Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

woensdag 24 april 2013

Mededogen

Eergisteren meldde de Facebookpagina van de ‘Vrije School Amersfoort’ de ‘Zoektocht naar een nieuwe naam’:
‘Vrije school Amersfoort gaat verbouwen! Met een vernieuwd gebouw en samenwerking met Kindercentrum Panta Rhei is de school toe aan een nieuwe naam. Om tot deze naam te komen roepen we alle (oud-)leerlingen, (oud-)leerkrachten, (oud)ouders en alle andere betrokkenen uit de rijke geschiedenis van de school op om ons te inspireren.

Om een richting te geven; Bij een nieuwe naam kan je denken aan de vertelstof, gedichten, de geschiedenis van de school, de geschiedenis van Amersfoort, iconen, antroposofie... Maar laat je niet weerhouden om met een naam uit een andere hoek te komen.

Een naam voor een school heeft betekenis. Daarom vragen we bij het inleveren van een naam, deze te verrijken met de betekenis die jij er aan geeft. Inzendingen kunnen tot 17 mei 2013 worden ingeleverd in de schatkist die staat bij de schoolmoeders in de hal van de school, of digitaal via denieuwenaamvoor@vrijeschoolamersfoort.nl. Vermeld hierbij je naam, telefoonnummer en hoe je verbonden bent of was aan de Vrije School Amersfoort.

Uit alle inzendingen zal de werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van bestuur, leerkrachten, ouders en Panta Rhei, nog voor de zomervakantie één naam presenteren. Naast de geweldige eer de nieuwe naam voor de school te hebben bedacht is er nog een verrassing voor de uiteindelijke naamgever.

Met vriendelijke groet,
Werkgroep Nieuwe Naam Vrije School Amersfoort’
Uitgeverij Christofoor meldt sinds kort:
‘Helaas is momenteel onze website niet bereikbaar als gevolg van onverwachte wijzigingen bij onze provider. Wij betreuren het ten zeerste dat wij u daardoor niet goed kunnen informeren. Aan een vernieuwde website wordt gewerkt.

Indien u een overzicht wilt inzien van onze leverbare boeken, klik dan hier. Voor andere informatie kunt u telefonisch contact met ons opnemen tijdens kantooruren: 030-6923974 of kunt u ons een e-mail sturen: info@christofoor.nl. Vanzelfsprekend zijn onze boeken normaal verkrijgbaar bij de boekhandel of kunt u deze bestellen bij Bol.com.

Uitgeverij Christofoor
Postbus 234
3700 AE Zeist

Zojuist verschenen: 
“En als Hij niet was opgestaan...’ De Christus-stadia op de weg naar de geestelijke mens 
van Judith von Halle

Judith von Halle vertelt vanuit haar innerlijke ervaringen over de historische gebeurtenissen van het mysterie van Golgotha en verbindt deze met beschouwingen over de geestelijke achtergronden van dit centrale mensheidsgebeuren. Haar betogen worden aangevuld met bijdragen van Peter Tradowsky, die vooral de geesteswetenschappelijke grondslagen om het opstandingslichaam te begrijpen tot thema hebben.

gebonden – 200 blz – € 22,50 – ISBN: 9789060387009 – 1e druk – Religieuze verdieping

Klik hier voor een overzicht van de recent verschenen boeken.
Wilt u zich aanmelden voor de nieuwsbrief, klik dan hier.
Vandaag kijk ik weer eens op de website van Bres Magazine, en lees daar tot mijn schrik in ‘L.S. – Bres 279’, eergisteren geplaatst:
‘De titel van deze BRES is “Verborgen religies”. Aan de orde komt vooral het aspect van de inwijdingen in een aantal esoterische stromingen zoals de oude joodse mystiek, de katharen en de inwijdingsweg van de zeventiende eeuwse rozenkruisers. Het gekke is dat die inwijdingswegen eigenlijk niet verborgen waren – ze worden immers in talloze geschriften beschreven. In feite zijn die inwijdingswegen dus openbaar. En toch zijn ze “verborgen”. Een oude kerkvader schreef het al heel mooi: het gaat om “openbare geheimen”, niet om “geheime openbaringen”. “Openbare geheimen” is treffend gezegd: de kennis die verworven wordt in de inwijding is weliswaar openbaar, maar om het te kunnen begrijpen is een inwijding nodig; in die zin dus geheim. Net als bij wiskunde – wiskundige formules zijn volkomen openbaar, maar als ik ze wil begrijpen moet ik eerst wiskunde studeren.

Iets anders

Voor u ligt de laatste BRES van mijn hand. Per heden ben ik hoofdredacteur af. De nieuwe hoofdredacteur van BRES is Emy ten Seldam (1948). Emy heeft een lange staat van dienst. In de jaren zeventig werkte ze bij uitgeverij N. Kluwer / Ankh-Hermes, in de jaren 80/90 bij uitgeverij Terra en zij was vanaf 1999 tot 2010 uitgever bij Ankh-Hermes. Zij stelt zich in deze BRES voor.

Me dunkt een waardig opvolger.

John van Schaik’
En dat terwijl ik hem op 20 december 2012 in ‘Blauwdruk’ nog als volgt kon citeren:
‘Zoals u ziet is BRES bij ingang van deze editie nogal veranderd. Dat komt omdat ons blad, BRES.Magazine voor religie, wetenschap en gnosis, een nieuwe eigenaar heeft: Uitgeverij VBK-Media die onder meer AnkhHermes voert.

Uw vertrouwde hoofdredacteur blijft echter ondergetekende. Inhoudelijk verandert er dus niets. Elders in deze BRES vindt u een nadere toelichting.’
Nu is onder ‘Volgende Bres’ dan ook te lezen:
‘Bres 280

Lieve BRES-lezer,

De eerste helft van 2013 liet veel veranderingen zien op allerlei gebied: een nieuwe koning, een nieuwe paus en nu dus ook een nieuwe redacteur voor BRES Magazine (zeg ik met een glimlach). Dat is niet alleen een verrassing voor u, maar ook voor mezelf. Het is voor mij een enorme uitdaging en een groot genoegen om vanaf nummer 280, die eind juni verschijnt, de redactie van BRES Magazine op mij te kunnen nemen.

Ik neem graag het stokje over van John van Schaik, die met zijn enorme inzet, deskundigheid en kennis, vooral op het gebied van de gnosis, een waardig redacteur van BRES Magazine is geweest. Hij verdient alle eer en lof voor zijn belangrijke bijdrage aan dit bijzondere tijdschrift.

U moet nog maar afwachten hoe ik mij van mijn taak zal kwijten. Ik kan u alleen zeggen dat ik mijn uiterste best zal doen om u boeiend, informatief, inspirerend leesmateriaal te bieden. Mijn hele werkzame leven heeft in het teken van boeken gestaan en dan voornamelijk de boeken van uitgeverij AnkhHermes. Alle onderwerpen met betrekking tot ons bewustzijn in de breedste zin van het woord hebben altijd mijn grote interesse gehad.

Het volgende nummer van BRES Magazine, nummer 280, zal gaan over verloren beschavingen. Er zijn recent veel ontdekkingen gedaan, vooral op de zeebodem, van resten van oude beschavingen, die tot ver in de tijd teruggaan. Wat weten wij over Mu en Atlantis en over andere mysterieuze beschavingen als Shambhala en Agharta? Hoe was het mogelijk dat in die – volgens ons primitieve – tijd bouwwerken zijn gemaakt met stenen die niet te hanteren waren, ook niet door duizenden slaven? Moet onze geschiedenis herschreven worden?

Als een rode draad loopt door het nummer het besef van een eeuwige Goddelijke Bron en hoe dit een rol heeft gespeeld in de diverse beschavingen en het bewustzijn van de mensen. U krijgt een indruk van de onderwerpen in de inhoudsopgave die hier is opgenomen.

Een prachtig thema waar zo veel meer over te vertellen valt. Ik heb geprobeerd behalve te informeren, vooral ook te inspireren. Gaat u met mij mee op ontdekkingsreis?

Emy ten Seldam’
En ik heb nog niet eens het vorige nummer voorgesteld! Dat was erbij ingeschoten... Zal ik dat nu toch nog doen? Waarom niet? Op 4 maart werd deze ‘L.S. – Bres 278’ gepubliceerd:
‘In deze BRES wordt een enigszins controversiële vraag gesteld: Is het mogelijk dat het vroege christendom invloed heeft gehad op het boeddhisme? Ik heb deze vraag voorgelegd aan een aantal mensen die gepokt en gemazeld zijn in het boeddhisme. De eerste reactie was: “Je bedoelt zeker andersom!” Na enige uitleg mijnerzijds was de reactie: “Jeetje, dat vraagt om een geheel andere mindset”. In de eerste plaats kun je namelijk niet spreken over het boeddhisme, maar inzake deze vraag gaat het om het mahayana-boeddhisme. Het mahayana-boeddhisme ontwikkelt zich immers pas ten volle in de eerste eeuwen ná Christus. En wel in die streken van India (NW India) waar in de tweede eeuw het christendom aankomt. Misschien wordt het christendom al rond 50 na Christus in India verspreid door de apostel Thomas. Wanneer we de apocriefe Handelingen van Thomas tenminste mogen geloven.

Een van de fundamentele kenmerken van het mahayana-boeddhisme is het ideaal van het mededogen met het lijden der mensheid. Net zoals Christus de zonden der wereld op zich neemt tot aan de dood toe. Zo ook de bodhisatva Avalokiteshvara die zich desnoods in mootjes laat hakken om levende wezens te redden en verlossen. Een ander fundamenteel uitgangspunt van het mahayana-boeddhisme is de leer van de “geschikte middelen”. Dat wil zeggen dat de “leer” ondergeschikt is aan de middelen. Het mahayana-boeddhisme neemt bijvoorbeeld in China makkelijk elementen op uit het taoïsme zolang het geschikt is om tot verlossing te komen. Het mahayana-boeddhisme staat op die manier open voor invloeden van andere opvattingen en religies. Dat kan dan ook voor wat betreft het christendom. Het is het onderzoeken waard. Dat proberen we voorzichtig in deze BRES.

Er is nog een derde element. De held van het mahayana-boeddhisme is de bodhisatva Avalokiteshvara. Hij kan zich in de meest onmogelijke gedaanten manifesteren. In hoofdstuk 25 van de Lotussutra wordt dat beschreven. Zolang het maar helpt bij de verlossing. Evenzo kan de opgestane Christus zich in velerlei gedaanten manifesteren om mensen te redden. Aldus onder meer de Handelingen van Thomas. Waarom zou er gaan sprake kunnen zijn geweest van uitwisseling in deze tussen het mahayana-boeddhisme en het vroege christendom in India? Het is het onderzoeken waard. Aan de lezer de eer!

John van Schaik’
Dat leverde in dat nummer artikelen op als de volgende:
‘De vele gezichten van Kuanyin
Avalokiteshvara/Kuanyin

André van der Braak

Kuanyin kan zich manifesteren als Christus, als Maria en als een hindoe-God. Maar ook als een overtuigd atheïst of iemand die verloren is en zelfs als een monster of demon.

Wij praten net zo makkelijk over het boeddhisme als over het christendom. Maar zoals we ons bij het christendom moeten afvragen: welk christendom, zo moeten wij dat bij het boeddhisme evenzo doen. Het christendom uit de tijd van Jezus is een heel ander christendom dan bijvoorbeeld het christendom van de bible belt op de Veluwe. En dát christendom is weer een heel ander christendom dan dat van Zuid-Amerika. Zo is het ook met het boeddhisme. Het boeddhisme uit de tijd van het leven van Sakyamuni Boeddha (ergens tussen 450 en 350 voor Christus) is een heel ander boeddhisme dan dat van – laten we zeggen – het chinese boeddhisme anno vandaag. En dan nog: welk chinees boeddhisme? Het boeddhisme is zo’n 2500 jaar oud en is verspreid over vele werelddelen. Logisch dat het zich op vele manieren heeft ontwikkeld én in vele vormen.

Waar kwam de Boeddha vandaan?

Een van de meest in het oog springende ontwikkelingen is die van het mahayana-boeddhisme en de bodhisattva’s. In de eeuwen voor Christus zien we in het oorspronkelijke theravada-boeddhisme langzaamaan een ontwikkeling in de richting van de vergoddelijking van de historische Boeddha. In het India van die tijd is dat niet zo vreemd, zelfs koeien kunnen goddelijk zijn. Maar het leverde wel tal van nieuwe (filosofische) vragen op als: waar kwam Boeddha dan vandaan? Wat was hij voor zijn geboorte? En hoe manifesteert hij zich dan in het lichaam? Een van de antwoorden was: hij bestond al voor zijn geboorte in een goddelijke gestalte als een bodhisattva. En er kwamen steeds meer bodhisattva’s en goddelijke boeddha’s bij.
Je hebt boeddhisme en boeddhisme

Dat is één ontwikkeling. Een tweede is dat het theravada-boeddhisme een verlossingsweg bood die alleen voor monniken was weggelegd die hun hele leven in dienst stelden van meditatie. Alleen via strenge meditatie kon men het nirvana bereiken. Zo een weg is niet voor iedereen weggelegd (en ook niet voor alle monniken). Boeddhisten gingen op zoek naar een “eenvoudiger” manier om tot verlossing te komen. Die taak werd (als het ware) toebedeeld aan de bodhisattva’s. Vanuit hun hemelse verblijven staan zij de mensen bij in hun lijden.

Beide hierboven beschreven ontwikkelingen leidden uiteindelijk in de eerste eeuw voor Christus tot het mahayana-boeddhisme. Een van de meest fundamentele sutra’s van het mahayana-boeddhisme is de Lotussutra (zie artikel Sumire Nukina). Daarin wordt het ideaal van de medelijdende bodhisattva ten volle ontplooid. Deze “koning der sutra’s” is waarschijnlijk in de eerste eeuw na Christus geschreven.

[totaal aantal woorden: 1980]


De koning der sutra’s
De Lotussutra

Sumere Nukina

Van de oudheid tot heden. Van India tot Japan. De Lotussutra is een van de meenst fundamentele teksten van het Mahayana-Boeddhisma.

De Lotussutra (Sanskriet: Saddharma-pundarika-sutra; Chinees: Miao-fa-lien-hua-ching; Japans: Myoho-renge-kyo) is een van de belangrijkste en invloedrijkste sutra’s of heilige geschriften van het Mahayana-boeddhisme en door de eeuwen heen het voorwerp van intense verering onder boeddhistische gelovigen in China, Korea, Japan en andere Oost-Aziatische streken; de sutra werd van begin af aan “de koning der sutra’s” genoemd.

Van India tot Japan

De historische boeddha Shakyamuni verkondigde de Lotussutra tijdens de laatste acht jaar van zijn leven. Siddhartha was Shakyamuni’s gegeven naam, Gautama zijn familienaam; volgens de boeddhistische overlevering in China en Japan leefde hij tussen 1029 en 949 voor onze jaartelling maar volgens een aantal westerse studies 500 jaar later. In welke taal de Lotussutra werd opgesteld is niet bekend, maar wel is bekend dat zij al vroeg in het Sanskriet is vertaald. In India en Centraal-Azië bestaan verschillende manuscripten in het Sanskriet en andere talen uit die regio. In de oostelijke regio werd zij uit het Sanskriet in het Chinees vertaald door Kumarajiva (344-413); deze versie is de bekendste en vormt een van de belangrijkste spirituele componenten die aan de basis liggen van de Chinese cultuur van de Zes dynastieën en de Tang-perioden (618 tot 908) en van de Japanse cultuur in de Heian-periode (794 tot 1185). De Lotussutra bestaat uit 28 hoofdstukken; ze wordt voorafgegaan door de inleidende sutra “Sutra Oneindig vele betekenissen” (Muryogi Sutra) en afgesloten met de sutra “Sutra Hoe te mediteren op bodhisattva Alom Achtenswaardig” (Fugen Sutra).

Het onderricht op de Adelaarstop

In de Lotussutra worden gebeurtenissen beschreven die plaatsvinden in een kosmische wereld van enorme dimensies. De sutra begint met boeddha Shakyamuni en talloos vele luisteraars die bijeengekomen zijn op de berg Adelaarstop, ten noordwesten van de hoofdstad Rajagriha in het toenmalige koninkrijk Magadha in India. Het (eerste) hoofdstuk “Inleiding” tot en met de eerste helft van het (elfde) hoofdstuk “Het oprijzen van de Schattoren” vinden plaats op de Adelaarstop. Vanaf de tweede helft van het elfde hoofdstuk tot en met het (22e) hoofdstuk “Overdracht” wordt de zogenaamde Ceremonie in de Lucht beschreven waarin de gehele bijeenkomst door Shakyamuni is opgetild naar de open ruimte. Het (23e) hoofdstuk “De vroegere daden van bodhisattva Medicijnkoning” tot en met het (28e) hoofdstuk “De aanmoedigingen van bodhisattva Alom Respectwaardig” vinden weer plaats op de Adelaarstop.

[totaal aantal woorden: 1879]


Heracles als Vajrapani
De Grieks-Boeddhistische Cultuur

Ernest Kurpershoek

Rond 327 voor Christus verovert Alexander de Grote noord-west India. Griekse koninkrijken aldaar volgen. Een rijke Grieks-Indische cultuur volgt. Inclusief “Griekse boeddhabeelden”. Tot op vandaag.

De Grieks-boeddhistische cultuur hoort thuis in het rijtje van de grote mondiale culturen uit de geschiedenis. Haar bloeiperiode omvatte een periode van bijna duizend jaar, van de veroveringstocht van Alexander de Grote naar India (336-323 v.Chr.) tot aan de opkomst van de Islam in de zevende eeuw na Christus. De cultuur bestond uit een uniek amalgaam van hellenistische elementen en die van het toen nog boeddhistische India. In de beeldende kunst kwam dit tot uiting in een vermenging van Griekse en Indiase stijlelementen, symbolen, inscripties en in de creatie van het boeddhabeeld in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Sindsdien is dit beeld in essentie onveranderd gebleven. Velen zullen het zich niet realiseren, maar ook de miljoenen goedkope replica’s van boeddhabeeldjes die nu de wereldmarkt overspoelen, hebben als verre voorvader het Boeddhabeeld dat het beste van de Griekse beeldhouwkunst en de boeddhistische wereldvisie in zich verenigde.

Het rijk der Bactriërs

Na de dood van Alexander de Grote werd zijn rijk verdeeld onder zijn generaals (diadochen). Het oostelijke deel, dat zich uitstrekte tot aan de Indus, werd bestuurd door Seleucus I Nicator (Rijk der Seleuciden). Eeuwenlang hebben Griekse vorsten in dit deel van Azië geregeerd. Circa 250 voor Christus scheidde Bactrië (het gebied voor een groot deel overeenkomend met het hedendaagse Afghanistan) zich af van het Seleucidische rijk dat verder werd ingekrompen door de Parthen die zich meester maakten van het Iraanse hoogland. Hoewel Bactrië hierdoor van het Griekse moederland werd afgesneden, bleef het gebied eeuwenlang het epicentrum van Euraziatische uitwisseling. Terwijl de bevolking voornamelijk Bactrisch sprak, bleef de officiële taal als voorheen het Grieks (koinè). De stedenbouw richtte zich naar Grieks voorbeeld, zoals Alexandria aan de Oxus, de hoofdstad van Bactrië (het tegenwoordige Ai-Kanoum), inclusief tempel, theater, gymnasium, agora en stoa. Ook de religieuze tolerantie, gebruiken en leefgewoonten kwamen in grote lijnen overeen met die van elders in de hellenistische wereld.

[totaal aantal woorden: 1585]


Christendom en Mahayana-boeddhisme
Het mededogen van Christus en Avalokiteshvara

John van Schaik

Het Mahayana-boeddhisme ontwikkelt zich in de eerste eeuwen na Christus. Er is reden om aan te nemen dat dit komt door invloed van het christendom van het oosten.

In het Mahayana-boeddhisme is de bodhisatva Avalokiteshvara de belangrijkste bodhisatva. Hij is de “Heer van het mededogen” en zijn naam betekent “Waarnemer-van-Wereldgeluiden”. Hij is een van de acht belangrijkste bodhisatva’s die de Boeddha representeren. Deze acht “grote bodhisatva’s” worden de “acht intieme zonen (ashta utaputra) van de Boeddha” genoemd. Zij zijn in feite gepersonifieerde goddelijke eigenschappen van de goddelijke Boedda. Eén van deze acht is Avalokiteshvara.

Van verlichting tot verlossing

Met het bovenstaande zijn we reeds ver verwijderd geraakt van de oorspronkelijke leer van de historische Guatama Boeddha. Guatama is de loop van de eeuwen steeds meer vergoddelijkt, er komen meer Boeddha’s bij en tienduizenden bodhisatva’s. Dat alles krijgt zijn beslag in onder meer de Lotusstra die in de eerst eeuw na Christus wordt (op)geschreven. De Lotussutra markeert het begin van het Mahayana-boeddhisme. Centraal in het Mahayana-boeddhisme is de opvatting dat alle levende wezens kunnen worden verlost. Dat is geheel anders dan in het oudere Theravada-boeddhisme waarin de verlossing alleen bestemd is voor mediterende monniken – en zeker niet voor vrouwen! Het Mahayana-boeddhisme is een reactie op deze elitaire verlossingsleer en ontwikkelt zich in de eerste zeven eeuwen van onze jaartelling in onder meer Noord-India (Pakistan), Centraal-Azië (Afghanistan), China, Japan, Korea. In al deze landen komt het Mahayana-boeddhisme in aanraking met andere religies, zoals het taoïsme in China en het christendom langs de zijderoute. En dus vindt er uitwisseling plaats van ideeën, opvattingen en leerstellingen. De invloed van het taoïsme op de ontwikkeling van het Mahayana-boeddhisme in China is aanwijsbaar. En dus is de vraag gerechtvaardigd: zou er ook sprake kunnen zijn van invloed van het christendom langs de zijderoute op het Mahayana-boeddhisme?

Taoïsme, boeddhisme en christendom in China
De Handelingen van Thomas

Op zoek naar antwoorden valt onze blik al snel op Avalokiteshvara, de Lotussutra en het vroege christendom zoals we dat kennen uit het christelijk apocriefe geschrift de Handelingen van Thomas. De Handelingen van Thomas zijn (op)geschreven aan het begin van de derde eeuw en handelt over de apostel Thomas die rond het jaar vijftig naar noordwest-India (en verder) is gereisd en daar de eerste christengemeenten zou hebben gesticht. Hoe betrouwbaar de Handelingen van Thomas in historisch opzicht is – daarover zijn historici het niet eens. Maar zeker is dat er christenen in India zijn aan het einde van de tweede eeuw. Christenen in India in de eerste eeuw?

[totaal aan woorden: 2053]


Interview met George Pampillil

Christ the guru
De invloed van het vroege christendom in India

Van Kerala naar Utrecht

George Pampillil werd geboren in 1967 te Kerala, India. Kerala is het centrum van de Syro-Malabarse Kerk, in het Westen beter bekent als de Thomaschristenen. George komt uit een katholieke familie; Pampillil betekent “kleine kerk”. George volgde zijn priesteropleiding in het ‘St. Thomas Apostolic Seminary’ te Kottayam, Kerala, waar ook nu nog meer dan vierhonderd jongeren studeren. Kom daar maar eens om in Europa! In 1993 werd hij tot priester gewijd in de Syro-Malabarse Kerk. De Syro-Malabarse Kerk valt onder Rome. Zo ontmoette George “onze” aartsbisschop Kardinaal Simonis. George zei tegen hem: “Als je nog eens hulp nodig hebt, geef dan maar een bericht”. Dat was niet tegen dovenmansoren gezegd. Want Kardinaal Simonis herinnert zich dit genereuze aanbod van deze jonge gemotiveerde priester wanneer het priestertekort in Nederland weer eens over tafel gaat. Zo komt George uiteindelijk in 2001 in Utrecht terecht, waar hij momenteel de enige priester is voor zes kerken in het Noord- Westen van Utrecht met als parochienaam St. Ludgerus.

Mag dat dan van Rome?

Zoals zoveel priesters van de Syro-Malabarse Kerk, is George met een proefschrift bezig. Aan de universiteit van Tilburg werkt hij aan een proefschrift met de titel Possibilities of Liturgical Inculturation in the Syro-Malabarse Church Today. Nog anderhalf jaar lacht hij. Een van de vragen die in zijn proefschrift aan de orde komen is: in hoeverre is het mogelijk om Indiase waarden en tradities op te nemen in de liturgie van de Syro-Malabarse kerk, zodat (christelijke) Indiërs de katholieke liturgie kunnen vieren op een specifiek Indiase manier? “Mag dat dan van Rome”, is mijn onmiddellijke reactie. Het antwoord van George is even onmiddellijk: “Natuurlijk, dat wordt zelfs aanbevolen in het decreet Sacrosanctum Concilium, artikel 40, van het Tweede Vaticaanse Concilie. Daarin staat dat ieder land de liturgie kan inrichten/ aanpassen aan de locale tradities. Dat is juist bedoeld om de Kerk dichter bij de mensen te brengen en ieder zich te laten thuis voelen in het geloof. In mijn promotieonderzoek is het dan ook de bedoeling om specifieke Indiase waarden te vinden die heel goed passen in onze liturgie. En dus onderzoek ik ook de lokale religies als het hindoeïsme en het boeddhisme”.

“Dus voor mijn vraag: is er invloed geweest van het vroege christendom op de ontwikkeling van het Mahayana-Boeddhisme ben ik eigenlijk precies op de goede plaats”, antwoord ik.

[interview door John van Schaik]

[totaal aantal woorden: 2413]


Vooruitblik

De middeleeuwse katharen zijn gnostici. Ze doen dus aan een soort inwijding. Jammer genoeg lezen we in de kathaarse geschriften vrijwel niets over hoe die inwijding verloopt. De geschriften – ook die van de inquisitie – leveren nauwelijks informatie. In deze vooruitblik volgt een inventarisatie van de schaarse teksten. In BRES279 veel meer over inwijdingstechnieken in de “Verborgen religies” van het esoterische christendom.

Literaire conventie of “echte” visioenen?
Kathaarse hemelreizen

John van Schaik

De Ascencio Iesaiae is een oud joods-christelijk apocrief geschrift waarin de profeet Jesaja opstijgt door de hemelen. De middeleeuwse katharen kennen dit geschrift als de Visio Iesaiae. En dus stijgen ook de kathaarse bonhommes (goede mannen c.q. ingewijden) op naar God.

De kathaarse verrader Arnaut Sicre van Ax vertelt in 1321 tegen de inquisitie het volgende:

Er was een bonhomme van onze sekte, die zich afvroeg of hij wel het ware geloof had, en die de Vader bad hem te tonen of hij wel het goede geloof en de goede weg volgde. Hij bad zelfs om hem Zijn glorie te tonen. Op een dag, toen hij op die manier bad, verscheen hem een engel die zei dat hij gekomen was om hem de glorie van de Heilige Vader te tonen... Hij deed hem op zijn vleugels plaatsnemen en nam hem mee tot de eerste hemel die komt na deze wereld van kommer en plaatste hem daar. En deze man zag de heer van deze wereld en van de hemel. Hij kwam nader en wou hem aanbidden. Maar de engel verbood het hem en zei hem niet te aanbidden, want het was zijn Vader niet.

De bonhomme stijgt vervolgens verder door de hemelen tot hij in de zevende hemel aankomt:

Hij (de engel) droeg hem uiteindelijk tot de zevende hemel. En toen hij de heer van die hemel zag, zei de engel hem dat het de Heilige Vader was en dat hij Hem kon aanbidden. De man kwam dichter bij de Vader en aanbad hem.

De arme bonhomme weet van gelukzaligheid niet hoe hij het heeft en wil dan ook niet terug naar deze miserabele aarde. Maar hij moet. Terug door de zeven hemelen heen. Het blijkt dat hij maar liefst 32 jaar in de hemel is geweest, maar naar hemelse tijd gemeten was het “het eerste tot het derde uur”.

[totaal aantal woorden: 1580]’
Dat maakt ons natuurlijk nieuwsgierig naar wat er in dat nieuwste nummer staat, ‘Bres 279’. We lezen op de website onder meer:
‘Het meest verborgene in het hart
Motieven in de vroeg-joodse mystiek

Klaus Rüdiger Mai

De vroeg-joodse mystiek begint met het hemelvaartsvisioen van Ezechiël zoals beschreven in het bijbelboek Ezechiël. Vele niet-bijbelse beschrijvingen van hemelvaartvisioenen volgen.

Van de vele apocalyptische literatuur die niet in de canon van de Heilige Schriften zijn opgenomen, hebben de boeken IVEzra en de Henochboeken de grootste bekendheid gekregen. Deze boeken zijn in de derde/tweede eeuw voor Christus ontstaan. Om de geschriften autoriteit te geven werden ze toegeschreven aan bijbelse patriarchen als Henoch, Adam, Abraham, Mozes, Esra, Baruch en Daniël. Deze boeken bevatten de grote mysteriën, de openbaringen van de geheimen van God die in de officiële religies – de kleine mysteriën – werden verzwegen. Mystiek leeft mutatis mutandis van het onderscheid tussen de kleine en grote mysteriën.

In het eerste hoofdstuk van het bijbelboek Ezechiël krijgt de naar Babylon verbannen profeet mededelingen van God in de vorm van beeld- en woordvisioenen. Ezechiël schouwt de Heerlijkheid van God, zijn Troonwagen (Merkabah) en zijn hemelse paleizen (Hechalot). Dit visioen bevrijdt, want ze overbrugt de afstand tot God en verheft de mens, omdat men deelgenoot wordt van de geheimenissen Gods.

God is de absolute waarheid

God is de absolute waarheid. Mensen houden dat eigenlijk niet uit. Daarom komen velen niet verder dan de kleine mysteriën (de officiële kerk, rituelen etc.). Iedere mystiek begint met het zich afwenden van de wereld en met reinigingsrituelen. Wanneer er tussen mens en God een afstand is, is er ook een “verte”. De mens in de Godsverwijdering leeft in verbanning. De verbanning is Babylon, maar ook de wereld. Het opheffen van de verbanning is de verwijdering overwinnen, c.q. God schouwen en zijn Troonwagen in een hemelreis. Dat beschrijven de boeken Ezechiël en Henoch. De patriarchen worden zo tot voor-beelden. Ezechiël ziet de Troonwagen, de engelen en ook een uiterlijke vorm van God. De aanschouwing van de Troonwereld opent voor de mystici de blik in het Al, die door de gnostici het Pleroma wordt genoemd. Dat is de lichtwereld van God met al zijn krachten, mogelijkheden en scheppingen.

De paradox

In het Godsgeheim zit een paradox van de waarneming. Het is immers waarnemen zonder waar te nemen. De mens neemt waar omdat hij onderscheidt, bijvoorbeeld in licht en donker. Maar de Godschouwing is eenvuldig. Dat betekent iets schouwen wat niet te onderscheiden is, waarin men bovendien zelf is en waartoe men behoort. Het betekent licht en duisternis ineen, zonder onderscheid. De weg van de mysticus gaat via een verandering van de waarneming.

Waarnemen door niet-waarnemen

[totaal aantal woorden 2200]


Column Marleen in Reliland
Iedereen een alchemist

“Puur vuur is volgens de alchemie de levenskracht in ieder deeltje. Hoe hoger je komt, hoe zuiverder het wordt en hoe dichter bij God’s woonplaats,” vertelt Rina Knoeff tijdens de themamiddag Wondere Werelden, over botanie, alchemie en esoterie. We zitten met zo’n zestig man in de Bibliotheca Philosopica Hermetica, waarvan ondernemer Joost Ritman na vele overwonnen plagen eind 2011 de deur op de Bloemgracht weer heropende.

Het zoeken naar de Steen der Wijzen, de methode die metalen in goud kan veranderen, is de basis van de Westerse, Hermetische Alchemie. Vloeibaar goud zou tevens het beste medicijn voor vele kwalen zijn. In experimenten met zware metalen, trachtte men de onzuivere delen te scheiden en zo de basis voor het goud te verkrijgen. Zo liet zelfs medisch onderzoeker Boerhaave lood twintig jaar koken in een pot en mocht een dosis kwik dertig jaar onveranderlijk schudden in een molen. Indrukwekkend zinloos. En hoe is de alchemie zelf getransformeerd? Was de steen der wijzen, weliswaar gehuld in magische nevelen en moeilijk te verwerven, niet bedoeld als een instant oplossing voor leed? Is dat niet hetzelfde als wij nu voor een probleem dat onze levenskracht aantast het liefst een pil zouden willen slikken? Zijn Seroxat en Viagra in dat licht niet even mystiek als het oermetaal Guhr of het Puur Vuur?

De Verlichting verhield zich slecht met de duistere hermetiek, die zijn empirische grondslag kwijt was geraakt aan de natuurwetenschappelijke chemie en farmacie. Alchemisten werden na de renaissance magiërs en filosofen, die zich toelegden op de meer geestelijke verwerving van fysieke krachten. Psycholoog Jung verklaarde de universele symboliek als weerslag van het onbewuste van de mens, en baseerde hier zijn archetypen op.

Wat van de alchemie overblijft is de queeste – of om met Jung te spreken: “Het alchemische opus is het werk van de verlossende mens, die zich bekommert om de goddelijke wereldziel die in de stof sluimert, en op verlossing wacht.” Op zoek naar “puur vuur” in tijden van neurotisch individualisme. We hadden het altijd al in ons.

Marleen Schefferlie


God zien met de zintuigen
Ingewijden verlossen de schepping

John van Schaik

Waar zijn ingewijden eigenlijk voor nodig? Toch niet alleen voor de eigen verlichting? De christelijke manicheeërs (vierde-veertiende eeuw) hadden op deze vragen een bijzonder antwoord.

In zijn Contra Faustum doet Augustinus (354-430) een merkwaardige uitspraak over de manicheeërs. Augustinus verwijt de manicheeërs dat zij met hun “vleselijke zintuigen” (carnalis sensis) het kwaad kunnen zien in slangen, vuur, vergif etc. en het goede in plezierige bloemen, aangename geur en zonlicht. Augustinus daarentegen ziet “het onveranderlijke licht” alleen boven de geest met de ogen van zijn ziel (oculum animae meae). Volgens Augustinus gaat het daarbij om onzichtbare dingen, terwijl de manicheeërs het onzichtbare presenteren als zichtbare dingen.

Smaak, kleur en geur

Hoe kunnen we ons voorstellen dat de manicheeërs het goddelijke in de natuur (kosmos) zien met hun “vleselijke zintuigen”? Een paar citaten uit De moribus Manichaeorum (Over de gewoonte van de manicheeërs) van Augustinus maken duidelijk hoe de manicheeërs het goddelijke licht in de natuur waarnemen:

Om te beginnen vraag ik u dan hoe er aan komt te onderwijzen dat in granen, peulvruchten, groenten, bloemen en fruit dat onbestemde deel van God (pars Dei) aanwezig is? Dat blijkt, zeggen ze, door de glanzende kleur, de aangename geur en het zoete sap.

In de kleur van de rode roos is het goede aanwezig. En in de gele meloen is een deel van de schatten van God aanwezig. Het goede wordt ontdekt door te ruiken. Natuurlijk zijn het alleen de manicheese ingewijden – de electi – die het goddelijke in de natuur kunnen waarnemen. Omdat bij hen de “poorten van de zintuigen” zijn geopend. Bij de electi beheersen de licht-nous alle levens- en zielefuncties. Dus ook de functies van de zintuigen. Daardoor zijn de ogen van de electi geopend om het goddelijke te zien:

En de poorten, die zich voorheen slechts hadden geopend voor de begeerten, zij openen zich nu, om al wat Gode welgevallig is, op te nemen.

De Heilige Geest is heerser in het lichaam geworden, waardoor de poorten van het lichaam – de zintuigen – geopend zijn voor het goede. Met de gereinigde fysieke zintuigen kunnen de manichese electi kennelijk het licht van de duisternis onderscheiden in het koren, de groenten en het fruit. Niet alleen hebben de manichese electi door het beoefenen van de gnosis de licht-nous ontvangen, ze hebben ook een lichtkleed ontvangen. In het manichese psalmboek lezen we:

Toen ik de roep van mijn Redder hoorde, bekleedde een kracht al mijn leden; Ik vernietigde hun bittere muren, ik vertrapte hun deuren, ik rende naar mijn Rechter. De krans van glorie zette Hij op mijn hoofd, de prijs van de overwinning plaatste Hij in mijn hand. Hij bekleedde me met de lichtmantel, Hij plaatste mij boven al mijn vijanden.

Waar Augustinus met de ogen van de ziel het transcendente geestelijke ziet, zien de manicheeërs kennelijk het immanente geestelijke in de natuur door de omkleding van (onder andere) de zintuigen met het lichtgewaad. De manichese electi transformeren hun lichaam van duisternis naar licht.

[aantal woorden 1927]


De zevende hemel van de katharen
Quidam Bonus Homo

Mieke Felix

Ook kathaarse electi twijfelen soms aan hun geloof. Er is een remedie: een hemelreis maken om de waarheid te aanschouwen.

In zijn tweede brief aan de Korintiërs heeft Paulus het over “een volgeling van Christus die veertien jaar geleden tot in de derde hemel werd weggevoerd. Of dat in zijn lichaam of buiten zijn lichaam gebeurde, dat weet ik niet, dat weet God alleen. Maar ik weet dat deze man werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die door geen mens mogen worden uitgesproken” (12,2-4). Of Paulus het hier in een versluierde vorm eigenlijk over zichzelf heeft, is niet helemaal duidelijk. Nochtans heeft hij op andere momenten in zijn carrière wel degelijk visionaire, bovennatuurlijke ervaringen gehad. Werd hij niet door de verrezen Heer zèlf geroepen, toen hij op weg was naar Damascus om daar de christenen op te pakken en uit te leveren? Of die visioenen al dan niet veroorzaakt werden door epileptische aanvallen, zoals sommigen beweren, doet er voor ons even niet toe. Het gaat erom dat het gevoel boven zichzelf opgeheven te worden, hem sterkt in de overtuiging dat hij in de waarheid leeft. Of niet?

“Dit is je vader niet”

Wie – in zijn lichaam of buiten zijn lichaam – opgetild wordt tot in het paradijs en daar God aanschouwt, ervaart dat als een bevestiging van alles waar hij of zij in gelooft. Zo zag Guilhem Bélibaste het althans, wanneer hij, ergens rond het jaar 1318, een preek begon met de woorden: “Een zekere bon homme vroeg zich af of hij wel het ware geloof had...” Quidam bonus homo, zegt de Latijnse tekst. Hiermee wordt een geconsoleerde bedoeld, iemand die het kathaarse sacrament of consolamentum heeft ontvangen. Het is het begin van een vreemdsoortig verhaal, waarmee Bélibaste, zelf ook een bon homme, blijkbaar de waarheid van het kathaarse geloof wil aantonen. Voor de ogen van de twijfelende man, vertelt hij, verschijnt een engel die zegt: “Klim maar op mijn schouders, ik zal het je laten zien”. Steeds hoger voert de engel de man mee. Boven elke hemel openbaart zich een nieuwe, nog verrukkelijker hemel. Telkens weer wil de bon homme neerknielen om de plaatselijke heer te vereren, maar de engel houdt hem tegen: “Dit is je vader niet”. Tot ze uiteindelijk in de zevende hemel aanbelanden, waar de kathaar vol vreugde in aanbidding neervalt en aan de Vader vraagt of hij daar alsjeblieft mag blijven. Wat hem niet wordt toegestaan, want “hij moet naar de wereld van ellende terugkeren om voor zijn kinderen te zorgen”. Bélibaste beëindigt zijn preek met de verzekering dat “op die manier ons geloof bevestigd werd”.

[aantal woorden 2063]


De ridders van de lapis philosophorum 
De inwijdingsweg van Christian Rosencreutz

Jacob Slavenburg

Uniek in de traditie van de westerse esoterie is de alchemistische inwijdingsweg van Christian Rosencreutz. De inwijding wordt beschreven in een zeer rijke en soms vreemde beeldtaal.

In 1616 schreef Johan Valentin Andreae zijn alchemistische meesterwerk Chymische Hochzeit Christinai Rosencreutz Anno 1459. In dit boek beschrijft Andreae de inwijdingsweg van Christian Rosencreutz in zeven dagen aan de hand van alchemistische beeldtaal. Anno 2013 is het moeilijk om te begrijpen wat die beelden betekenen. In dit artikel behandel ik de zeven fasen van de alchemistische inwijdingsweg aan de hand van enkele specifieke attributen die Christian ontvangt en die kennelijk een teken zijn voor een bepaald moment van de inwijding.

Dag 1 Deus Lux Solis

Op de eerste dag krijgt Christian Rosencreutz een brief waarin hij wordt uitgenodigd voor de bruiloft van de Sponsa (bruid) en Sponsus (bruidegom) ofwel de koning en de koningin. Het zegel op de brief is de Monas Hieroglyphica van John Dee (1527-1609), een vooraanstaand alchemistisch engelse wetenschapper (zie afb.1a). Christian acht zich echter niet waardig genoeg. Maar in een droom wordt hem getoond dat hij een van de uitverkorenen is. Hij droomt namelijk dat veel mensen proberen te ontsnappen uit een donkere toren. Hij is er een van. Er wordt een touw naar beneden gegooid. Christian is een van de negen die het touw kunnen pakken. Deze negen krijgen een gouden munt met aan de ene kant een voorstelling van de opgaande zon en aan de andere kant de tekens D.L.S. er op. Dat betekent Deus Lux Solis – dat is zoiets als “God is het licht van de zon”. Het kan ook betekenen Deus Laus Semper – en dat betekent “God zij eeuwig lof”. De alchemistische weg begint dus met de aanbidding van God. Dat is het grote werk; het Ergon (zie afb. 1). Zonder God wordt het niets, zo is de boodschap.

[aantal woorden 2273]’
Op de website van de Bernard Lievegoed College for Liberal Arts vond ik deze aankondiging ‘Woensdag 8 Mei 2013, BLCLA Studium Generale Lezing Rondom Bevrijdingsdag’:
‘Denkend Hart, Twee vrouwen, twee levens. 1942 en 2013

“Het is een prachtig geschreven en gespeelde voorstelling die meer waard is dan tien bevrijdingsfestivals” Leeuwarder courant

Begin 2002 kreeg Julika Marijn de dagboeken van Etty Hillesum van haar oma met de woorden: “dit is echt iets voor je, ik weet zeker dat je ze mooi zult vinden”. Een solovoorstelling ruim een jaar later bewees dat oma gelijk had. In haar ziel geraakt door Etty’s eerlijkheid, haar zoeken, haar levenslust, liefde, poezie en wijsheid was meteen duidelijk; Julika wilde Etty spelen.

Ze besloot om naast Etty ook een vrouw anno nu in de voorstelling te brengen, juist omdat de dagboeken vandaag de dag nog zo belangrijk en inspirerend zijn. Julika volgde alle plekken van Etty Hillesum: Deventer, haar huis in Amsterdam aan het Museumplein (waar de voorstelling in 2003 première ging), Westerbork en zelfs Auschwitz.

Etty houdt een dagboek bij, Julia sms-t met de buurman. Julia is een jonge, dynamische vrouw uit Amsterdam die in aanraking komt met de dagboeken van Etty Hillesum: een levenslustige Joodse vrouw die vol wil leven ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.

Hoewel de oorlog gruwelijker wordt slaagt Etty erin om door de verworvenheden van zelfonderzoek, vol overgave en met liefde voor de mensheid in het leven te blijven staan. Vanuit de luxe moderne samenleving, ziet Julia zich geconfronteerd met Etty’s leven in oorlogstijd. Julika begint zich door de dagboeken vragen te stellen. Een bezoek aan voormalig kamp Auschwitz, waar Etty 60 jaar geleden is omgekomen, blijkt een sleutel te zijn.

In “Denkend Hart” speelt Julika Marijn beide personages: twee vrouwen die binnen het decor van hun eigen tijd, op zoek zijn naar zichzelf. Zij worstelen op authentieke en vaak geestige wijze met hun spiritualiteit, talenten en verliefdheid. Dit leidt tot een ontroerende en humoristische solovoorstelling waarin heden en verleden op een eigenwijze manier samen komen.

Voor meer informatie over Julika Marijn en haar werk: http://www.julikamarijn.nl/theater/Imagine-Etty-Julika.pdf

Klik hier voor meer informatie over Etty Hillesum: SG Wie was Etty Hillesum
Op 9 april had ik het in ‘Kleuters’ nog over Christian Clement en waar hij bleef met zijn initiatief. En ja hoor, alsof de duvel ermee speelt (of engel is in dit verband misschien een treffender woord), sinds zaterdag 20 april heeft het een eigen pagina op Facebook. Clement strooide her en der op Facebook volgende boodschap, in het Duits ‘Neue kritische Ausgabe der Schriften Steiners (SKA)’:
‘Als Herausgeber der neuen Kritischen Ausgabe der Schriften Rudolf Steiners habe ich eine Facebook-Seite erstellt, auf der man sich auf der man sich über das Design der Ausgabe, über den Herausgeber und über künftig zu erscheinende Bände informieren kann. https://www.facebook.com/steinerkritischeausgabe.ska. Falls Sie Interesse haben, schauen Sie doch vorbei und lassen Sie uns wissen, ob Sie das Projekt mögen oder nicht.

Auch über Twitter kann man sich regelmäßig über alle mit der Edition zusammenhängenden Aktualia informieren lassen.
https://twitter.com/Chris__Clement (English)
https://twitter.com/Steiner_SKA (German)

Wir freuen uns, wenn Sie vorbeischauen...

Mit besten Grüßen,
Christian Clement, Herausgeber der Kritischen Ausgabe (SKA)’
En in het Engels, ‘New Critical Edition of Rudolf Steiners works’:
‘Dear friends, I am writing to you as the editor of a new Critical Edition of the works of Rudolf Steiner that will soon appear with the venerable publishing house Frommann-Holzboog in Stuttgart, Germany. I therefore decided to create a facebook page which informs everyone interested about the objectives, design, and subsequent installments of the edition. If you would like to take look, please visit https://www.facebook.com/steinerkritischeausgabe.ska and like it (or not).

You can also follow the Edition on Twitter:
https://twitter.com/Chris__Clement (English)
https://twitter.com/Steiner_SKA (German)

Thank you in advance for any support,
Christian Clement

http://germslav.byu.edu/directory/chrisbyu/

Geen opmerkingen:

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)