U voelt hem al aankomen: deze titel betreft waar Ramon De Jonghe en
Peter Witvliet alweer dagen over aan het bakkeleien zijn (zoals gewoonlijk
trouwens) in de reactieruimte onder ‘Mayonaise’
van 18 juni. Maar eerst wat ander vrijeschoolnieuws, voor de broodnodige
variatie. Om te beginnen ‘Het is tijd voor een vrijeschool in Amsterdam-Noord!’
‘Vrijeschoolonderwijs (Waldorf education) is een sterke, veelzijdige vorm van onderwijs. Het vrijeschoolonderwijs is erop gericht om een brede ontwikkeling bij kinderen te stimuleren. Vrijescholen staan voor een weloverwogen balans tussen cognitief leren en het verwerven van praktische, creatieve, sociale en motorische vaardigheden. Het lesaanbod, de lesmethodes, de toetsingsvormen en schoolactiviteiten worden hierbij zorgvuldig afgestemd op de ontwikkelingsfasen van kinderen. Verdere belangrijke kenmerken van de vrijeschool zijn: het kleuteronderwijs waarbij spelen centraal staat, de grote aandacht voor de natuur (in de lessen, materialen en seizoensfeesten), ervaringsgerichte lessen en een werkwijze waarbij kinderen op hun eigen manier bepaalde leerstof uitwerken.
Initiatiefgroep Vrijeschool in Amsterdam-Noord wil het vrijeschoolonderwijs voor meer kinderen in Amsterdam bereikbaar maken. Wij werken aan de start van een vrijeschool (basisonderwijs) in stadsdeel Noord vanaf het schooljaar 2014/2015. Wij zoeken ouders in Amsterdam-Noord en nabije omgeving, die hun kinderen graag naar een vrijeschool willen brengen. Bent u geïnteresseerd? Meld u bij ons aan! En schrijf hier uw kind(eren) (vanaf 0 jaar) meteen in! U hoort na 15 oktober hoe ver we zijn en of we al voldoende leerlingen hebben gevonden. Hoe meer belangstelling er is, hoe meer potentiële leerlingen er zijn, hoe groter de kans dat we Vrijeschool Amsterdam-Noord kunnen oprichten!
Stuur vragen of ideeën graag per e-mail naar: info@vrijeschoolamsterdamnoord.nl. Geef u op voor onze nieuwsbrief. Wilt u ons helpen met publiciteit? Download onze digitale flyer (pdf 3,5mb) en stuur hem door. En link en like onze facebookpagina: www.facebook.com/VrijeSchoolInAmsterdamNoord’
Op 12 november 2012 maakte ik in ‘Slavernij’ melding van een nieuw gebouw voor de vrijeschool
bovenbouw ‘Rudolf Steiner College’ in Rotterdam. Daar is sinds woensdag 12 juni
meer over bekend, getuige dit bericht op ‘Wij Noord-Holland. Platform voor
ondernemers’, met de titel ‘Aanbesteding. Ombouwen van oude Technische School naar nieuw Rudolf Steiner College Rotterdam’. Het staat trouwens ook op ‘Wij Zuid-Holland’, wat uiteraard logischer is, maar het origineel is dus elders geplaatst:
‘De gemeente Rotterdam heeft een aanbesteding uitgeschreven voor het ontwerp en de uitvoering van de renovatie en uitbreiding van het Rudolf Steiner College in de gemeente Rotterdam. De school verhuist naar de oude Technische school aan de Tamboerstraat in Rotterdam.’
Hoe dan ook, meer informatie is in te winnen bij de Gemeente
Rotterdam:
‘Begin januari 2015 dient de school in gebruik genomen te worden. Inschrijven kan tot 12 juli 2013.’
De oudergroepering ‘Vrije School Nu’ van De Berkel in
Zutphen plaatste vrijdag deze ‘Update 21 juni’:
‘Initiatiefgroep IJssel deelt flyers uit bij de Zwaan:
Afgelopen dinsdag 18 juni heeft de initiatiefgroep van de IJssel flyers uitgedeeld aan de ouders van leerlingen van de Zwaan. Hiermee proberen zij meer medestanders te krijgen om de petitie te ondertekenen.
Initiatiefgroepen Berkel en IJssel bijeenkomst 19 juni.
Initiatiefgroepen van de Berkel en de IJssel hebben afgelopen woensdag 19 juni jl. een constructief gesprek gehad over het nemen van vervolgstappen ten behoeve van het behoud van het openhouden van 3 PO Scholen.
IJsselouders van de oudste kleuters komen in verweer:
De ouders van de oudste kleuters van locatie IJssel komen in verweer. Afgelopen dinsdag 18 juni jl. hebben zij en groupe aangegeven niet te zullen accepteren dat hun kinderen naar de Berkel locatie gaan. Zij staan bij het nieuwe schooljaar voor de deuren van de locatie IJssel en zullen onderwijs eisen op de locatie IJssel.
VO maakt zich op voor verhuizing per 1 januari 2014:
Vanuit diverse kanalen horen wij dat het VO zich opmaakt voor een verhuizing naar de Berkel locatie per 1 januari 2014. Dit is in strijd met wat de bestuurder ons heeft gecommuniceerd dat wij in het nieuwe schooljaar van 2014 dienen te verkassen. In hoeverre dienen wij dit bestuur nog serieus te nemen?’
De andere Zutphense oudergroepering (van IJsselouders dus) ‘Voor
onze vrijescholen’ maakte op donderdag 20 juni deze ‘Ouderavond’ bekend:
‘Aanstaande woensdag (26 juni) houden we weer een ouderavond. De locatie is nog onbekend. We zullen om ongeveer 20.00 uur beginnen. Graag nodigen we iedereen die sympathie heeft met ons initiatief te komen. Meld je even aan via info@vooronzevrijescholen.nl.’
Op de Facebookpagina van de Dordtse
Vrije School werd op dezelfde donderdag deze ‘Uitreiking
opbrengst Koningsmarkt’ met zes foto’s geplaatst:
‘Peter Meijer, de oprichter van Sakarameta heeft verteld over zijn onderneming in Malawi welke in Zuidoost Afrika ligt. Sakaramenta maakt onder andere karren om zieken in Malawi naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis te brengen. Hij heeft verteld dat mensen drie uur moesten lopen terwijl ze erg ziek waren. Dit feit was voor meneer Meijer doorslaggevend om aan de slag te gaan en deze mensen te helpen. Hij laat ook karren maken om water of voedsel in te vervoeren, want sommige kinderen moeten 20km lopen om water te halen. De laatste kar die hij gemaakt heeft is een (shop)kar die functioneert als winkeltje. Er zal bijvoorbeeld; ijs, zeep en snoepjes mee verkocht worden. Dit initiatief stimuleert ook de economie omdat mensen nu beter handel kunnen drijven met andere dorpen en steden. Dus eigenlijk is Sakaramenta een goed doel en een economisch stimulerende organisatie. Meneer Meijer heeft in Malawi veel geleerd van de bevolking zoals; de taal (dat is Chichewa).
Ook al zijn de mensen in Malawi heel arm, toch zijn ze erg gelukkig er wordt namelijk echt iets gemaakt van het leven (letterlijk en figuurlijk) want zij houden veel van zingen en dansen. Aan Peter Meijer hebben de 6e klassers een cheque overhandigd van maar liefst €809,-. Dit geld is opgehaald door het verkopen van zelfgekweekte planten (zesde klas) en zelfgebakken koekjes (derde klas). Van dit bedrag worden twee ambulancekarren gemaakt en twee gewone fietsen, van de beste kwaliteit, die deze karren kunnen trekken. Peter Meijer heeft de naam Sakaramenta bedacht n.a.v. een fietstaxi uit Malawi die Sakaramento wordt genoemd.
Geschreven door: Sarah (13) en Nathan (13) (Leerlingen uit de zesde klas van de Dordtse Vrije School.)’
‘Beste belangstellenden, a.s. vrijdag 26 april zal de 3e en 6e klas een Koningsmarkt organiseren. De complete opbrengst zal naar een goed doel gaan. De markt duurt van 13:00 tot 13:30. De 3e klas verkoopt koekjes en de 6e klas zal zijn planten verkopen. Mocht u geen zin hebben in koekjes of planten, dan is er ook verse vis voor u in de aanbieding welke tevens op de markt verkocht zal worden. Wij hopen op een grote opkomst en veel geld voor de fietsambulances in Afrika.’
‘De 6e klas is al enige tijd bezig met het kweken van planten om ze vervolgens te gaan verkopen. De opbrengst gaat naar een familielid van een leerling in Afrika die o.a. “fietsambulances” produceert. Op dit moment hebben we ongeveer 500 kweekplantjes en heel veel potjes met verschillende zaden.’
Het resultaat weten we dus nu. Dan dit bericht op Facebook
van de Stichting
Vrijescholen Athena, ‘Kleine vrijescholen werken al samen’:
‘Staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker gaat op 25 juni met de Tweede Kamer in gesprek over de plannen die hij heeft met kleine scholen. Eerder kreeg hij het advies van de Onderwijsraad om scholen met minder dan 100 leerlingen te sluiten. Dat advies heeft hij niet overgenomen: kleine scholen mogen blijven bestaan. In zijn plannen koerst Dekker op meer samenwerking voor kleine scholen, onder andere door samenwerking tussen scholen te stimuleren en door de kleine scholentoeslag af te bouwen.
Binnen de Stichting Vrijescholen Athena werken 13 grotere en kleinere scholen voor primair vrijeschoolonderwijs al vele jaren samen. Van die scholen in Noord- en Oost-Nederland hebben zes locaties minder dan 145 leerlingen. Het zondermeer wegnemen van de huidige kleinescholentoeslag zou die scholen in hun voortbestaan kunnen bedreigen. Door deze maatregel zouden die scholen in totaal ruim 400.000 euro aan jaarlijkse inkomsten mislopen. In de plaats van de kleinescholentoeslag koerst Dekker op het stimuleren van regionale en lokale samenwerking, bijvoorbeeld door het toekennen van samenwerkingsbonussen.
Al in 2005 zagen de scholen die Stichting Vrijescholen Athena oprichtten het belang van samenwerking. Athena heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een stevig samenwerkingsverband dat staat voor de instandhouding en ontwikkeling van het vrijeschoolonderwijs in Noord- en Oost-Nederland. De Athena-scholen zijn financieel gezond, de kwaliteit is op orde en ouders zijn tevreden over het onderwijsaanbod. Maar bovenal: het leerlingenaantal groeit. Bij de ene school geleidelijk, bij de andere school snel, in sommige gevallen zelfs met meer dan 20%.
Duidelijk is dat de kleine vrijescholen uit het noorden en oosten van het land al geruime tijd hebben ingezien dat samenwerking loont en daar geen extra financiële impuls van de overheid voor nodig had. Het wegvallen van de kleinescholentoeslag mag de toekomst van die scholen en de samenwerking echter niet in gevaar brengen. Vandaar dat de Stichting Vrijescholen Athena – mocht de kleinescholentoeslag echt wegvallen - aanspraak zal maken op de samenwerkingsbonus die Sander Dekker mogelijk gaat invoeren.
Geert Looyschelder,
bestuurder Stichting Vrijescholen Athena
21 juni 2013’
Dan is het nu tijd voor ‘Antroposofische indoctrinatie in het
vrijeschoolonderwijs?’, gisteren geplaatst op een bijzondere weblog, die door
de maker onder ‘verantwoording’ als volgt wordt omschreven:
‘In 1968, net 22, leerde ik de vrijeschoolpedagogie kennen en daarmee de antroposofie. In 1970 werd ik vrijeschoolleerkracht en bleef dat tot mijn pensionering. De antroposofie heeft, met de vrijeschool voorop, mijn leven verrijkt.
Een aantal jaren geleden maakte ik kennis met de weblog van Ramon de Jonghe, waarop hij de steinerschool kritisch volgt. Dat is zijn goed recht en als hij zaken kritisch wil onderzoeken, kan dat vruchtbaar zijn voor de scholen en/of leerkrachten die het betreft. Zowel op zijn blog als in zijn boek herken ik situaties die ik op een vergelijkbare manier heb meegemaakt; maar ik kom ook zaken tegen die ik absoluut niet herken. Daar waar het gaat om de handelwijze van mij weliswaar onbekende, maar toch in het werk staande collega’s, moet ik de kritiek of de zorg van de Jonghe en de reageerders op zijn blog soms onderschrijven, of komen mij de vermelde omstandigheden bekend voor.
Dat is nog iets anders, dan wat de Jonghe probeert aan te tonen: de steinerschool deugt niet. Met het lezen van zijn boek, heeft hij mij de indruk gegeven dat ik 40 jaar aan iets heb meegewerkt, wat ik beter niet had kunnen doen. Of, zoals de Jonghe het zelf aan mij stelde: “je hebt 40 jaar in een leugen geleefd”. Als dat zo is, dan is dit voor mij, en honderden leerkrachten aan vrijescholen, bijzonder bitter. Een reden voor mij om de Jonghes boek eens door te lezen en over een aantal onderwerpen mijn licht te laten schijnen.
Pieter HA Witvliet’
En wat schreef deze ex-vrijeschoolleerkracht dan gisteren op 22 juni 2013? Dit:
‘Kritiek
Kritiek op de vrijescholen is er vanaf de oprichting van de eerste vrijeschool in Stuttgart in 1919 al geweest en is er heden ten dage nog. In Frankrijk heeft een ex-vrijeschoolleerkracht, tevens oud-vrijeschoolleerling en jarenlang lid van de antroposofische vereniging een artikel (hier een Engelse vertaling) gepubliceerd met zijn kritiek – na zoveel jaar – en waarom hij het geheel de rug heeft toegekeerd. De kern van zijn betoog is, dat de vrijeschool de leerling indoctrineert met antroposofie! Vóór ik zal ingaan op de voorbeelden die de heer Perra van indoctrinatie geeft, eerst dit:
Kritiek en mensbeeld
Velen van ons – de mensen – streven er dagelijks naar te weten te komen hoe het zit met de wereld waarin wij leven. Daarbij kunnen we ons op verschillende niveaus bewegen die ruim uiteenlopen, maar altijd zijn er vragen, duizenden vragen én antwoorden. Bij de antwoorden waar de zoektocht had moeten eindigen, begint deze vaak weer opnieuw, want “is dit het antwoord wel; wie heeft het gegeven, waarop is het gebaseerd?”
Wetenschap
Het sleutelwoord is hier “wetenschap”; die geeft ons de antwoorden. Maar tegelijkertijd ook weer vragen, die mede door diezelfde wetenschap worden gesteld. Neem als voorbeeld die tak van wetenschap die de afstamming van de mens onderzoekt. Zo’n 50 jaar volg ik de resultaten en wat blijkt: telkens en telkens heeft men DE voorouder gevonden; maar telkens en telkens moest men dit weer herroepen. Telkens en telkens was hier dus eigenlijk sprake van “pseudo” en werden wij als gewone burgers geïndoctrineerd met gezichtspunten die achteraf niet bleken te kloppen. Ik gebruik hier met opzet de woorden “pseudo” en “indoctrineren”, woorden die bestorven liggen op de lippen van de tegenstanders van geesteswetenschap, dus antroposofie en dientengevolge van de vrijeschoolpedagogie. We spreken niet voor niets over “een tak van wetenschap”; een tak, dat is niet de hele boom. Er is al veel gefilosofeerd over wat wetenschap is, of wat geen wetenschap is. Voor mijn verdere betoog neem ik van mijn blog: “antroposofie, een inspiratie” dit artikel over Antroposofie: wetenschap?
Wetenschap, pseudowetenschap
Met grote regelmaat en van verschillende kanten wordt gezegd dat de antroposofie die door Steiner ook geesteswetenschap werd genoemd, geen wetenschap is. Of ze wordt als “pseudowetenschap” gekwalificeerd.
Dé wetenschap
Het kan niet anders of mensen die zo iets beweren, weten wat wetenschap wél is, want anders zouden ze niet kunnen zeggen, wat géén wetenschap is. Wat men onder wetenschap verstaat is toch over het algemeen de wetenschap van maat, gewicht en getal.
Ware wetenschap is natuurwetenschap
De meeste mensen die het over de wetenschap hebben, koesteren, vaak onbewust, de overtuiging: de(ze) wetenschap is de ware wetenschap; a.h.w. een natuurkundige wetenschap. Ze vergeten in dit uitspreken dat ze eigenlijk geen natuurwetenschappelijke uitspraak doen, want de uitspraak: “de natuurwetenschap is de echte wetenschap” is geen natuurwetenschappelijke uitspraak, maar een geesteswetenschappelijke.
Prof.dr. Luijpen
Deze zin heb ik opgetekend uit de mond van Prof.dr. Luijpen. Als existentieel filosoof was hij onophoudelijk op zoek naar de plaats van de mens tussen god en wereld. Hij had zo zijn twijfels of de (natuur)wetenschap wel door kan dringen tot de existentie van de mens. Ook voor mij is het een vraag of slechts de natuurwetenschap alleen tot het wezenlijke van het menszijn kan doordringen. In zijn “God! Goddank! Godverd...! (uitg. Emmaüs 1972) schetst Luijpen situaties van de mens in diens leven en noemt deze “situaties van de existentie’, de mens als “existerende subjectiviteit”. Voor deze “existerende subjectiviteit” zijn die levenssituaties letterlijk van levensbelang.
Voor Luijpen ontstaat de vraag: kan de natuurwetenschap iets zeggen over deze levenssituaties? Hij stelt zich de situatie voor: “Wanneer een jongen zijn meisje ‘lief’ noemt, noemt hij haar aldus als existerende subjectiviteit.” “Maar hij kan haar ook tot een ingrediënt van de mechanica maken. Dat is het geval wanneer hij haar op de weegschaal zet. De weegschaal zegt: ‘negentig pond’. Dat zegt de weegschaal ook als er een zak zout van negentig pond op gezet wordt. De weegschaal kan niet zeggen: ‘lief’. Als ingrediënten van de mechanica zijn meisjes niet lief. Evenmin zijn mensen religieus als ingrediënten van de wetenschappen.” (blz 9)
Ik vul zelf aan: Als deze jongen zijn hart laat spreken, zegt hij dat hij van het meisje houdt. Maar voor de “weegschaal”wetenschap kan het hart niet spreken. Die ziet dat het hart een pompbeweging maakt en noemt het derhalve een pomp. Die “weegschaal”wetenschap ziet ook “denken, voelen, willen” niet, hoewel ons “existerend zijn” voor het grootste deel bestaat uit denken, voelen en handelen.
Letterlijk: na-gedacht
Luijpen had ook een aardige omschrijving van het woord “nadenken”. Hij bedoelde het “na” hier letterlijk: nadat een ander het heeft gedacht. We denken dat na en vaak spreken we dat na. Iets dergelijks gebeurt ook met de mededelingen van Steiner. Dat hij ze door bovenzintuiglijke waarneming heeft verkregen, is in wezen niet zo belangrijk. Belangrijker is dat wij ze kunnen na-denken en dat wij de waarheid ervan kunnen ervaren, of niet. Wat ik hier met bepaalde mededelingen van Steiner doe, is ze gebruiken om te zien wat ze voor mijn existentie betekenen. Ze inspireren mij om ermee naar mens en wereld te kijken. Het resultaat van dit kijken is de inhoud van deze blog.
Ik onderstreep hier dat ik tot deze gedachten kwam door de visie van filosoof Willem Luijpen. De “weegschaalwetenschap” is zijn idee. Waar hij in zijn colleges dikwijls de nadruk op legde was het feit dat wij mensen, in het zoeken naar antwoorden, veel opnemen van wat anderen gedacht hebben – hij noemde dit het letterlijke NA-denken – “vele meningen en opvattingen hebben zich als aardlagen in ons afgezet”, zonder dat we dit vaak duidelijk beseffen. Slechts weinigen hebben originele gedachten. Dat laatste is echter ook nog geen garantie voor DE antwoorden op de vragen die de mensheid bezighoudt.
De gedachten, de ideeën van Darwin zijn zeker origineel te noemen. Ze hebben buitengewoon veel indruk gemaakt – bijna letterlijk – in de gedachten van velen staan zijn ideeën gegrift als naar een waarheid gegroeide conclusie: de mens stamt af van de aap. Door velen wordt dit nu ook zo aangenomen: de mens is een hoger dier. Dat denken wij na. Iets dergelijks geldt voor de “oerknal”. Bij de levensvragen gaat het natuurlijk ook om “wie of wat is de mens”. En ook op die vragen zijn vele antwoorden gegeven.
Ook Rudolf Steiner heeft zich met deze vraag langdurig beziggehouden. Zijn ideeën kunnen we leren kennen uit zijn boeken en zijn gestenografeerde voordrachten. Op mijn hierboven genoemde blog probeer ik steeds binding te houden met het concrete leven van alledag, te kijken waar Steiners visie een antwoord geeft op de levensvragen die ik me stel. Steiner is voor mij zeker niet de enige die, voor mij, wezenlijke antwoorden geeft; voor mij is hij wel een belangrijk denker. Ik ben geen blinde volger van zijn ideeën; ik noem mij geen antroposoof – ook al niet, omdat de ander met wie ik over de levensvragen zou willen spreken, dan wellicht moet zeggen dat hij atheïst is, of gereformeerd. Ik wil niet tegenover de ander komen te staan. Ik zie meer heil in “hoe kunnen wij vanuit verschillende visies antwoorden vinden die ons mens-zijn betreffen.”
Toen ik voor het beroep van onderwijzer koos, heb ik mij ook afgevraagd: met welk onderwijs is het kind het best gediend. En na bestudering van vele vormen van onderwijs kwam ik bij de vrijeschoolpedagogie uit. Eerst werkte ik nog in het reguliere onderwijs en leerde zo iets van het wezen van het kind kennen: onder andere zijn behoefte aan scheppend bezig zijn, zijn behoefte aan fantasie, aan beweging. In de achtergronden van de vrijeschool vond ik wezenlijke opmerkingen over deze aspecten van het kind-zijn. Uit het wezen kind zelf, zijn doen en laten, zijn gedragingen enzovoort, enzovoort bleken de inzichten van Steiner vaak verrassend waar en actueel.
Kiezen
Leven is vaak: keuzes maken en zoals Erica Ridzema er voor kiest om te stoppen met het werken met kinderen, omdat ze vindt dat wat ze moet – van overheidswege – niet strookt met het wezen van de kleuter – zo koos ik destijds voor de vrijeschoolpedagogie, omdat ik daarin een pedagogie ontmoette die het meest strookt met het wezen van een kind. Wat nu nog steeds actueel is, zo’n 40 jaar geleden gold dat ook: door in het niet-reguliere onderwijs te werken, week en wijk je af van het gangbare. En daarmee wijk je ook af van de gangbare opvatting over onderwijs en opvoeding. De gangbare opvatting is een “opvatting”. Van wie? Van... allerlei ontstane meningen en gezichtspunten die al naar gelang de tijd waarin ze ontstonden op de een of andere manier de mensen aanspraken. Die hebben zich in de mensen als aardlagen afgezet; die denken ze na.
Momenteel gaat het in Nederland om de “kenniseconomie” en in het onderwijs moet het dus om kennis gaan. De gangbare opvatting is dat het onderwijs in dienst moet staan van de economie. Presteren! Om “kennis” gaat het al heel lang, sinds Bacons “kennis is macht”. Allerlei opvattingen, soms onduidelijk van wie of van wanneer, vormen het mensbeeld van het gangbare; vooral van mensen die zeggen geen mensbeeld te hebben.
Ieder zijn mensbeeld
Ook de critici van antroposofie en vrijeschool hebben een mensbeeld. Dat strookt duidelijk niet met het mensbeeld dat ze bekritiseren.
Wat willen ouders
Ik heb in mijn vrijeschooljaren vele lezingen gehouden over de achtergronden van de vrijeschoolpedagogie. Bij de toehoorders, veelal ouders, was er altijd het verlangen voor hun kind naar méér dan de opvatting dat dit wezen slechts “een naakte aap, een machine, een toevallige samenklontering van chromosomen; slechts een brein” zou zijn. En ook een wezen dat méér is dan een dienaar van de economie. Zij konden meer met de opvatting dat een kind, een mens een drie-vierledig wezen is en dat opvoeding en onderwijs een hulp kunnen/moeten zijn bij een harmonische ontwikkeling. In de vrijeschoolvisie is leerstof ook een bijdrage aan deze ontwikkeling.
Een bekend voorbeeld is het leren schrijven en lezen. Het uiteindelijke resultaat moet natuurlijk zijn dat een kind heeft leren schrijven en lezen, de weg naar dat punt heeft ook tot doel dat de fantasiekrachten van het kind – dat zijn puur menselijke wezenskenmerken – gevoed worden: vandaar de letterbeelden; dat er geschreven wordt van “groot naar klein”, van beweging naar verstilling – geheel in overeenstemming met het wilsleven van het kind, enzovoort, enzovoort.
Kritiek nu
Ook nu ik met pensioen ben, neem ik kritiek op de vrijeschoolpedagogie nog altijd serieus, tenminste, als het als serieuze kritiek is bedoeld. Die ernstig gemeende kritiek kom ik niet tegen bij Ramon de Jonghe/Verachtert, van wie ik, na bestudering van zijn boek- en blogartikelen moet zeggen dat hij er vrijwel uitsluitend op uit is, Steiner, de antroposofie en de vrijescholen waar mogelijk in een bespottelijk, negatief daglicht te plaatsen. Leugenachtig ook vaak, waardoor ik me geroepen voelde op deze blog tegenover dit leugenachtige iets “waar”achtigs te plaatsen.
Zo hij dit nog niet was, mede door mijn activiteiten is hij nu in Nederland en België afdoende bekend en wordt hij, buiten de kring van medestanders, nauwelijks nog serieus genomen. Positieve ontwikkelingen binnen de vrijeschoolbeweging blijken immuun voor zijn schrijfbezigheden. Nogal bombastisch aangekondigde activiteiten bij het onthullen van een schandaal: “we moeten zorgvuldig te werk gaan en mogen niet alles zo maar publiceren” – of woorden van deze strekking – verzanden, na ruim 2 jaar – in stilte. Op dit ogenblik doet hij onderzoek naar vermeende onregelmatigheden – belangenverstrengeling – die zouden hebben plaatsgevonden bij een onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs aan de Academie voor Euritmie, onder verantwoording van een overheidsinstelling. Maar misschien horen we hier nog wél eens wat over.
De heer Perra neem ik, wanneer ik bovengenoemd Engelse artikel begin te lezen wél serieus. Wie zo lang binnen de antroposofie en de vrijescholen heeft verkeerd, moet wel zwaarwichtige redenen hebben er afstand van te nemen. Hoeveel innerlijke strijd, slapeloze nachten heeft dit gekost? Een man met een groot geweten, lijkt me, die geen verantwoording meer wil nemen voor wat hij ziet: leerlingen worden geïndoctrineerd. Zo’n ernstige beslissing roept bij mij ook vragen op in de trant van: was mijn werk dan ook indoctrinatie? En ik ben zeer benieuwd naar zijn voorbeelden. Hij geeft er 3, waarvan er 1 is waar ik niets mee kan, omdat dit bovenbouwstof betreft. Maar de andere 2 zijn mij wel vertrouwd.
Allereerst deze:
“Another example: In the early grades, Waldorf teachers tell the children a great number of legends or myths. At first glance, this is part of a traditional study of literature and mythology. But the teachers slip in Anthroposophical interpretations... They make subtle allusions to the contents of Anthroposophical books such as Myths and Legends and their Occult Truths [7] or Hidden Wisdom in Grimm Fairy Tales [8]. Most of these works were only recently translated into French (Waldorf teachers having access to them through German connections). National education inspectors therefore cannot detect the Anthroposophical doctrines slipped in by Waldorf teachers when they tell these legends and myths to the children.”
“In de lagere klassen vertellen de vrijeschoolleerkrachten aan de kinderen heel wat legenden of mythen. Op het eerste gezicht is dit een deel van een traditionele bestudering van literatuur en mythologie. Maar de leerkrachten laten er antroposofische interpretaties in terechtkomen. Zij maken subtiele toespelingen op boeken als ‘mythen en legenden en hun occulte waarheden’ of ‘verborgen wijsheid in de sprookjes van Grimm’. De meeste van deze werken werden pas onlangs in het Frans vertaald. (Vrijeschoolleerkrachten kunnen er over beschikken via Duitse collega’s.) Daarom kunnen onderwijsinspecteurs er niet de vinger achter krijgen dat er door vrijeschoolleerkrachten antroposofische dogma’s ingevlochten worden wanneer ze deze legenden en mythen aan de kinderen vertellen.”
Hier staan toch wonderlijke dingen! Legenden of mythen; dat zou dan moeten zijn legenden (klas 2) én mythen (klas 4, als we deze nog tot de “vroege” klassen rekenen (early grades). Wat de heer Perra bedoelt met “traditionele bestudering van literatuur en mythologie” is me een raadsel. De legenden (met als tegenhanger de fabels) worden, niet meer en niet minder, verteld zoals ze ooit zijn opgetekend. Datzelfde geldt voor de verhalen uit de Edda in klas 4. En daarbij zouden de leerkrachten dan “antroposofische uitleg” geven? Vooralsnog kan ik me er geen concrete voorstelling bij mij maken.
Als dat zo gebeurt gaan de leerkrachten te ver. De verhalen zijn er om simpelweg te vertellen – niks geen uitleg – vooral niet aan kinderen. Dat je zelf verdieping zoekt en probeert de beelden te duiden, leidt vaak tot een grotere eerbied waarmee je de verhalen dan vertelt. Zo is mijn eerbied voor bijvoorbeeld de 7 scheppingsdagen zeer toegenomen door het lezen van Steiners “Die Geheimnisse der biblischen Schöpfungsgeschichte”; maar om de kinderen te vertellen dat “de dagen van de schepping eigenlijk grote tijdvakken zouden zijn” en “God eigenlijk één van de Elohim”, nee, dat is absoluut de bedoeling niet van het vertellen van de verhalen uit het Oude Testament.
Welke verdieping of achtergrond dan ook: het is ten enen male niet bestemd voor de kinderen. Antroposofie in het onderwijs werd bij herhaling door Steiner resoluut afgewezen! En daaraan moeten de Franse vrijeschoolleerkrachten over wie de heer Perra het heeft, zich gewoon houden, als ze een vrijeschool gestalte willen geven. Het voorbeeld dat hij hier geeft lijkt mij absoluut niet relevant voor “het” vrijeschoolonderwijs! Zijn 2e voorbeeld betreft de dierkunde in klas 4. Daarop zal ik in een volgend artikel ingaan.’
In het reactiegedeelte plaatste Pieter Witvliet op 22
juni 2013 om 3:26 PM:
‘Ramon de Jonghe/Verachtert antwoordt op de blog “antroposofie in de pers” als reactie op bovenstaand artikel: “Als het een ernstige vraag is, kan Pieter – net zoals anderen die met gelijkaardige vragen zitten – zich best aanmelden bij Sektesignaal om samen met deskundigen naar een goed onderbouwd antwoord te zoeken.”
Mijn antwoord:
Mijn ervaring als vrijeschoolleerkracht en mijn kennis van de achtergronden van de vrijeschoolpedagogie geven mij voldoende basis om te concluderen dat ik bij het vertellen van de verhalen die behoren bij de zgn. vertelstof het nooit in mijn hoofd heb gehaald aan kinderen (antroposofische) achtergronden mee te delen. Conform de door Steiner gestelde eis dat antroposofie niet in het onderwijs thuishoort.
Zo lang ik werkzaam was in de vrijescholen – dat is toch een kleine 40 jaar – heb ik nooit enig signaal opgevangen dat collega’s, ook in andere scholen dit zouden doen; noch is mij van enige achtergrondliteratuur bekend dat dit daarin zou worden aanbevolen. De ernstige vraag: of ik óók kinderen op de door Perra beschreven wijze geïndoctrineerd heb, kan ik volmondig met “neen” beantwoorden.’
Vanochtend volgde ‘Antroposofische indoctrinatie in het vrijeschoolonderwijs? (2)’
‘In mijn vorige artikel moest ik tot de conclusie komen de opvatting van de heer Perra, dat er middels de vertelstof antroposofie aan de kinderen wordt doorgegeven – indoctrinerend nog wel – op grond van kennis én ervaring niet te kunnen onderschrijven. Dat hij dat op vrijescholen in Frankrijk heeft waargenomen, kan ik bevestigen noch ontkennen. De stelling dat “op vrijescholen kinderen met antroposofie worden geïndoctrineerd” is op grond van dit voorbeeld voor het vertellen in het algemeen niet aangetoond.
Voorbeeld 2 Dierkunde klas 4
De heer Perra geeft nog een voorbeeld: dierkunde in klas 4:
“In the fourth grade (CM1), Waldorf students study zoology and tackle the physiology of various animals, like the lion, the cow, and the eagle. At first glance, their class work appears to be an objective study of the behavior of these animals. At least that’s what an inspector will see in the students’ notebooks. But the teacher will also orally tell the students that the eagle must be understood in relation to the human head, the cow in relation to the human metabolic system and limbs, and the lion in relation to the human rhythmic system (the heart and lungs). Thus, the teacher conveys basic elements of Rudolf Steiner’s doctrine, namely that man is a tripartite being having within himself, in a latent state, the various animal kingdoms. [6]”
Samengevat: dierkunde in klas 4: de verschijningsvorm van verschillende dieren, als leeuw, koe en adelaar. In het periodenschrift zal de inspecteur iets objectiefs vinden over het gedrag van deze dieren, maar mondeling zal de leerkracht de dieren in verband brengen met hoofd, romp en ledematen – dit is met Steiners drieledige mens die de verschillende dierenrijken latent in zich aanwezig vindt.
Een paar achtergronden bij het vak dierkunde
Wanneer wij een berg- of heuveltop beklimmen en we zijn op het hoogste punt aangekomen, blikken we over de wijde, voor ons zich uitstrekkende omgeving. Al kijkend zien we steeds meer details: daar een meertje, daar een paar koeien; een hutje, in de verte beneden een dorpje, waarvan de kerktoren het eerst opvalt. Met talloze andere voorbeelden kan iedereen, want iedereen heeft deze ervaringen, tot de makkelijk te trekken conclusie komen: eerst zien we het geheel, dan de delen. Ook in het “verborgene”, in onze cellen bijvorbeeld gaat de vermenigvuldiging daarvan door deling van het geheel naar geledingen, wat zo prachtig is te volgen bij embryonale ontwikkelingen. Dit “van het geheel naar de delen” ligt in zekere zin van nature in de mens besloten. Zo bekeken behoort dit “bij het leven”.
In Steiners pedagogische voordrachten komen we dit “bij het leven”* nog al eens tegen:
“Wir gehen immer von dem Ganzen aus. Wie wir im Rechnen von der Summe ausgehen, nicht von den Addenden, und die Summe zergliedern, so gehen wir auch hier von dem Ganzen ins Einzelne. Das hat den großen Vorteil für die Erziehung und den Unterricht, daß wir es erreichen, das Kind wirklich auch lebendig in die Welt hineinzustellen; denn die Welt ist ein Ganzes, und das Kind bleibt in fortwährender Verbindung mit dem lebendigen Ganzen.”[1]
“We gaan steeds uit van het geheel. Zoals we bij het rekenen uitgaan van de som (het totaal), niet van de optellers en het totaal verdelen, zo gaan we ook hier van het geheel naar het aparte. Dat heeft het grote voordeel voor de opvoeding en het onderwijs dat wij bereiken dat het kind werkelijk ook levend in de wereld komt te staan; want de wereld is een geheel en het kind blijft voortdurend in verbinding met dit levende geheel.”*
We gaan steeds uit van het geheel. Steiners opvatting: de wereld is een totaliteit (die Welt ist ein Ganzes) mag dan nu als vanzelfsprekend klinken, in 1919 was dat niet zo. Er bestond geen milieuprobleem. Met name de laatste 20 jaar is de mensheid – als totaliteit – door schade en schande tot het inzicht gekomen dat “alles met alles” samenhangt: CO2-uitstoot – opwarming van de aarde; houtkap – meer erosie, meer overstromingen, aardverschuivingen; landbouwgif – bijensterfte; bijensterfte – 4 jaar na het uitsterven van de bijen, sterft volgens Einstein de mensheid, planten, met name het fruit, sterven uit doordat er geen bestuiving meer plaatsvindt. Enzovoort, enzovoort.
Een aspect van het vrijeschoolonderwijs: zo te werken dat het kind in een voortdurende levende relatie staat tot het levende geheel. Tegen deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat Steiner het vak dierkunde “met betrekking tot de mens” behandelt. Ja, dat is “mensbeeld”, zoals het ook “mensbeeld” is, het vak dierkunde niet met betrekking tot de mens te geven en slechts het dier te beschrijven in zijn habitat. Dit is o.a. wat mensen die vrijeschoolleerkracht worden en ouders die hun kind op een vrijeschool willen hebben, aanspreekt: het gaat erom dat de mens van de toekomst – het kind – met eerbied en enthousiasme de schoonheid – hier “de samenhang der dingen”, zijn een-zijn met de totaliteit van de wereld beleeft.
Niet nieuw
De idee van de samenhang van mens en dier is niet nieuw; is niet van Steiner en is daarom ook geen antroposofie. Ook de drie- en vierledige mens zijn dat in de kern niet. Wel heeft Steiner, zoals zo vaak met oudere, bestaande ideeën, deze opnieuw, meer in overeenstemming met de denktrant van nu geformuleerd – en wanneer hij dat in de jaren, ruwweg 1880-1925 – doet, is dat veel minder in de denktrant van die tijd, dan in de denktrant van heden. De filosofische gezichtspunten in bijvoorbeeld “De filosofie van de vrijheid” – 1894! – zijn, ruim 100 jaar later – nog steeds actueel.
De samenhang van mens en dier wordt bijvoorbeeld door Lorenz Oken uitgewerkt; ook door Goethe; Darwin, niet te vergeten. Het “drieledige” is geen exclusief antroposofisch begrip. Hoofd, romp en ledematen zijn niet door Steiner bedacht. Ook niet dat in het hoofd de voornaamste zintuigen zetelen; dat in het romp/borstgebied hart en longen ritmisch pulseren en dat we een stofwisseling hebben, geconcentreerd in de stofwisselingsorganen.
Dierkundeperiode
Ik herinner me nog als de dag van gisteren de dierkundeperioden. Een aspect van het vrijeschoolonderwijs: zo te werken dat het kind in een voortdurende levende relatie staat tot het levende geheel. “Wat zie je allemaal aan de mens” kan een vraag zijn aan het begin van een dierkundeperiode. Als alle losse benamingen zo gerubriceerd worden dat ze wat meer bij elkaar horen, kan plotseling het geheel weer in het oog springen: hoofd, romp en ledematen. Bij het hoofd kwamen te staan; oren – gehoor; ogen – zien/(ge)zicht; neus – reuk; mond – smaak: zout, zuur (enz). De andere dag bijvoorbeeld begon ik dan een dier “te spelen”. Ik noemde het niet meteen bij naam; de kinderen die het zagen, mochten het niet meteen roepen. En zo schetste ik met woorden en bewegingen de karakteristiek van het te behandelen dier. Voor kinderen én leerkracht buitengewoon animerend. “Had de mens zulke ogen als ik”, liet ik het dier zeggen, “dan zag meester, die nu recht voor zich uitkijkt, tegelijkertijd óók het plafond én zijn schoenen”. Uit het karakteriseren van de inktvis blijkt dat het dier “bijna helemaal zintuig is”.
Het is niet moeilijk voor wie open waarneemt tot de conclusie te komen dat in de dieren een specialisatie op de voorgrond treedt. Daar is niets “antroposofisch” bij. Vissen zwemmen sneller dan mensen; vliegen kunnen de mensen niet. “Met een vliegtuig”, roepen de kinderen; om tot ontdekking te komen dat dit eerst “bedacht” moest worden. “Een mens heeft ideeën”, zei een leerling. En om die tot uitvoering te brengen: handen. Daarmee is de mens het meest mens: “met zijn handen”. Die kunnen opbouwen, maar ook afbreken; slaan én strelen. “Een dier doet, wat het moet”, een bekende uitspraak van Dr. Leen Mees.[2]
Dieren zijn specialisten – niet vrij. De mens is geen specialist – hij kan het op een bepaald gebied worden. De dieren zijn in hoge mate afhankelijk; de mens is veel vrijer; heeft daarom een grote verantwoordelijkheid naar de dieren (en de medemens). Het in samenhang zien van mens en dier op deze wijze, noemt de heer Perra “indoctrinatie”. De mens leren zien in samenhang met de wereld zodat dit eerbied en verwondering teweegbrengt, is opvoeding en ontwikkeling. Je afvragen wat je met je handen doet, vormt je moraliteit. Net als bij de vertelstof: ik weet niet hoe dierkunde in de Franse vrijescholen gegeven wordt. Dit kan ik ook niet opmaken uit de woorden van de heer Perra. Van indoctrinatie bij de vakken vertelstof en dierkunde, gegeven op bovengeschetste manier – dat is in de trant waarin ze gegeven dienen te worden, is geen sprake. Ook de heer Perra’s 2e voorbeeld moet ik als onzinnig kwalificeren.
Voortdurend doen mensen pogingen aan te tonen dat er in vrijescholen geprobeerd wordt antroposofie “binnen te loodsen”. Door wie dan? Antroposofische leerkrachten? Wie of wat zijn dat dan? Wat is dan hier “antroposofie”? Met welk doel dan? Op vragen aan critici kreeg ik of geen antwoord; of ze weerden mij van hun blog of ze kwamen elders met onzinnige kretologie. Voor mij zijn de voorbeelden van de heer Perra die zo zwaarwegend worden aangekondigd als “indoctrinatie van vrijeschoolleerlingen met antroposofie” als de zoveelste muis die naast de olifant op de brug triomfantelijk uitroept: “Wat stampen we weer, hè!”* Wie dit tot zich door laat dringen, bedenkt zich wel een paar keer voor hij het woord “sektarisch” in de mond neemt.
[1] Steiner Erziehungskunst – Methodisch-Didaktisches, GA 294
[2] Mees Dieren zijn wat mensen hebben’
Na al dit vrijeschoolgeweld ook nog wat anders. Bijvoorbeeld
‘Koningin Máxima enthousiast over bijzondere bio-groenten. “Haar oog viel al snel op de truffelaardappeltjes”’, door Lenneke Schot eergisteren in Biojournaal:
‘Bio-telers Krispijn van den Dries en Michiel Vos ontvingen afgelopen woensdag hoog bezoek bij hun kraam met biologische groenten. Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima brachten een bezoek aan Emmeloord. De Koningin nam bij de kraam een zakje biologische regenboogpenen in ontvangst en toonde veel belangstelling voor de biologische groenten van Krispijn en Michiel.
Krispijn: “Haar oog viel al snel op de truffelaardappeltjes. Ze noemde deze ‘Papitas’. Ik denk dat ze de aardappeltjes herkende van vroeger.” Hij geeft aan dat de Koningin enthousiast is over het feit dat de jonge telers allerlei bijzondere biologische groenten telen en deze op een originele manier op de markt brengen. “Ze zag allerlei leuke aparte producten in onze kraam en genoot van de geuren en kleuren.”
De kraam van Krispijn en Dries was te vinden op het streekproductenplein. Volgens Krispijn liep de spanning op het plein duidelijk op naarmate het koninklijk paar dichterbij kwam. “Het was een hele leuke ervaring, je zag de hoofden echt allemaal hun kant op draaien. Al met al was het heel bijzonder en de Koningin was heel belangstellend.”
Koningin nu op de hoogte van phytophthora
De vader van Michiel Vos, Niek, beleefde woensdag ook een bijzondere dag. Hij was uitgenodigd voor een speciaal diner samen met het koninklijk paar. “Hieraan namen 100 mensen deel. We waren in diverse groepen opgedeeld, ik zat aan tafel met andere agrariërs. Iedereen had een kaartje voor zich staan, zodat ze meteen een idee hadden van wat je doet”, vertelt Niek.
Niek heeft Koningin Máxima onder meer uitleg gegeven over de phytophthora (plantenziekte) en andere zaken die spelen in de biologische aardappelteelt. “Onze producten hebben afgelopen woensdag in ieder geval maximale aandacht gekregen. Het was erg leuk om dit mee te maken en het spektakel eens een keer van de andere kant mee te maken.”
De aardappelen op het veld van Maatschap Vos in Kraggenburg staan er volgens Niek momenteel heel mooi bij. “We hebben een lekker buitje gehad, precies op maat. Dat was exact wat ze nodig hadden. Nederland is wat dat betreft ook zo’n mooi land. We hoeven hier gelukkig geen half jaar te wachten op regen.”’
Nature & More bracht naar aanleiding hiervan eergisteren
een persbericht uit, dat een en ander nog verduidelijkt:
‘Afgelopen woensdag, tijdens het koninklijk bezoek aan Emmeloord, ontving Nature & More teler Krispijn van den Dries hoog bezoek bij zijn biologische groentekraam. Koningin Máxima nam een zakje biologische regenboogpeen in ontvangst en had speciale belangstelling voor Krispijns truffelaardappeltjes. “O papitas, daar wil ik graag ook een zakje van”, zei de kersverse koningin, toen ze de kleine paarse aardappeltjes opmerkte.Er is nieuws vanuit Hogeschool Leiden, er is namelijk een opleiding bijgekomen: ‘spraak en drama therapie’. Zoals daar op de website te lezen, in ‘Iets voor jou?’
Het was niet de eerste keer dat het koninklijk paar belangstelling toonde voor biologische landbouw en het maatschappelijk verantwoord ondernemerschap van Nature & More telers. In 2006 reisde Volkert Engelsman, oprichter van Nature & More, mee met een staatsbezoek aan Argentinië, als vertegenwoordiger van dit thema. Een tiental Argentijnse biologische telers van Nature & More werd bij die gelegenheid uitgenodigd door koningin Beatrix om een receptie en dansvoorstelling in het Colon Theater in Buenos Aires bij te wonen.
Bij het bezoek aan Emmeloord, afgelopen woensdag, merkte Máxima op dat ze het leuk vindt dat er jonge boeren zijn die kleurrijke, duurzame producten op de markt brengen op een nieuwe manier. In haar laatste Kersttoespraak sprak koningin Beatrix zich ook al ondubbelzinnig uit voor duurzaamheid en transparantie: “Kritisch en bewust kopen blijkt het hele aanbod van goederen en diensten te kunnen beïnvloeden.” Het ziet ernaar uit dat koningin Máxima de interesse van haar schoonmoeder deelt.’
‘Je wilt graag met mensen werken, of het nu cliënten, collega’s, behandelend artsen, teamleden of andere zorgprofessionals zijn. Liefst heb je ervaring in de zorg of heb je je in dit onderwerp verdiept en weet je waar je terecht kunt en wilt komen. Ook heb je aanleg voor muziek en/of beeldende kunsten en wil je deze vaardigheden verder ontwikkelen en inzetten bij je werk. Weet je nog niet zeker of je je hierin intensief wilt verdiepen, kun je eens een kunstzinnige cursus volgen en jouw passie en talent verkennen. Kunstzinnige Therapie gaat uit van de antroposofische visie die de mens als geheel ziet, met zijn levensgeschiedenis, persoonlijkheid en mogelijkheden.
Jij wilt deze zaken in verband brengen met de problemen en ontwikkelingsvragen van je cliënten. Dit is geen alledaagse aanpak maar dat vind je geen bezwaar. Realiseer je dat het vak van therapeut veel vergt. Als therapeut ben jijzelf een belangrijk therapie-instrument; hoe je bent en hoe je de relatie met je cliënt vormgeeft is van groot belang. Daarom is het belangrijk dat je eerlijk naar jezelf kunt kijken en waar nodig, aspecten van jezelf veranderen. Daarnaast ben je ondernemend en creatief. Als kunstzinnig therapeut zul je namelijk zelf kansen voor een succesvolle carrière moeten creëren. Kortom, je staat met beide benen op de grond en toont initiatief, inzet en creativiteit.
Melanie Buist (20) is eerstejaars student en combineert muziek en zorg in haar studie: “Muziek is mijn leven, en daar wilde ik in mijn studie graag iets mee doen. Omdat ik niet uitblink in één instrument, en eigenlijk meer geïnteresseerd ben in de werking van muziek, kwam ik terecht bij Kunstzinnige Therapie. Het komt goed van pas dat ik kan zingen en verschillende instrumenten bespeel, ik kan dan later meerder instrumenten inzetten in mijn therapie. De antroposofische benadering vind ik erg interessant, want je krijgt hierdoor een vollediger mensbeeld. Ik heb ontdekt dat er meer is dan meten en wegen. Het is vooral belangrijk om samen met cliënten een goede therapie te vinden en niet zelf te bedenken wat mensen nodig hebben.”
Kunst als gereedschap
Na de intake met de cliënt en het opstellen van een behandelplan, doe je kunstzinnige oefeningen met de cliënt. De kunstzinnige middelen worden in deze therapie gebruikt voor het uiten van gevoelens van de cliënt en om te ontdekken wat er bij de cliënt leeft. Maar ook gaat de kunstzinnige therapie uit van de helende werking van zorgvuldig gekozen kunstzinnige oefeningen.
Beeldende therapie
Bij beeldende kunstzinnige therapie ligt de nadruk op schilderen, tekenen en boetseren, vormen, kleuren en materiaal. Jij hebt artistieke aanleg en je vindt het leuk om zelf beeldend te werken. Ook ben je geïnteresseerd in beeldend werk van anderen. Je hoeft geen volleerd kunstenaar te zijn, maar je kunt uit de voeten met basistechnieken en je wilt je hierin verder scholen.
Muziektherapie
Heb je affiniteit en ervaring met zingen of spelen van muziek en wil je je muzikale vermogen inzetten bij het werken met anderen? Dan is muziektherapie wellicht iets voor jou. Je hoeft geen volleerd musicus te zijn. maar je hebt een behoorlijke vaardigheid en de wil om je hierin verder te scholen. Je leert hoe je muziek kunt gebruiken bij verschillende hulpvragen en werkt met muziekinstrumenten zoals trom, fluit en lier en met stem en beweging. Je kiest naast de verschillende instrumenten waarmee je tijdens de opleiding kennismaakt, voor een eigen hoofdinstrument, waarop je je deels zelfstandig verder ontwikkelt. Je onderzoekt tijdens je studie de samenhang tussen psychische en vitale processen enerzijds en muzikale processen anderzijds.
Spraak en drama therapie
Houd je van gedichten, het spel van klanken en woorden? Van verhalen vertellen, toneel, spel en beweging? Ben je benieuwd naar hoe je met deze middelen andere mensen in hun proces kunt helpen? Dan is deze nieuwe opleiding in Spraak en Dramatherapie beslist iets voor jou! Het accent ligt hierbij op de kunstzinnige vorming van je uitdrukkingsvermogen; via stem en spreken, gebaar en fysieke expressie. Je hoeft geen podiumkunstenaar te zijn om te worden toegelaten, maar je moet bereid zijn je ook buiten de opleiding verder te scholen in toneel en/of spraak.
Anders dan bij de andere kunstzinnige therapieën, werk je niet met instrumenten of materialen, maar vormen je eigen stem, je eigen lichaam en de doorleving daarvan je instrument. Je onderzoekt de werking van spraak en gebaar, spel en improvisatie op psyche en gezondheid en leert deze verschillende theatrale middelen in te zetten in therapie. Je activeert je patiënten of cliënten in deze vorm van therapie tot deze theatrale middelen.
In september 2013 start de opleiding met de nieuwe afstudeerrichting Spraak en drama.’
‘Elk gezin, elk mens, elke baby is anders. De wensen van klanten en de persoonlijke gezinssituatie staan voor Yunio kraamzorg altijd centraal. Daarom biedt Yunio nu ook Natuurlijke kraamzorg voor mensen die op natuurlijke wijze (gebaseerd op ideeën van Rudolf Steiner, grondlegger van de antroposofie) hun baby willen verzorgen en ook zelf met natuurlijke middelen willen worden ondersteund.
Bij de verzorging van de kraamvrouw zijn rust en persoonlijke aandacht belangrijke elementen voor herstel. De kraamverzorgende Natuurlijke kraamzorg van Yunio ondersteunt deze rust specifiek door middel van bijvoorbeeld het gebruik van kamille, gericht voedingsadvies en aandacht voor warmte en omhulling. Ook staat dit centraal bij de zorg voor de baby. De kraamverzorgende kan helpen de baby te wikkelen en het veilig gebruik van mutsjes, wikkeldoeken, wollen kleding, kruikjes en katoenen luiers leren.
Sfeer van rust en warmte
Een kraamverzorgende die de opleiding Natuurlijke kraamzorg heeft gevolgd, begeleidt en ondersteunt bij de dagelijkse zorg voor de kraamvrouw en baby. Zij kent het belang van rust en regelmaat, goede voeding en een verzorgd huishouden. Haar aandacht voor andere kinderen in het gezin richt zij graag op (buiten)spelen en samen werkjes doen. Dit alles zoals naar wens van het gezin en in een sfeer van rust en warmte.
Meer informatie? Voor meer informatie kan men contact opnemen met Yunio kraamzorg via telefoonnummer 0900-98 64 (10 ct/min).’
Tot slot kwamen vandaag Anna-Katharina Dehmelt en Terje
Sparby van het ‘Institut für anthroposophische Meditation’ met hun uitvoerige ‘Newsletter Juni’:
‘Der Begriff des Bewusstseins ist einer der schillerndsten Begriffe der Gegenwart. Das Bewusstsein ist ein Rätsel – denn es kann innerhalb der herrschenden Paradigmas der Naturwissenschaften nicht erklärt werden. Der Sprung von den materiellen Vorgängen der Außenwelt und den physiologischen Vorgängen im Gehirn zur inneren Bewusstseinsempfindung beispielsweise einer Farbe ist unüberbrückbar – ein Sachverhalt übrigens, den Rudolf Steiner schon 1894 zu einem Angelpunkt seiner “Philosophie der Freiheit” machte. Von spiritueller Seite hingegen wird mit “Bewusstsein” gemeinhin der Zugang zur Innenwelt der Außenwelt bezeichnet. Es kann durch Meditation vertieft werden und zu einer Seins- oder Wirklichkeits-Erfahrung führen, die unendlich viel reicher, wahrer und auch schöner ist, als Sein und Wirklichkeit, die wir in unserem getrennten Alltags-Bewusstseinen erleben.
Die verschiedenen spirituellen Strömungen haben diese vertiefte Seins- oder Wirklichkeitserfahrung in verschiedener Weise zum Ausdruck gebracht und Wege zu ihr gewiesen. Rudolf Steiner hat diese Erfahrungen im Rahmen einer “geistigen Welt” zum Ausdruck gebracht – verbunden mit der mit wachsendem Zeitabstand zu ihm ebenfalls wachsenden Gefahr, diese geistige Welt entsprechend unserem Alltagsbewusstsein als fertig, fest und eindeutig vorzustellen anstatt als jeweils neu aufzusuchende innere Erfahrungen. Auch Steiner ist dafür von einer meditativen Vertiefung des Bewusstseins ausgegangen und hat diese gelehrt.
Wenn wir heute darauf schauen, wie über Bewusstsein gedacht und geforscht wird, so sehen wir einerseits, wie das alltägliche, in den herrschenden Paradigmen der Gegenwart verankerte Bewusstsein an seine Grenze kommt, wenn es sich selbst verstehen will (sofern es sich nicht in Abwehrbewegungen sofort selbst wieder stillstellt). Und wir sehen andererseits, wie von spiritueller Seite ein Schatz innerer Erfahrung, ein vielleicht ahnendes, aber doch innerlich befestigtes Wissen um eine tiefere Wirklichkeit, um eine “geistige Welt”, an diese Grenze herangetragen wird, eine tiefe Bewusstseinswirklichkeit, die durch die Zweifel der Gehirnforschung nicht angetastet werden kann. So begegnen sich am Thema Bewusstsein äußere und innere Beobachtung, äußerlich erscheinende Welt und Weltinnenraum wie von zwei Seiten. Sie scheinen zwei Seiten einer Medaille zu sein.
Das war eindrucksvoll zu erleben auf dem von der Akademie Heiligenfeld in Bad Kissingen veranstalteten Kongress mit dem Thema “Bewusstsein: Bewusstseinsforschung – Bewusstseinskultur – Bewusstseinsentwicklung”. Der Kongress ist stark inspiriert von dem Freidenker Joachim Galuska, Psychiater und ärztlicher Leiter der Heliligenfeldkliniken in Bad Kissingen sowie von der Stiftung Bewusstseinswissenschaften und von der Gesellschaft für Bewusstseinswissenschaften und Bewusstseinskultur (ehemals Deutsches Kollegium für transpersonale Psychologie und Psychotherapie mit veralteter Website), die es sich zur Aufgabe gemacht haben, spirituelle Bewusstseinserfahrung im akademischen Kontext zu vergegenwärtigen. Neben Joachim Galuska sind hier u.a. Harald Walach, Wilfried Belschner oder Thilo Hinterberger maßgeblich.
Insbesondere der zweite Kongresstag am 7. Juni zum Thema Bewusstseinsforschung entfaltete das angedeutete Spannungsfeld. In Vorträgen, Foren und Workshops wurde aus der akademischen Bewusstseins- und Meditationsforschung berichtet, wurden Überlegungen zu Formen und Bedingungen eines vertieften Bewusstseins angestellt, aber auch ganz konkret mit Coen van Houtens Schicksalslernen oder der Aufstellung verschiedener Bewusstseinsebenen gearbeitet – und dazwischen gab es Phasen der Besinnung, Minuten der Meditation, eingestreute Übungen, Musik und Lyrik. Rund tausend Menschen nahmen teil, ausgesprochen aufgeklärt, fast durchweg spirituell erfahren und akademisch gebildet, viele mit einem Schwerpunkt auf Medizin und Therapie. Beeindruckend war die Ernsthaftigkeit und Zielstrebigkeit, mit der an dem Thema gearbeitet wurde. Spiritualität war vorausgesetzt, aber in einer völlig undogmatischen und offenherzigen Form.
Besonders hervorgehoben seien die beiden Morgenvorträge von Joachim Galuska und Harald Walach. Unter dem Titel “Geist und Seele” entwickelte Galuska die Grundlagen einer Bewusstseinswissenschaft, in dem er verschiedene Schichten in der Vertiefung des alltäglichen, personalen Bewusstseins charakterisierte: in einem ersten Schritt (“Seele”), eingeleitet durch eine kurze Meditation, die dem Gewahrwerden der eigenen Präsenz diente, wird sich das mit seinen Konzepten identifizierte Ich dieser Tatsache bewusst. Es taucht ein in ein fließendes Spüren eines Bewusstseinsstroms, der weiterreicht als das eigene Ich. Es entsteht eine in der Anwesenheit spürbare Wesenhaftigkeit, noch getrennt, aber schon transparent, noch in der Welt, aber diese schon metaphorisch und mehrperspektivisch anschauend.
Beginnt sich das Bewusstsein nun in dieser Verfassung selbst zu vergegenwärtigen, entsteht ein unmittelbares Erleben, ein Schweben in der Formlosigkeit, ein sich selbst tragendes Ungetrenntsein, ein Gewahrwerden einer nondualen Struktur (“Geist”). Und hinter dieser nondualen Struktur eröffnet sich eine “kosmische Intelligenz”, die ihrerseits nun “Geist” und “Seele” konfiguriert und gemäß derer die Evolution vorangeht – eine kosmische Intelligenz, die aber nicht unabhängig ist vom Menschen, die realisiert werden will und realisiert wird, auch wenn sie als solche nur ahnbar und in den geläufigen Bewusstseinsstrukturen kaum ausdrückbar ist.
Dass das Gehirn das Bewusstsein hervorbringe, ist Ausdruck der heute alltäglichen Bewusstseinsstruktur. Denn nicht das Gehirn bringt das Bewusstsein hervor, sondern das Bewusstsein bestimmt die Interpretationen des Gehirns. Das alltägliche Bewusstsein kommt nicht weit über Projektionen seiner eigenen Struktur heraus, das “Seelen-Bewusstsein” erkennt diese Projektionen und kann sie relativieren, das “Geist-Bewusstsein” taucht ein in die unmittelbare Erfahrung des Bewusstseins selbst und öffnet das Tor zur “kosmischen Intelligenz”.
Der durchaus anspruchsvolle Vortrag kann bei www.audiorium-netzwerk.de als DVD bestellt werden, ebenso wie der dann folgende, weitgehend frei gehaltene Vortrag “Bewusstseinsforschung – ein Thema für die Zukunft?” von Harald Walach. Der Philosoph, Psychologe und Inhaber eines Lehrstuhls zur Forschungsmethodik komplementärer Medizin und Heilkunde hatte es sich zur Aufgabe gemacht, die Thematik von der Außenseite her und Bewusstseinsforschung im Rahmen eines wissenschaftlichen Kontextes anzugehen. In knappen und wesentlichen Strichen stellte er die Grundlinien des herrschenden Wissenschaftsparadigmas dar, machte die akademischen Probleme, Grenzfragen und Abwehrmechanismen deutlich und berichtete von Forschungsergebnissen, die die Phänomene des Bewusstseins innerhalb des herrschenden Paradigmas greifbar machen, mehr noch aber von Ergebnissen, die den Rahmen dieses Paradigmas eigentlich sprengen.
Für relativ belastbare Forschungen zum Effekt von Bewusstsein auf materielle Vorgänge, zu Präkognition oder zur Beeinflussung anderer Bewusstseine müssen aber Wahrheitskriterien erst entwickelt, geschulte Innenbeobachter erst ausgebildet und vielleicht überhaupt adäquate Experimente erst erfunden werden müssen. (Dazu gab es dann nachmittags eine Forschungsstunde mit dem Thema “Kann man Achtsamkeit und Bewusstsein messen und wenn ja wie?”, die ebenfalls mitgeschnitten wurde.) Vor dem Hintergrund einer kurzen Charakteristik der ungelösten Probleme von Idealismus (der keinen haltbaren Begriff von Materie entwickeln kann) und Materialismus (der keinen haltbaren Begriff von Bewusstsein entwickeln kann) stellte Walach abschließend einen konzeptionellen Rahmen dar, der Bewusstsein als eigenständiges Phänomen integrieren kann: eine Art neutralen Monismus, der von der phänomenalen Verschiedenheit von Materie und Bewusstsein ebenso ausgeht wie von deren Komplementarität bei gleichzeitig unmöglicher Rückführung aufeinander – analog etwa dem Welle-Teilchen-Dualismus der Quantenphysik.
Wir berichten deshalb so ausführlich und begeistert von diesem Kongress, weil hier von spirituell erfahrenen Menschen Fragen und Überlegungen entfaltet werden, die denen Steiners vor hundert Jahren recht nahe kommen. Es war, als wohnte man einer Erneuerung eines Zuganges zur geistigen Welt bei, der nicht ideologisch, sondern mit eigener Erfahrung gepflastert ist. Der teilnehmende Schüler Steiners kann sich fragen: Erinnern Galuskas drei Bewusstseinsstufen nicht an Steiners höhere Bewusstseinsstufen? Beschreibt Steiner Galuskas “kosmische Intelligenz” nicht sogar mit denselben Worten? Findet sich der von Walach beschriebene neutrale Monismus nicht auch in Steiners “Philosophie der Freiheit” und in “Von Seelenrätseln”?
Fand die in “Von Seelenrätseln” beschriebene Begegnung von äußerer und innerer Beobachtung nicht auf diesem Kongress statt? Und ist nicht die Frage nach dem Bewusstsein geradezu ein Paradebeispiel für eine der in “Von Seelenrätseln” beschriebenen Grenzfragen? Steiner hat ja das Bewusstsein geradezu als Schauplatz der Begegnung von innerer und äußerer Beobachtung beschrieben: “Das menschliche Bewusstsein ist der Schauplatz, wo Begriff und Beobachtung einander begegnen und wo sie miteinander verknüpft werden. Dadurch ist aber dieses (menschliche) Bewusstsein zugleich charakterisiert”? Und am anderen Ende des Bewusstseinsspektrums heißt es dann: “Alles in der Welt ist bewusst.” Inwiefern hierin auch der Grund für Steiners so stark am Denken anknüpfenden Ansatz der Bewusstseinsentwicklung liegen könnte, heben wir uns für eine spätere Gelegenheit auf.
Eigene Erfahrung ersetzt Dogmatik – das ist eine der Erfahrungen, die wir (mal wieder) auf dem Kongress in Heiligenfeld machen konnten. Dass wir in anthroposophischen Kreisen noch auf dem Wege dorthin sind, war während des zweiten Kolloquiums “Anthroposophische Meditation und akademische Meditationsforschung” des Instituts für anthroposophische Meditation am 25.5.2013 zu erleben.
Ulrich Ott jedenfalls spiegelte uns am Ende dieses Tages unsere Insider-Sprache und manch implizite und unhinterfragte Voraussetzung. Nichtsdestotrotz sind wir einen großen Schritt vorangekommen. Die 14 Anwesenden – denkbar verschiedenste Individualitäten, die sich in ganz unterschiedlicher Weise auf Steiner und die Anthroposophie beziehen – hatten sich am Beginn des Tages unter der Anleitung von Wolfgang Tomaschitz mit der philosophischen Bewusstseinsforschung auseinandergesetzt. Auch hier wieder begegnete das Problem der aus den Gehirnprozessen nicht erklärbaren Bewusstseins-Innenerfahrung, das sogenannte Qualia-Problem. Im weiteren haben wir dann unter der Anleitung von Johannes Wagemann, Anna-Katharina Dehmelt, Markus Buchmann und Uwe Mos verschiedene, zum Teil erheblich vereinfachte oder weiterentwickelte Übungsansätze Steiners durchgeführt und beleuchtet.
Wie stellt sich das Qualia-Problem dar, wenn danach im geschulten Bewusstsein gefragt wird? Sind Steiners Übungen zur Imagination nicht geradezu Anleitungen, die intentionale Struktur von Bewusstsein erfahrbar und dann eventuell sogar messbar zu machen? Wie verhalten sich in diesen Übungen offenes Gewahrsein und fokussierte Aufmerksamkeit, wo kündigen sich die Bewusstseinsstufen Imagination, Inspiration und Intuition an? Die Frage nach dem Bewusstsein, wie sie auch der Kongress in Heiligenfeld deutlich gemacht hat, scheint eine Anschlussstelle zu sein, in die sich die anthroposophische Meditation unmittelbar hineinschmiegen lässt. Hier könnte ein Weg liegen, anthroposophische Meditation und akademische Forschung miteinander ins Gespräch zu bringen, letztere vielleicht bereichernd, erstere im Übergang von Dogmatik zu eigener Erfahrung unterstützend. In dieser Richtung wird weiter gearbeitet.
Auch das gerade erschiene Sommer-Heft der Zeitschrift EnlightenNext Impulse ist dem Thema Bewusstsein gewidmet. Unter der Überschrift “Bewusstseinskultur – dem Leben wieder Tiefe geben” findet sich ein Text von Tom Steininger zur Geschichte und Bedeutung des Wortes “Bewusstsein”, ein Interview mit Willigis Jäger über die Radikalität der Seins-Erfahrung und ein Gespräch mit der Künstlerin Corinna Krebber über den Bewusstseinszustand “In der Schwebe”, wie sie ihn in ihrer Arbeit erlebt. Vorangestellt ist dem Heft ein Zitat von Ken Wilber, das Vieles von dem bereits Besprochenen zusammenfasst:
“Bewusstsein ist keine emergierende Eigenschaft... Das Innerliche emergiert nicht aus dem Äußerlichen, sondern sie emergieren beide miteinander, Hand in Hand, mit der ersten Grenzziehung, die ein Universum schafft, also der ersten Differenzierung des Kosmos in ein Innen und Außen... Das Bewusstsein an sich ist das, was vom Augenblick der Schöpfung an jederzeit als das Innerliche aller Formen mit allen Formen einhergeht. Weil Oberflächen stets Oberflächen einer Tiefe sind, sind Formen stets Formen des Bewusstseins, und das Innerliche und Äußerliche emergieren von Anfang an miteinander.”
Das Heft enthält auch einige Auszüge aus dem hier mehrfach vorangekündigten Gespräch zwischen Andrew Cohen, Annette Kaiser und Arthur Zajonc unter dem Titel “Meditation und Evolution” am 11. Mai 2013 in Basel. Jedem, der an diesem Tag dabei war, wird als erstes der Begriff “Spirituelle Freundschaft” einfallen. Von Andrew Cohen ist seither zu berichten, dass er sich nach dem Toskana-Retreat im August in ein halbjähriges Sabbatical zurückziehen wird – ein für einen spirituellen Lehrer ungewöhnlicher Schritt.
Katrin Karneth und Tom Steininger haben den Umkreis von EnlightenNext über diesen Schritt wie folgt orientiert: “Andrew Cohen, der Gründer von EnlightenNext, möchte in der nächsten Zeit auch für sich und seine Vision eines post-traditionellen Lehrers einen Schritt weiter gehen. In Gesprächen mit seinen langjährigen Schülern wurde ihm klar, dass es wichtig ist, deutlicher als bisher aus der traditionellen Lehrerrolle in eine neue Form des Schüler-Lehrer-Verhältnisses zu gehen. Um sich für diese Arbeit auch Zeit zu nehmen, hat sich Andrew Cohen entschlossen, nach dem Retreat in der Toskana für sechs Monate in eine Auszeit zu gehen, in der er darüber reflektiert, wohin er sich auch persönlich entwickeln kann, um eine post-traditionelle Lehrerrolle besser ausfüllen zu können.” Andrew Cohen ist ja oft nachgesagt worden, mit seinen Schülern recht restriktiv umzugehen. Das hat sich jedoch schon in den letzten Jahren erheblich gewandelt. Wohin sich seine Lehrer-Rolle nun entwickeln wird und wie die Ausrichtung und Struktur von EnlightenNext sich entsprechend umgestalten wird – darauf darf man gespannt sein! Mit einem Beitrag in Andrew Cohens Blog von ihm selbst ist in Bälde zu rechnen.
Wer Arthur Zajonc in Basel verpasst hat, hat am Freitag, den 27. Juni, noch einmal Gelegenheit, ihn kennenzulernen. Im Rahmen der Tagung “Wie wird der Geist wirksam?” der Anthroposophischen Gesellschaft in der Berliner Philharmonie geht es auch um Meditation. Arthur Zajonc hält dort um 9 Uhr einen Vortrag mit dem Titel “Geistige Erfahrung im bewussten Erleben”. Am anschließenden Podiumsgespräch nehmen unter anderem Tho Ha Vinh und Bodo von Plato teil. Karten für Vortrag und Podiumsgespräch gibt es vor Ort für 15 Euro. Das Institut für anthroposophische Meditation ist an dieser Veranstaltung immerhin mit einem Prospekt beteiligt, der auch weniger Internet-affine Menschen mit dem Institut in Verbindung bringen möchte und für diesen Zweck auch gerne bestellt werden kann.
Und dann wird Arthur Zajonc auch vom 10. bis 13. Oktober 2013 in Berlin sein. Dort wird das erste europäische Symposium des Mind and Life Instituts stattfinden, dessen Direktor Arthur Zajonc ist. Auch dort wieder werden unter dem Thema “Individual and Societal Change from the Contemplative Perspective” Repräsentanten verschiedenster geistiger Strömungen wie Mathieu Ricard, Wolf Singer oder Otto Scharmer zusammenkommen.
Ein Charakteristikum all der Begegnungen, von denen hier die Rede war, hat Adrian Wagner in seinem Bericht der Basler Veranstaltung am 11. Mai eingefangen (in der Wochenschrift “Das Goetheanum” vom 1. Juni 2013): “Abermals wird deutlich: Um die Existenzfragen unserer Zeit zu lösen, bedarf es heute einer spirituellen Mehrsprachigkeit, aus der geistige Freundschaften wachsen. Dies geschieht mehr denn je strömungsübergreifend aus der Wertschätzung der Individualität des anderen, getragen im Einklang mit der Welt.”
In diesem Sinne wünschen wir Ihnen in der kommenden Sommerzeit Gelegenheit zum Erlernen spiritueller Fremdsprachen!’
6 opmerkingen:
#Verachtert
Je opmerkingen op 'Mayonaise' van 23-06-2013, 16.10u zal ik hier beantwoorden, nu de artikelen waarop ze betrekking hebben, hierboven integraal zijn geplaatst.
=Uit niets blijkt dat mijn vraag niet ernstige gemeend zou zijn. Sterker nog: wanneer iemand mij voor de voeten werpt dat ik ‘fout’ heb gehandeld in mijn vrijeschoolverleden, dan onderzoek ik dat serieus.
Dat heb ik dus ook gedaan met de voorbeelden van Perra. Ik moest echter tot de conclusie komen die ik trok: de kritiek in zijn voorbeelden slaat nergens op.
Ergo: de stelling: antroposofische indoctrinatie in vrijeschoolonderwijs is op grond van deze voorbeelden niet houdbaar; in zijn algemeenheid ook niet waar.
=paradox
Bij je opmerking over ‘paradox’geef je nog steeds te kennen niet verder te zijn gekomen met het begrijpen van wat hier eigenlijk staat.
In de uitspraken van Steiner over antroposofie in het onderwijs staat regelmatig: de antroposofische waarheden –omgewerkt – naar de praktische uitvoering in de didactiek. Terwijl je het juist weergeeft en het toch niet begrijpt, lijkt mij de echte paradox.
Inderdaad geen theoretische antroposofie – in het voorbeeld van Perra dus geen verklarende symboliek meedelen bij het vertellen van sprookjes (ik vraag me nog steeds ernstig af hoe dat zou moeten bij 6-7-jarigen).
Wanneer antroposofie mij iets leert over het evenwichtszintuig en het belang van de ontwikkeling daarvan, en ik gebruik de evenwichtsbalk om dit zintuig te oefenen, gebruik ik ‘antroposofie als waarheid’. In de klas is daarvan echter niets te merken: het kind loopt simpelweg over deze balk.
='die Nase drehen'
Hoewel je slechts een blauwe maandag voor de klas hebt gestaan, noemt Michel je wel ‘een meester’, maar dan in het ontwijken van vragen.
Hier ontwijk je opnieuw waarom het eigenlijk gaat: we vernemen niets over Perra’s voorbeelden.
Wèl kom je weer met de meest onnozele opmerking die ik van je gezien heb: over ‘eine Nase drehen.
Dat je daarmee je bloginhoud introduceert zegt al heel veel.
Ik heb er in de reactiedraad op ‘Ballotagesysteem’ een antwoord op gegeven.(11-02-2013, 17.15u)
=Atlantis
Over ‘Atlantis’ begin ik niet opnieuw. Daarover is hier op ‘coïncidentie, ballotagesysteem’ al heel veel gezegd en ook op mijn blog heb ik aangetoond dat de stelling ‘antroposofische leer in DE steinerschool’, niet hard te maken valt, noch door Lichte, noch door jou. De conclusie : ‘antroposofische leer komt wel degelijk aan bod’ is, zoals zoveel van wat je beweert, te algemeen en te ongenuanceerd.
zie mijn:
Geschiedenis of hoe een schriftjesgeleerde stokpaardje rijdt;
Atlantis of hoe de Jonghe een kreupel stokpaardje als oude koe uit de sloot haalt;
De Jonghes Atlantis;
In een sukkeldrafje verder op een kreupel (Trojaans) paardje;
Atlantis: generaliseren en erin leggen;
Atlantis, ooooo die schriftjes toch
De kritiek dat steinerschoolleerlingen zouden worden geïndoctrineerd is niet nieuw. In Duitsland bestudeerde Klaus Prange, professor Algemene Pedagogiek aan de Universiteit van Tubingen, de steinerpedagogie en kwam tot de conclusie dat ze een bedrieglijke verpakking is om antroposofie de klas in te loodsen.[2] Stefan Hopmann, professor in de School- en Onderwijswetenschappen aan de universiteit van Wenen, concludeerde dan weer dat kinderen in steinerscholen worden gebruikt voor ideologische doelen. Hopmann ziet een sekte bij de antroposofen.[3] Dichterbij klinkt een gelijkaardig geluid. In zijn boek over intercultureel onderwijs[4] confronteert polemoloog Roger Boonen zijn lezers met een tekst van een steinerschool die hij niet alleen als begripsverwarrend bestempelt, maar ook als indoctrinerend.
[2] Klaus Prange, Zum Einfluss von Religion und Esoterik auf Bildung und Erziehung“, Alibri Verlag, Aschaffenburg, 2005
[3] Mit Schlingenmalen zum Schreiben finden, Der Standard 05/06/2011
[4] R. Boonen, Irina, Jos, Ali en Mies – Interculturaliteit in maatschappij en school, Garant 2003
Het ging hier over Perra.
De conclusie is dat zijn voorbeelden onzinnig zijn.
Klaus Prange scoort niet veel hoger.
Over zijn 'bedrieglijke verpakking':
Klaus Prange
Via Klaus Prange 1 kom je ook op 2 en 3.
Over Pieter HA Witvliets 'verantwoording' die Michel Gastkemper hierboven weergeeft (met - hoe kan het ook anders - weglating van één zinnetje: 'Mijn blogactiviteiten voerde ik een tijdje uit onder de schrijversnaam ‘Joost Alfrik’), valt ook nog wel iets te zeggen. Witvliet doet het uitschijnen alsof hij een actie tegen me is begonnen om mijn boek van commentaar te voorzien. Witvliet was echter al lasterende kritiek aan het uitdragen nog voor hij mijn boek had gelezen, haha.
Zijn motivatie om mij in diskrediet te brengen komt ergens anders vandaan (zie citaat onderaan).
Pieter zit in zijn maag met een artikel van me waarin ik verwijs naar een oud-leerling van de Vrije School Den Haag die op de site van de bekende misdaadjournalist Stan de Jong
enkele bekende steinerpedagogen aanwijst m.b.t. pedofilie.
De man getuigt o.a. dat hij slachtoffer was van de pedofiele avances van Daan van Bemmelen, de oprichter van de Vrije Scholen in Nederland. Pieter heeft een lans proberen te breken voor zijn oud-collega door contact op te nemen met zowel de familie van wijlen Daan van Bemmelen als met mensen uit zijn entourage. En toen werd het stil. Waarschijnlijk heeft Pieter het er moeilijk mee dat een van zijn voorbeelden door een slachtoffer pedofiel kan worden genoemd zonder dat de nabestaanden iets ondernemen. Wat op zijn minst vreemd is, niet?
Daan van Bemmelen is een icoon van de antroposofie en de antroposofische steiner/vrijeschoolbeweging. Waarom zuiveren antroposofen zijn naam niet als er niks aan de hand zou zijn?
pieter ha witvliet zei hier op Michel Gastkempers weblog 30 december 2010 08:46
(...) Beste Michel Gastkemper,
Nadat ik ook de site van de Jonghe uitvoeriger heb bestudeerd, voelde ik me geroepen een paar artikelen van commentaar te voorzien.
Ik stootte echter ook op een artikel over misbruik. Dat vind ik van zo’n laag allooi, dat ik de discussie met hem per direkt ben gestopt.
Ik weet niet of hij de moed heeft mijn reacties te laten staan-u kunt ze nu (nog) lezen onder : recent.
Groet (...)
Nu je Perra ook hier vermijdt en weer terugzakt op roddelniveau moet je andere discussiegenoten zien te vinden.
Ik geef duiding bij Michel Gastkempers tekst hierboven.
Het onderwerp misbruik in antroposofische scholen komt overigens ook in het essay van Grégoire Perra ter sprake.
Perra heeft vastgesteld dat in het antroposofisch milieu nogal lichtzinnig wordt omgesprongen met het gegeven dat leraren intieme relaties met leerlingen beginnen.
Een reactie posten