Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

donderdag 14 juli 2011

Michaelshoeve


En dit is de rechter toegangsdeur.

Geert Looyschelder, voorzitter College van Bestuur van Stichting Vrijescholen Athena, reageerde vanochtend op het bericht ‘16 miljoen’ van eergisteren:
‘School De Lans, gevestigd op het terrein van de Michaelshoeve te Brummen, wordt niet met sluiting bedreigd. Deze school voor (voortgezet) speciaal onderwijs maakt onderdeel uit van de Stichting Vrijescholen Athena en dus niet van de Zonnehuizen.

Een deel van de leerlingen van De Lans is afkomstig van de zorginstelling de Michaelshoeve; een groot deel van de leerlingen komt van elders. School De Lans en Stichting Vrijescholen Athena zijn financieel gezond en kennen geen organisatorische of financiële problemen.

De Inspectie van het Onderwijs heeft vorige maand School De Lans bezocht en heeft toen geconcludeerd dat het onderwijs op deze school voor speciaal onderwijs voldoet aan de eisen van de inspectie; vandaar dat er weer een basisarrangement is toegekend.’
Op de website van Athena zijn onder ‘Vrijescholen Athena Nieuws’ verschillende artikelen uit ‘De Seizoener, Tijdschrift voor vrijescholen’, te vinden. Daaronder ook dit ‘Artikel over School De Lans te Brummen (SBO/VSO)’ van Noor Hellmann (ze zal toch niet toevallig familie zijn van de bekende journalist Paul Hellmann?); er staat niet bij van wanneer of uit welke editie. In een speciaal kadertje staat deze tekst over ‘Speciaal Onderwijs’:
‘School De Lans is een zogeheten “cluster 3” school voor leerlingen van 4-20 jaar met een verstandelijke beperking (hun IQ is max. 60 à 70). Ze zijn verdeeld over 15 klassen in verschillende afdelingen: onderbouw (SO) en bovenbouw (VSO) met daarbij een arbeidsgerichte leerweg. Elke leerling verlaat de school met een certificaat. Daarnaast is er een afdeling voor kinderen met een IQ onder de 30, de Rafaelafdeling. Hier zijn ook plekken voor individueel onderwijs. De meeste leerlingen hebben naast hun beperking een bijkomende problematiek, zoals autisme of een hechtingsstoornis. Een apart deel van de school heet Aquamarijn, een behandel- en onderwijscombinatie, waar kinderen max. twee jaar blijven om weer op weg geholpen te worden.

De school was vroeger de instituutsschool van de zorginstelling Michaelshoeve, maar is sinds ruim 20 jaar een streekschool, en als zodanig de enige onafhankelijke vrije zmlk-school in Nederland.

Vrije School Parcival Amstelveen heeft sinds 2004 een “instapklasje” voor kinderen met een meervoudige handicap; Tobiasscholen bieden speciaal onderwijs aan kinderen met een IQ dat beduidend hoger ligt dan dat van de kinderen op De Lans.’
In het artikel wordt onder anderen Jac Net, directeur van De Lans, opgevoerd. Jac Net was in 1988 mede-oprichter en korte tijd redacteur van ‘De Sampo, tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie’. In nr. 9 van najaar 1990 was van zijn hand het volgende artikel over ‘De Michaelshoeve. Een korte biografie’ opgenomen. Het is overigens geen kort artikel.
‘Oktober 1948 wordt de oprichtingsakte van de Michaelshoeve gepasseerd; Edo Hack, Nico Kollewijn en Greet Ernste zijn de ondertekenaars. Daaraan is natuurlijk heel wat voorafgegaan. Al jaren was een grotere voorbereidingsgroep actief; hier vinden we reeds de namen van Mien Coppy en Smeda Schmidt, die met de drie eerder genoemden de pioniersgroep vormden. Ook de naam van Karel Peper, die in latere jaren zich als arts aan het instituut zal verbinden, komen we hier al even tegen. Intussen had die voorbereiding heel wat voeten in de aarde. Wat de Stichting wilde was in de eerste plaats een gemeenschap vorm geven die zich – in tegenstelling tot de Zonnehuizen – kenmerkte door een collectief leiderschap.

Geïnspireerd door een michaëlische impuls willen de oprichters als vrije mensen zich verbinden voor een gemeenschappelijk doel. Welk doel dat zou zijn was aanvankelijk nog helemaal niet zo duidelijk. Het werd een heilpedagogisch instituut, wat wel daaraan was te danken, dat zich onder deze mensen van het eerste uur een aantal heilpedagogen bevond. Dit verlangen naar zo’n geheel nieuwe samenlevingsvorm paste geheel bij deze naoorlogse jaren, waarin een geest van opbouw leefde en de mensen geloofden in vernieuwing van de maatschappij. Nieuwe kunstenaarsgroeperingen als COBRA danken hun ontstaan aan dit idealisme, zoals ook de dichtersgeneratie van de “vijftigers” wilde afrekenen met het verleden. Deze stichters van de Michaelshoeve waren bezield door hoge idealen en een heilig geloof in een opdracht. Dat moest wel enigszins goedmaken wat ontbrak aan invloedrijke maatschappelijke functies, connecties en vooral: financiële draagkracht.

In het jaar 1949 wordt ijverig gezocht naar een geschikte locatie, die na een langdurige speurtocht, waarin het hele land wordt doorkruist, ten slotte wordt gevonden in de Michaelshoeve, onder meer omdat die ook de verbinding met een gemengd landbouwbedrijf mogelijk maakte. In eerste instantie werd het negentiende-eeuwse patriciërshuis, “De Quazenbosch”, niet hoog aangeslagen: “Je zult je leven in zo’n huis moeten slijten”, was de overheersende opinie. Het was er duister, zowel binnen als buiten, in de wintermaanden stond 3/4 van het omringende land blank. Het leek een soort moerasgebied. Toen ten slotte de keus toch op dit pand viel, werd geld verzameld door het uitgeven van obligaties, terwijl mevrouw Van Tienhoven financiële steun verleende. De koopsom van het huis met de landerijen bedroeg vijfendertigduizend gulden.

Met St. Jan 1949 vindt de koop zijn beslag, het opknapwerk duurt tot mei 1950. Geen
wonder, want het huis was sterk verwaarloosd. Men had het gevoel dat iedere vierkante meter letterlijk op duistere, tegenwerkende krachten moest worden bevochten. Maar 15 mei 1950 is het dan eindelijk zover: de eerste bewoners arriveren! We komen de namen tegen van Michiel Bos (zoon van Maarten Bos), Bert de Groot en Evert van Rheenen. Deze laatste leeft in de herinnering voort als de allereerste bewoner; hij zag kans in een ommezien iedere verwarmingsbuis te demonteren.

Het gemeenschapsideaal

Zoals in de inleiding al is opgemerkt, waren de initiatiefnemers bezield door een groot idealisme. Zo vermeldt artikel 9 van de toenmalige statuten: “In de bestuursvergaderingen worden alle besluiten over zaken en personen, tenzij in de statuten anders is bepaald, genomen in een voltallige vergadering en met algemene stemmen”. Binnen vijf dagen kon de voorzitter, als geen consensus werd bereikt, een nieuwe vergadering bijeenroepen. Zo’n collectief leiderschap was inderdaad iets nieuws binnen de heilpedagogische beweging en wekte veel reacties, variërend van bewondering via scepsis tot regelrechte afwijzing. Eén van de reacties, van een gerenommeerd heilpedagoge, mevrouw Kirchner-Bockholt, luidde:
“Aber da muss nichts Politisches hinein kommen”. Een uitspraak die niet onmiddellijk werd begrepen, later des te beter.

De gevolgen van dit collectief leiderschapsideaal

Naast de drie ondertekenaars van de oprichtingsakte treffen we in 1950 in de bestuursvergaderingen onder meer aan Mien Coppy, Smeda Schmidt en Conny van Marle. Al
spoedig blijkt het collectief niet geheel zonder wrijving te kunnen functioneren: de karakters lopen te sterk uiteen en elk ideaal roept zijn tegenbeeld op in de harde dagelijkse werkelijkheid, zelfs bij deze idealisten. Edo Hack vertrekt noodgedwongen in 1955. Zijn plaats wordt ingenomen door Geert Mulder, zoon van de bekende antroposofe Elisabeth Mulder.

In de loop van de volgende jaren blijft deze bestuursconceptie van een collectief leiderschap zijn tol eisen. Alleen Mien Coppy en Smeda Schmidt dragen door de jaren heen de eerste impuls voort, in blijvende trouw aan het ideaal van die eerste jaren. Begin van de jaren ’60 zeggen eerst Geert Mulder en later Nico Kollewijn de Michaelshoeve vaarwel. Met de Sociale Werkplaats in Amsterdam legt Geert Mulder de grondslag voor zijn werk in de antroposofische sociaaltherapie. Zijn bestemming vindt hij ten slotte in het Zweedse Järna, waar heden ten dage de mooie Choroifluiten bij duizenden vandaan komen.

Afsluiting van de eerste pioniersfase

In 1959 biedt het instituut de Michaelshoeve onderdak aan 56 bewoners. Dat aantal wordt niet zo maar bereikt. De geleidelijke toename van het aantal pupillen eist bij voortduring uitbreiding van de woongelegenheid en steeds opnieuw reorganisaties. De “kennel” wordt herhaaldelijk aangepast en dient nu eens als ruimte voor bewoners, dan weer als onderdak voor medewerkers of als administratiekantoor. De “paardestal” , de “koestal” en delen van het hoofdgebouw ondergaan vergelijkbare metamorfoses.

Deze pioniersjaren waren gekenmerkt door een gezamenlijk handelen vanuit één stijl, ondanks de vanzelfsprekende meningsverschillen. Daarbij eisten de steeds veranderende omstandigheden aanpassing, veel improvisatievermogen en een enorme inzet van alle betrokkenen, die werkten tot ze er soms letterlijk bij neervielen. Opmerkelijk was het introverte karakter van het instituut, dat in deze vroege pioniersfase vooral gericht was op groei en ontplooiing, en de blik niet naar buiten, naar de wereld richtte.

De expansiefase

De fase van snelle uitbreiding is in de eerste plaats verbonden met de naam van Juske Manssen. Zij verbindt zich september 1957 met de Michaelshoeve, die in de volgende vijf, zes jaren uitgroeit tot het huidige aantal van 85 bewoners. De grote verbouwing van het hoofdgebouw is in 1962 voltooid. Zij geeft ook de aanzet tot het begin van een heilpedagogische opleiding, zodat de medewerkers tussen de bedrijven door kennis krijgen van elementaire antroposofische en heilpedagogische inzichten en begrippen. De mensen die lesgeven zijn in deze periode nog sterk bij het huisleven betrokken.

November 1963 wordt de nieuwe school geopend, waardoor twee sectoren ontstaan die zich geleidelijk van elkaar gaan onderscheiden, wat weer hogere eisen stelt aan de organisatie, die de toenemende differentiatie in een passende bestuursstructuur moet opvangen. Maar daar komt voorlopig nog niet zo veel van terecht. Bij de bouw van de nieuwe school was Chris Rietveld als architect betrokken, die tevens de administratie onder zijn hoede had. Naar buiten toe zowel in de heilpedagogische beweging als in de reguliere zorg manifesteert de Michaelshoeve zich nu ook duidelijk.

In 1961 verschijnt voor de eerste maal een periodiek voor ouders en medewerkers dat
al menig ander tijdschrift heeft overleefd: de (Michaels)hoevelichtjes. Dick Hütter was van 1959-1975 als kinderpsychiater verbonden aan het instituut; de eerste jaren een halve dag, later een hele dag per week. In 1963 neemt hij tevens de functie van voorzitter van het bestuur over van Bernard Lievegoed. Bijna vanaf het begin was de Zutphense arts Maarten Bos de huisarts van de kinderen in het instituut.

Inmiddels blijkt dat het oorspronkelijke idee van een collectief bestuur dat alleen bij consensus besluiten kan nemen nog steeds niet is gestorven. Leidersfiguren als eerst Nico Kollewijn en Geert Mulder en in deze periode Juske Manssen kunnen in zo’n opzet onvoldoende tot ontwikkeling brengen. Dit leidt ertoe dat ook Juske Manssen in 1965 afscheid neemt van de Michaelshoeve, die mede dankzij haar initiatieven kon uitgroeien tot een volwaardig heilpedagogisch instituut.

Verzelfstandiging van de drie sectoren en het zoeken naar de daarbij passende organisatiestructuur

Tot het begin van de jaren ’60 vormden verzorging, therapie en school nog geen organisatorisch onderscheiden werkgebieden. Daar komt nu verandering in; de Michaelshoeve moet een goed georganiseerd instituut worden. Maar dat kan niet zonder dat kostbare waarden verloren gaan. In “Samenwerkingsvormen in de heilpedagogie” schrijft prof. Lievegoed over de pioniersfase aldus: “Deze pioniersfase kan hartverwarmend zijn: een groep mensen werkt vol enthousiasme samen, van arbeidsdeling is nog nauwelijks sprake, alles gebeurt op basis van improvisatie, ieder voelt zich verantwoordelijk voor het geheel en springt voor de ander in waar dat nodig is. (...) Warmte beheerst de directe contacten tussen de mensen, na strijd vindt ter plekke weer verzoening plaats.”

Die pioniersfase duurt zolang ieder van de medewerkers elke andere nog kan ontmoeten, maar die ideale toestand kan niet onbeperkt voortduren. Met de voortgaande groei vangt een nieuwe fase aan, en daarmee ontstaat onvermijdelijk een eerste fundamenteel verschil van inzicht. Eén groep kan niet anders dan trouw blijven aan de beginimpuls en wil de warmte, de saamhorigheid en de eendracht van de pioniersfase niet vaarwel zeggen, een andere streeft naar verdere ontplooiing van het initiatief en aanvaardt de noodzaak van een nieuwe organisatievorm die de bestuurbaarheid bevordert, maar waarin die gevoelens van saamhorigheid en eenheid veel zwaarder worden beproefd. Kun je die eerste fase kwalificeren als één waarin de gemoedswarmte overheerst, de tweede is vooral die van het objectief ordenende verstand. Gestructureerde arbeid en arbeidsdeling verdringen de improvisatie, vaste taken en taakomschrijvingen komen in de plaats van het “één voor allen, allen één”. Daarmee doet ook de hiërarchie zijn intrede. En dat, terwijl de Michaelshoeve gebaseerd was op het consensusmodel. Geen wonder dat de tweede fase problemen met zich meebracht. De drie werkgebieden dus voor het eerst duidelijk onderscheiden en gescheiden, medewerkers die niet meer allemaal oog kunnen hebben voor het geheel, dat ook steeds moeilijker wordt te overzien. En met ijzeren consequentie moet wel als probleem naar voren komen welk van de drie werkgebieden zal gaan domineren.

Aan het eind van de jaren zestig zijn de problemen zo hevig geworden dat Nico Kollewijn, gesteund door het ideeëngoed die prof. Lievegoed op het N.P.I. heeft ontwikkeld, als adviseur wordt aangetrokken. Hij vindt een Michaelshoeve zonder directie. De besluitvorming verloopt chaotisch en ad hoc besluiten overheersen. Er komen steeds meer zakelijke en menselijke problemen. Daarbij is de financiële toestand benard, terwijl de “ware” antroposofen zich terugtrekken op het bastion van de school. Van daaruit trachten zij leiding te geven aan de grotendeels niet-antroposofisch georiënteerde verzorging.

1968 is tevens het eerste jaar van de AWBZ. De Michaelshoeve krijgt dan voor het eerst een erkenning als zwakzinnigeninrichting, die tot op heden jaarlijks wordt verlengd. Menig gesprek is in de voorafgaande jaren gevoerd, steeds over het probleem of tezamen met deze erkenning ook niet de Mammon in huis wordt gehaald: brengt uiterlijke rijkdom niet onvermijdelijk een steeds groter worden de innerlijke armoede met zich mede?

Tot dan toe had de penningmeester, Mr. J. ter Horst, alle dubbeltjes wel vijf keer omgedraaid voor ze werden uitgegeven en werd de armoede als gemeenschappelijke opdracht aanvaard. Nu kwam een zekere welvaart. Maar met de relatieve overvloed kreeg inderdaad het proces van emancipatie, letterlijk vrijwording, een krachtige impuls in die zin, dat iedere enkeling zich steeds meer vrijmaakt van het dragen van de last van de ander. Ook hierdoor heeft het nieuwe sectorenmodel dat Kollewijn introduceert niet het beoogde effect, al draagt het zeker bij tot bewustwording: instituutsraad, uitvoerend comité, Michaelshoeveraad (bestaande uit collegeraad en bestuur), raken verwikkeld in een niet eindigende competentiestrijd. De beslissingsbevoegdheden zijn zo onduidelijk, dat het voeren van een doelbewust beleid steeds moeilijker wordt. Regelmatig komt de gemoedsziel weer aan de oppervlakte met ad hoc oplossingen en luisterrijke jaarfeesten. Toch blijft daaronder het vuur van de onderlinge naijver smeulen, tot weer een nieuwe brand uitbreekt.

In 1971 neemt prof. Loosjes de voorzittershamer over van Dick Hütter. Wat hij ontmoet is een Michaelshoeve die desintegreert, hij spreekt zelfs van “totale verloedering”, tenminste wat betreft de organisatiestructuur. Hij staat in dubio, of hij deze zware taak wel op zich kan nemen, wanneer een ontroerende ervaring, een naakt kindje dat verdwaasd de bestuurskamer binnendwaalt en door mevrouw Coppy met warmte en aandacht wordt omhuld, hem als in een flits doet beseffen, dat dit geen toevallig incident is maar een teken... en hij aanvaardt de opdracht.

Niet zo’n eenvoudige opdracht derhalve, want de situatie is nu zo, dat zich in het geheel van de Michaelshoeve een aantal onderling rivaliserende koninkrijkjes heeft ontwikkeld. Het zal prof. Loosjes’ eerste taak zijn weer eenheid te brengen in dit innerlijk verdeelde huis, dat naar het bijbelse woord niet kan bestaan. Daarbij komt de zorg voor een goede behuizing. In zijn contacten met de overheid treft prof. Loosjes een hoge ambtenaar die bij het toekennen van gelden voor de uitvoering van de bouwplannen een sleutelrol zal gaan spelen. Loosjes beseft dat een persoonlijk bezoek van deze ambtenaar aan de locatie zelf voorwaarde zal zijn voor diens betrokkenheid en activiteit, maar... de man lijkt niet uit Den Haag te branden. Toch komt hij ten slotte, de Michaelshoeve wordt opgepoetst, alles blinkt als een spiegel, sommige kinderen steken zelfs nieuw in de kleren, en dan, tijdens de rondleiding gebeurt het.

Eén van de kinderen doorbreekt het cordon, ontwaart de hoge bezoeker en vraagt plompverloren: “hoe heet jij?” “Ruud”, is het verbouwereerde antwoord... Maar het geval, het TOEVAL wilde, dat ook de impertinente vraagsteller diezelfde naam, Ruud, droeg! Zo gaat het op beslissende ogenblikken. Terugziend op deze gebeurtenis en die overdenkend onderkent prof. Loosjes hier een waarlijk karmisch moment, dat de doorbraak betekende voor de bouwplannen.

Van adolescentie tot volwassenheid

Daarmee was het voortbestaan van de Michaelshoeve nog niet verzekerd. Het instituut heeft in deze periode wel iets van het rijk van koning Nobel uit de Reinaert. Illustratief daarvoor is het in de annalen van de Michaelshoeve beroemd geworden verhaal van de DEUR. GROEN, meent ’t ene koninkje; GEEL, eist de tweede paus; een deur op die plaats?, schampert een derde, en de vierde... daar is een deur toch totaal overbodig! Er kwam dus géén deur, maar wél openheid.

De problematiek wordt duidelijker zichtbaar, maar de tegenstellingen blijven en de
strijd om de afbakening van de territoria eveneens. Eén zo’n territorium was het “park”, een ander werd gevormd door de “boerderij”. De vanzelfsprekende vraag luidde dus: waar ligt de grens, wat is parkgebied, en wat behoort tot het domein van de boer. Het Salomonsoordeel van een kleine grote vrouw, Jet Jansen van Raay, waar veel paaltjes en een héél lang touw aan te pas kwamen besliste deze grensschermutseling. Maar het bestuur onderkent dat in dit netelige terrein vol voetangels en klemmen alleen een vanzelfsprekende leidersfiguur redding kan brengen. Iemand van buitenaf dus, die door zijn plaats en zijn persoonlijk overwicht de tegenstellingen zal kunnen verzoenen. In een gezamenlijke vergadering van bestuurs- en instituutsraad deelt prof. Loosjes mede, dat het bestuur heeft besloten een directeur aan te stellen. Aan dit besluit mag niet worden getornd. Schoorvoetend stemt de vergadering er mee in.

Het was een harde ingreep, maar één die voor het overwinnen van de crisis van beslissende betekenis zou blijken. Intern beraad in het bestuur mondt na raadpleging van het H.P.V. uit in een uitnodiging aan Lars van Hall deze functie op zich te nemen. Het is dan 1975. Lars van Hall kan dus de viering van het 25-jarig bestaan van de Michaelshoeve juist meemaken. Behalve dit heuglijke feit valt er weinig feestelijks te beleven. In de eerst plaats zal de bouw van de nieuwe paviljoens nu snel ter hand moeten worden genomen, de kinderen zijn slecht gehuisvest. De verzorging zal opnieuw bemand moeten worden met jonge, antroposofisch georiënteerde mensen naast de hardwerkende meisjes uit de eigen streek.

En dan... ’s Nachts is dat grote huis vol kinderen toevertrouwd aan een paar nachtwachten. De verzorging, enkele oudere antroposofen van het eerste uur daargelaten, woont niet meer op het terrein, waar ook nauwelijks woongelegenheid is. Als Lars op een nacht over het terrein loopt ervaart hij het grote huis “als een schip op de oceaan vol kinderzielen, slechts bewaakt door twee nachtwachten” (en het brandalarm).

September 1975 gaat een nieuwgevormde vijfkopige stuurgroep functioneren, die rechtstreeks verantwoording voor het gevoerde beleid aflegt aan de totaliteit van de medewerkers. Een open situatie dus, in plaats van de vroegere getrapte structuur. Natuurlijk zijn er veel weerstanden te overwinnen, want ook de oude medewerkers hebben hun hart aan de Michaelshoeve verpand. Geen wonder dat zij tijd nodig hebben om de nieuwe situatie en hun eigen nieuwe plaats daarin te leren aanvaarden. Ook het salarisbeleid gaat op de helling. De onderlinge verschillen die veel naijver teweeg brachten, gevolg ook van de AWBZ-erkenning, worden opgeheven. Daarvoor in de plaats komt een salarissysteem dat berust op een “objectieve” behoeftenbepaling, waarbij geen functiedifferentiatie wordt toegepast. De gelden die deze nivellering vrijmaakt stromen naar de Stichting “Kind en Therapie” die al sinds 1974 bestaat en waaruit onder meer de medewerkershuisvesting, de boerderij en diverse grondaankopen worden betaald.

In 1977 gaat de eerste paal voor de vier nieuwe paviljoens de grond in, vrucht van het voorbereidende werk dat al voor Lars’ komst is volbracht. In ’78 en ’79 komen achtereenvolgens Heliant, Hyldemoer, Blancefloer en Floriaan gereed, elk voor achttien bewoners. Er zijn dan in totaal een kleine dertig verzorgers, een aantal dat nu is aangegroeid tot meer dan zeventig, inclusief stagiaires en vrijwilligers. In 1983 komt er nog één paviljoen voor de jongste bewoners bij, Godelinde, en wordt ook de bouw van het nieuwe dienstencentrum, Elckerlyc, voltooid, zodat nu de Michaelshoeve nieuw is geschoeid, een nieuw fysiek lichaam heeft gekregen, na 33 jaar!

De fraaie namen van de paviljoens zijn een geschenk van mevrouw Smeda Schmidt, die zich door het Parcival-epos heeft laten inspireren. De naam “Elckerlyc” danken wij aan Karel Peper, de eerste full-time arts, wiens aanwezigheid vanaf 1979 tenslotte de Michaelshoeve ook medisch een duidelijk gezicht geeft. Aan hem dankt de Michaelshoeve een krachtige antroposofische impuls, die ook in de heilpedagogische opleiding richtinggevend is gebleken.

Het is dokter Peper die een therapeutengroep om zich heen verzamelt, die los komt te staan van de school en dan ook eigen wekelijkse besprekingen inricht. Het is aan de heilpedagogische opleiding te danken, dat een nieuwe generatie van kritische jonge mensen op de Michaelshoeve zijn werkgebied vindt. Maar de herinnering aan de verzorgsters uit de omgeving blijft, waar liefde en aandacht voor “hun” kinderen het gebrek aan antroposofische achtergrond zeker voor een belangrijk gedeelte compenseert.

Je zou het zo kunnen zien dat de Michaelshoeve met het vertrek van zovele van de oudere dragende krachten: Smeda Schmidt, Mien Coppy, Conny van Marle, Roel ter Heide en Engelien, Ank en Piet Roosing, het echtpaar Van Alphen de Veer, Peter Rijs, Josephine Reder, Margreet Salet, Eva Engelsman en Gerlof van der Laag een geheel tijdperk afsluit. Het was de tijd, waarin sterke persoonlijke betrokkenheid moest goedmaken wat aan nuchterheid ontbrak. De innerlijke en persoonlijke beleving staat voorop, de emotionaliteit van de gemoedsziel beheerst nog het leven en ook het persoonlijke bestaan, waardoor de grote lijnen soms wel uit het oog dreigen te geraken.

Dat verandert in de nu volgende periode, die begint omstreeks 1978. Het is de nuchtere zakelijkheid van Lars van Hall die de fase van de verstandsziel in de biografie van de Michaelshoeve introduceert, wat overigens een sterke gedrevenheid geenszins uitsluit. Spoedig blijkt dat de stuurgroep een duidelijk, vast klankbord nodig heeft, een beperkte groep medewerkers die bereid en in staat is belangrijke besluiten mee te dragen, opdat de stuurgroep niet geïsoleerd raakt. Dat wordt, begin jaren ’80 de “Raad van twaalf”, die bestaat uit de vijf stuurgroepleden tezamen met zeven andere medewerkers. Maar deze Raad van twaalf, die slechts ad hoc bijeenkomt, bezit nog niet voldoende draagvermogen, wat in 1982 leidt tot stichting van de nog steeds bestaande beleidsgroep van vijf stuurgroep- met tien andere leden, die een sociale ontmoetingsplaats vormt, waar de werkgebieden van het instituut elkaar voortaan wekelijks treffen. Daarnaast voelt deze groep zich sterk verantwoordelijk voor het heilpedagogische werk, de methodiek, en bereidt zij de beleidsbeslissingen voor, waarvoor ten slotte de stuurgroep de verantwoordelijkheid draagt. Op deze manier vinden idee en ervaring elkaar, zodat praktijk en theorie elkaar wederzijds kunnen beïnvloeden en bevruchten.

Deze laatste fase in het bestaan van de Michaelshoeve vormt een periode van integratie waarin de centrifugale werking van de differentiatie in zelfstandig opererende werkgebieden wordt gecorrigeerd. De wezenlijke taken in het instituut zijn tot ontwikkeling gekomen en moeten nu hun eigen vastomlijnde plaats krijgen in het nieuw geordende geheel. Alle sectoren moeten dus leren onder leiding van de stuurgroep zo samen te werken, dat het sectorbeleid steeds wordt afgestemd op het belang van het geheel. Dat is noodzakelijk voor de integratie maar ook voor de externe relaties, want dit tijdperk is ook de periode van de officiële erkenningen, die een zekere aanpassing eisen aan de buitenwereld, van de in de voorafgaande decennia ontwikkelde eigen cultuur. Dit is een wezenlijk spanningveld, dat alleen dan beheersbaar zal blijken, als de zingeving van het heilpedagogisch werk in doelen en uitgangspunten opnieuw wordt doordacht en doorleefd. Dan kan de impuls van de heilpedagogie klinken in het maatschappelijk leven, en ook daar zegenrijk blijven werken.

De heilpedagogische opleiding op de Michaelshoeve

De eerste kiem daarvoor lag zoals reeds eerder vermeld in een vroeg stadium. Omstreeks 1972 was het mogelijk het heilpedagogisch getuigschrift te verwerven in deelcertificaten. In 1974 begon de eerste echte heilpedagogische cursus met een groep uit de verzorging. De eerste twee jaar werd een aantal lessen gevolgd op het Zonnehuis in Zeist. Daarna ontwikkelde de heilpedagogische cursus zich zelfstandig op de Michaelshoeve. 1 jui 1984 werd de opleiding tezamen met de vier andere heilpedagogische opleidingen in Nederland officieel erkend als “Z-opleiding in heilpedagogisch verband”.

Deze erkenning werd gezocht vanuit het besef dat het in de toekomst van de heilpedagogie in Nederland van belang zou zijn te kunnen werken met, ook in de ogen van de maatschappij, bevoegde groepsleid(st)ers. Er ontstond een goed contact met de Inspectie over de inhoud van onze opleiding. In dat contact groeide wederzijds respect en waardering. Ten slotte bleek dat ons totale cursuspakket werd geaccepteerd, zij het dat 120 uur Z-verpleegkunde, verdeeld over drie cursusjaren, diende te worden ingevoegd. Tezamen met het enthousiasme van de Inspectie over onze opleiding was dit voor ons voldoende om deze belangrijke stap te willen zetten. Daar de opleidingswereld binnen de gezondheidszorg een nogal turbulente tijd doormaakt was ruim twee jaar later (per 1 september 1986) de opleiding alweer omgezet in een experimentele opleiding voor tweedekans-onderwijs (dus voor 23-jarigen en ouder).

Sinds de erkenning werd vooral gewerkt aan de vorm van de opleidingen: toetsingen, examens die worden bijgewoond door een gecommitteerde vanuit de reguliere zwakzinnigenzorg, scheiding van de begeleiding van de cursisten, die nu ook wel leerlingen worden genoemd, in werk- en praktijkbegeleiding. Inhoudelijk werd geprobeerd vakkenpakketten tussen de verschillende heilpedagogische opleidingen meer op elkaar af te stemmen.

Thans wordt gewerkt aan een verdere professionalisering van onze opleiding door middel van nieuwe didactische werkvormen, zoals thematisch onderwijs in kunstzinnige en inhoudelijke vakken en objectivering van de beoordeling. Een en ander vraagt veel van zowel docenten als leerlingen als van het instituut. Een consequentie van deze professionalisering is ook, dat het beroepsbeeld van de heilpedagogische groepsleider weer duidelijker wordt, zodat geleidelijk een eigen identiteit ontstaat, waarop de opleiding een antwoord wil geven.

Het zal duidelijk zijn, dat zo’n professionele opleiding in feite geen randvoorwaarde meer is, maar een levensbelang voor de heilpedagogie als geheel en het individuele heilpedagogische instituut in het bijzonder. Met de sinds kort ontstane “oudere-jaarsbijeenkomsten” wordt een begin beoogd van een education permanente, die toch essentieel is voor de ontwikkeling van enerzijds de heilpedagogen maar anderzijds ook de heilpedagogie. Daarmee wordt de opleiding pas werkelijk het beginpunt van een ontwikkelingsweg in het beroep. Maar de opleiding moet daar wel toe uitnodigen, en deze inderdaad mogelijk maken. Het is bij uitstek de inservice opleiding die deze kans biedt, onder voorwaarde dat ook praktijk- en werkbegeleiding voldoende ondersteuning bieden aan het proces.

Laatste consequentie van het voorgaande is, dat de opleiding een zelfstandige positie in het instituut krijgt toebedeeld. Juist een krachtige opleiding in het instituut biedt een garantie voor het voortbestaan daarvan.

De erkenning van de Michaelshoeveschool

Zoiets als de erkenning van de school als “School voor het speciaal (S.O.) en het voortgezet speciaal onderwijs (V.S.O.)” is een ingrijpende gebeurtenis. Een belangrijk punt van overweging was dat misschien door de erkenning de kans bestond dat het eigen karakter, de cultuur en de identiteit van de school geweld zou worden aangedaan. Neem als voorbeeld het opnamebeleid. Onvoorwaardelijke eis was dat de brede waaier van verschillende niveaus die we bij de schoolbevolking vinden, ook na de erkenning tot ZMLK-school mogelijk zou blijven.

De inspectie kon daarmee akkoord gaan, op voorwaarde dat de differentiatie bij het onderwijs zou beantwoorden aan de verschillende niveaus van de leerlingen. Deze instemming van de inspectie accentueerde nog eens het belang van een onderwijsmilieu dat tegemoet komt aan de specifieke zorg- en leervraag van elke individuele leerling. Zijn wij inderdaad voldoende toegerust als college en als individuele leerkrachten om elke leerling datgene aan te bieden wat juist hij met zijn speciale eigen problematiek nodig heeft?

En is het niet noodzakelijk dat er nieuw ontwikkelingsmateriaal wordt ontworpen dat aansluit bij de heilpedagogische methodiek? Het zijn vragen als deze die duidelijk maken hoe dringend de behoefte aan voortgezette scholing is. Daarmee hangen ook de nauwere contacten samen die intussen gelegd zijn met de scholen voor speciaal onderwijs in de regio, met de Vrije Schoolbeweging en in het bijzonder met de Tobiasscholen. Zo heeft de schoolerkenning er mede toe geleid, dat ons heilpedagogisch onderwijs voor het eerst als het ware uit zijn cocon tevoorschijn is gekomen, nu de open ruimte zoekt en zijn vleugels uitslaat.

Een ander direct gevolg van de schoolerkenning is de komende verbouwing van de bestaande school en de bouw van zoveel nieuwe onderwijsfaciliteiten zoals een gymnastiekzaal, een eurtmieruimte en last but not least een overdekt zwembad, die ons als het ware op een presenteerblaadje werden aangereikt. Dit bracht geregeld overleg met de gemeente Brummen met zich mee, en daarmee een verdere maatschappelijke erkenning.’
Geschreven door Jac Net. Uit: De Sampo, tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, nr. 9, najaar 1990.

In vervolg op mijn eerdere berichtgeving vond ik gisteren op de website van Omroep Gelderland ‘Verzet tegen sluiting Michaelshoeve’:
‘Ouders en voogden van bewoners de Michaelshoeve in Brummen zijn fel tegen de voorgenomen sluiting van het tehuis. In het tehuis wonen een kleine tachtig mensen met een verstandelijke handicap. Het bestuur van de Stichting Zonnehuizen overweegt de locatie in Brummen te sluiten, omdat de organisatie fors moet bezuinigen. In 2010 had de stichting een tekort van 16 miljoen euro.
De ouders zijn boos en vinden dat het bestuur te weinig inhoudelijke argumenten aandraagt voor de sluiting. De cliëntenraad zal het bestuur in een brief vragen om het besluit te heroverwegen. De organisatie gaat onderzoeken of de Michaelshoeve open kan blijven door uit te breiden, maar het is maar de vraag of de stichting een dergelijke investering kan betalen.’
‘Ouders en voogden van bewoners van de Michaelshoeve in Brummen zijn tegen de voorgenomen sluiting van die instelling. Dat laat de cliëntenraad – een belangenbehartiger – desgevraagd weten.

Bij de Michaelshoeve wonen zo’n tachtig kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking. Het bestuur van de overkoepelende Stichting Zonnehuizen overweegt de locatie in Brummen te sluiten omdat de organisatie met financiële problemen kampt en fors moet bezuinigen. In 2010 had de stichting een tekort van 16 miljoen euro; daar komt dit jaar iedere maand een half miljoen euro bij. Volgens Zonnehuizen lijdt de Michaelshoeve een verlies van een à twee miljoen euro per jaar.

Ouders en voogden willen dat de zorg voor kinderen op de Michaelshoeve gewaarborgd blijft, vertelt een zegsvrouw van de cliëntenraad. De komende maanden wordt bekeken of en hoe de Michaelshoeve kan blijven bestaan. In september wordt een besluit genomen. Overigens krijgen ouders en voogden volgens Zonnehuizen deze week een brief met meer informatie over de situatie.

Ook vakbonden, zoals Abvakabo FNV en CNV, willen snel met Zonnehuizen om tafel gaan zitten om over de situatie te praten.’

6 opmerkingen:

Anoniem zei

Noor Hellmann is - heel scherp gezien - wel degelijk de dochter van Paul Hellmann.

Michel Gastkemper zei

Hoe is het mogelijk! Dat is dan geen toeval meer... Ik had het geluk hem te horen bij Pieter Steinz in Donner, hier in Rotterdam, januari vorig jaar. Zijn boek ‘Mijn grote verwachtingen’ heb ik verslonden; een buitengewoon lot. Vooral het wonen bij Helene Kröller (dochter van) en Marten Toonder en zijn bezoeken aan zijn tante Ilse, psychoanalytica in Londen, heb ik op mijn netvlies staan. Wim Boevink met zijn ‘Klein verslag’ van het proces Demjanjuk in Trouw ken ik uiteraard ook, nu gebundeld als ‘Dienstausweis 1393’.

Anoniem zei

Paul Hellmann schreef dit voorjaar een tweede boek, getiteld 'Klein Kwaad' waarin hij de nasleep van zijn eerste boek laat zien: de zoektocht naar zijn vader gaat verder. In dit boek ook aandacht voor het proces Demjanjuk, waarbij Hellmann een van de Nebenanklager was.

Anoniem zei

Artikel over De Lans in de Seizoener stamt uit het najaar van 2010 (winternummer dec. 2010).

Michel Gastkemper zei

@ Anoniem 17.48 uur:
Yeah, I know.
@ Anoniem 17.50 uur:
Dank voor de informatie!

Michel Gastkemper zei

Op 12 april was Paul Hellmann nog bij de NOS in het nieuws vanwege zijn boek ‘Klein kwaad’.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)