‘Cosmeticafabrikanten liften mee met de groene golf en smeren ons maar al te graag “natuurlijke” producten aan. Hoe herken je echt pure artikelen?’Zo begint een artikel van Maartje Smeets vandaag in Trouw. Ze heeft het uitgezocht:
‘De verkoop van echte natuurcosmetica (100 procent natuurlijke ingrediënten) is vorig jaar met 20 tot 30 procent gegroeid, maar vormt nog altijd slechts een fractie van de markt in Nederland. In totaal werd in 2007 2,4 miljard, oftewel 146 euro per persoon, uitgegeven aan cosmetica in Nederland. Met een aandeel van 1,5 tot 2 procent kunnen de natuurcosmetica nog niet op tegen de l’Oreals, Doves en Nivea’s van deze wereld.’
De term ‘natuurlijk’ is niet beschermd. Een product mag ‘natuurlijk’ worden genoemd, ook als er maar één echt natuurlijk bestanddeel inzit. Anders in Duitsland, daar heeft men het BDIH-keurmerk (Bundesverband Deutscher Industrie und Handelsunternehmen), dat garandeert dat een product echt volledig natuurlijk is. Daarom wordt er ook in ons land gebruik van gemaakt. In Nederland zijn maar veertien producten die dit keurmerk mogen dragen.
Het staat onder meer voor biologisch geteeld. Een ander verkoopargument voor zulke producten is het Fair Trade-element. Het staat allemaal in dit artikel te lezen. En dan komen aan het slot opeens twee bekende bedrijven naar voren:
‘Producenten van natuurcosmetica en geneesmiddelen als Weleda en Dr. Hauschka zetten Fair Trade projecten op in landen als Moldavië voor lavendelteelt en Georgië voor de teelt van rozen, waarmee ze de lokale bevolking ondersteunen. En passant creëren ze zo naast hun natuurlijk imago, een beeld van een fabrikant die begaan is met de wereld. Een woordvoerder van Weleda: “We werken bijvoorbeeld samen met telers in Peru, Roemenië, Moldavië en Chili. We compenseren de telers voor de hogere kosten van biologische teelt en gaan voor langere tijd partnerschappen aan. Ons belang is meer biologische landbouwgrond te creëren voor onze groeiende behoefte aan natuurlijke ingrediënten.”’
Een tweede artikel flankeert in de papieren krant deze mooie uitsmijter. Ook op de website is het te vinden. Maar let op: ‘Dit stuk is tot stand gekomen met medewerking van Weleda.’ De foto’s zien er ook heel mooi uit, met prachtige paarse lavendel. Alsof ze zo uit de Weleda Berichten of andere promotiemiddelen van Weleda zijn geplukt. Dat is waarschijnlijk ook zo. Niettemin geeft het artikel een aardig beeld van de omstandigheden in Moldavië en in het dorp Minceni in het bijzonder.
‘Dit dorp in het armste land van Europa leeft voor een belangrijk deel van de lavendelteelt voor Weleda. In dorpen in de omgeving zijn bijna geen arbeidskrachten meer te vinden. De meesten zijn vertrokken naar het westen, of werken in de Nokia-fabriek in het Roemeense Clausenburg. Van de 4,5 miljoen Moldaviërs is 1 miljoen actief in het buitenland. Niet gek als je bedenkt dat een arbeider in Moldavië gemiddeld zo’n 140 euro per maand verdient. In Tsjechië bijvoorbeeld ligt een gemiddeld maandsalaris inmiddels op zeven- à achthonderd euro.’
Het grootste deel van de bijna achtduizend liter lavendelolie die Weleda jaarlijks voor haar natuurproducten nodig heeft, komt nu hier vandaan. In 2000 begon namelijk een Moldaviër met behulp van een Engelsman een project om de lavendelteelt opnieuw op te pakken. Vroeger werd in dit gebied al lavendel geteeld, wat echter volledig stokte toen in 1991 de Sovjet-Unie uit elkaar viel en de boeren niet op de daardoor ontstane vrije markt wisten in te spelen. De Engelsman vertelt:
‘Dit gebied was de graanschuur van de Sovjet-Unie. Het kan weer een graanschuur worden als de infrastructuur en logistiek gemoderniseerd worden. De boeren kunnen nu met hun producten niet voldoen aan EU-eisen, omdat ze niet de middelen hebben om ze bijvoorbeeld vers te houden. Als dat eenmaal goed aangepakt wordt, kan het land gaan exporteren en geld gaan verdienen.’
1 opmerking:
interessant mit demlavendel. neulich las ich einen bericht über die wildsammlung von rhatania für weleda bei dem sie, um die bestände zu erhalten versucht hatten, rhatania landwirtschaftlich anzubauen, was aber nicht so gut gelang. das führte dann zu einem projekt nachhaltiger rhatania ernte, bei dem dafür gesorgt wird, dass die pflanzen immer wieder neu ausgesät werden
Een reactie posten