enorme betrokkenheid. Hier een Engelstalig verlag van een toespraak van Peter Selg die hij hield bij de algemene vergadering van de Antroposofische Vereniging te Dornach vorig jaar (2012): A Report on a Talk by Peter Selg given at the 2012 General Meeting of the Anthroposophical Society in Dornach (Website van Antroposofische Vereniging Australië).
Nu wordt ikjuist nieuwsgierig naar het apocalyptische in Steiners werk. En of Selg dat inderdaad superabstrct beschrijft.u weet het wel zegt Michel,maar misschien zegt dat meer over Michel dan Selg? ;)
Beste Kees,
Ik heb even nagekeken of ik dit keer niet té erg heb overdreven. Zoals je weet heb ik daar nog wel eens last van. Maar nee, het is echt een draak van een inleiding. Dat apocalyptische woordgebruik van mij moet je dan ook in deze zin lezen. Maar ik sluit natuurlijk niet uit dat jij tot een totaal ander oordeel komt. Graag zelfs! Ik heb de wijsheid beslist niet in pacht.
Allemachtig, 2117 bladzijden in drie delen. Dat zijn wel boeken die behalve geestkracht ook nogal wat spierkracht vereisen. Maar zeer interessant. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit geweten dat Steiner de Technische Hogeschool niet afgemaakt heeft. En ook niet dat hij aanvankelijk totaal geen zin had in zijn huisleraarschap. Dat komt in zijn autobiografie helemaal niet naar voren, maar het kan ook zijn dat ik niet goed gelezen heb. Maar ik heb Steiner altijd gezien als iemand die zowat alles aanpakte en overal zin aan had.
Maar bedankt voor deze mooie samenvatting van de eerste helft van dit omvangrijke werk.
Ja, dat is het interessante: als je veertig jaar later op je leven terugkijkt, beoordeel je de dingen heel anders dan op het moment zelf van destijds. Daarom zijn er historici die Steiners autobiografie geen goede historische bron vinden, omdat het een interpretatie achteraf is. Zij maken veel liever gebruik van primaire bronnen uit die tijd zelf, zoals brieven en geschriften die toen zijn ontstaan. Niet dat zo’n terugblik later waardeloos is, integendeel. Maar de emoties en ervaringen van het moment staan veel minder op de voorgrond, en dat maakt de zaak toch anders. Antroposofen houden over het algemeen veel te weinig rekening met dit feit.
Prachtig dat je dit gigantische werk voor ons ff doorworstelt en sprankelend vertelt.
Een heerlijk Nieuwjaarscadeau.
Overigens: het allerbeste in 2013.
Hartelijke groeten, Frederik
Ik ben ook (selectief) aan het lezen in dit boek. Aardig om te merken hoe smaken kunnen verschillen.
Het is een ernstig boek geworden. Selg probeert Steiners leven te beschrijven vanuit Steiners eigen intenties en de activiteiten die hij ontplooide om ze te verwezenlijken, veelal geïllustreerd met citaten van Steiner zelf. Voor smakelijke anekdotes en 'human interest' moet je bijv. de elders door Michel besproken boeken van Wolfgang Vögele hebben, met herinneringen van tijdgenoten en antroposofen.
Ik zou de inleiding niet als 'apocalyptisch' beschrijven. Selg begint met een citaat van de recent overleden marxistische historicus Eric Hobsbawm, waarin het eind van de 19e en de 20e eeuw als 'Zeitalter der Extreme', als een tijd van crisis op alle levensgebieden wordt gekenschetst; een context waarin ook Steiner zijn werk zag. Ernstig dus, en met reden, lijkt me. Maar dat thema 'cultuurcrisis' beslaat maar enkele bladzijden.
Wenen en Weimar heb ik eerst maar overgeslagen. De beschrijving van de Berlijnse tijd, van 1897 tot 1914, vond ik juist heel boeiend. De manier waarop Selg duidelijk maakt dat Steiner, temidden van de vele kringen waarin hij zich daar bewoog, onverdroten zijn eigen ontwikkelingsweg gaat, zeer zeker ook in de Theosofische Vereniging, vond ik indrukwekkend.
In deel 2 heb ik nu zo'n 150 pagina's gelezen (tot winter 1914/15) en daarin vond ik nu juist dat Selg soms wel erg uitgebreid, met vele en soms lange citaten, ingaat op Steiners bedoelingen, in verhouding tot z'n beschrijving van de gebeurtenissen. Maar een interessante periode is het zeer zeker.
Bovendien één die snel aan actualiteit zal winnen. Volgend jaar zal er, zelfs in Nederland denk ik, veel aandacht zijn voor 100 jaar Eerste Wereldoorlog. Eigenlijk zou er dan ook in het nederlands iets moeten verschijnen rond dit 'Themenkomplex' (Steiner-Moltke/schuldvraag/Midden-Europa e.d.).
Die Eerste Wereldoorlog en honderd jaar later (en het daaropvolgende interbellum en Tweede Wereldoorlog), daaraan verbonden is natuurlijk ook de in de antroposofie onderkende geschiedkundige impuls van driemaal drieëndertig en eenderde haar (denken → voelen → willen). Instinctief bespeuren mensen dat. Bijvoorbeeld ook de bekende econoom Paul Krugman die rücksichlos een parallel naar het heden trekt. Zie bijvoorbeeld: Hoop op een koerswending in Europa? - Paul Krugman (Weblog Toegepaste Sociale Wetenschap, 2-7-2012). Naar mijn idee zijn de parallellen die de neokeynesiaan Krugman trekt zijn me te simplistisch, maar zeker is er een relatie tussen gebeurtenissen van nu en van honderd jaar geleden. De BBC zond in 2012 een interessante documentaire uit over de betekenis en draagwijdte, toen en nu, van drie zeer zeer belangrijke economische denkers: nu te koop via NRC Lux: Masters of Money. Hoe resoneren die gedachten vandaag de dag, mede op grond van ervaringen, bij staatsmannen/vrouwen en burgers? Die documentaire staat overigens ook integraal op internet. Zondag 17-2-2013 houdt Johannes Mosmann in Dornach een voordracht over wereldeconomie: Was verbindet Individuen zu einer Weltwirtschaft? (Institut für soziale Dreigliederug, 8-1-2013). Het zou mij een lief ding zijn als men in en rond het Goetheanum de komende tijd zou overgaan tot videoregistratie van dat soort voordrachten en die ook op Youtube zouden gaan plaatsen; beschikbaar gesteld aan alle oprecht geïnteresseerden.
Muziek
Your Evil Shadow Has A Cup Of Tea - Lemon Demon
Taalcorrectie: '...drieëndertig en eenderde jaar...'
Een reactie posten