Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zaterdag 10 maart 2012

Bestuursvernieuwing


Het is iets merkwaardigs. Zowel hier op Antroposofie in de pers als op de website van de Antroposofische Vereniging. De bestuurlijke (of misschien zelfs ook organisatorische) vernieuwing van de Antroposofische Vereniging in Nederland lijkt helemaal geen item. Ik heb antroposofie.nl er nog even op nagezocht, en alleen deze drie berichtjes kunnen vinden. Te beginnen met ‘Bestuur van de Antroposofische Vereniging treedt in 2012 af...’ op 31 mei 2011 op de nieuwspagina:
‘Alle leden van de AViN hebben een brief ontvangen waarin het bestuur aankondigt om in 2012 bij de jaarvergadering af te treden. Het bestuur heeft dit jaar geen nieuwe bestuurkandidaten kunnen vinden terwijl twee bestuursleden voornemens waren af te treden. Intensief beraad heeft tot de conclusie geleid dat het hele bestuur nog een jaar aanblijft en daarna ruimte wil maken voor een heel jong en nieuw bestuur. Het vinden van nieuwe bestuursleden heeft het komende werkjaar de hoogste prioriteit. Op de jaarvergadering van 11 juni a.s. zal het bestuur over haar voornemens met de leden in gesprek gaan.’
Dan is er deze ‘Oproep aan leden’ van 30 juli 2011, dat vreemd genoeg op de pagina van het nieuwsarchief staat (het is me niet duidelijk wat het onderscheid tussen beide is, want hier staat bovenaan een bericht van 10 januari van dit jaar...):
‘Wat verlangt de antroposofie in de komende zeven jaar van ons en welke procedure zouden we moeten volgen om tot een nieuw AViN-bestuur te komen? Het bestuur van de AViN doet een oproep aan haar leden om reacties te geven en suggesties te doen met betrekking tot deze twee in de Algemene Ledenvergadering gestelde vragen. Uw schriftelijke reacties kunt u tot 30 augustus sturen naar secretariaat@antrop-ver.nl of naar Secretariaat AViN, Boslaan 15, 3701 CH Zeist.’
Een afgeleide hiervan is een bericht van dezelfde datum, maar nu weer op de nieuwspagina, ‘Forum over antroposofie en de AViN-bestuurwisseling in 2012...’:
‘Ivar Römer heeft een forum opgericht waar mensen met elkaar van gedachten kunnen wisselen over antroposofie. Een onderwerp dat nu actueel is, is de AViN-bestuurswisseling van 2012. Römer heeft het forum opgezet vanuit betrokkenheid en de behoefte om meer te vernemen wat er landelijk leeft over de bestuurswisseling. Iedereen is van harte uitgenodigd te reageren op de gestelde vragen. Zie: www.antroflora.nl
Ik heb hier aan deze ontwikkelingen alleen indirect aandacht besteed, op 20 juli 2011 aan dat forum in ‘Onderwijsprominenten’, en nogmaals in ‘Spiegel’ op 24 augustus 2011, met daarin deze constatering:
‘Helaas moet ik zeggen dat de “Antroflora” na een vliegende start bijna stilgevallen is.’
Ivar Römer had uit Motief deze oproep overgenomen:
Uit motief 153 van juli/augustus
een dringende oproep:

Op de jaarvergadering van de Antroposofische vereniging in Nederland van 2011 kondigde het bestuur aan in 2012 plaatst te willen maken voor een nieuw bestuur.

Hoe kan deze wisseling nu het beste gebeuren? In het maandblad Motief van juli/augustus werd het nog eens zo geformuleerd:
– Wat vraagt de antroposofie in de komende zeven jaar van ons?
– Welke procedure zouden we moeten volgen om tot een nieuw bestuur te komen?

Aansluitend enkele vragen die op de jaarvergadering en op de daaropvolgende pinksterviering klonken:
– Zal er geen vacuüm optreden?
– Wordt er rekening gehouden met de mysteriestromen?
– Is er samenhang met de situatie in Dornach?
– Waarom wordt er juist naar jonge mensen gezocht?
– Kunnen bestuursleden bezoldigd worden?
– Roep op kandidaten aan te bevelen.
– Publiceer functieprofielen
– Betrek ledengroepen erbij
– Kijk kritisch naar bestuurstaken
– Verdeel taken over een groter bestuur
Ook hebben twee leden hulp aangeboden met het vormgeven van de bestuurssamenstelling.’
Ik sla even een zijstraat in, een berichtje dat ik op 31 augustus 2011 in ‘Augustusoogst’ opnam, ‘Oordeel over onze huidige website en wensen voor de nieuwe 25 augustus’:
‘Een aantal maanden geleden werd bezoekers van deze website gevraagd naar hun mening over de huidige site en de wensen voor een nieuwe. Maar liefst honderd bezoekers vulden onze vragenlijst in. Dank daarvoor! Hieronder een korte samenvatting van de uitslagen van het onderzoekje. Het oordeel over de huidige site varieerde van een dikke onvoldoende tot een prima rapportcijfer. Het gemiddelde kwam uit op een zeer mager zesje. Veel mensen misten een goede zoekfunctie, overzichtelijkheid (met name waar het de agendaberichten betrof), vonden de site onvoldoende aantrekkelijk en te compact. Ook noemde een flink aantal bezoekers de site weinig uitnodigend voor “outsiders”.

Veelgenoemde wensen voor de nieuwe site zijn: teksten waarin een relatie gelegd wordt naar actuele onderwerpen, interactiviteit/koppelingen naar bijvoorbeeld LinkedIn en Facebook en een zeer regelmatige vernieuwing van de inhoud. Er moet zowel basisinformatie over antroposofie als verdiepende informatie op de site te vinden zijn. Qua vormgeving wensen velen een kunstzinniger en rustiger beeld, een meer gevulde letter en een open, frisse en toegankelijke uitstraling. De wensen voor de structuur van de nieuwe site zijn: logisch, overzichtelijk en uitnodigend. Aan een optimale zoekfunctie wordt veel waarde gehecht. Verschillende mensen opperden een samenwerkingsverband met Antrovista aan te gaan. We nemen ieders wensen ter harte en hopen binnen niet al te lange tijd een aantrekkelijke en gebruikersvriendelijke nieuwe AViN-site te ontwikkelen.’
Behalve de samenwerking met AntroVista is er nog heel weinig op dit gebied gebeurd. Zodat we ook nauwelijks iets weten van de ontwikkelingen aangaande de vernieuwing van de Antroposofische Vereniging. Maar nu is er toch nieuws, op de website notabene. Want onder de datum van 1 maart vinden we daar ‘Vernieuwing bestuur 2012’:
‘Het zoekproces naar het nieuwe bestuur van de Antroposofische Vereniging in Nederland.
1 maart 2012

In het maartnummer van Motief verwijst het bestuur naar de website voor de berichtgeving over het zoekproces naar het nieuwe bestuur van de Antroposofische Vereniging. Er wordt voor dit medium gekozen omdat daarmee de berichtgeving sneller kan en de intervallen tussen de berichten kleiner kunnen zijn dan bij Motief. Ook is het een test hoe berichtgeving via de website verloopt.

Energie, betrokkenheid en heel veel ideeën
In deze termen werd met een grote groep leden half januari de fase afgerond die was ingericht om nieuwe perspectieven voor de Vereniging geformuleerd te krijgen. In Motief van februari werden de kernthema’s uitvoerig beschreven. Deze worden in deze periode verder verdiept en helpen ook bij het zoekproces naar nieuwe bestuursleden. Dit proces vormt – samen met de verdieping van de op 18 januari gepresenteerde thema’s – fase 2 van de bestuursvernieuwing.

Bestuursvernieuwing
Het streven is dat er op de ledenvergadering van 9 en 10 juni a.s. kandidaat-leden voor een nieuw bestuur van de Vereniging worden voordragen. De vergadering zal dan worden gevraagd zich over deze personen uit te spreken. Het bestuur heeft intussen op zich genomen om op zoek te gaan naar een nieuwe kandidaat-voorzitter om, zodra deze is gevonden, met hem of haar een bestuursformatieproces in te richten. Concreet betekent dit dat het bestuur samen met de kandidaat-voorzitter over het bestuursconcept overlegt en over de omvang van het nieuwe bestuur. Waar nodig ook over profielen van een aantal bestuursfuncties (bijv. secretaris en penningmeester). Tijdens fase 1 werden mede op voorspraak van (groepen) leden al kandidaten voor het nieuwe bestuur genoemd. Er is aldus een lijst ontstaan van circa 20 personen. Deze lijst vormt de basis voor het zoekproces naar bestuursleden.

De nieuwe voorzitter
Het zoeken van de nieuwe voorzitter is in februari van start gegaan. Er is met meerdere kandidaten gesproken. Het bestuur verwacht hier in de loop van maart mee klaar te zijn.

Namens het bestuur
Kees Lam
Vicevoorzitter

Als u wilt reageren op dit bericht klik: k.lam@antrop-ver.nl
Het heeft lang geduurd, maar dan toch hulde voor dit initiatief. – Even iets heel anders. Lenneke Schot van Biojournaal had gisteren een Fotoreportage opening 50ste EkoPlaza.Erg geslaagde dag, positieve reacties”’:
‘Welke nieuwe EkoPlaza nu daadwerkelijk de vijftigste is, blijft ongewis. Gisteren openden twee EkoPlaza’s, de 50ste en 51ste winkel, in Leeuwarden (Amelandsstraat 20) en Delft (Vrouwjuttenland 33-35). Er was van alles rondom de openingen georganiseerd. Zo werd een kookwedstrijd gehouden en kon men voor de deur letterlijk naar prijzen vissen.

In Delft namen Nelly van Wijk en Annelies Leenen het tegen elkaar op, dit onder begeleiding van 24Kitchen-chef Giovanni Caminita. Tot en met 3 maart konden klanten zijn of haar lekkerste biologische recept insturen. Het recept voor pompoensoep van Nelly viel op, evenals het recept voor Indische macaroni van Annelies. Enthousiast gingen ze ermee aan de slag, na eerst hun boodschappenmandje gevuld te hebben in de nieuwe winkel.

Giovanni vond uiteindelijk de soep van Nelly het lekkerst. “Er zat gewoon wat meer smaak aan. Bij de macaroni was het toch lastig om alles te proeven wat er in was gedaan.” Het beviel de kok erg goed om een rol te mogen spelen in de kookwedstrijd. “Ik vind zoiets altijd leuk, zolang ik maar eten en mensen om me heen heb.” Nelly ging naar huis met de hoofdprijs: een jaar lang gratis boodschappen ter waarde van 2.400 euro.

Derde EkoPlaza
Rina van der Stok runt nu drie EkoPlaza’s, vorig jaar opende in Rotterdam al een compleet nieuwe winkel, ook staat ze aan de leiding van EkoPlaza Leiden. Ze heeft erg genoten gisteren. “Het was een erg geslaagde dag. De klanten reageerden ook heel positief. De meesten vonden het bijzonder dat een winkel in korte tijd zó kan veranderen. Doordat het verlaagde plafond er uit is, oogt de winkel ook ruimer.” Er is in totaal vijf weken verbouwd. Gedurende die periode zat de natuurvoedingswinkel in een tijdelijk pand om de hoek gevestigd.

Een ander pluspunt is voor haar dat alle versproducten nu in het midden van de winkel gecentreerd zijn. “Het DKW staat eromheen, waardoor we nu veel meer ‘hoge meters’ hebben in de winkel. Ook is de winkel overzichtelijker, klanten kunnen de medewerkers echt aan het werk zien.” Volgende week wordt bekeken welke verbeterpunten er nog zijn.

Feliciteer Rina met haar nieuwe winkel via dit emailadres: ekoplaza.delft@detaweb.nl
En op 6 maart kwam de website van Bres met het nieuwe nummer aanzetten, namelijk 272, met deze redactionele inleiding van hoofdredacteur John van Schaik, in zijn bekende ‘populariserende’ stijl:
‘In rap tempo raken onze fossiele brandstoffen op. En in een nog sneller tempo raakt moedertje Aarde op. Uitgeput is ze en buiten adem. Terwijl juist in de adem van moeder Aarde de levensgeest zit. De geest die leven schenkt en voedt. Mooi gezegd! En poëtisch! Maar wat heb je er aan? Kan die levende geest – de vitale spiritus zegt Isaac Newton – ook dienen als vervanging van de fossiele brandstoffen. Een beetje al wel natuurlijk met de zonne- en windenergie. Maar kunnen die geestkrachten – die niet zichtbaar (occult) zijn – ook geactiveerd worden en gebruikt worden om machines van “brandstof” te voorzien? Jawel zie Viktor Schauberger (1885-1958), maar dan moet je kijken van welke krachten een forel gebruikt maakt als hij tegen de waterval in vliegt. Schauberger ontwikkelde machines die werken op grond van deze “vrije energieën” die onuitputtelijk zijn en niets kosten. Maar daar zit em precies de crux: het zijn ook gevaarlijke krachten wanneer ze immoreel worden gebruikt. En dus zweeg Schauberger op den duur. En riepen andere kenners zoals Helena Petrovna Blavatsky en Rudolf Steiner: gebruik deze krachten (nog) niet! Houd ze occult! Over deze wonderbaarlijke zaken gaat deze BRES.’
Ook een uitgebreide inhoudsopgave, eigenlijk meer dan dat, van dit nummer, waaruit ik deze kies:
‘Is een meer organische techniek denkbaar?
De onuitputtelijke energiebron van Viktor Schauberger

Reinout Guépin

Een milieuvriendelijke energiebron die onuitputtelijk is en vrijwel gratis... Een utopie? De natuurvorser Viktor Schauberger (1875-1958) vond “levende” energieën en hij ontwikkelde technieken om deze te benutten.

De Oostenrijkse boswachter Viktor Schauberger (1875-1958) wordt geboren in een familie van houthakkers en boswachters Hij ontwikkelde een bijzondere, intuïtieve liefde voor de natuur. Met name voor het water. Uren kon hij bij een bergbeek zitten dagdromen zonder ook maar een seconde verveeld te raken. Hij ontdekte zelfs op een goede dag hij zijn bewustzijn mee kon laten stromen met het water. In deze staat verkreeg hij intuïtive inzichten in wat hij “het wezen van water” zou noemen. Zijn vader drong erop aan dat hij bosbouw zou studeren in Wenen. Viktor weigerde pertinent. “Ik ben niet van plan mijn intuïtie te bederven met wetenschappelijke kennis”, zei hij beslist. De enige opleiding waartoe hij te verleiden was, was de middelbare bosbouwschool, waar intellectuele pretenties geen rol speelden, alleen praktijkervaring.

De vliegende forel
Na de Eerste Wereldoorlog, waarin hij meevocht als kanonnist, kreeg hij een aanstelling op het prachtige landgoed van vorst Adolf von Schaumburg-Lippe. Het was in deze ongerepte bossen dat het “wonder” geschiedde dat hem de rest van zijn leven bij zou blijven. Op een koude winterochtend in 1919 baande de boswachter zich een weg door de hoge sneeuw. Plotseling zag hij een fazant en besloot deze te volgen naar zijn paringsgrond. Hiervoor moest hij een ijskoude, snelstromende bergbeek oversteken. Hij stak zijn wandelstok in het water om de diepte te meten. Daarbij zag hij vanuit zijn ooghoek pijlsnel iets weg schieten. Stroomopwaarts nog wel! Geïntrigeerd richtte hij zich weer op. Na enkele minuten kwam de forel, want dat was het, weer terug. Hij zette zijn bek open en bleef vervolgens roerloos stilstaan in het koude, wild kolkende water. “Hoe kan deze vis zo perfect stilstaan in dit wilde water?”, vroeg hij zich verwonderd af, “en hoe is hij voorbij de waterval gekomen?” Diep in gedachten verzonken klouterde hij naar beneden, waar de maanbeschenen waterval als vloeibaar metaal in het bassin stortte. Hij zag hoe zich hier meerdere forellen verzameld hadden, op weg naar de bron om te paren. Toen het middernacht geworden was, verscheen er ineens een grote forel die in ellipsvormige banen rond de waterstraal begon te cirkelen. Ineens werd de vis als door een onzichtbare hand opgetild en verdween in het midden van de straal. Enkele ogenblikken leek hij verdwenen. Toen verscheen hij bovenaan de waterval. Met een sierlijke boog sprong hij over de rotswand en was met een zwiepert van zijn staart verdwenen. Verbouwereerd bleef de boswachter achter. “Welke kracht op aarde kan dit bewerkstelligd hebben?”, vroeg hij zich ontdaan af. Hij nam zich heilig voor dit tot op de bodem uit te zoeken.
[lengte artikel 2291 woorden]

Geleiders van kosmische energie
Het raadsel van de ronde torens van Ierland

Jopke van Mersbergen

Zijn de ronde torens van Ierland verdedigingstorens, klokkentorens of... geleiders van kosmische ernergie? Prof. dr. Philip S. Callanhan onderzocht te torens en ontdekte wonderbaarlijke dingen.

Geheimzinnge stenen torens?
De oude Iers-christelijke kloosters (vierde tot zevende eeuw) bestonden uit hutten van dooreengevlochten takken en leem en een houten kerk. Het geheel was omgeven door een aarden wal. Er was slechts een gebouw van steen: de kenmerkende ronde torens. In Ierland zijn er nog 68, waarvan er heel wat nog steeds in goede staat zijn. Algemeen wordt aangenomen dat de torens zijn gebouwd als wijkplaatsen voor de Noormanneninvallen. Volgens een andere theorie zijn het klokkentorens. Beide verklaringen vindt Callahan niet aannemelijk. Waarvoor dienden ze dan? Callahan combineerde een aantal disciplines waarmee hij in zijn leven ervaring had opgedaan en hij begon het gevoel te krijgen dat de torens antennes zouden kunnen zijn voor het opvangen van kosmische energie. De torens hebben namelijk een vreemde bouw. De totale hoogte varieert tussen de 25 en 30 meter en de doorsnede is ongeveer 15 meter. De ingang zat altijd ongeveer 3-5 meter hoog en binnen was het opgehoogd met modder, zand, of iets dergelijks. Als de torens worden gezien als antennes, dan verklaart dat de hoogte van de ingang. Dit was voor de afstelling van een fijne resonantie. Dat de monniken zulke low level energie (ELF, Extreem Lage Frequentie) konden opsporen, of liever gezegd gewaarworden, is voor ons in de moderne hightech maatschappij haast ondenkbaar. (Hoewel er mensen zijn die zich daar ook vandaag nog van bewust zijn en dit kunnen waarnemen). Alles wat ze deden was intunen in de natuur; hun lichamen gebruikend als antennes om de energie te voelen.

Een afdruk van de sterrenhemel?
Op een dag kocht Callahan de Irish Heritage pamflet waarop alle torens zijn afgebeeld. De kaart in zich opnemend had hij opeens een inzicht. Het is de sterrenhemel; die kende hij goed van zijn reizen door de woestijn. Het zag er erg vertrouwd uit en hij trok de lijnen tussen de torens op de kaart. Het klooster van Clonmacnoise ligt in het centrum van Ierland aan de Shannon River. Clonmacnoise was één van de centra van de Iers-christelijke kloosterreligiositeit. Callahan vermoedt dat dit religieuze centrum was geplaatst om de poolster te vertegenwoordigen. Al die andere stergroepen vallen dan op zijn plaats Grote Beer, Draak, Cassiopeia, Camelopardalis en Lynx verder naar het zuiden. Wat Callahan had getekend was een bijna perfecte weergave van de hemel op het moment van het decembersolstitium. De kleine imperfecties waren gelegen in het feit dat de monniken natuurlijk rekening moesten houden met de ligging van het land.
[lengte artikel 2365 woorden]

Geestkracht in de schepping
De etherical spirit van Isaac Newton

John van Schaik

De moderne wetenschap ziet in Isaac Newton (1643-1727) haar grondlegger. Maar Newton was veel meer: hij was een beroemd alchemist en zocht naar de “occulte krachten” in de schepping.

Mechanisme versus vitalisme
In 1644 schrijft René Descartes (1596-1650) in zijn Principia philosophiae dat de bewegingen in de schepping wiskundig en mathematisch verlopen. De kosmos is een mechanisch uurwerk dat in stand wordt gehouden door de ether die de ruimte tussen de deeltjes (lichamen) vult. De ruimte is volgens Descartes niet leeg zoals de atomisten beweren. De opvatting dat de ruimte gevuld is met ether behoort in de zeventiende eeuw tot het gangbare wereldbeeld. Maar Descartes is uniek in zijn verklaring dat die bewegingen mechanisch zijn. Daarmee elimineert Descartes de idee dat de ether vitaal is of geest, zoals bijvoorbeeld de alchemist Joan Baptiste von Helmont (1579-1644) beweert.

Isaac Newton is in zijn jonge jaren zowel een mechanist als een vitalist. Maar hij is het niet eens met Descartes dat de etherbeweging de oorzaak is van de bewegingen tussen lichamen. In zijn De Gravitatione uit 1687 valt hij Descartes frontaal aan op diens opvatting dat de etherbeweging de oorzaak is van de beweging tussen lichamen (in de ruimte) – de zogenaamde gravitatie. Newton heeft namelijk in zijn eigen vacuümexperimenten ontdekt dat de ruimte wél leeg is. Niets blijft er van Descartes heel in De Gravitatione. Newton heeft het over “de absurde doctrines van Descartes”. In de Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (De wiskundige beginselen van de natuurfilosofie, kortweg de Principia) werkt Newton zijn eigen opvattingen uit over de oorzaken van de gravitatie. Uitgaande van het feit dat de ruimte tussen lichamen min of meer leeg is en dat de gravitatie dus niet in de ruimte (al dan niet gevuld met ether) kan liggen, moet de gravitatie tussen lichamen zelf bestaan. Dat worden zijn beroemde gravitatiewetten. Het zijn de lichamen in de ruimte die elkaar aantrekken of afstoten. Maar dat er ook sprake zou kunnen zijn van een “vitale” aantrekkingskracht tussen lichamen lezen we in De Gravitatione en de Principia niet. Of toch wel?!
[lengte artikel: 2406 woorden]

Het delen van de spirituale energie
De gnostische beleving van de sacramenten

Aat-Làmbert de Kwant

De theosoof Charles Leadbeater schreef in 1924 De wetenschap der sacramenten over de occulte gebeurtenissen tijdens de sacramenten. In de Vrij-Katholieke Kerk (VKK) werkt men met deze kennis. Aat-Làmbert de Kwant interviewde twee geestelijken.

Frank Kouwe (62) van de kerkgemeente Utrecht is al 34 jaar priester in de Vrij Katholieke Kerk (VKK). Sinds enkele jaren staat de kerk ook open voor vrouwelijke wijdingen. De kerk kent geen verplicht celibaat, gaat uit van reïncarnatie en belijdt dat alle godsdiensten voortkomen uit een en dezelfde bron. Wie priester is in deze kerk doet dit pro deo en heeft doorgaans betaald ander werk. Zo ook de gehuwde Frank Kouwe die als priester sinds 1977 ervaring heeft met de bediening en de werking van de sacramenten. Wat nu die werking precies is, is volgens hem eigenlijk niet te bevatten: “Het blijft ook na zoveel jaren een mysterie.”

Kouwe: “Na 34 jaar kan ik niet zeggen dit mysterie helemaal doorgrond te hebben en ik denk dat er nog heel wat te ontdekken is. Maar je staat tijdens de Mis daar ook niet als priester om iets te voelen en te ervaren. Daar gaat het niet om. De priesters in de VKK zijn tijdens het celebreren van de Mis ook niet zo uit op een mystieke ervaring. Een belangrijk aspect van de Mis en het sacrament is dat het de mens helpt in zijn geestelijke ontwikkeling”.

Geestelijke kracht straalt in de stof
Frank Kouwe is voorzichtig als hij een antwoord probeert te geven op de vraag wat er tijdens de mis in zijn kerk nu precies gebeurt: “Wat er gebeurt, is dat er een verbinding wordt gelegd tussen de hoogste geestelijke wereld en de laagste stoffelijke wereld. Het allerhoogste en allerlaagste wordt direct met elkaar verbonden. Vanuit de allerhoogste geestelijke wereld wordt in de stof een geestelijke kracht en energie uitgestraald. Brood en wijn worden tot dragers van die kracht en energie. Uiterlijk blijven brood en wijn hetzelfde, maar de innerlijke grondslag – de substantie, dat wat onder de stof ligt – wordt vervangen door de hogere, goddelijke energie. Deze verandering wordt transsubstantiatie genoemd. Transsubstantiatie is de verandering van Lichaam en Bloed van Christus in brood en wijn tijdens de (katholieke) eucharistie. We spreken dan van het Lichaam en het Bloed van Christus of anders verwoord: goddelijk leven en goddelijke liefde. Het is en blijft een groot mysterie. Niet louter symbolisch, maar een magische werkelijkheid. Wat er gebeurt, is zo groots dat er gezegd wordt dat het hedendaagse innerlijk zicht van mensen niet in staat is om ten volle waar te nemen wat er werkelijk gebeurt. In de communie tijdens de eucharistie delen we de spirituele energie – leven en liefde – die dank zij het Lichaam en Bloed van Christus tot ons komt”.
[lengte artikel: 2638 woorden]

Ethertechniek is persoonsgebonden
Moraliteit en vrije energie

Ben van Tilborg

“Zeker”, sprak Rudolf Steiner, “er zijn vormscheppende levenskrachten, maar die kunnen alleen worden benut bij een voldoende ontwikkelde moraliteit”. En dus besloot dr. Ehrenfried Pfeiffer er maar over te zwijgen.

De medicus dr. Ehrenfried Pfeiffer (1899-1961) voelde van jongsaf aan de tegenstelling tussen de materialistische, amorele, antisociale, milieu- en mens-bedreigende techniek en het ideaal van een nog te ontdekken wetenschap en techniek van het levende, sociaal-opbouwende die natuur en mens zouden kunnen helen. Zijn ideaal is vergelijkbaar met het ideaal dat bij Viktor Schauberger leefde (zie artikel Schauberger). Het is ook hetzelfde ideaal waarmee in de zeventiende eeuw de eeuwenoude Rozenkruiser-alchemisten in de openbaarheid traden. In zijn zoektocht ging Pfeiffer na de Eerste Wereldoorlog te rade bij Rudolf Steiner (1861-1925), de stichter van de antroposofie.

De ijle krachten in de natuur
Eind 1920 stelde Ehrenfried Pfeiffer aan Rudolf Steiner de vraag, of de levens- of vitale krachten en energiebronnen voor een onzelfzuchtige techniek inderdaad bestaan. Hij ontmoette juist in die tijd ook de econoom en antroposoof Guenther Wachsmuth (1893-1963), die zich dezelfde vragen stelde en met wie een levenslange vriendschap ontstond. Rudolf Steiner ging in verschillende gesprekken op hun vragen in en gaf in grote lijnen de volgende aanwijzingen: een dergelijke kracht bestaat inderdaad; het is de levenskracht of etherische kracht die al het levende, zoals bijvoorbeeld zaden, doet groeien en die ook het eigenlijke leven in mens en dier draagt; er zou een methode ontwikkeld moeten worden om de aanwezigheid van deze vormenscheppende levenskracht aan te tonen; dit zou kunnen gebeuren door middel van kristallisatie in een geprepareerde vloeistof waaraan een organisch substraat is toegevoegd. Pfeiffer heeft later in samenwerking met de landbouwkundige Lili Kolisko deze aanwijzing uitgewerkt tot de zogenaamde beeldvormende kristallisatiemethode van levenssubstanties in een oplossing van koperchloride. Ook wees Steiner hen op het boek uit de theosofische stroming van Rama Prashad: De ijle krachten der natuur (1912). Rudolf Steiner onthulde in alle openbaarheid meer over de vier substanties die in de etherische levenswereld door de helderziende en ingewijde onderscheiden kunnen worden: levens-, chemische, licht- en warmte-ether. Hij heeft daar echter nooit details over onthuld in strikt technisch-machinale zin.
[lengte artikel: 2329 woorden]

Serie: Esoterie in de schilderkunst in de Gouden Eeuw [4]
Dienaar van het woord
Rembrandts universele boodschap

Arno Kaat

“Het Woord” speelde in de cultuur van de zeventiende eeuw een belangrijke rol. Ook in de schilderkunst! In het Woord, de Logos, ligt het ideaal van een universeel christendom besloten. Dit ideaal leefde onder brede lagen van de bevolking en we komen het veelvuldig tegen bij Rembrandt.

Leven en licht zijn in Rembrandts werk in het oog springende elementen zoals we zagen in het vorige artikel in BRES271. De grote schilder stelde alles in het werk om leven/beweging en licht te realiseren in zijn werken en hij slaagde daar wonderwel in. Zo goed zelfs, dat beschouwers zijn schilderijen vaak ervaren als een verbetering van de werkelijkheid. Rembrandt, zo bleek, legde zich niet neer bij de natuurlijke grenzen die zijn medium hem oplegde.

Spreken en luisteren
Dat gold ook voor geluid.Van Rijn wilde het woord hoorbaar maken, zoals blijkt uit de studie: Am Anfang war das Wort van de kunsthistorica Christiane Häslein. Een van de voorbeelden die zij aandraagt is het dubbelportret De doopsgezinde predikant Cornelis Claesz. Anslo in gesprek met zijn vrouw Aeltje uit 1641(zie afb.). Rembrandt toont Anslo op het moment dat deze het woord richt tot zijn vrouw, waarbij Van Rijn alle mogelijke middelen inzet om duidelijk te maken: Anslo spreekt, zijn vrouw luistert. Enkele van die middelen zijn de gesticulerende hand van Cornelisz, zijn geopende mond en zijn licht voorover gebogen houding. Het lijdt nauwelijks twijfel dat dit schilderij een bijdrage van Rembrandt was aan het debat over woord en beeld, dichtkunst en schilderkunst dat al eeuwenlang werd gevoerd. In het zeventiende eeuwse, overwegend calvinistische Nederland van na de beeldenstorm viel het pleit ten voordele uit van het woord. In navolging van Häslein kunnen we aannemen dat ook voor Rembrandt het woord prevaleerde boven het beeld, al lijkt dat in tegenspraak met zijn roeping als beeldend kunstenaar.

Het standpunt van Van Rijn kunnen we ons beter voorstellen als we ons realiseren welke diepgang, reikwijdte en traditie het woord had in de calvinistische cultuur van de zeventiende eeuw. Zo lezen we bij Häslein dat de twee-eenheid van mond en oor, spreken en luisteren stond voor het innerlijke woord. We kunnen ook zeggen voor de geest. Daarentegen liet het beeld, gerepresenteerd in de visuele kunsten, stoffelijke dingen zien. Een innerlijk beleefde religiositeit, het beoefenen van het innerljke woord, was een belangrijk onderdeel van de geloofsopvatting van stromingen waar Rembrandt mee te maken had, bijvoorbeeld de waterlanders. Anslo was predikant en later oudste van de Amsterdamse waterlandergemeente. Uit de verering van het Woord trokken hij en zijn geloofsgenoten onder andere de consequentie dat hun predikanten mensen uit hun midden moesten zijn die beschikten over de gave van het woord. Het woord in de zin van menselijk spraakvermogen was immers een microkosmische versie van het macrokosmische Woord. In Anslo hadden de waterlanders een begenadigde spreker gevonden. Rembrandt vond in de portret-opdracht wellicht een goede mogelijkheid om een krachtige uitspraak te doen over de positie en de betekenisrijkdom van het woord. Anslo was daarvoor precies de juiste persoon.

Frans Banninq Cock spreekt
Rembrandt probeerde voortdurend om de vindingen die hij deed, zijn inventies, steeds verder te ontwikkelen. Een jaar na het Ansloschilderij, in 1642, signeerde hij het schilderij dat (ten onrechte) onder de naam De nachtwacht door het leven gaat. Verrassend genoeg voor een schuttersstuk vinden we daar het gesproken woord en het geconcentreerd luisteren op een vergelijkbare wijze als bij het Anslo dubbelportret. Net als daar is de gebarende hand van de spreker, Frans Banninq Cock, op de voorgrond in het zwart, licht weergegeven tegen een donkere ondergrond, om die hand zo opvallend mogelijk te laten zien. De figuur naast Banninq Cock, de luitenant, is net zo duidelijk aan het luisteren als Aeltje. Dankzij een aantekening bij een kopie van het schilderij in het dagboek van Banninck Cock, weten we wat de kapitein zegt. Er staat het volgende:

Schets van de schilderije op de groote sael van de Cloveniers-Doelen daerinne de Jonge Heer van Purmerlandt, als Capiteyn, geeft last aan zijnen Lieutenant, de Heer van Vlaardingen, om sijn Compaignie Burgers te doen marcheren.

Door kennisname van dit citaat zien we onmiddellijk dat het gesproken woord bepalend is voor het handelingsmotief van de twee voorgrondfiguren. Ook zien we meteen wat de leden van de compagnie aan het doen zijn: zij bereiden zich voor op de mars. Wij kunnen ons met de kunsthistoricus Kurt Bauch afvragen of ook hier spreken en luisteren niet de eigenlijke beeldinhoud is. De dynamiek van (uit)spreken, en luisteren, (in de zin van terughouding van het oordeel), is bij dit schilderij een terugkerend fenomeen, zoals we kunnen lezen in het hoofdstuk over De nachtwacht bij Michael Bockemühl. Daar laat de schrijver de terughouding zien die Rembrandt onder andere heeft betracht bij de definiëring van de ruimte en het tijdstip waarop de scène zich afspeelt. De zogenoemde Honderdguldenprent voltooide Rembrandt aan het begin van de veertiger jaren. Ook hier zien we een spreker, Jezus Christus. Hij is het middelpunt van de compositie.
[lengte artikel: 2436 woorden]’
Het tweede hier aangehaalde artikel werd op 27 februari het mikpunt van Trouw, in de rubriek met besprekingen van pas verschenen tijdschriften. Redacteur Religie & Filosofie Eildert Mulder (of was het toch Emiel Hakkenes? ik weet het niet meer zeker) benaderde het in het betreffende gedeelte van ‘Oude Ierse torens waren geleiders van kosmische energie’ ironisch:
‘Theologie bedrijven gebeurde in Ierland al vanaf de vierde eeuw. In vroeg-christelijke kloosters bestudeerden monniken de Bijbel. De door een aarden wal omgeven kloostercomplexen bestonden uit hutten van takken en leem, een houten kerk en één stenen gebouw: een kenmerkende ronde toren.

Van die torens zijn er nog 68 over. Vaak wordt aangenomen dat ze dienden als toevluchtsoord bij invallen van Noormannen of als klokkentoren. Maar prof. Dr. Philip S. Callahan onderzocht de torens en ontdekte “wonderbaarlijke dingen”. Bres, magazine voor religie, wetenschap en gnosis, heeft uitgebreid aandacht voor Callahans bevindingen. De ware functie van de oude stenen torens, zegt de professor (“expert op het gebied van radiotelefonie”), is dat zij geleiders zijn van kosmische energie.

Hoe Callahan daar bij komt? Bijvoorbeeld door te kijken naar de bouw van de torens. De ingang zit altijd opmerkelijk hoog, op zo’n 3 tot 5 meter boven de grond. “Als de torens worden gezien als antennes, dan verklaart dat die hoogte. Dit was voor de afstelling van een fijne resonantie. Dat de monniken zulke low level energie (ELF, extreem lage frequentie) konden opsporen, of liever gezegd gewaarworden, is voor ons in de moderne hightech maatschappij haast ondenkbaar. Alles wat ze deden is intunen in de natuur; hun lichamen gebruikend als antennes om de energie te voelen.” Juist.’
Nu wil het toeval dat Michael Eggert juist gisteren twee berichten op zijn weblog plaatste die dit tot onderwerp hebben. Ik laat ze daarom hier onverkort volgen. Het eerste heet ‘Paul Schatz und die “Randbedingungen einer spirituellen Technik”’:
‘Ein rund 30 Jahre altes Heft der Paul-Schatz-Vereinigung mit interessanten Perspektiven zwischen Windenergie, Kaaba-Würfel und der “synthetischen Geometrie”. In jedem Fall eine Denkanregung.

“Das war die Frage, die ich an Dr. Rudolf Steiner stellte, ob es eine solche Energie gäbe, die man dann vom Goetheanum aus in die Welt tragen könnte als die Antwort, als ein Aufbauen, als eine Gegenantwort zu dem Abbauen. Dr. Rudolf Steiner wies darauf hin, dass diese Energien in gewissen Stoffumsetzungen im menschlichen Körper studiert werden können. Er wies darauf hin, dass diese Energie im allgemeinen das ist, was wir die ätherischen Bildekräfte, den Ätherleib, Wärmeäther, Lichtäther usw. nennen.

Ich beziehe mich nun nicht auf die Kurse und Vorträge, sondern auf die direkte Antwort auf diese problematische Frage. Es war mein Gedanke, die Frage, ob nicht durch eine Entdeckung und Anwendung solcher Energien es möglich wäre, eine soziale Technik und soziale Ordnung zu schaffen.

Die Antwort Dr. Rudolf Steiners war, dass er ein paar ganz einfache Experimente vorschlug, die ich dann für ihn durch führte und er aus deren Verlauf sagte, er habe durch die Experimente die Antwort der geistigen Welt bekommen und die Antwort war: es ist noch nicht an der Zeit, dass diese ätherische Energie bekanntgemacht und eingeführt werden kann. Ich war dann verpflichtet, über das ganze Gebiet absolutes Schweigen walten zu lassen und bin auch heute noch gemäss den Instruktionen Rudolf Steiners dazu verpflichtet.

Aber ich fragte dann: Was sind die Bedingungen, dass die geistige Welt zustimmt, dass die Kunde dieser neuen Energie erforscht, bekannt und eventuell angewandt werden kann? Da sagte Rudolf Steiner – und das ist der Grund, weshalb ich wenigstens diesen Teil der Antwort vorbringen möchte auch mit dem Gedanken, dass man das vielleicht ein anderes Mal noch mehr tun kann – eine Bedingung, damit diese Energie nicht missbraucht wird ist, dass eine soziale Ordnung im Sinne der Dreigliederungs-Idee aufgerichtet werden müsste. Wenigstens auf einem kleinen Gebiet auf der Erde müsste eine konsequente soziale Ordnung im Sinne des Geistigen durchgeführt sein. Es würde die geistige Welt nicht die Zustimmung geben, dass diese ätherischen Energien auch nur entdeckt würden – es sei denn, dass dies geschähe.”’
Zijn tweede bericht is getiteld ‘Steiners “negative Energie”’:
‘In der heutigen Astronomie, in der es von dunkler Materie und schwarzen Löchern als Erklärungsmodellen nur so wimmelt, sind Rudolf Steiners Ausführungen zur Physik, die er in folgendem Text allerdings zunächst auf die menschliche Physis bezieht, nicht mehr besonders fantastisch:

“Über ätherische Saugkräfte sowie negative Energie sprach Steiner ausführlich während des zweiten naturwissenschaftlichen Kurses am 10.3.1920 in Stuttgart im Zusammenhang mit Wärmephänomenen. Dort wurde auf die Existenz von Saugwirkungen als dem Negativ der für die materielle Welt kennzeichnenden Druckwirkungen hingewiesen; als Fazit längerer Überlegungen zum physikalischen Wärmebegriff (...), sagte Steiner:

‘Wir sind genötigt, durch die Kraft der Tatsachen selber, uns Menschen durchaus nicht materiell vorzustellen, sondern in uns Menschen vorauszusetzen etwas, was nicht nur keine Materie ist, sondern was in all seinen Wirkungen sich zu der Materie so verhält wie die Saugwirkung zur Druckwirkung. Und stellen Sie in Reinheit unser menschliches Wesens vor, so müssen Sie es sich vorstellen als dasjenige, was die Materie fortwährend vernichtet, aufsaugt. Dass die moderne Physik diesen Begriff gar nicht entwickelt, diesen Begriff der negativen Materie, die sich zu der äußeren Materie so verhält wie die Saugwirkung zu einer Druckwirkung, das ist das Unglück dieser modernen Physik.’ (GA 321, S. 161)”

Da der menschliche Ätherleib nach Steiner eine individuelle Abschnürung einer Umkreiskraft ist, ist die Analogie vielleicht nicht zu weit hergeholt: “Also von allen Seiten der Weltperipherie, des Umkreises, werden die Gesetze wirksam, wenn der menschliche Ätherleib gebildet wird.” (GA 224, S. 94)

Zitate aus: Peter Selg, Vom Logos menschlicher Physis Bd II, Dornach 2000, S. 464 ff’
Dan heb ik nog de ‘Newsletter März’ van het ‘Institut für anthroposophische Meditation’ van 1 maart:
‘Willkommen – Was ist anthroposophische Meditation? – Bücher von Arthur Zajonc und Ulrich Ott – Gespräch mit Ulrich Ott am 20. Februar in Bad Nauheim – Neue Facetten – Radio EnlightenNext – Kommentare. — — —

Das Institut für anthroposophische Meditation ist im vergangenen Monat vielerorts willkommen geheißen worden: In der Februar-Ausgabe der Zeitschrift Die Drei ist ein kleines Porträt erschienen, ebenso im Internetportal Themen der Zeit, AnthroMedia machte aufmerksam und auch auf holländisch war über das Institut zu lesen, nämlich in Michel Gastkempers Blog Anthroposophie in de Pers. Auf Facebook zogen die Hinweise aufs Institut recht weite Kreise, und in den Mitteilungen aus der anthroposophischen Arbeit in Deutschland wurden auch die Mitglieder der Anthroposophischen Gesellschaft informiert. Last but not least: Der Finanzkreis des Arbeitszentrums Nordrhein-Westfalen hat sich maßgeblich an der Finanzierung der Website beteiligt, einmalig und freilassend. Allerseits vielen Dank!

Und Gespräche gab es natürlich auch, verschiedenster Art, mit vertrauten Menschen und mit ganz unbekannten. Fast immer aber kam die Frage: ist das denn überhaupt etwas Besonderes, anthroposophische Meditation? Meditation ist doch Meditation! Tja. Das ist eine der Forschungsaufgaben des Instituts: sichtbar und auch verständlich zu machen, was das Besondere anthroposophisch orientierter Meditation ist, und was sie gemeinsam hat mit anderen Ansätzen.

Mehr und mehr wird Meditation gegenwärtig abgelöst von ihrem spirituellen Kontext. Ob man hinduistisch, buddhistisch, christlich, anthroposophisch meditiert, das ist nicht die erste Frage. Von anthroposophischer Seite hat Arthur Zajonc mit seinem Buch “Aufbruch ins Unerwartete” eine Einführung in die Meditation vorgelegt, die dem Meditierenden keine bestimmte weltanschauliche Ausrichtung auferlegt. “Wach sein und innere Ruhe finden”, damit beginnt das erste Kapitel, und damit ist vielleicht benannt, worauf sich alle Meditierenden einigen könnten.

Auch das Buch des Gießener Psychologen und Meditationsforschers Ulrich Ott “Meditation für Skeptiker” hält sich unabhängig von einer bestimmten spirituellen Ausrichtung. Es beginnt mit einer Untersuchung verschiedener Körperhaltungen, schließt an mit am Atem ansetzenden Übungen zur Aufmerksamkeitssteuerung und führt dann über Übungen zur Regulation von Emotionen hin zur Kontrolle des Denkens. Die angegebenen Übungen werden so eingeführt, dass man sofort beginnen kann und dabei über die Ziele und die Wirksamkeit der Übungen gut orientiert wird. Für Anfänger ist dieses Buch sehr geeignet.

Der Bad Nauheimer Waldorf-Lehrer Uwe Mos hatte das Buch von Ulrich Ott gelesen und darin die anthroposophische Meditation vermisst. Er lud Ulrich Ott zu einem Gespräch mit dem Bad Nauheimer Arbeitskreis für anthroposophische Meditation ein, zu dem dann auch das Institut für anthroposophische Meditation hinzukam. Dieses Gespräch fand am 20. Februar in Bad Nauheim statt. Wir lernten dabei in Ulrich Ott einen außerordentlich interessierten und offen fragenden Forscher kennen, der – vor dem Hintergrund seiner eigenen Erfahrung als Yoga-Lehrer – mit seiner Arbeit als Meditationsforscher einen Beitrag leistet, Spiritualität in der akademischen Wissenschaft gegenwärtig und besprechbar zu machen – indem nämlich die akademische Wissenschaft spirituelle Praxis, unabhängig von jeder weltanschaulichen Vorgabe, erforscht. Der Nachmittag verlief außerordentlich anregend: in der Begegnung von Meditationsforschung und anthroposophischer Meditation befragten und zeigten sich beide Seiten gegenseitig, und begannen dabei, sich zu verändern. Rudolf Steiner übrigens hat dieses Vorgehen 1917 in seinem Buch “Von Seelenrätseln” als Begegnung von Anthropologie und Anthroposophie beschrieben. Beide Seiten stellen sich an die Grenze ihres eigenen Gebietes, stellen Grenzfragen, die sie fragend, forschend und meditierend zueinander bringen und darin eine reale Verbindung von Geist und Materie, von Spiritualität und Lebenspraxis bewerkstelligen.

Außerdem enthält “Meditation für Skeptiker” für jeden Bereich den Stand der akademischen Forschung und im Abschlussteil des Buches ist auch eine kleine Geschichte der Meditationsforschung beigegeben. Was für Untersuchungen gibt es, welche Wirkungen lassen sich durch Messung nachweisen, was berichten die Übenden selbst? Am Interessantesten sind für mich die Forschungen an Meditierenden, die eine allgemeine Seins- oder Einheits-Erfahrung anstreben. Die These von Ulrich Ott besagt, “dass während mystischer Erfahrungen die Repräsentationen von Innen- und Außenwelt miteinander verschmelzen, weil es zu einer großräumigen Synchronisierung der EEG-Wellen im Gamma-Bereich kommt.” Demgegenüber sind die Vorgänge unseres alltäglichen Gegenstandsbewußtseins “begleitet von einem raschen Auftauchen und Verschwinden von Gamma-Oszillationen, die jeweils nur für kurze Zeit die Repräsentationen bilden, die gerade aktiv sind.” Die differenziert wechselnde Gehirntätigkeit, die das Gegenstandsbewußtsein begleitet, ist ein förmliches Abbild der Trennung zwischen Subjekt und Objekt und allen Gegenständen, und ebenso ist die Synchronisation, die die Einheitserfahrung begleitet, ein Bild für die Überwindung der Grenze zwischen Subjekt und Objekt.

Bezüglich Übungen zur Erlangung einer Einheitserfahrung hält Ulrich Ott sich zurück. Vielleicht liegt hier auch eine Grenze, die sich unabhängig von einer spirituellen Ausrichtung, einem bestimmten Verständnis von Transzendenz, das ja auch der Aufklärung des Meditierenden über sein eigenes Tun dient, nicht mehr überschreiten lässt.

Die anthroposophische Meditation kommt in Ulrich Otts Buch nicht vor – das wäre auch sehr ungewöhnlich und wird sich ja vielleicht demnächst ändern! Wo könnte man sie denn einordnen? Übungen zur Kontrolle von Aufmerksamkeit, Emotionen und Gedanken liegen auch in den Nebenübungen Rudolf Steiners vor. Die anthroposophischen Meditationen im engeren Sinne aber würden vielleicht doch ein eigenes Kapitel erfordern. Denn sie gehen eigentlich durch das Anstreben einer Einheitserfahrung hindurch und – dieses gewissermaßen mitnehmend – wieder zurück in die differenzierte Welt. So spricht auch Arthur Zajonc von kontemplativem Erkennen und kontemplativem Forschen als Wieder-Zuwendung zur differenzierten Welt, das sich im Pendelschlag zwischen fokussierter Aufmerksamkeit und offenem Gewahrsein entwickelt (s. hierzu auch den im Februar-Newsletter vorgestellten Aufsatz von J. Wagemann).

Auf der hiesigen Website wurden zwei neue Facetten beigesteuert: von Michael Eggert und Agnes Hardorp  – beiden vielen Dank! Auch der Veranstaltungskalender ist weiterhin angewachsen.

Am Donnerstag, den 22. März von 20 bis 21 Uhr wird es im Radio EnlightenNext eine Sendung mit dem Titel “Meditation im 21. Jahrhundert – Tom Steininger im Gespräch mit Anna-Katharina Dehmelt” geben. mehr Live im Internet ist die Sendung über den RadioLiveStream http://enlightennext.de/live/ anzuhören (nur während der Sendung aktiv!), ebenso per Telefon.

Während der Sendung können Sie sich mit Fragen und Anregungen per Telefon oder per Mail an Radio@EnlightenNext.org aktiv in die Sendung einbringen. Die Sendung steht ab dem 23. März auf der Website www.enlightennext.de/radio zum Anhören und für den Download bereit.

Zum Schluss die Bitte: halten Sie uns auf dem Laufenden, über Veranstaltungen, über interessante Neuerscheinungen, Tagungen, Websites und Diskussionen im Netz!’
Ik heb uit de hoek van vrijscholen ook nieuws. Vandaag kwam Anthromedia.net met ‘Schülerzeitung ohne Tabus’:
‘Der zweite Preis beim Wettbewerb der Schülerzeitungen der Länder 2012 in der Kategorie “Gymnasien” geht an die Schülerzeitung der Freien Waldorfschule am Kräherwald “ebbes News”.

Die Gewinner des SZ-Wettbewerbs der Länder
Gymnasium

1. Platz: Innfloh, Ruperti-Gymnasium, 84453 Mühldorf am Inn, Bayern
2. Platz: Ebbes News, Freie Waldorfschule am Kräherwald, 70192 Stuttgart, Baden-Württemberg
3. Platz: Der Spargel, Erich-Kästner-Gymnasium, 30880 Laatzen, Niedersachsen
Förderpreis: Laut!, Johann-Gottfried-Herder-Gymnasium, 51065 Köln, Nordrhein-Westfalen

Es war nur eine kurze Email, die die Redakteure der Schülerzeitung der Freien Waldorfschule am Kräherwald “ebbes News” zum Jubeln brachte:

“Herzlichen Glückwunsch, ihr habt es geschafft und wurdet von der Jury des Schülerzeitungswettbewerbs der Länder 2012 im Bayrischen Staatsministerium für Unterricht und Kultus am 17. Februar 2012 prämiert! In der Kategorie ‘Gymnasien’ habt Ihr den 2. Platz belegt. Damit gehört ihr zu den Glücklichen, die vom 10. bis 12. Mai nach Berlin eingeladen werden, um an der feierlichen Preisverleihung im Bundesrat und dem anschließenden Schülerzeitungskongress teilzunehmen .... Herzlichen Glückwunsch!”

“Das war eine echte Überraschung!”, freut sich Chefredakteurin Sarah Roller. Gemeinsam mit Maximilian Reinold (10. Klasse) leitet die Zwölftklässlerin das fünfzehnköpfige Redaktionsteam. In regelmäßigen Sitzungen erarbeiten sich die Waldorfschüler ihre Themen und suchen sich ihre Gesprächspartner.

“Das Interview mit dem baden-württembergischen Ministerpräsidenten Winfried Kretschmann auf der Seite 12 in unserer letzten ebbes News Ausgabe hatte die Jury überzeugt”, erzählt Sarah. Ihr Redaktionskollege Maximilian erinnert sich, wie er den Ministerpräsidenten traf: “Bei einer Pressekonferenz auf der Bildungsmesse ‘didacta’ stand er plötzlich vor uns. Da nahmen wir unseren Mut zusammen und stellten ihm spontan ein paar Fragen. Ich war sehr aufgeregt, aber Herr Kretschmann hat uns alles ausführlich beantwortet.” Doch auch die übrigen Beiträge in der Rubrik “Politik und Gesellschaft” zeigen, dass es für die Jugendlichen der Freien Waldorfschule am Kräherwald keine Tabus gibt: Ob der Atomausstieg (“Müssen wir Eure Suppe auslöffeln?”), die Babyklappe (“Ehrfurcht vor dem Leben”) oder die Auftritte der Politiker bei Facebook (“Gefällt mir ...nicht!”) – die Welt der Erwachsenen bekommt ihr Fett weg.

“In der Waldorfschule haben wir gelernt selbstständig zu recherchieren und zu arbeiten”, sagt Sarah. “So fällt es uns leicht, auch Prominente anzusprechen und mit ihnen ins Gespräch zu kommen.” Kein Wunder, dass die aktuelle Ausgabe der ebbes News die Jury beeindruckte: Außer Winfried Kretschmann zogen die jungen Redakteure den Rapper Samy Deluxe, EU-Kommisar Günther Oettinger, den Vizepräsidenten des olympischen Komitees Thomas Bach und den ehemaligen Boxweltmeister Firat Arslan vor ihr Mikrofon un dstellten die Fragen, die die Jugendlichen bewegten. Chefredakteurin Sarah Roller verliert dabei nicht die für sie wichtigste Aufgabe einer Schülerzeitung aus den Augen: “Wir wollen die Stimmer der Jugendlichen sein.”

Informationen über die Gewinner des Schülereitungswettbewerbs der Länder erhalten Sie unter folgendem Link: http://www.schuelerzeitung.de/projekte-und-veranstaltungen/sz-wettbewerb/gewinner-2012/
Over de Didacta gesproken, dan kan ‘Waldorfbewegung präsentierte sich zukunftsorientiert auf der Didacta’ er ook nog wel bij, een verslag van Christian von Arnim van 21 februari op News Network Anthroposophy Limited (NNA):
‘Zukunftsimpulse für das Bildungswesen standen im Mittelpunkt des Auftritts der Waldorfbewegung auf der Bildungsmesse Didacta vom 14. bis 18. Februar in Hannover. Auch im 93. Jahr nach ihrer Gründung habe die Waldorfpädagogik ein überzeugendes Innovationspotential vorzuweisen, erklärte Henning Kullak-Ublick, Vorstandsmitglied im Bund der Freien Waldorschulen, laut Pressemitteilung im Vorfeld der Bildungsmesse.

In Beiträgen zu den Zukunftsaufgaben des Bildungswesens befassten sich Waldorf- und andere Experten in Podiumsgesprächen mit aktuellen Bildungsfragen. So besprachen Prof. Michæl Brater von der Alanus Hochschule und der Gesellschaft für Ausbildungsforschung und Berufsentwicklung (GAB), München, der taz-Bildungsexperte und Buchautor Christian Füller und Zan Redzic, Klassenlehrer an der Interkulturellen Waldorfschule Mannheim am Anfang der Woche “Waldorfschule und Interkulturalität”.

Moderator Henning Kullak-Ublick verwies in seiner Einleitung am Beispiel Stuttgart auf den ständig steigenden Anteil von Kindern mit Migrationshintergrund, der bei den Neugeborenen rund zwei Drittel betrage. Das Thema Interkulturalität gewinne so ständig an Bedeutung.

Klassenlehrer Zan Redciz berichtete aus dem Schulalltag des Waldorfschulen-Pilotprojekts in einem sozialen Brennpunkt, bei dem beispielsweise auch das muslimische Zuckerfest am Ende des Fastenmonats Ramadan gemeinsam gefeiert werde. Der zurzeit in Spanisch, Türkisch, Russisch, Kroatisch und Polnisch stattfindende sogenannte “begegnungssprachliche Unterricht” fördere das gegenseitige Verständnis der Schüler. Viel hinge aber auch von der Haltung der Lehrer ab: “Sie müssen offen sein und zuhören, was von den Schülern kommt”, so Redzic. Ein Rezept im Umgang mit den benachteiligten Kindern und Jugendlichen gebe es nicht. Er forderte, die Lehrer in ihrer Ausbildung besser auf diese Aufgabe vorzubereiten.

Das “Geheimnis des Erfolgs” der Interkulturellen Waldorfschule Mannheim liege in dem wichtigen waldorfpädagogischen Grundsatz, dass Heterogenität nichts Schwieriges, sondern etwas prinzipiell Bereicherndes sei, schlussfolgerte Prof. Brater, der die Interkulturelle Waldorfschule einige Jahre lang wissenschaftlich begleitet hat. Besonders spektakulär war dabei das Ergebnis der sprachfördernden Wirkung des Unterrichts. Im zweiten Schuljahr seien in der Sprachkompetenz keine Unterschiede mehr zwischen Kindern mit deutscher oder anderer Muttersprache festzustellen gewesen. Dies liege auch an der gewollten Zusammensetzung der Klassen mit höchstens 50 Prozent Kinder mit Migrationshintergrund.

Christian Füller sah in der Mannheimer Schule einen “Testlauf, ob Waldorf auch anders kann”. Nach der Gründung durch den Fabrikanten Emil Molt vor mehr als 90 Jahren sei die Waldorfschule zugleich Bürger- und Arbeiterschule gewesen, die “Wurzeln sind also beide da”, betonte Füller. Er forderte die Waldorfschulen auf, sich mehr mit modernen Unterrichtsmethoden auseinanderzusetzen. Auch Prof. Brater wünschte sich die Waldorfschulen “mehr in Bewegung” und unterstrich die innovativen Impulse, die von der Interkulturellen Waldorfschule Mannheim ausgehen.

“Kann Schule gesund sein?” diskutierten zwei Tage später der Kinderarzt Dr.  med. Jan Vagedes (Filderklinik bei Stuttgart) und Dr.  Christoph Hueck (Freie Hochschule Stuttgart). Die so genannten neuen Kinderkrankheiten wie Konzentrations- oder Schlafstörungen müssten genauso ernst genommen werden wie die früheren Infektionskrankheiten, forderten die Experten. Arzneimittel könnten hier keine Lösung sein, betonte Moderatorin Celia Schönstedt und wies darauf hin, dass der Verbrauch von Ritalin in Deutschland von 34 kg 1993 auf 1,8 Tonnen im Jahr 2010 gestiegen sei. Dem setzten Hueck und Vagedes “die Idee einer gesundenden Schule” entgegen.

Die Waldorfschule sei von ihrem Gründer Rudolf Steiner von Anfang an mit der Absicht konzipiert worden, Schule müsse zur Gesunderhaltung beitragen, betonte Dr.  Hueck. Dies gehe weit über die übliche Gesundheitserziehung an Schulen hinaus, die vorwiegend auf Sport und gesunde Ernährung setze. “Die Idee besteht darin, dass die Art des Unterrichts und die gesamte Gestaltung der Schule auf die Gesundheit der Kinder einwirkt”, so Hueck.

Dies bedeute konkret, erläuterte Dr.  med. Jan Vagedes, dass nicht nur die kognitive Seite der Kinder und Jugendlichen angesprochen werde. “Der Unterricht muss nicht nur den Kopf, sondern auch Herz und Hand ansprechen. Wichtig ist außerdem, dass dies im Wechsel geschieht.” Vagedes veranschaulichte seine These durch den Vergleich mit dem Herz-Kreislaufsystem, dessen Stabilität vom Wechsel zwischen An- und Entspannung abhänge.

Unterrichtskonzepte wie G 8, die mit ihrer Stoffmenge die Schüler ständig unter Druck setzten, blieben nicht ohne Auswirkung auf die Gesundheit. Die beiden Experten belegten ihre Aussagen mit einem Experiment zur Herzratenvariabilität (HRV), das die Besucher der Veranstaltung an einem Monitor mitverfolgen konnten. Anhand der Darstellung von Puls- und Herztätigkeit einer Teilnehmerin war zu sehen, wie sich zum Beispiel die Anspannung beim Lösen einer Rechenaufgabe direkt auf die Herztätigkeit auswirkt. “Das Herz ist keine einfache Pumpe, sondern ein feines Sinnesorgan, das jede Belastung sofort abbildet”, betonte Hueck. So sei der Stress eines Managers auch an verringerter Herzratenvariabilität erkennbar, während jemand, der viel meditiere, eine stärker ausgeglichene Herztätigkeit, sogenannte Kohärenz, aufweise.

Zum Gesundheitskonzept der Waldorfschulen gehört nach Aussage der beiden Experten auch das Fach Eurythmie: “Mit der Eurythmie steht uns eines der wirkungsvollsten Heilmittel zur Verfügung, ganz besonders in Form der therapeutisch wirkenden Heileurythmie”, so Vagedes. Er verglich die Bewegungskunst Eurythmie, die es nur an der Waldorfschule gibt, mit Tai Chi, das unter anderem in China zum Alltag gehöre. Entscheidend dabei sei die “beseelte Bewegung”, durch die ein Gleichgewicht zwischen innerem Erleben und äußerem Handeln erreicht werde. Wie das moderne Stressmanagement zeige, sei dieses Gleichgewicht entscheidend für die Fähigkeit, mit Stress gesund umzugehen. Die Anwesenden konnten während der Veranstaltung auch selbst eine eurythmische Übung ausprobieren.
Für Aufsehen sorgt auf Europas größter Bildungsmesse auch der von dem Bildhauer Ulrich Lindow als begehbares Kunstwerk gestaltete Messestand. Auch die zahlreichen künstlerischen und handwerklichen Darbietungen von Waldorfschülern aus der Region, die beim Messeauftritt der Waldorfschulen auf der didacta schon Tradition sind, begeistern die Messebesucher.’
Het is weer heel wat vandaag. Maar ook al bericht de website van de Antroposofische Vereniging in Nederland er niet of nauwelijks over, interessant antroposofie-gerelateerd nieuws in binnen- en buitenland is er dus genoeg.
.

1 opmerking:

Willehalm zei

Op 25 februari jl., de vermoedelijke geboortedag van Rudolf Steiner, heb ik mij met een brief aan het bestuur, leden, oud-leden en vrienden van de Vereniging kandidaat gesteld voor het nieuwe voorzitterschap van de Anthroposofische Vereniging in Nederland. Op mijn nieuwe blog Het-nieuwe-voorzitterschap.blogspot.com is deze brief alsmede ander nieuws te lezen, o.m. dat Kees Lam, die het proces van bestuurlijke vernieuwing in hand heeft genomen cq. gekregen, mij uitgenodigd heeft voor een gesprek op 28 maart op het secretariaat in Zeist. In een reactie schreef mij oud-lid Wim Veltman dat ik mijn doelstelling waarschijnlijk niet zou halen, omdat de leden te ver verwijderd zijn mijn "radicale en gezondmakende aanpak". Er zouden eerste "andere dingen" moeten gebeuren, zoals het plaatsen van de statue, de mensheidsrepresentant op de plek die Rudolf Steiner in het tweede Goetheanum had aangegeven ("genau am selben Ort". Binnenkort komt mijn tweed brief met o.m. eem antwoord op deze en andere reacties op mijn kandidaatstelling. Gisteren was ik op de bijeenkomst Jong en Oud van de Jongeren sectie in Driebergen in de Villa alwaar ik mijn kandidatuur bekend heb gemaakt.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)