Zo liet Richard Horton, niet een van de eerste de beste, maar hoofdredacteur van een zeer belangrijk en invloedrijk geneeskundig tijdschrift, namelijk The Lancet, in 2003 optekenen in Medisch Contact. Hij draaide de zaken zelfs om: ‘Zou het niet geweldig zijn als ergens een hoogleraar zou worden benoemd, niet omdat hij tien miljoen dollar weet op te hoesten voor baanbrekend wetenschappelijk onderzoek, maar uitsluitend omdat hij een heel goede dokter is?’
Ik haal dit uit VA-Magazine / Vruchtbare Aarde, waar ik het zondag ook al over had. Ik dank dit namelijk aan het redactioneel in het eerste nummer van 2006. VA-hoofdredacteur Bart Hommersen haalt hierin ook de voormalig hoogleraar anesthesiologie in Utrecht, Bob Smalhout, aan, die evenzeer de patiënt in het centrum van de geneeskunde wil plaatsen. In een van zijn columns in De Telegraaf had deze geschreven:
‘Natuurlijk kost het tijd om een patiënt zijn verhaal te laten vertellen en natuurlijk is huisbezoek tijdverslindend. Maar de arts die de patiënt in zijn eigen omgeving observeert krijgt veel meer nuttige informatie dan van een scherm vol laboratorium- en röntgengegevens.’
In dit nummer gaat het onder meer over de kosten in de gezondheidszorg die de pan uitrijzen. Efficiënter werken heeft echter zijn grens. Hoe calculeer je liefde en zorg? Een ander denken over zorg wordt bepleit door cardioloog Pim van Lommel, huisarts Arie Bos en smaakonderzoeker Bob Cramwinckel.
Dezelfde Arie Bos kunnen we ook tegenkomen in het eerdergenoemde Nederlandse tijdschrift voor artsen, Medisch Contact. In nr. 14 van 6 april 2007 schrijft hij zeer beeldend vanuit zijn ervaring in de spreekkamer, in dit geval over candida. Hierin komt de praktische wijsheid van een arts duidelijk naar voren. Het is een prachtig miniatuurtje, dat je eigenlijk in haar geheel moet lezen. Dus, vooruit maar:
Het telefonisch spreekuur. De huisarts-in-opleiding [haio] doet het handsfree, zodat ik kan meeluisteren: ‘En nu heb ik overal schimmel, in mijn darmen, longen, overal. En dat hebben jullie al die maanden dat ik langskom met dat eczeem nooit ontdekt!’ De haio draait het volume maar iets zachter, want het verongelijkte geluid vult de hele praktijk. ‘De bioresonantietherapeute heeft het gemeten. En nou heb ik ook nog een grote kans op kanker.’
Het klinkt nu meer naar wanhoop. ‘Een ogenblikje’, zegt de haio, ‘ik overleg even.’ ‘Maar een afspraak maken op het gezamenlijke spreekuur? Ik ben namelijk erg benieuwd hoe je je hieruit redt.’
‘Ik weet nooit hoe je hiermee moet omgaan’, zegt de haio bij de lunch, als de rust is weergekeerd. ‘Als je zo’n patiënt duidelijk maakt dat je dit soort onderzoek niet serieus neemt, bereik je alleen maar dat je bij de arrogante en onwetende klojo’s wordt ingedeeld. En je zult in het vervolg ook nooit meer iets over de achtergrond van dit soort angsten horen.’
‘Dit is inmiddels misschien wel een kwart van mijn spreekuur. Al die mensen met een vermeende candida-infectie van hun angsten afhelpen. Daarbij helpt het natuurlijk wel dat patiënten van mij als antroposofisch arts verwachten dat ik geïnteresseerd ben in alle mogelijke alternatieve therapieën. Het lukt op die manier zelfs vrijwel altijd vrouwen met borstkanker ervan te overtuigen dat een gang naar de chirurg absoluut noodzakelijk is.’
Op het spreekuur, een aantal dagen later, is de patiënte gelukkig alweer wat rustiger. Ze diept een grote stapel voedingssupplementen uit haar tas op en zet ze op het bureau. ‘Hoe komt het dat jullie nooit aan candida hebben gedacht?’
‘Heel eenvoudig: die diagnose stellen we nooit. Ooit wel, in de jaren tachtig. Toen vertoonden aids-patiënten nogal eens een candida-infectie in het hele spijsverteringskanaal. Dat was wel andere koek, kan ik je verzekeren. De enigen die nu steevast deze diagnose stellen zijn bioresonantietherapeuten en therapeuten die zich van zogenaamde levend-bloedanalyse bedienen. En het is me opgevallen dat iedereen hun praktijk verlaat met deze diagnose.’
‘Dus je gelooft er niet in?’
‘Vroeger stuurde ik in zo’n geval wel eens ontlasting op naar het laboratorium, met de vraag of ze schimmel konden aantonen. Ze hebben me gesmeekt daarmee op te houden. Iedereen heeft schimmel in zijn poep. Het zegt dus helemaal niets.’
Ze was gerustgesteld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten