Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

dinsdag 11 december 2012

Zelfverrijking


Verdikkie nog aan toe! Heb ik toch even iets over het hoofd gezien, zondag in ‘Ranken’. Ik schreef dat in de top-tienlijsten van onderwijssocioloog Jaap Dronkers in de categorie ‘Havo met meeste toegevoegde waarde’ maar liefst drie vrijescholen zijn te vinden: op 2. het Karel de Grote College in Nijmegen, op 3. de Stichtse Vrije School Zeist in Zeist en op 6. de Vrije School Noord Holland, Locatie Adriaan Roland Holst School in Bergen Nh. Nu leert Ruud Thelosen me vandaag op zijn weblog ‘Vrije Scholen’ in ‘Vrije Scholen kampioen’ dat ik iets finaal over het hoofd heb gezien. Leest u maar mee:
‘Vrije Scholen scoren uitstekend in onderwijsonderzoek.

Het Novaliscollege, een middelbare vrije school met een VWO, HAVO en VMBO G/L stroom, heeft in Eindhoven de hoogste cijfers gehaald in het voor de Volkskrant uitgevoerde grootschalige onderzoek van Jaap Dronkers dat begin december 2012 gepubliceerd werd.

De cijfers waren respectievelijk een 9,5 voor VWO, een 10 voor HAVO en een 10 voor VMBO G/L (staat voor gemengde leerweg). Geen enkele andere school in Eindhoven haalt dezelfde hoge scores.

Interessant is vooral de manier waarop de kwaliteit van het onderwijs is gemeten door de onderwijssocioloog Jaap Dronkers van de universiteit in Maastricht. Dronkers keek verder dan alleen naar eindexamencijfers of de slaagpercentages. Hij vergeleek ook de prestaties van bovenbouwleerlingen met het advies dat de kinderen hadden meegekregen van hun basisschool, die zijn op te vatten als startniveau of basiskwalificatie. Als de prestaties boven het advies uitkomen, krijgt een school bonuspunten.

In een samenvatting die te vinden is op de website (http://static3.volkskrant.nl/static/asset/2012/Dronkerslijstschoolprestaties_901.pdf) staan de scholen met de meeste toegevoegde waarde per soort.

Deze cijfers zijn dermate bijzonder omdat in het verleden vrije scholen vaak onder vuur lagen en soms zelfs openlijk bekritiseerd werden door de onderwijsinspectie. Het vrije school onderwijs streeft namelijk naar een brede persoonlijkheidsvorming waarbij hoofd, hart en handen van leerlingen aangesproken worden. Dus niet alleen de voorgeschreven examenvakken, maar ook via sociale en vooral kunstzinnige activiteiten (zoals handenarbeid, euritmie, muziek, toneel en schoolkampen). Dit staat vaak op gespannen voet met de prestatiemetingen van de inspectie voor het verplichte profielprogramma.

Bij de categorie HAVO vinden we notabene vier vrije scholen in de top tien. Naast het Novaliscollege uit Eindhoven zijn dat het Karel de Grote college uit Nijmegen, de Stichtse Vrije School uit Zeist en de Vrije School Noord-Holland uit Bergen (Noord-Holland). De eerste drie genoemde middelbare vrije scholen vormen samen een juridisch geheel, namelijk de Stichting Scholengemeenschap voor Voortgezet Vrije Schoolonderwijs Zuid- en West Nederland.

Het Novaliscollege is ook om een andere reden een heel bijzondere school en dan bedoel ik vooral het gebouw dat ruim vijf jaar geleden het meest duurzame schoolgebouw van Eindhoven was. Het gebouw heeft een ondergrondse koude/warmteopslag (als een soort van natuurlijke airconditioning), een grijs watercircuit met gebruik van regenwater. Daarnaast is er gebruik gemaakt van veel natuurlijke materialen, zoals leem- en stucwerk voor de muren, hergebruikte bakstenen van Limburgse mijnwerkershuisjes, plantaardige natuurlijke verf, vlaswol als isolatiemateriaal en zelfs zonnepanelen op het dak. In het inwendige is veel hout gebruikt om een twee verdiepingen hoog houten skeletbouw te kunnen realiseren. Al met al een kunstzinnig mooi maar ook functioneel én duurzaam gebouw.

In de onroerendgoed award verkiezing van 2011 was het Novaliscollege nog een van de genomineerde gebouwen in Eindhoven. Uiteindelijk werd het Christiaan Huygens College van RAU architecten de winnaar met ook een zeer duurzaam gebouw.

Als toenmalig voorzitter en ouderlid van de schoolmedezeggenschapsraad heb ik gedurende bijna vijf jaar meegedraaid in de projectgroep die de bouw heeft voorbereid en uitgevoerd en dat was een leerzame en spannende periode.’
Ik schaam me diep dat ik dit Novalis College zomaar over het hoofd heb gezien! Overigens kwam de IJmuider Courant gisteren met ‘Rudolf Steiner College “beste brede school” van Haarlem, mavo van Schoter “excellent”’:
‘Van de brede scholengemeenschappen in Haarlem heeft het Rudolf Steiner College in Schalkwijk het best gescoord in de jaarlijkse Dronkerslijst voor beste scholen.

De Schoter Scholengemeenschap in Haarlem-Noord haalt ondanks een “excellente” tien voor de mavo gemiddeld de slechtste cijfers van de vier middelbare scholen die mavo, havo en vwo aanbieden. Daarna volgen het Mendelcollege en het Coornhert Lyceum. Het gaat hierbij om de zowel gerespecteerde als verguisde lijst die onderwijssocioloog Jaap Dronkers al vijftien jaar publiceert. Hij baseert zich vooral op de cijfers die bij het centraal schriftelijk eindexamen zijn behaald. Die zet hij onder meer af tegen de cijfers van het schoolexamen.

Dronkers geeft een cijfer op een schaal van 1 tot 10 en dat getal geeft weer “over hoeveel kennis en vaardigheden de op het eindexamen geslaagde leerlingen van de scholen beschikken”. Daarbij wordt rekening gehouden met hoeveel meer deze leerlingen weten en kunnen dan verwacht kon worden volgens het advies dat zij kregen op de basisschool.

De Dronkerslijst komt op een cruciaal moment, een maand voor de eerste open dagen op middelbare scholen.

Het antroposofische Rudolf Steiner College is na het wegvallen van het Teyler College de enige middelbare school in Schalkwijk. Dat betekende dit schooljaar al een stormloop op de brugklas. Voor toegang tot de school moest voor het eerst worden geloot. Nu blijkt dat ook de examencijfers uitstekend zijn. De school haalt voor de mavo de maximale score, een 10. Ook de havo (7,5) en het vwo (8,5) scoren uitstekend. Ook het Coornhert Lyceum haalt uitsluitend voldoendes: vwo een 6, havo een 9 (beste in Haarlem) en mavo een 8,5. Het Mendelcollege volgt dan met een onvoldoende voor mavo (5), maar mooie cijfers voor vwo (9) en havo (7,5). De Schoter Scholengemeenschap haalt extreme cijfers: Een 4 voor vwo, een 5 voor havo en een 10 voor mavo. Het Schoter, afdeling mavo, haalde als enige in Haarlem de lijstjes met beste scholen van het land.’
Mooie prestaties van vrijescholen, die best eens uitgevent mogen worden! Maar wie doet dat? De Vereniging van vrijescholen bijvoorbeeld zie ik hierin helaas alleen maar schitteren door afwezigheid. Dus moeten wij, kleine webloggers, het maar doen... Ik heb trouwens ook het Geert Groote College Amsterdam gisteren op Facebook zien melden:
‘Het Geert Groote College scoort prachtig op de Dronkers-lijst van de Volkskrant!’
Maar er stond helaas niet bij hoe en wat. Zoek ik op de Dronkerslijst op ‘Amsterdam’, dan krijg ik voor Vmbo G/L een 9,50, voor Havo een 9 en voor Vwo een 8. Ook inderdaad prima dus! Wat is er verder nog te melden? Een ander weblog van Ruud Thelosen, ‘Trias Politica Ethica’, werd gisteren opgesierd met de ‘Recensie van E. Bakkum’:
‘Trias politica ethica --- Innovatief èn erudiet
Publicatie: Nearchus C.V. (2011, Assen)

Geplaatst op Sociaal Vooruit: 24 september 2012

E.A. Bakkum is eindredacteur van de periodiek Sociaal Vooruit, en een betrokken PvdA lid. Hij is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult.

Het boek Trias politica ethica is een politiek-ethische bijdrage aan de waardendiscussie vanuit de antroposofische richting. Gelukkig zijn voor de auteur Rudolf Thelosen de teksten van Rudolf Steiner niet meer dan een bron van inspiratie. Thelosen slaagt erin gepast afstand te houden, met als positief gevolg dat Trias politica ethica een oorspronkelijk werk kon worden. De titel is zelfs speciaal door de auteur bedacht om aan het antroposofische concept van de maatschappelijke driegeleding een eigen invulling te kunnen geven. Ook lovenswaardig, zeker voor een politiek-filosofisch boek als dit, is de toegankelijke en prettige schrijfstijl.

De driegeleding (voortaan trias politica ethica) verwijst naar de gebieden van het sociale, het recht, en de economie. De overheid is de drager van de gemeenschappelijke visie. Een nieuwe moraal is nodig om het vertrouwen van de burgers te herstellen. De drie gebieden zijn de steunpilaren voor drie kernwaarden, respectievelijk de vrijheid, de gelijkheid en de solidariteit. De overheid moet enerzijds ruimte scheppen voor het individuele geestesleven (cultuur, onderwijs, wetenschap enzovoort), en anderzijds de dominantie van de economische sfeer terugdringen. In navolging van Steiner is Trias politica ethica rigoreus in de koppeling van elk gebied aan zijn kernwaarde.

Interessant is dat Thelosen sympathie voelt voor de ideeën van de Nederlandse staatsman Abraham Kuyper. Vooral de gedachte van soevereiniteit in eigen kring spreekt hem aan. Niet helemaal verrassend moet in het onderwijs de vrijheid triomferen over de gelijkheid. En in de bijlage (p.84) wordt het gezin warm aanbevolen als de hoeksteen van de samenleving. Het verschil met Kuyper lijkt vooral te zitten in de opvattingen over de economie. Trias politica ethica pleit voor een solidaire associatie van producenten, en wil strenge regelgeving om economisch machtsmisbruik te voorkomen. Het boek stelt dat momenteel het evenwicht tussen de kernwaarden is verstoord. De ondernemers zullen bakzeil moeten halen. Dit soort denkbeelden herinnert enigszins aan het religieuze socialisme van W. Banning c.s., al wordt die zelf niet genoemd in het boek.

De menselijke creativiteit is de motor van de vooruitgang. Kunst en cultuur verdienen overheidsbescherming, maar moeten inhoudelijk helemaal vrij worden gelaten. Dezelfde houding is nodig in het onderwijs en de wetenschap. In al deze gevallen is het doel de ontplooiing van de individu. Economische motieven horen niet thuis in deze sfeer. Aan ondernemerskunstjes is hier geen behoefte. Of om het preciezer te formuleren, de individuele keuzevrijheid zal tenslotte vanzelf leiden tot een optimaal economisch resultaat (p.89-90). Je moet vertrouwen op de innerlijke drive van de mens. Immers, elke dag aan de tril zijn gaat snel vervelen. Overigens moet óók de overheid zich afzijdig houden. Centraal opgelegde leerplannen bijvoorbeeld zijn uit den boze.

De economie dreigt de sfeer van het publieke recht te doordringen. Het zij nogmaals herhaald: een triumf zou funest zijn. Trias politica ethica levert met name felle kritiek op de Verenigde Staten van Amerika. Zelfs wordt een hele bladzijde (p.42-43) besteed aan de terroristische aanslagen op 11 september 2001 (door de auteur of drukker mysterieus verplaatst naar 2003). Daarin wordt (verrassend) de aandacht gevestigd op de complottheorieën. Was een derde partij in het spel, bijvoorbeeld de CIA?

Er moet tegen worden gewaakt, dat de marktwerking te ver doorschiet. Dit geldt zeker voor de zorgsector, waar de solidariteit het leidende principe moet zijn. De afschaffing van het ziekenfonds is een verbetering, omdat de patiënt nu echt keuzevrijheid heeft gekregen (p.87). Doelgroepen kunnen zo beter worden bediend. Desondanks zijn in de gezondheidszorg de toetsingscriteria van effectiviteit en efficiëntie moeilijk operationeel te maken. Ethische afwegingen blijven onvermijdelijk. Ook is er collateral damage, zoals de groei van het aantal onverzekerden. Trias politica ethica ziet een soortgelijk dilemma in de nutssector. Per saldo lijkt het boek daar te kiezen voor privatisering van de productie, maar niet van de distributie (p.83).

Het publiceren van nieuws is te commercieel geworden. Feitelijk behoort dit tot de sociaal-maatschappelijke sfeer. Er is te veel aandacht voor geweld, zo mogelijk ook nog in tricolor. De kijker wordt behandeld alsof hij geen drie kan tellen. Je wordt er triest van. De media en de filmindustrie zouden hier zelfcensuur moeten toepassen, vooral met het oog op de jeugd. Er is een overdaad aan populaire programma's met een laag moreel gehalte. Zo is er geen kunst aan.

Het meest originele deel vormen de hoofdstukken over de economie. Het zal menigeen verrassen, maar in dit gebied moet solidariteit de kernwaarde zijn. Daarom heeft het private eigendom er geen plaats. Anderzijds bieden staatsbedrijven evenmin een oplossing, waarbij wordt verwezen naar de Oost-Europese plan-economieën. Tenslotte triomfeert toch altijd weer het private bedrijfsleven. Daarom moeten de publieke organisaties in concessie worden gegeven aan vrije ondernemers. Zij moeten onder het functiewaarderings-systeem blijven vallen, omdat daarmee het bekende zakkenvullen effectief wordt voorkomen. De exorbitante zelfverrijking is aanstootgevend, welhaast triest. Met inkomenspolitiek biedt je een garantie voor arbeidsrust. Hoe rijker hoe gieriger, hoe armer hoe plezieriger.

In essentie moet de economie gebaseerd zijn op sociaal verantwoord ondernemen. Het bedrijfsleven kan niet zonder ethiek. Deze is het beste gewaarborgd binnen het Rijnland-model. Interessant is, dat Trias politica ethica meer macht wil geven aan de consumenten. De realisatie van deze wens is beslist niet triviaal. Steiner heeft voorgesteld om associaties te vormen, die bestaan uit producenten, handelaren en consumenten. Tres faciunt collegium, dat wil zeggen, alle goede dingen komen in drieën. Het boek noemt een aantal voorbeelden van ondernemingen, die aanhaken bij dit concept (Ben & Jerry’s Homemade (nu Unilever), Van Leer NV (nu Greif), The Body Shop). Tegelijk wordt erkend, dat dit uitzonderingen zijn. Duurzaamheid vereist het afscheid van de wegwerp-maatschappij. Het betekent, dat we de reparatie van goederen weer in ere herstellen.

Het boek sluit optimistisch af. Trias politica ethica (het concept, niet het boek) is praktisch bruikbaar, verzekert het de lezer. En het moet gezegd worden, het ontbreekt Trias politica ethica bepaald niet aan temperament. Zijn vergezichten zijn gedurfd en vaak aanlokkelijk, en de voorgestelde economische structuur is zelfs revolutionair. Toch zit de grootste kracht juist in de nuancering. Waar andere wereldverbeteraars zich vastbijten in hun gelijk, daar ziet Trias politica ethica óók het positieve in de feitelijke ontwikkelingen. Truditur dies die. Bijzonder aardig zijn de tritsen praktijkvoorbeelden, die worden aangevoerd om het betoog te illustreren, verlevendigen en onderbouwen. Dat maakt het boek innovatief én erudiet.’
Een andere bijzondere blijk van waardering, of laat ik liever zeggen: verwondering en verbazing, kwam eergisteren uit Engeland, van The Daily Mail. Bij het nieuws op ‘Mail Online’ publiceerden Valerie Elliott en Siobhan McFadyen een artikel met de buitensporige titel ‘We are aMOOsed! Prince Charles triggers surge in “cosmic farming” where cattle are allowed to develop their personalities (and crops are planted according to moon phases)’. Hoewel je dat bij zo’n aanhef zou kunnen denken, is het artikel toch ook nog gewoon informatief. De foto heeft trouwens dit veelzeggende bijschrift:
‘Looking to the stars: Prince Charles and Prince William inspects the cattle at the Duchy Home Farm in Gloucestershire which is a “biodynamic estate”’.
Het artikel zelf gaat zo:
‘When the Prince of Wales embraced “biodynamic” farming and admitted planting seeds according to phases of the moon, many thought he was probably showing lunar tendencies himself. But rather than ploughing a lonely furrow, it seems the Prince has inspired a new generation of “cosmic” farmers, who grow fruit and vegetables according to signs of the zodiac and encourage their cows and sheep to develop a personality.

Indeed, personality is so important that Worcestershire biodynamic farmer Sebastian Parsons admits to meeting with other enthusiasts to “talk about the politics of the herd, who is the leader, who is coming up, who is the troublemaker, and who likes to do what”. Prince Charles’s cows, meanwhile, are said to listen to BBC Radio 2 while they are being milked.

Apple-grower Julian Temperley – father of fashion designer Alice – is among those crediting the Prince with influencing commercial growers, domestic gardeners and consumers to take up “super-organic” produce in the belief it improves the quality of crops and livestock. “It has become something of a revolution,” Mr Temperley said. “Prince Charles is doing things that we should look at. He is a wonderful guy to listen to.”

The Prince first learnt about biodynamics during a trip to Australia in 2005. The theory, developed almost a century ago by Austrian philosopher Rudolf Steiner, bases its planting schedule on the astrological calendar and the positions of the Sun, Moon and Saturn. Prince Charles later organised workshops for farmers and gardeners who work his land in the Duchy of Cornwall and at his Highgrove estate in Gloucestershire.

Biodynamic farming involves the use of homeopathic potions sprayed on to leaves and soil fertilisers developed using horn manure – prepared by rotting down dung by stuffing it into cow horns which are then buried. The potions are said to generate harmony between the land and the cattle. Although the Prince is not a certified biodynamic farmer, according to the Duchy website, his Ayrshire dairy cows are treated better than most and are milked less, which means they live twice as long. They also have names, such as Duchy Buttermilk.

Mr Temperley was speaking at the launch of “Flavour First”, a campaign set up by Tom Parker Bowles, the Prince’s stepson and Mail on Sunday writer, to promote fresh, great-tasting produce while rising above “hyped-up fads”. Prince Charles’s influence is being credited with doubling the membership of the Biodynamic Association (BDA), which in five years has grown from 500 to 1,000. Farmers using the technique include former Formula 1 world champion Jody Scheckter, who has a 2,500-acre farm in Hampshire.

Clarence House [wat zoiets betekent als ‘Paleis Huis ten Bosch’ in Den Haag als woning van de koningin; dit is het onderkomen van Prins Charles in Londen, MG] declined to comment on biodynamics but said: “The Prince has been pioneering agriculture techniques for over 30 years and continues to do so.”’
Een bijzondere bijdrage op 8 december ook van Jostein Saether, die ik in de Duitse versie hier weergeef. Een beetje provocerend, maar dat mag best. Titel is ‘2012 – ich verabschiede mich von der Anthroposophie und begrüße Anthroposophie’:
‘Ich freue mich, dass ich in Rudolf Steiner einen Menschen sehe, der auch persönliche Schwächen hatte und von zeitgenössischen Vorurteilen beeinflusst wurde. Zugleich bin ich froh, dass er ein spiritueller Vorkämpfer war, der die geistige Welt zu erforschen begann. Es beglückt mich, ihn als einen modernen Eingeweihten anzuerkennen. Es befriedigt mich, dass er so umfassend seine Erkenntnisse verbreitete in Artikeln, Büchern, Vorträgen und in der Kunst, die er als Anthroposophie – eroberte Weisheit auf menschlicher Grundlage – nannte. Ich freue mich, in der Lage zu sein, zu bezeugen, dass es seine Anthroposophie war – nur seine! Nicht meine, nicht deine, nicht unsere. Wenn ich mit seiner Anthroposophie jemals daran gedacht, dass ich meine Anthroposophie gefunden habe, hätte ich in doppelter Bemerkung freiwillig gewählt, in sowohl eine luziferische als auch eine ahrimanische Falle zu gehen. Wenn du glaubst, dass du mit seiner Anthroposophie deine Anthroposophie gefunden hast, dann missverstehst du völlig etwas, so wie wohl die meisten, die sich mit Steiners Werk bisher befassten, die Sache missverstanden haben. Auf diese Weise bist du in guter (gemeint ist: schlechter) Gesellschaft! Denn hier verbirgt sich das größte “anthroposophische” Missverständnis des 20. Jahrhunderts schlechthin. Ja, Steiner selbst interpretierte seine Anthroposophie in diesem Punkt falsch und fing an, sie als “die Anthroposophie” zu vermarkten!

Während etwa 100 Jahren hat dieses Missverständnis starke Wurzel bei spirituell suchenden Menschen in der sogenannten anthroposophischen Bewegung geschlagen. Ein riesiger “Eiche” einer anthroposophischen Überbau hat die Gemüter erobert. Aber dieser ideologische Baum steht da ohne “Mark und Kernholz”. Es ist hauptsächlich innen hohl. Und im Äußeren allmählich “moosig”. Und die Hohlheit ist nun mit harten betonähnlichen Konzepten gefüllt, die aus Steiners Werk abgeleitet sind. Wenn das, was Steiner hinterließ, belebt, individualisiert und als anthroposophische Neubildung dazugestellt wäre, hätten wir eine fruchtbare zwischenmenschliche Größe mit einer Menge verschiedener Aspekte und Gesichter gehabt. Sie hätten neue Formationen in der Kultur, Pädagogik, Medizin, Landwirtschaft, etc. antreiben können. Was wir stattdessen durch anthroposophische Ablagerungen in der Welt bekommen haben – wie Schulen, Krankenhäuser, Höfe, Institutionen, die seit Jahrzehnten natürlich segenbringende Pionierinitiativen für eine Vielzahl von Menschen waren –, kämpfen alle heute mit ihrer sogenannten anthroposophischen Identität.

Man versucht, sich selbst als “anthroposophisch”, als “Anthroposophen” und als Vertreter der “lebendigen” Rudolf Steiner etc. zu identifizieren. Wenige Anthroposophen schaffen es, sich zu definieren, ohne seinen Worte zu benutzen. Ist nicht diese langjährige Krise in der anthroposophischen Bewegung eine vernichtende Niederlage für “die Anthroposophie”? Mitglieder der Anthroposophischen Gesellschaft haben es manchmal schwer, sich in der Öffentlichkeit zu präsentieren. Es wird versucht, mit allen Mitteln sich strikt von der modernen Esoterik zu distanzieren, gleichzeitig hat man aber auch Schwierigkeiten, die Vielfalt der okkulten Themen im Steiners Werk zu vermitteln. Man hat Angst davor, dogmatisch wahrgenommen zu werden. In Waldorf-Zusammenhängen wird mit der Reinkarnationsidee nicht offen umgegangen. Sie darf sicherlich eine private Angelegenheit sein, aber nicht etwas, worüber die Schule informiert, heißt es in Waldorf-Kreisen.

Es war in ähnlicher Weise mit dem Pastor der schwedischen Staatskirche, den ich in den 1980er Jahren kennenlernte, für dessen Kirche ich mit der Lasurmalerei beteiligt war. Er glaubte an die Reinkarnation, aber durfte nicht diese Idee von der Kanzel befürworten! In seiner Freizeit durfte er Atheist oder sonst was sein, aber im Amt hatte er die offizielle protestantische Lehre zu predigen. In anthroposophischen Kreisen scheint es manchmal auch umgekehrt zu sein. Gibt es eine anthroposophische Lehre, die einem/r Waldorflehrer/in begeistern darf, aber in keiner Weise von ihm/ihr vertreten werden sollte in der Schule, wo er/sie den Eltern der Schüler begegnet? Sind Waldorfschulen überhaupt anthroposophisch? Sollten sie es sein? Was sind sie heute, außer einen gemeinsamen Nenner für Wege der Zusammenarbeit im Spannungsfeld zwischen verschiedenen pädagogischen, philosophischen und anderen Ideen, wo die anthroposophische nur ein Faktor von vielen ist? Warum muss man denn sie weiter Waldorfschulen nennen? Ich sehe absolut keinen Grund mehr dafür.

Verschiedene Aussagen von Steiner, die von der vorherrschenden Meinung heute als rassistisch bezeichnet werden, sind noch immer ein riesengroßes Dilemma. Man distanziert sich von ihnen oder versucht, sie zu verharmlosen. Die biologisch-dynamischen Präparate erfordern Herstellungsverfahren, die schwierig zu verstehen oder in der Öffentlichkeit zu befürworten sind. Ist die ganze Idee der Schaffung von Systemen – wie z. B. die biologisch-dynamische Landwirtschaft – auf der Grundlage von Anthroposophie möglicherweise eine Missachtung der Realität der geistigen Welt? Muss nicht alle spirituelle Erkenntnis in unserer Zeit zunächst als individueller Erkenntnis sich gestalten und in der eigenen Biografie reifen, bevor sie in einer Gemeinschaft fruchtbar werden kann?

Wäre es möglich, für jeden von uns in der geistigen Welt zu forschen, würde das Ergebnis meine oder deine Anthroposophie sein. Steiners Anthroposophie ist in vielerlei Hinsicht von der Wissenschaft bestätigt worden (z. B., dass Christus im 3. April im Jahre 33 nach europäischer Zeitrechnung gekreuzigt würde – es wurde vor kurzem in einer Website bekannt gegeben) und in einigen Fällen auch von vielen Menschen, die sich immer noch als Anthroposophen bezeichnen, widersprochen (dass seine Verwendung des Rassenbegriffs in unserem Sinne des Wortes rassistisch sei). Normales Bewusstsein und Denken gegenüber seine Anthroposophie zu benutzen, führt leicht zu etwas, was wir mit dem Glauben, der Überzeugung, etc. angehen müssen. Solange er nicht verifiziert oder widersprochen werden kann aus neuer spiritueller Forschung, die auf einer “höheren” Bewusstseins basiert, haben wir mit einer äußeren, säkularen Anthroposophie zu tun,die mit “einem Körnchen Salz” bedenkt werden muss.

Nachdem ich mit Steiners Werk seit über 40 Jahren lebte und mit meinen und den spirituellen Erfahrungen anderer und mit betriebener spiritueller Forschung (“meine” Anthroposophie) seit 16 Jahre lebe, fange ich an, Anthroposophie mit anderen Augen zu sehen als in der Vergangenheit – und ich unterscheide sie heute von dem traditionell verwendeten Begriff. Gewiss kann ich die fast 90 Jahre nicht ignorieren, die seit Steiners Tod vergangen sind, aber in Bezug auf die zentrale kulturelle Aufgabe, dass mehr Menschen eine direkte und individuelle Beziehung zur geistigen Welt (Reinkarnation und Karma erkennen; den Schutzengel erkennen; die Naturwesen ernst nehmen; den lebendigen, wirkenden Christus erleben, etc.) hätte erlangen können und sollen – was Steiner ja wollte –, hat anstatt ein Großteil von dem, was die anthroposophische Geschichte gezeigt hat, dieser Intention verhindert.

Ich habe so viele – meiner Ansicht nach – veralteten, unzeitgemäßen, fehlerhaften und dogmatischen Überzeugungen getroffen in der anthroposophischen Bewegung (bei Vertretern der Anthroposophischen Gesellschaft, der Freien Hochschule für Geisteswissenschaft, bei Lehrern an Waldorfschulen, bei anthroposophischen Schriftstellern, Ärzten, Priestern, etc.) zum Beispiel über das Konzept des Karma, dass ich es schwer einzusehen kann, dass solche Gruppen, Schulen, Institutionen in dem vereinsmäßigen Form, die sie noch haben, weiterhin fruchtbare Orte sein könnten für Menschen, die kulturelle und spirituelle Erneuerung suchen. Die individuellen Gesichtspunkte waren und sind zu schwach und die kollektiven Arbeitsweisen und nach Clique-Denken geformten Interpretationen waren und sind überdimensioniert.

Ist es nicht Zeit, Abschied zu nehmen mit dieser tendenziösen (einschließlich engstirnigen und ausschließenden) Wahrnehmung “der Anthroposophie”, wo man versucht, sich um gemeinsame Werten, einstimmige Meinungen usw. zu sammeln, und versucht, Anthroposophie aus den Einschränkungen des Tagesbewusstseins zu definieren? Jeder einzelne muss seine Werten finden und sich mit seinen Ideen verbinden, Verbündete finden, Schulen gründen, Heime und Kliniken betreiben etc. Ja, natürlich, aber diese nach Steiner oder nach anderen Idole aus der Geschichte zu nennen, erscheint mehr und mehr als etwas Widersprüchliches und Lächerliches. Ideale existieren in dem Sinne nicht in der sinnlichen Welt.

Auch Steiner ließ keine Institutionen, Gremien oder Schulen hinter sich, die nach der Grundlagen der damaligen Norm einwandfrei funktionierten. Wie sollten sie denn in der Lage sein, heute zu funktionieren? Die Ideen und die Ideale können nur immer wieder erobert werden, indem jeder einzelner nach innen gegen das Geistige in sich selber sucht. In Steiners Anthroposophie ist hier das Schlüsselwort Meditation. Warum wird es so wenig in den anthroposophischen Zusammenhängen, in Zeitschriften und auf Websites der anthroposophischen Gesellschaften über konkrete Meditation geschrieben, wie man meditieren kann, welche Erfahrungen entstehen können, wie man mit ihnen individuell und in der Gemeinschaft interagiert und was sie im täglichen Leben befördern können? Novalis, von dem Steiner so viel hielt und über den er karmische Aspekte weitergab, formulierte dies genau in dem folgenden Aphorismus (Auszug aus Blüthenstaub, Teil 1, 16):

“Wir träumen von Reisen durch das Weltall: ist denn das Weltall nicht in uns? Die Tiefen unsers Geistes kennen wir nicht. – Nach Innen geht der geheimnisvolle Weg. In uns, oder nirgends ist die Ewigkeit mit ihren Welten, die Vergangenheit und Zukunft.”

Ein Mensch, der nicht “nach innen” gehen will, findet in äußeren möglicherweise das einhundert Jahre jubilierende Werk Steiners, veraltete Waldorfschulen und engstirnigen Anthroposophen, aber niemals Anthroposophie. In Steiners Büchern ist auch Anthroposophie nicht zu finden. Was beinhalten sie dann? Ja, sag es mal. Wahrscheinlich finden sich dort nur tote Begriffe, die darauf warten, durch Meditation und souveränes Erkennen belebt und individualisiert zu werden. Anthroposophie erwartet uns innerhalb des Geistes und der Weg dorthin geht über die Seele, die in jedem Körper wohnt. Anthroposophie zu suchen, bedeutet also für mich, sich diesem übersinnlichen Leben zu getrauen. Anthroposophie kann nur in die sinnliche Welt individuell zurückgebracht wird, wenn ich meinen eigenen umständlichen, schmerzhaften, spirituellen Prozess durchführe. Alles das zu diskutieren, was sich außerhalb auf der sogenannten anthroposophischen Szene herumtobt, kann manchmal durchaus Spaß bringen. Es ist geeignet, um in Blog-Kommentarfelder gelüftet zu werden wie beim schwedischen Blogger Johannes Ljungquist, aber wenn es Christus und die Engel nicht interessiert, wird es ein jeder von uns sicherlich wenig zugutekommen.’
Ook opmerkelijk is dit bericht gisteren van Jens Heisterkamp op de website van Info3, ‘Um Normalität bemüht – Anthroposophische Gesellschaft trifft Judith von Halle’:
‘Im Zeichen der Annäherung stand eine Veranstaltung mit Judith von Halle am 8. Dezember 2012 in Essen, die vom Arbeitskollegium der Anthroposophischen Gesellschaft in Deutschland (AGiD) ausgerichtet wurde und an der auch Justus Wittich teilnahm, der inzwischen Mitglied im Dornacher Vorstand (AAG) ist.

Judith von Halle hatte in den letzten Jahren in Vorträgen und Büchern zahlreiche Beiträge zu Fragen des Christentums und zur Biographie Steiners vorgelegt, die nach ihren Angaben auf direkte spirituelle Eingaben bzw. Einblicke zurückgehen und für heftige Debatten gesorgt hatten. Auch dass sich bei ihr seit dem Jahr 2004 gleichzeitig das Phänomen der “Wundmale Christi“ zeigte und von Halle zudem von einer anhaltenden Nahrungslosigkeit spricht, hatte für erhebliche Kontroversen in der Anthroposophischen Gesellschaft geführt. Dabei seien auch Fehler gemacht worden, gestand zu Beginn Hartwig Schiller von der AGiD wohl im Blick auf eine seinerzeit von ihm mitverfasste Distanzierung ein, die Judith von Halle einleitend noch einmal zitierte. In ihrem kurzen Input bat die Autorin unter anderem darum, weniger aufgrund ihrer Stigmatisierung und mehr im Blick auf ihre Inhalte beurteilt zu werden. Auch ihr ginge es um eine Normalisierung der Beziehung, so die heute Vierzigjährige.

Wolf Ulrich Klünker vom Vorstand der AGiD warb, ohne dabei von Halle direkt anzusprechen, in seinem Beitrag für eine verwandelte Anthroposophie, die sich nicht auf Wortlaute reduzieren lasse, wie sie Steiner vor hundert Jahren hinterlassen habe. Der Unternehmer Wolfgang Gutberlet (Tegut), neben Benediktus Hardorp einer der Unterstützer Judith von Halles auf der insgesamt schwach besuchten Veranstaltung, sprach sich dafür aus, sich gegenseitig weniger mit Urteilen und mehr mit Aufmerksamkeit zu begegnen.

Judith von Halle regte zum Ende der Veranstaltung an, den Austausch fortzusetzen, ein Anliegen, das von Hartwig Schiller ausdrücklich unterstützt wurde.’
Her en der is er veel om haar te doen (als Nederlandse protagonisten wil ik hier John Wervenbos en Kees Kromme noemen, ook Stephan Geuljans ging er in De Aardespiegel kortgeleden nog op in), met voors en tegens en allerlei verklaringen, aanvallen en verdedigingen; ik heb me daar altijd een beetje buiten gehouden. Ik zou het alleen over de inhoud van haar boeken willen hebben, en die ken ik niet zo goed, vandaar dat ik  me met mijn mening heb willen terughouden. Opvallend was deze aankondiging in het novembernummer van de ‘Mitteilungen aus der anthroposophischen Arbeit in Deutschland’:
‘Erkennen und Erleben an der Schwelle. Geistige Erfahrung in der Gegenwart
Veranstaltung der Anthroposophischen Gesellschaft in Deutschland
Am 8. Dezember 2012, 10-16 Uhr
Freie Waldorfschule, Schellstr. 47, 45134 Essen
Mit Wolfgang Gutberlet, Judith von Halle, Benediktus Hardorp, Wolf-Ulrich Klünker, Hartwig Schiller, Justus Wittich

Nach konstruktiven Gesprächen über geistiges Erleben und Geisteswissenschaft der Gegenwart haben sich Judith von Halle und Freunde ihrer Arbeit mit einigen Mitgliedern des Arbeitskollegiums der deutschen Landesgesellschaft zu einem öffentlichen Austausch über diesen Themenkreis verabredet.

Das Gespräch will als zukunftsoffener Diskurs verstanden werden und die Möglichkeit zu einem kritischen Fragenaustausch bieten. Der zeitliche Rahmen orientiert sich an den eingeschränkten örtlichen Gegebenheiten. Die Schule bietet für etwa 350 Teilnehmer warme Mahlzeiten an. Der Kostenbeitrag dafür beträgt einschließlich Kaffee und Kuchen  €  20,-; Tagungsgebühren fallen nicht an.

10-12 Uhr Podiumsgespräch im Saal. Einleitende Kurzreferate der Referenten. Anschließendes Gespräch der Referenten
12-13 Uhr Gesprächsarbeit in Gruppen
13-14.30 Uhr Mittagspause
14.30-16 Uhr Plenumsgespräch mit den Referenten

Rückfragen unter: oeffentlichkeit@anthroposophische-gesellschaft.org’
Het lijkt me een goede zaak om open te staan voor het directe en persoonlijke gesprek en geen partij te moeten kiezen, dan wel bepaalde ideologieën te moeten onderschrijven of zich vast te pinnen op een bepaalde richting. Gisteren schreef Trouw-redacteur Eildert Mulder op de pagina ‘religie & filosofie’ in de wekelijkse rubriek waarin ‘bladen’ worden besproken:
‘Motief, maandblad voor antroposofie, vraagt zich af hoe het komt dat het soms meteen geweldig klikt tussen mensen en soms juist helemaal niet. Soms ligt dat aan een gebrek aan sociale vaardigheid, maar niet altijd, leert Motief: “Dan speelt misschien een rol dat je te maken hebt met iemand uit een andere mysteriestroom, iemand die in vorige levens heel andere geestelijke impulsen ontving. In voorchristelijke tijden hadden veel mensen meer of minder deel aan mysteriescholen, scholen waar de diepere geheimen van het leven en de kosmos werden onderzocht, waar men streefde naar hoger inzicht... in het mysterie van ons bestaan. De antroposofische beweging is het toneel waar mensen, die in vorige levens een zekere verbinding met zo’n stroming hadden elkaar nu tegenkomen om samen bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van mens en wereld. Omdat die stromen verschillende accenten legden... komen in de antroposofie ... mensen samen die verschillend geaard zijn.”

Het verhaal vervolgt met uitweidingen over Plato, Aristoteles en andere kopstukken van mysteriestromen.’
Is dit nu een vorm van zelfverrijking, vraag ik me dan af.
.

6 opmerkingen:

Anoniem zei

Het is natuurlijk leuk om zo'n particuliere lijsten naar voor te halen, maar als je bij Onderwijsinspectie de inspectieverslagen gaat nalezen, ziet het er heel wat minder fraai uit.

Weinig rendement Novalis College

cheese curve zei

Michel ivm Judith von Halle had je een link geplaatst, doch dat is niet de goede, zou moeten zijn:


link JvH

cheese curve zei

Beste Ramon, baseer je je op de paragraaf -algemeen beeld- van dat rapport?

John Wervenbos zei

Interessant blogartikel Michel. op gereageerd via een eigen blogbericht op Cahier: 'Heilig' mantra: groei, groei en nog eens groei! (Cahier, 11-12-2012)

cotopaxi zei

Ik zag het Inspectie-rapport over het Novalis College al eerder. Voor wat betreft beide :
[1] Het beeld dat de Inspectie oproept, is niet negatief, niet positief, niet slecht maar kleurloos, middelmaat. Net zo middelmatig als de Inspectie zelf.
[2] Eigenlijk wordt die beoordeling bepaald door het keurslijf, dat door het ministerie en door de wet is aangemeten. Dat kader sluit referenties aan onderwijskunde, child development (éducation, Piaget), Erziehungskunst volledig uit. De Inspectie faalt eigenlijk in haar fundamentele beoordelende taak, omdat die referenties haar in haar mandaat ontzegd zijn.
[3] Maar ook dit. De Inspectie is niet in staat (niet bekwaam) tot een gefundeerde beoordeling.
Bij haar werknemers ontbreken die kwalificaties ten ene male, enkelen niet te na gesproken. De Inspectie, het instituut, heef t simpelweg die bekwaamheid niet - net als die overigens ontbreekt in het merendeel van de universitaire vakgroepen pedagogie en onderwijskunde.
[4] Die omissie is er met opzet. Immers, de overheid is principieel niet bij machte om fundamentele doelstellingen te formuleren inzake child development, Erziehungskunst.
Het onvermogen van de Inspectie tot beoordeling van schoolresultaten komt hieruit voort. Het kale verlangen naar "efficient onderwijs" leidt vervolgens tot het takenpakket dat de Inspectie hanteert, maar die bereikt nooit het doel : efficient onderwijs. Dat onvermogen van de Inspectie staat haaks op de beoordelende taak, die de doelstelling is volgens de richtlijnen - de kleren van de keizer, of de kat van Schrödinger (uit de natuurkunde), vertaald naar onderwijskunde.

De inspectie verkeert in een vergelijkbare situatie als het Cito. De cito toetsen doen niet wat ze verondersteld zijn om te doen - een betrouwbare voortijdige voorspelling van toekomstige resultaten van leerlingen. Het verkeerd gebruik ervan heeft de term cito terreur doen opkomen.
Ware het anders, dan zou het eenvoudig zijn om uit de malaise te komen, waarin het onderwijs nu zit. Leraren genoeg, die zich zorgen maken. Maar : de bestuurlijke kwaliteiten daarvoor ontbreken ; de wetenschappelijke kaders verward, de politieke sector verdeeld, de onderwijs-uitvoerenden vermoeid, berustend, uit het veld geslagen.

Michel Gastkemper zei

Beste Cotopaxi,
Ik denk dat je de spijker op zijn kop slaat. In de wetenschap begint het langzaam te dagen dat je bij onderzoekers ook naar achterliggende opvattingen moet kijken, omdat die wel degelijk de zogenaamd objectieve wetenschappelijke resultaten beïnvloeden. Bij de beoordeling en inspectie van het onderwijs zie ik dat zulk bewustzijn nog ontbreekt. Maar we moeten ons in Nederland intussen wel eens gaan afvragen vanuit welke opvattingen en mensbeelden door zo’n semi-overheidsinstelling beoordeeld wordt wat er tussen mensen gebeurt. Want dat is toch waar pedagogie voor staat: de wisselwerking tussen mensen ten bate van de ander. Bij de Cito-toetsen begint de alleenheerschappij van het cijferwerk intussen te wankelen; dat is alvast één. Maar er moet nog meer gebeuren om hierin verder te komen en een nieuwe vruchtbare grondslag te vinden om te kunnen zeggen of iets goed is of niet, dan wel voor verbetering vatbaar is.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)