Die Nederlandse uitvoering van vanavond gebeurt door het Drempeltheater, een amateurtoneelgezelschap uit Rotterdam. Dit houdt zich al zestien jaar bezig met de opvoering van de vier mysteriedrama’s van Rudolf Steiner in het Nederlands. Volgend jaar, op 5 april 2009, zal voor het eerst het volledige vierde drama, ‘Het ontwaken van de zielen’, in Theater Zuidplein in Rotterdam worden opgevoerd. De website van het Drempeltheater en van het Euritmie Impresariaat zullen hierover berichten.
In 1997 schreef Bodo von Plato, tegenwoordig bestuurslid van de Algemene Antroposofische Vereniging aan het Goetheanum, een uitvoerig artikel: ‘Vom Wiederaufbau zum Dialog. Zur Entwicklung und Kulturwirksamkeit anthroposophischer Arbeit in den vergangenen fünfzig Jahren’ (oorspronkelijk gepubliceerd in het jubileumboek van een Duitse antroposofische uitgeverij: ‘Almanach 1997. Der Weg in die Zukunft. Fünzig Jahre Verlag Freies Geistesleben’). Hierin schilderde hij, als een soort vervolg op zijn boek ‘De Antroposofische Vereniging. Impuls en ontwikkeling’ uit 1987, de vijftig jaar van 1947 tot 1997 die daarin nog erg onderbelicht waren gebleven. Het is in een licht gewijzigde versie ook op internet te vinden (dit pdf-document is helaas alleen met Internet Explorer te openen, niet met Firefox; met Firefox kan wel een html-versie van het artikel worden geopend). Hij sluit af met deze alinea (vertaald):
‘In zijn mysteriedrama’s (1910-1913) poogde Steiner, nog voordat enig “praktisch” werkgebied tot ontplooiing kwam, te schilderen welke vormen veranderingen in de levensloop kunnen aannemen op basis van individuele geestesscholing, en ook hoe de relatie tussen samenwerkende en samen levende mensen kunnen veranderen. Het is vooral het vierde drama ‘Het ontwaken van de zielen’ dat dit laat zien, als een in dit opzicht vooruitziend beeld van de ontwikkelingen die sindsdien, maar in het bijzonder in de laatste vijftig jaar, gestalte hebben aangenomen.’
Dezelfde Bodo von Plato heeft de uitnodiging geschreven, met de fraaie titel ‘Lot en geestelijke ontwikkeling. De mysteriedrama’s van Rudolf Steiner’, voor de zomerbijeenkomst van 5 tot 9 augustus, waarbij dus vanavond het Drempeltheater optreedt:
‘Seit kurzer Zeit haben wir am Goetheanum mit der Neuinszenierung der Mysteriendramen Rudolf Steiners begonnen. Im Mittelpunkt steht zum einen der Entwicklungs- und Schicksalsgedanke, zum anderen die Arbeit an den künstlerischen Mitteln von Eurythmie, Sprachgestaltung und Schauspiel.
Die Mysterienspiele beschreiben eine kleine Menschengruppe, die einen anthroposophischen Übungs- und Meditationsweg geht. Sie erzählen von der geistigen Entwicklung dieser Menschen, von ihrem Drama, ihrer Tragik. Das Mysterium liegt in den individuellen Wegen – weit mehr aber noch in dem Schicksal, das diese Menschen miteinander verknüpft! Rudolf Steiner macht sichtbar, wie die Arbeit an sich selbst nicht nur die eigene Lebenswirklichkeit radikal verändert, sondern vor allem gänzlich neue Verhältnisse für die zwischenmenschliche Wirklichkeit bedeutet.
Diese Thematik wird an den Vormittagen durch Vorträge und Gesprächsgruppen bearbeitet. Am Nachmittag und Abend stehen die bühnenkünstlerischen Arbeiten, Fragen und Erfahrungen im Mittelpunkt. Wir haben zahlreiche Menschen und Gruppen eingeladen, die überall in der Welt an den Mysteriendramen arbeiten. Wir freuen uns auf das Kennenlernen, den praktischen Austausch und die gemeinsame Arbeit an den verschiedenen Wegen, mit den Mysterienspielen künstlerisch umzugehen.
Diese Sommertage am Goetheanum werden eine lebendige Gelegenheit bieten, in die Grundlagen der Anthroposophie und der Kunst durch das Leben in den Mysteriendramen einzusteigen.’
Behalve het Drempeltheater nemen nog twee andere amateurgroepen deel, zoals uit het programma blijkt: een Duitse groep voert scènes uit het eerste drama op, een Italiaanse scènes uit het tweede drama. Uit het vierde drama worden een deel van de derde en vierde scène, en de zesde, zevende en achtste scènes in hun geheel in het Nederlands opgevoerd. Overdag zijn er in de ochtend voordrachten over het lot en de geestelijke ontwikkeling van drie belangrijke figuren uit het drama, Capesius, Strader en Maria, en in de middag gespreksgroepen en kunstzinnige groepen, alsmede openbare repetities van de Goetheanum Bühne.
Nu is er iets interessants met deze mysteriedrama’s aan de hand. Zo schreef Robin Schmidt in met maartnummer van het antroposofische maandblad ‘Die Drei’ dat er inmiddels verschillende studies over antroposofie zijn verschenen, vervaardigd door niet-antroposofen, die op cultuurhistorische wijze onderzoek doen. Hij noemt dat opmerkelijk, een nieuwe trend:
‘In den letzten 15 Jahren sind – fast unbemerkt und unabhängig vom Diskurs in der Anthroposophischen Bewegung – Anthroposophie und Rudolf Steiner in stark wachsendem Maße zum Gegenstand universitärer Forschung geworden. Eine nicht kleine Zahl an Studien über die unterschiedlichsten Gebiete der Anthroposophie ist seitdem entstanden, die weitgehend gar nicht von Anthroposophen verfasst sind. Keineswegs handelt es sich dabei um polemische »Entlarvungen«, sondern um empathische, kulturgeschichtliche Untersuchungen.
Das ist eine Trendwende. Die Suche nach neuen Themen, aber auch die wirklich nicht zu unterschätzende Bedeutung der Esoterik und Anthroposophie für die Kultur und Geschichte, werden wohl dafür sorgen, dass hier von einem Anfang gesprochen werden kann.’
In zijn artikel gaat hij hier nader op in. Als een concreet voorbeeld voor wat er aan zulke studies is verschenen, neemt hij een enkel thema: de mysteriedrama’s.
‘Hier sind jüngst erschienen: Sanchez, Jose: Unité séparation et réintégration: la quête de la liberté dans les drames - mystères de Rudolf Steiner, Diss. Paris 2002; Anderson, Adrian: Dramatic anthroposophy, Diss. Ontago, 2005; Höhne, Alexander: Spiegelmetaphorik in Rudolf Steiners ›Vier Mysteriendramen‹: Textsemantische Untersuchungen, Diss. Tübingen 2006; Choné, Aurelié: Les Drames-Mystères de Rudolf Steiner. In: Aries 2006, Vol. 6, Nr. 1.’
Alexander Höhne uit Bazel heeft langere tijd een weblog bijgehouden, waarin hij diverse vruchten van zijn onderzoek op internet publiceerde. Verschillende weblogs zelfs, waarvan er ook één zich expliciet met de mysteriedrama’s bezighield. Deze is nog altijd in te zien. Hij onderzoekt hier karma en reïncarnatie aan de hand van enkele hoofdfiguren uit de drama’s, zoals Johannes, Maria en Capesius. Destijds werkte hij in het kader van het BIKF:
‘Das Basler Institut für Karmaforschung (BIKF) setzt sich aktiv für die Erforschung, Aufarbeitung und Verbreitung von Wissen im Bereich Reinkarnation und Karma ein. Dabei werden die europäischen Traditionen als Grundlagen berücksichtigt.’
In september 2002 was ik voor het laatst op bezoek in Dornach. Ik schreef een verslag over mijn ervaringen in en rond het Goetheanum voor het novembernummer van Motief. Dat laat ik tot besluit graag hier volgen, omdat het een aardig beeld geeft van de situatie aldaar, ook al is het inmiddels bijna zes jaar geleden.
Het Goetheanum zet zijn deuren open
Op de jaarlijkse Michaëlconferentie in Dornach was het niet zozeer de inhoud die de bezoeker verrijkt naar huis liet gaan. Wel de stemming van openheid: werkbaar en menselijk. Een verslag.
Michel Gastkemper
Antroposofie lijkt zich in een benarde fase te bevinden. Een en ander bloeit niet meer zoals vroeger, niet merkbaar tenminste. In veel werkgebieden wordt over ‘verwatering’ van de antroposofie geklaagd. Wat eraan te doen, in de 21e eeuw? Terug naar de bron, zegt de een: de werken van Steiner. Meer eigen onderzoek en ontwikkeling, zegt de ander. Voor een derde is het antwoord: vernieuwde persoonlijke initiatiefkracht.
De vraag is wat de Antroposofische Vereniging in deze situatie kan betekenen. Zij heeft de beschikking over een Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap met zijn verschillende secties, dat wil zeggen de vakgebieden waarin deze actief is en onderzoek doet. Welke rol spelen de secties in het versterken van antroposofie in het werk van alledag? Antwoord op deze vraag werd beloofd met de conferentie die van 26 tot en met 29 september in het Goetheanum te Dornach (Zwitserland) plaatsvond, onder de titel: ‘Midden in de wereld’. In de aankondiging stond te lezen: ‘Wat is het werk van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap? Hoe wordt er concreet gewerkt? En hoe houdt dit verband met de relevante, algemene maatschappelijke vraagstukken in de meest brede zin?’
De conferentie werd extra aanlokkelijk door de toevoeging: ‘Terwijl vroeger de hogeschool op zich werd getoond, gaat het er nu vooral om aan de hand van vragen en intenties concreet te maken aan welke opgaven de secties tegenwoordig werken. Dat kan dan de MKZ-crisis in Groot-Brittannië zijn, de PISA-studie naar de leesvaardigheid van kinderen of de ethische vragen in de geneeskunde. Op deze manier kunnen we ons ervan bewust worden wat de “brandende” problemen zijn.’
Vol goede moed en hoop trok ik na tien jaar opnieuw naar Dornach, het internationale centrum van de Algemene Antroposofische Vereniging. Om eerlijk te zijn, ik was destijds na een aantal conferenties afgehaakt omdat men voor mijn gevoel in herhalingen trad en ik er geen aansluiting meer vond. Hoe zou dat nu zijn?
Bij aankomst bleek de plaats van handeling niet het immense gebouw van het Goetheanum zelf te zijn, maar de historische timmermansloods ernaast. Historisch omdat dit de plek is waar door Rudolf Steiner persoonlijk in 1923 de Antroposofische Vereniging werd heropgericht. De grote zaal van het Goetheanum kan bijna duizend mensen herbergen; de iets meer dan tweehonderd deelnemers van nu bepaalden de keuze voor een bijgebouw. Tegelijk stond dit symbool voor de huidige teruggang van de bezoekersaantallen, ook in internationaal verband.
Ter opening hield de jonge Bodo von Plato, pas anderhalf jaar bestuurslid, een inleiding over vier michaëlische kwaliteiten. Tenslotte was deze conferentie tegelijkertijd een ‘Michaelitagung’, dat wil zeggen een najaarsconferentie gewijd aan de aartsengel en geest van deze tijd. In het Goetheanum is het gebruikelijk om jaarlijks de vier grote christelijke feesten van elk seizoen met conferenties te vieren. Tot de signatuur van Michaël rekende Von Plato niet het passieve maar het actieve wachten op wat de mens hem tegemoetdraagt, niet het bevelen maar het richting wijzen, het evenwicht houden in plaats van het zwaard hanteren, en als vierde het niet naar de oorzaken maar naar de gevolgen kijken. Deze voor mij weinig verrassende vaststellingen deden me de moed in de schoenen zinken, waaraan de gedragen onnatuurlijke toon van Von Plato’s voordracht ook het nodige bijdroeg. Onder de maaltijd vertelde de vertaalster uit het Franse Chatoux mij echter dat zijn verhaal door dit langzame en duidelijke spreken juist goed te volgen was. Samen met een Engelse tolk zorgde zij voor een simultane vertaling (met behulp van draadloze koptelefoons), in haar geval voor een twintigtal Franstaligen.
De avond bracht euritmie van het Goetheanumensemble. Een Japans, een Bosnisch en een Latijns-Amerikaans programma van elk een half uur, in de Grondsteenzaal van het Goetheanum. Dat was boeiend, temeer omdat er Japanners, Bosniërs en Latijns-Amerikanen in dit internationale gezelschap samenwerkten en zij ieder de ander meenamen in het euritmiseren van hun eigen taal. Er werd van strenge euritmievoorschriften afgeweken door ook euritmisten op het podium teksten te laten voordragen en door toneel te vermengen met euritmie. De schok die in het Bosnische gedeelte ontstond was gepland: acteurs werden op het podium denkbeeldig neergemaaid, in een verwijzing naar de Balkanoorlog. En dat in het ‘klassieke’ Goetheanum. Hier werd de eerste keer merkbaar dat er in tien jaar iets is veranderd.
Prettig was de volgende ochtend dat Christof Wiechert de rij van elf vakgebieden opende. Hij leidt de pedagogische sectie en is een oud-leraar die echt kan spreken. Hij sprak over krachten van vóór de geboorte die kinderen meebrengen en over krachten die uit de toekomst op hen afkomen. Beide moeten zich gaan vertalen in enerzijds individueel bewustzijn en anderzijds individuele wil. Pedagogie is het vinden van de juiste balans tussen die twee. Daartussen heerst echter veelal een discrepantie doordat prestatiegericht onderwijs, dat sterk de nadruk legt op denken en bewustzijn, ten koste gaat van wilskrachten, die zich bijvoorbeeld uiten in imitatie en fantasie, aldus Wiechert. Hoe jongeren de toekomst beleven werd geïllustreerd door rijen getallen die door hem op het bord waren geschreven: hoe positief of negatief Duitse jongeren over hun toekomst waren. In 1981 overheerste een negatieve levensverwachting, vervolgens brak een periode aan waarin de balans in positieve richting overhelde, om nu, 21 jaar later, opnieuw negatief uit te slaan. Ik had wel meer feitelijke gegevens over het werk van de sectie zelf willen horen. In de koffiepauze zei Wiechert me ter verontschuldiging dat hij slechts twintig minuten tot zijn beschikking had.
Ook Wolfgang Held van de sectie voor wiskunde en astronomie bleek een accuraat spreker, net zo doeltreffend als zijn korte essays in het weekblad Das Goetheanum. Hij hield zich vooral bezig met getalsverhoudingen in relatie tot kosmos en aarde. Hij vertelde bijvoorbeeld dat Mercurius vanuit de aarde gezien steeds twee keer per jaar voor de zon verschijnt, rond 8 mei en een half jaar later, rond 9 november. Data met veel geschiedenis, zoals de studenten- en burgerrevoltes in mei. Vaak beladen: putsch van Hitler in München (9 november 1923), maar ook bevrijdend: einde WO II (8 mei 1945), val van de Berlijnse muur (9 november 1989). Recentelijk de moord op Fortuyn (6 mei), dacht ik erbij. Held interpreteerde deze tijdstippen als gevolgen van een michaëlische strijd.
Als toehoorder vroeg ik me echter wel af: wat ben ik door dit alles meer over de stand van de verschillende vakgebieden aan de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap te weten gekomen? Hoe ver is men, wat heeft men aan nieuwe, actuele inhoud ontwikkeld en waarom, welke onderzoeken lopen er, welke zijn er al gedaan, met welke resultaten? Daarover hoorde ik niets. In feite waren de bijdragen niet veel meer dan weliswaar interessante, maar niettemin persoonlijk gekleurde achtergrondverhalen over het vakgebied. Geen objectief bericht van hoe de zaken er voor staan, waarbij je het gevoel krijgt: daar kan ik nu bij proberen aan te knopen met de eigen mogelijkheden en middelen. Moest ik mezelf toch gaan beschouwen als de verkeerde man die op de verkeerde plaats was terechtgekomen?
Hoe de zaken er werkelijk voor stonden ging ik pas de volgende dag beter begrijpen. Nikolai Fuchs van de landbouwafdeling was realistisch over de ‘niet eenvoudige’ relatie tussen boeren en deze sectie. Maar iedereen die zich bezighoudt met de landbouwcursus van Steiner doet volgens hem sectiewerk, waarbij de hogeschool graag ‘zijn tent opslaat’. Ter afsluiting deed Fuchs een bekentenis die me schokte. De leiders van de secties waren blij met deze conferentie, omdat ze nu de gelegenheid hadden om elkaar eens twintig minuten over hun sectie te horen vertellen. Zo erg is het dus, dacht ik bij mezelf. Later hoorde ik inderdaad dat pas sinds de zomer door het hogeschoolcollege, los van de dwingende agenda van vergaderingen samen met het bestuur van de Algemene Antroposofische Vereniging, een uur per week gezamenlijk inhoudelijk werd gewerkt. Het was nu pas een paar keer geweest, maar dat had bij het hogeschoolcollege al een zucht van verlichting gegeven. En bij mij riep het de reactie op: nou goed, als dit dan maar een echt nieuw begin is.
Twee andere, voor Nederlanders goede bekenden kwamen die ochtend ook aan het woord. Werner Barfod van de sectie voor woord, muziek en euritmie maakte indruk op me. Ik heb hem vaak als euritmist zien optreden, maar nog nooit horen spreken. Een bijzondere belevenis, hoe hij in zijn woorden beweging en bewogenheid wist uit te drukken. Hij haalde woorden van Joseph Beuys aan, waarin de beweging van de mens als een element van het leven van Christus werd beschouwd. Barfod had in het Goetheanum kindereuritmie gezien waarbij de bewegingen nog volkomen natuurlijk en vanzelfsprekend waren. Het recente euritmiefestival daarentegen toonde een geweldige onzekerheid en grote onderlinge verschillen. Maar het spanningsveld tussen verdiepen en professionaliseren was volgens hem onvermijdelijk. Pieter van der Ree vertelde, in het kader van de sectie voor beeldende kunsten, over zijn tentoonstelling in voorbereiding over organische architectuur. Hij had prachtige dia’s van over de hele wereld meegenomen, ter plekke geschoten, zodat zijn voordracht zelf beeld werd. Dat hij in twintig minuten vier keer de Iona Stichting als sponsor noemde, zal wel publicitaire redenen hebben. Voor de medische sectie sprak Arne Schmidt, kinderpsychiater in Herdecke, over zijn onderzoek naar hyperactieve kinderen. Een van de weinige keren dat er concreet op onderzoek werd ingegaan, waarbij echter werd nagelaten te schetsen welke plek dit in het totale veld van de sectie innam.
De middagen droegen een open karakter. Je kon je eigen programma samenstellen uit een breed aanbod van rondleidingen, gesprekken, lezingen, werkgroepen en open middagen van de verschillende afdelingen. Ik ben bij de pedagogische sectie op bezoek geweest, waar ik de internationale Rundbrief met inhoudelijke artikelen en verslagen meekreeg. Ook ben ik in het archief van het Goetheanum onder leiding van Uwe Werner wezen rondneuzen. Werner was de openheid zelve. Hij toonde hoe ver hij met anderhalve man en een paardenkop in zeven jaar archiveren was gekomen. Veel verenigingsgeschiedenis waar liefhebbers hun vingers bij aflikken. Tevens bezocht ik voor eerste maal de bibliotheek ernaast, wat op zichzelf geen bijzonderheid is. Bijzonder was wel dat, ter ere van de open middagen, de kamers van de verschillende bestuursleden in de gang op de eerste verdieping werkelijk open waren. Ik kende daar tot nu toe alleen dichte deuren, letterlijk en figuurlijk. Maar nu kon je een blik om de hoek werpen in de kamer met het bordje ‘Vorstand’. Van buiten opnieuw het Goetheanumgebouw opnemend, had ik nu het gevoel dat het kleiner dan vroeger was. Niet meer zo bovenmenselijk groot, maar doorzichtiger en transparanter. Ik wist nu beter wat er op diverse plekken achter die muren schuilging.
Een verandering meende ik tevens te bespeuren in hoe op natuurlijke wijze de verschillende bestuursleden zich onder de deelnemers begaven. Vroeger kwamen zij ook wel naar de koffiepauze, maar afstand bleef er altijd. Ik beleefde dat nu anders. Sergej Prokofieff bijvoorbeeld was mij alleen vanuit de verte bekend van diepgaande voordrachten en dikke boeken. Nu zag ik hem ook van dichtbij, zijn weg zoekend, deze of gene aansprekend, ’s ochtends in alle vroegte met een plastic zak vol boodschappen zijn huis binnengaand of het Goetheanum binnenhollend om nog op tijd te zijn. Het menselijk karakter trad op de voorgrond.
Benieuwd was ik naar de indruk die de volledig gerenoveerde grote zaal van het Goetheanum op me zou maken. Vrijdagavond was het dan zover. Er werden verschillende scènes gespeeld, uit de vier Mysteriedrama’s, waarbij de ontwikkeling van Capesius werd gevolgd. In het midden gezeten kon ik de zaal goed in me opnemen. De diverse slechte berichten maakten dat het me enorm meeviel. Ik vond de zaal mooi. Op dezelfde manier als ik bijvoorbeeld de Romaanse kerken in Keulen mooi vind. Door een gewetensvolle restauratie kun je namelijk ervaren hoe imposant ze vroeger waren. Ook bij het Goetheanum is van zoiets sprake. Ben je door studie bekend met de vormen en motieven van Steiners kapitelen en architraven, dan wordt het een feest van herkenning en krijg je bewondering voor hoe vakkundig de renovatie is uitgevoerd. En bovendien waren de acteurs in het Mysteriedrama in het midden van de zaal nu uitstekend te verstaan.
Eén middag nam ik ook deel aan een gespreksgroep over de financiën met de nieuwe penningmeester, de Amerikaan Cornelius Pietzner. Over de terugloop van de financiën maakte hij zich niet al te veel zorgen. Hij zag geldgebrek vooral als een diagnostisch middel. Waar dat optrad, zat het niet goed en moest je er iets aan gaan doen. Voor hem een goed voorbeeld was het verhaal van James Dyson van de Park Attwood Clinic. Deze vertelde hoe de afgelopen 25 jaar de medische sectie in Engeland was gefinancierd. De verschillende antroposofische organisaties hadden met elkaar één gemeenschappelijke bankrekening geopend. Met het geld dat zij daarop stortten, maakten ze met elkaar jaarlijks zo’n drie arbeidsplaatsen vrij voor training, onderzoek en dergelijke. Waarmee de medische sectie in Engeland zichtbaar en tastbaar werd en niet meer zo’n verscholen en verborgen bestaan leidde. Een idee ook voor andere landen?
Van de laatste ochtend, zondag, is me vooral de bijdrage van Virginia Sease over de algemene antroposofische sectie bijgebleven. Ik heb nog nooit zo helder horen vertellen over wat de scholingsweg van de eerste klas van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap inhoudt. Dat was door iedereen te begrijpen, ook voor diegenen die deze weg niet uit eigen ervaring kennen. Deze conferentie stond tenslotte ook voor een breed publiek open. Het afsluitende forum met zeven deelnemers was eveneens indrukwekkend. Bodo von Plato had eigenlijk de taak om de conferentie af te sluiten. Hij stelde zich echter opvallend bescheiden op en liet deze mensen tot hun recht komen. Alhoewel zo’n vorm waarbij mensen om beurten hun ervaringen vertellen iets obligaats heeft, wisten deze mensen mijn volle aandacht te vangen: ik heb geboeid zitten luisteren.
Samenvattend: ik heb een nieuwe, positieve indruk van het Goetheanum gekregen. Niet zozeer door de inhoud, zoals ik al aangaf. Wat opviel was de werkbare sfeer en de stemming onder elkaar, deze was menselijker en dichter bij. Dat zijn voorwaarden waarbij opbouwen mogelijk wordt. Na afloop zei Paul Mackay me dat deze openheid mogelijk werd door het geringere aantal deelnemers. Tijdens de conferentie van de zomer was het ook al gelukt goed met elkaar te werken. Ondanks de vooral financieel ongunstige vooruitzichten, geeft dat moed en hoop voor de toekomst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten