Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

woensdag 12 oktober 2011

Eenmanshelikopter


Dat van die eenmanshelikopter heeft niks te maken met deze foto; dat verhaal begint namelijk hieronder.
‘Das Goetheanum ist ein Gebäude in Dornach, rund zehn Kilometer südöstlich von Basel, in der Schweiz. Es dient als Sitz und Tagungsort der Allgemeinen Anthroposophischen Gesellschaft, der Freien Hochschule für Geisteswissenschaft und vor allem als Konzerthaus und Theaterbau.

Bei dem 1928 eröffneten markanten wie monumentalen Sichtbetonbau mit weit gespanntem Dach gehört der weitestgehende Verzicht auf rechte Winkel zum Identitätsmerkmal der anthroposophischen Architektur.

Zusammen mit anderen stilistisch ähnlichen Bauten in der näheren Umgebung bildet das seit 1993 unter Denkmalschutz stehende Goetheanum ein Ensemble und zählt zur Liste der Kulturgüter nationaler Bedeutung.’
Dit schrijft Roger Maeder op zijn website, of laat ik liever zeggen, op zijn videokanaal. Want op Vimeo heeft hij een stapel filmpjes gezet, betoverende filmpjes, intussen al meer dan honderd (115 om precies te zijn), waarvan hij de meeste zittend in een eenmanshelikopter om zijn object heencirkelend heeft geschoten. Zo ook met ‘Das Goetheanum’ medio september. Kijk in bijna vijf minuten hoe het Goetheanum in zijn omgeving er van alle kanten uitziet, ondersteund door een prachtig muziekje, waarvan ik de herkomst helaas niet heb kunnen achterhalen.
Op zondag publiceerde AntroVista een overlijdensbericht van Eva Mees, door haar dochter Saskia Mees. Inmiddels is dit overlijden ook op de website van de Antroposofische Vereniging bekend gemaakt:
‘Eva Mees, grondlegster van de kunstzinnige therapie in Nederland, is op 8 oktober vredig gestorven. In 1968 startte ze samen met haar echtgenoot de eerste opleiding voor kunstzinnige therapie: “De Wervel” in Zeist. De crematie van Eva Mees is in besloten kring. Woensdag 12 oktober, vindt om 20.00 uur in Antropia in Driebergen een feestelijke herdenking plaats. Iedereen die zich bij Eva Mees betrokken voelt, is van harte welkom.’
Elf jaar geleden, in juli-augustus 2000, publiceerde ‘Motief, maandblad voor antroposofie’ nr. 32 een interview met haar van Jelle van der Meulen, dat een mooi overzicht van haar leven geeft. Het is getiteld ‘Eva Mees: “Wat staat mij nu nog te doen?”’
Eva Mees-Christeller werd deze zomer 75 jaar. Haar leven is verbonden met de ontwikkeling van de zogenoemde ‘kunstzinnige therapieën’. Ook was zij betrokken bij de oprichting van drie instituten: De Maretak, De Wervel en Arta.

‘Veel mensen zitten op het moment in een crisis’, zegt zij ernstig als ik haar flat betreed. ‘Ik ook’, voegt zij er direct aan toe. En als zij mij enkele uren later met de auto wegbrengt: ‘Mijn leven heeft veel goeds gebracht. Waarom zou het niet ook een bepaalde periode iets minder kunnen gaan?’

Eva Mees-Christeller is net 75 jaar geworden. Samen met haar tweeëntwintig jaar oudere echtgenoot Leen Mees, die in 1990 overleed, richtte zij drie instituten op: het verpleeghuis De Maretak, het kunstzinnig-therapeutische academie De Wervel en het afkickcentrum Arta. Daarnaast publiceerde zij boeken en gaf lezingen en seminars over de hele wereld. Internationaal is haar naam verbonden met het begrip ‘kunstzinnige therapie’, dat aanvankelijk eerst in antroposofische kringen betekenis kreeg, maar gaandeweg ook daarbuiten begrip ontmoette.

Voor een belangrijk deel bestaat haar leven uit het onderzoeken van de therapeutische mogelijkheden van de kunsten, vooral de schilderkunst, het tekenen en de muziek. Het verhaal dat zij Motief vertelt – zakelijk en feitelijk, met een vermoeide ondertoon – maakt duidelijk dat haar eigen verbinding in de eerste plaats bij de kunsten ligt en niet bij het medische. Eva Mees had net zo goed, of misschien had dat zelfs meer voor de hand gelegen, een professionele musicus kunnen worden. Zij had en heeft er niet alleen de artistieke vaardigheden voor, maar ook de levenshouding. Behalve dat zij iets heeft van een diva – worden die tegenwoordig nog geboren? – begrijpt zij door en door welke betekenis de kunsten hebben voor het leven.

Haar leven nam echter een wending toen zij kort na de Tweede Wereldoorlog Leen Mees ontmoette, die in de eerste plaats arts was, maar ook een begaafd musicus en vooral een spreker. Het huwelijk dat volgde, kreeg iets van een werkplaats, waarin de geneeskunde en de kunsten op elkaar betrokken raakten, als twee geliefden die het beste uit elkaar tevoorschijn halen. Uit die verbinding ontstond naar aanleiding van het werk in Duitsland van Margareta Hauschka de kunstzinnige therapie in Nederland en later de drie hierboven genoemde instellingen; en daarmee kreeg vervolgens het leven van op zijn minst honderden mensen een nieuwe inhoud en richting.

‘Maar nu’, zegt zij, ‘weet ik eigenlijk niet meer wat mij nog te doen staat. Sinds de dood van mijn man lijkt het alsof de wereld niets meer vraagt, alsof het werk gedaan is. Tegelijk is het echter een feit dat ik nog leef, dat ik er eenvoudig nog ben. Natuurlijk zijn er wel dingen waar ik mij mee bezighoud, zoals het vraagstuk van de asielzoekers, maar op de een of andere manier lijkt een kern te ontbreken. Hoe moet ik dat begrijpen? Wat willen zij daarboven nog van mij?’

Over de asielzoekers komt Eva Mees in de loop van dit verhaal nog te spreken. Eerst zal zij in grote lijnen over haar leven vertellen. Zij heeft dat klaarblijkelijk goed voorbereid, want op haar schoot liggen een paar vellen papier, die zij van tijd tot tijd in haar hand neemt, bijvoorbeeld om de juiste volgorde van de gebeurtenissen in de gaten te houden. Uit haar verhaal blijkt dat zij – als een musicus – gevoel heeft voor weerkerende motieven. Haar vertellen is meer een spelen: zij benadrukt de ene toon en laat de andere meer op de achtergrond als een echo meeklinken.

‘Ik ben in 1925 in Berlijn geboren’, begint zij eenvoudig. ‘Het Duits is dan ook mijn moedertaal. Tot mijn vierde levensjaar was ik veilig en leefde ik in een elitaire omgeving. Dat hield op toen plotseling mijn vader stierf, die hoogleraar pathologie was. Hij was ineens dood. Overwerkt. Vanaf dat moment hield de welvaart en daarmee de zekerheid op. Mijn moeder studeerde psychoanalyse bij Carl Gustav Jung in Zürich en was veel weg.’

‘Ik ben van joodse afkomst, alhoewel ik daar als kind eigenlijk niets van wist. Lang heb ik mij voor die afkomst geschaamd. Ik voelde mij Duitser. Op mijn zevende jaar moest ik weg uit Berlijn, niet vanwege Hitler, maar vanwege de gezondheid van mijn broer Gert. Hij moest kuren en om die reden werden wij ondergebracht in een pleeggezin in Zwitserland. Ik kwam terecht in Ascona, Tessin, waar ik vloeiend Italiaans leerde spreken.’

‘In 1932 deed zich het volgende voor. Ik was toen dus acht jaar oud. Er werd ergens een kerstspel gehouden, dat een diepe indruk op mij maakte. Het spel werd in een kleine ruimte gespeeld, met een trap waar achtereenvolgens de engel, Maria en Jozef afdaalden. Toen ik jaren later hierover aan mijn man vertelde, werd hij bleek en zei: “Die Jozef, dat was ik...” Leen bleek dus op hetzelfde moment in Ascona te zijn geweest en ik heb hem toen in de gestalte van Jozef gezien. Hij was toen negenentwintig, ik zeven. Het zou nog tot 1949 duren, na vele omzwervingen, voor wij elkaar werkelijk ontmoetten.’

‘In 1936 zijn wij geëmigreerd naar Rome, waar mijn moeder een praktijk als psychoanalytica en masseuse begon. Ik kwam op een nonnenschool en raakte geïntrigeerd door het rooms-katholieke leven. De kortste weg naar school liep door een grote kerk, die eigenlijk uit twee kerken bestond: een nieuwe boven een oude. Op weg naar school liep ik altijd door die kerk, eerst door het oude en daarna door het nieuwe gedeelte, om het gezang te horen, wat mij diep beroerde. In Rome zoog ik de schoonheid van de oudheid in mij op. En ik ontdekte er mijn talenten.’

‘Hoe ik was als kind? De mensen vonden mij knap, in uiterlijke zin. Ik was een enthousiast kind, met een melancholische ondertoon. Ik wilde graag leren. Nee, ik had eigenlijk niet veel verbindingen met mensen. Ik liep rond met mijzelf en dat leek mij genoeg. In Rome had ik slechts één boezemvriendin, die later naar Lima is vertrokken en waar ik nooit meer iets van heb vernomen.’

‘Doordat wij joods waren moesten wij vanwege Mussolini op een gegeven moment Italië verlaten. Na een vakantie verlieten wij hals over kop Rome om op de boot naar Nieuw-Zeeland te stappen. Mijn moeder had voor twee landen een visum aangevraagd, Amerika en Nieuw-Zeeland, en wij zouden naar het land gaan dat als eerste toestemming gaf. Dat was dus Nieuw-Zeeland... We konden enkele koffers pakken, maar moesten verder al onze bezittingen achterlaten. Na vijf weken op de boot, via het Suez-kanaal, kwamen wij daar aan. Wij kenden er niemand.’

‘Ja, Nieuw-Zeeland... Ik ben er vroeg volwassen geworden. Ik verdiende er mijn eigen geld, door op kinderen te passen en te naaien. Daardoor was ik er vroeg aan gewend voor mijzelf te zorgen. Twee mensen zijn in Nieuw-Zeeland belangrijk geweest. De eerste was Karl Wolfkehl, een oudere man die dichter was. Mijn broer en ik lazen hem de literatuur voor waar hij van hield, zodat ik het werk van Goethe en van veel andere schrijvers en dichters echt goed leerde kennen.’’Het brood dat wij bij hem te eten kregen had een bijzondere kwaliteit. Het bleek te zijn gebakken door de vrouw van de tweede persoon die belangrijk was, namelijk Max Reitzenstein, een fijnzinnige antroposoof... Mijn broer en ik waren vaak bij deze man en vrouw, waar wij veel kunstzinnige dingen samen deden. Ook hier weer de literatuur: Goethe, Schiller, Morgenstern... Hier hoorde ik ook vaak de naam van Rudolf Steiner noemen.’

‘Gert, mijn broer, werd timmerman, om brood op de plank te hebben. Maar hij wilde eigenlijk euritmie gaan doen, wat mijn moeder en ik maar gek vonden. Ikzelf wilde er niet aan, totdat hij mij een keer midden in de bush-bush drieledig liet lopen: de voeten tillen, de voeten dragen, de voeten plaatsen; tillen, dragen, plaatsen... Ik moest daarbij de armen in drie cirkels rond laten draaien, zodat ik de drie dimensies ervoer als drie kosmische inrichtingsprincipes. Ik vond dat geweldig, echt geweldig; het was alsof zich een geheel nieuwe wereld opende.’

‘Daarop nam ik ook deel aan een groepje dat De filosofie van de vrijheid bestudeerde, maar daarvan begreep ik weinig. Wel vond ik de mensen interessant. Maar boven alles was het zo: doordat ik mijn broer liefhad, nam ik aan dat de antroposofie iets belangrijks was. Als Gert zich er zo mee bezighield, moest het wel iets groots zijn. Ja, mijn relatie met mijn broer is heel belangrijk. Hij is een tweede vader voor me geworden. Hij woont nog steeds in Nieuw-Zeeland en elke paar weken schrijven wij elkaar, al bijna vijftig jaar lang.’

‘Mijn moeder hield zich bezig met oosterse religies en filosofie, zoals het werk van Vivekananda en de Bhagavad Gita, waardoor de antroposofische denkbeelden niet geheel vreemd waren. Ook leerde ik een violist kennen die mij in de koeienstal les gaf, waardoor ik grote sprongen vooruit maakte. Ik kreeg toen mijn eerste diploma’s, leerde muziektheorie en uiteraard viool spelen. Ik kwam in een radiostrijkkwartet en begon toen voor het eerst behoorlijk als musicus te verdienen.’

‘In Nieuw-Zeeland begon ik periodiek te lijden aan slapeloosheid, wat mij mijn verdere leven heeft begeleid. Nog steeds zijn er perioden dat ik nauwelijks kan slapen. Ik had een diep verlangen naar het leven in Europa: ik wilde terug, om verder de muziek te leren kennen en ook de antroposofie. Ik ben toen naar Engeland gegaan en heb een jaar in Londen muziek gestudeerd. Vervolgens ging ik naar Parijs, waar de violist George Enesco zomercursussen gaf die ik volgde. In Parijs heb ik daarna twee jaar bij Arthur Honegger en Yvonne Astrac gestudeerd.’

‘En toen, het was 1949, kwam Dornach. In de zomer kreeg ik een job in het orkest dat de opvoering van Goethes Faust begeleidde en ook speelde ik er voor de euritmie. Op een goede dag verschenen er in de repetitieruimte twee mannen, waarvan ik dacht dat zij Italianen waren, omdat zij Italiaans spraken. Eén ervan bleek mijn latere man te zijn, Leen Mees, die naar de ruimte was gekomen om er zijn Stradivarius te laten horen die hij had geërfd. Toen hij mij hoorde spelen, kwam hij op mij af en schoof de Stradivarius onder mijn kin. Hijzelf ging vervolgens achter de piano zitten om mij te begeleiden, uit zijn hoofd, zonder papier... We speelden het Concert in E-Dur van Johann Sebastian Bach. Ik weet nog dat het hele gebeuren mij vleugels gaf en op dat moment werd de basis voor een hechte band gelegd. Het was, zoals dat heet, liefde op het eerste gezicht. Leen was op dat moment nog getrouwd, alhoewel hij al gescheiden leefde. In 1950 ben ik naar Scheveningen verhuisd, waar wij toen twee jaar later ook zijn getrouwd. In 1955 werd onze dochter Saskia geboren.’

‘Je kunt wel zeggen dat ik mijn carrière als violiste heb opgegeven om therapeutisch te werken. Dat begon al in De Maretak in Driebergen, het verpleeghuis dat in 1959 werd opgericht en dat 30 tot 35 bedden had. Leen was de geneesheer-directeur en ik was betrokken bij de therapeutische kant. Het was eigenlijk de gelukkigste tijd van mijn leven. Wij waren pioniers en leefden in een gemeenschap, wat ik heerlijk vond. Mensen, altijd mensen!’

‘We liepen toen twee kunstschilders tegen het lijf, die een opleiding tot therapeut wilden. Door de grondige gesprekken met die twee is het in 1968 gekomen tot de oprichting van De Wervel. We zaten nog in het gebouw van De Maretak, waar wij overigens ook woonden. Later hebben we in Driebergen een speciaal huis voor De Wervel laten bouwen, waar Leen en ik, samen met onze dochter, ook gingen wonen. De Wervel groeide en groeide, wat ertoe leidde dat Leen niet langer geneesheer-directeur van De Maretak kon blijven. De Wervel en zijn werk als spreker in vele landen vroeg teveel aandacht. Steeds moesten we weer aanbouwen en aanbouwen, tot het in 1988 niet meer ging en we De Wervel moesten verhuizen naar het oude gebouw van de Vrije Pedagogische Academie in Zeist.’

‘In 1978 studeerden drie jonge mensen aan De Wervel, die alle drie verward waren, vaak te laat kwamen... Het bleek dat zij gebruikers van soft drugs waren. Voor Leen was dat enkele jaren later aanleiding het boekje Drugs waarom eigenlijk? te schrijven, dat de basis legde voor de oprichting van Arta. Vooral Loek Dullaert heeft zich indertijd erg ingespannen om er subsidie voor te krijgen en een plek te vinden. Ik heb me op zeker moment uit Arta teruggetrokken, omdat het werken in twee instituten mij teveel was.’

‘Bij De Wervel ging het op een gegeven moment om het opzetten van een opleiding tot muziektherapeut, naast die van de schildertherapie die al was ontstaan. Inmiddels is er nu een vierjarige opleiding muziektherapie, die elk jaar weer een nieuwe groep krijgt. De jongste groep bestaat uit twintig mensen. In 1988 werd het boekje Kunstzinnige therapie in de praktijk gepubliceerd, dat ook in het Duits, Engels, Japans en Italiaans verscheen. En in 1997 verscheen het boek Genezen met kunst. Ook na de dood van mijn man heb ik nog vele seminars en lezingen gegeven, onder andere in Amerika, Italië, Duitsland, Frankrijk, Finland, Hongarije, Portugal en Tsjechië. Verder is kortgeleden de nieuwe vertaling van de Weekspreuken van Rudolf Steiner verschenen, met aquarellen die ik heb gemaakt. De aquarellen zijn trouwens te bezichtigen in het Leendert Meeshuis. Verder ben ik ook nog actief in het zogenaamde Christeller-strijkkwartet.’

‘Alles liep eigenlijk altijd op rolletjes. Ik twijfelde nooit aan wat ik deed, aan de antroposofie of aan wat het leven van mij vroeg. Maar dat veranderde langzaam: mijn man werd ziek en er gebeurden andere dingen in mijn leven die mij verontrusten. Het leven werd ineens minder gezegend door boven.’

‘Hoe ik er nu voorsta? Ik geef geen lessen meer, deels omdat ik er niet meer voor word gevraagd, maar deels ook omdat het mij teveel is geworden. Na de dood van Leen begon ik te merken dat sommige dingen mij teveel werden, zoals het te intensief bezig zijn met het reilen en zeilen van De Wervel. In 1999 werd ik geridderd voor wat ik heb gedaan voor de ontwikkeling van de kunstzinnige therapie. Uiteraard was ik daar heel blij mee, omdat het een erkenning in hield van ons werk. Maar tegelijk werd ik er ook droevig van, want het riep de vraag op: wat staat mij nu nog te doen?’

‘Ik voel mij wel eens een nomade, zonder een thuis. Ik ben in Berlijn geboren, heb in tal van plaatsen in de wereld geleefd en ervaar Nederland niet als mijn thuisland. Natuurlijk, mijn dochter, mijn kleinkinderen en vele goede vrienden leven hier, maar niettemin heb ik niet het gevoel dat hier mijn wortels liggen. Bovendien heb ik nooit in mijn leven vrije tijd gehad; ik werkte altijd. Nu staat levensgroot de vraag voor me: wat moet ik doen?’

‘Een richting die ik voel heeft te maken met de vraag: wat heeft mijn leven betekend? Ik ben cursussen biografisch schrijven gaan doen bij Rinke Visser, om een verhouding te krijgen tot mijn biografie. Ergens heb ik het gevoel dat de stilte waar ik mij nu in bevind, daarmee te maken heeft, alsof er nog een soort van onderzoek nodig is. Maar tegelijk merk ik hoe moeilijk het is de kracht in jezelf te vinden om zoiets aan te gaan. Ik geloof inderdaad dat ik sterk afhankelijk ben van andere mensen, van hun interesse, hun vragen... Met lege stoelen kan ik niet zo veel beginnen...’

‘Je zou ook kunnen zeggen dat ik in een soort isolement ben terecht gekomen. Ik ben ervan overtuigd dat daar een bepaalde zin in schuil gaat, maar welke is dat? En hoe kun je die ontdekken? Maar nu ik zo over mijn leven vertel en al die dingen weer voor me zie die zijn gebeurd, merk ik dat er inderdaad een vraag in mij leeft die betrekking heeft op de diepere betekenis van de gebeurtenissen van mijn leven. Misschien is dat wel de bedoeling van het isolement: het wakker roepen van die vraag.’

‘Wel iets nieuws van de laatste jaren is het vraagstuk van de asielzoekers, waar ik samen met Marijke Kuipers en anderen mee aan de slag ben gegaan. Wat wij willen is kunstzinnige activiteiten aanbieden aan centra voor asielzoekers, zodat het leven van die mensen, terwijl zij wachten en wachten, vreugde en zin krijgt. In één centrum zijn we ook daadwerkelijk aan de gang gegaan, iets wat vooral te danken is aan de nuchtere doorzettingskracht van Marijke. Maar moeilijk is het wel, omdat het beleid in Nederland erop is gericht het leven van asielzoekers zo zelfstandig mogelijk te maken, dat wil zeggen zonder veel hulp. Hier ligt een grote taak, die ik ook als zodanig herken. Niettemin beleef ik het niet als een kern in mijn huidige leven. Die ligt, zoals gezegd, toch meer op innerlijk gebied. Ik hoop dat ik die draad de komende tijd te pakken krijg.’
Het naar haar man genoemde Leendert Meeshuis, in zekere zin de opvolger van de Maretak, was gisteravond nog in het nieuws, in EenVandaag, ‘Instellingen zeggen zorg op van lastige bewoners’:
‘Verslag: Simone Timmer Redactie: Barbara van Gool
Zorginstellingen kunnen van je af als ze dat willen. Ongeveer honderd keer per jaar zeggen verpleeghuizen en gehandicapteninstellingen daarvoor letterlijk een zorgcontract op.

Soms wordt gezocht naar vervangende huisvesting, omdat niet meer aan de toenemende zorgvraag kan worden voldaan. Maar het komt ook voor dat de instelling de bewoner weg wil hebben “gewoon” omdat hij of zijn familie te lastig is. EenVandaag spreekt twee families die dit is overkomen.’
Ik werd opgeschrikt door een melding dat Annemarie Boom op de website van EenVandaag een weblogbericht had geschreven: ‘Voor Zorg Met Zorg!’ Daarin zou onder meer het volgende staan:
‘Ruim vijf jaar lang verbleef mijn moeder in een antroposofische instelling op de ... Vanuit het antroposofische gedachtegoed vond men het normaal dat moeder ...’
Met de bijbehorende reportage klinkt dat behoorlijk verontrustend. Maar gisteren meldde de website van Antroz echter ook Leendert Meeshuis bij EenVandaag’:
‘Het nieuws- en actualiteitenprogramma EenVandaag heeft Antroz verzocht om medewerking aan een televisierapportage, in verband met een conflict bijna 5 maanden geleden van een familie met het Leendert Meeshuis, verpleeghuis in De Bilt deel uitmakend van Stichting Antroz. Een dienstdoende arts en twee medewerkers zijn op een avond in mei door de familie agressief en intimiderend bejegend. Hiervan is door de medewerkers aangifte gedaan bij de politie.

Wij vinden persoonlijke contact met bewoners en familie in het Leendert Meeshuis belangrijk. Er is ruimte voor overleg en wij staan open voor verbeteringen in de zorg binnen de mogelijkheden die wij als zorginstelling kunnen bieden. Het goede contact met familie komt ook regelmatig terug als pluspunt uit evaluaties in onze besprekingen met de Cliëntenraad. In dit specifieke geval is er in de loop van vijf jaren een onvruchtbare samenwerking ontstaan met kinderen van een bewoner. Dit heeft uiteindelijk na zorgvuldige afweging en contact met Inspectie en Zorgkantoor geleid tot onze aankondiging van de opzegging van de zorgleveringsovereenkomst met inachtname van de regelgeving die hiervoor gehanteerd dient te worden.

Antroz hecht bijzonder aan haar plichten als zorgorganisatie naar bewoners. Oók heeft Antroz als werkgever plichten te vervullen jegens haar medewerkers, zoals het bieden van een veilige werkomgeving. Veilige werkomstandigheden zijn immers een belangrijke voorwaarde om goede zorg te verlenen.

Antroz heeft aangeboden om samen met de familie op zoek te gaan naar een plaats in een derde verpleeghuis. Antroz heeft ook aangeboden dat de cliënt in deze zoekperiode nog bij Antroz kon verblijven en zorg kon blijven ontvangen. Antroz heeft daarbij wel één voorwaarde gesteld aan de familie, namelijk, dat deze zich zou conformeren aan een gedragscode en aan een bezoekregeling. Daar heeft de familie niet aan mee gewerkt. De familie verkoos de cliënt met thuiszorg bij één van de familieleden thuis te laten verplegen. Dat kan binnen de AWBZ financiering. Daarmee beëindigde de zorgverlening aan deze bewoner met zorg en verblijf in het Leendert Meeshuis.

Antroz heeft besloten om medewerking te geven aan het programma van EenVandaag middels een schriftelijke verklaring. Wat ambulancemedewerkers net als huisartsen, leraren, en medewerkers sociale dienst meemaken aan grensoverschrijdend gedrag, dat kan dus ook in een uitzonderlijke situatie, medewerkers werkzaam in de ouderenzorg gebeuren. Vanwege deze maatschappelijke realiteit zullen wij als organisatie ons met specifieke scholing op dit gebied verder gaan bekwamen.’
Dat is wel een heel ander verhaal. Nu is het gekke dat het eerder genoemde weblogbericht van Annemarie Boom op de website van EenVandaag ‘Voor Zorg Met Zorg!’ daar nooit op is komen te staan. De website heeft totnogtoe alleen maar een foutmelding gegeven. Even verder speuren levert echter nog een weblogbericht van dezelfde Annemarie Boom op van drie jaar geleden, ‘Zorg om de Zorg!’ van 10 juli 2008. Zij schrijf daarin:
‘Met mijn eigen ogen en oren heb ik vernomen hoe het is gesteld met de situatie van verpleeghuisbewoners in veel Nederlandse verpleeghuizen. De rode draad voor mij daarin is het gebrek aan positieve communicatie, gebrek aan begrip en respect voor de medemens en het feit dat vrijwel niemand zijn of haar verantwoordelijkheid neemt. Locatiemanagers nemen beslissingen, zonder te weten wat er zich onder het personeel en de bewoners afspeelt. Afspraken zijn op papier meestal goed geregeld, maar worden in de praktijk niet nagekomen. Veel bewoners en hun naasten zijn bang om hun mond open te doen, omdat ze volkomen afhankelijk zijn. Mensen die wel zeggen waar het op staat worden als te emotioneel en teveel betrokken beschouwd en uiteindelijk monddood gemaakt.

Verheugd ben ik over het feit dat er na de uitzendingen van EénVandaag over de misstanden in de verpleeghuiszorg, op 1 en 2 mei jl. vanuit de politiek twee positieve veranderingen zijn aangekondigd door Minister Klink en staatssecretaris Bussemaker. In mijn ogen zijn de problemen in de zorg daarmee niet opgelost. Er is op het gebied van de verpleeghuiszorg in Nederland een totale cultuuromslag nodig. Een cultuuromslag waarin iedereen zijn verantwoording neemt en macht omgezet wordt in leidinggeven. Teveel geld wordt nu op de verkeerde manier gebruikt en daardoor schiet de basiszorg regelmatig tekort.

Het begon voor mij ongeveer twintig jaar geleden. Mijn moeder werd als gevolg van overbelasting depressief. Iedereen, waaronder familie, kennissen, buren, en de huisarts, ging zich met haar bemoeien. Ten gevolge van deze situatie raakte mijn moeder steeds meer in de war en in zichzelf gekeerd. Uiteindelijk kreeg mijn moeder de stempel dementie opgedrukt in de vorm van de ziekte van Alzheimer. Men gaf daarbij aan dat er sprake was van een zeer progressieve vorm.

Hoe ik ook praatte met de artsen en met leden van de indicatiecommissie er was letterlijk geen speld tussen te krijgen. Ik was de dochter, die te emotioneel bij haar moeder betrokken was en zij waren de deskundigen. De deskundigen vergaten echter te luisteren naar mijn moeder en beslisten vanuit een machtssituatie over haar lot. Na jaren werd zij uiteindelijk opgenomen in een verpleeghuis. De artsen vertelden dat er geen andere mogelijkheid was en dat deze mensen nu eenmaal tussen de wal en het schip in vielen. Vanaf de begin periode werd mijn moeder als onvolwaardig beschouwd, vol gestopt met kalmerende medicatie, incontinent gemaakt en letterlijk en figuurlijk opgesloten. Na jaren van praten en onderhandelen met de arts kreeg ik het uiteindelijk voor elkaar, dat men stopte met het toedienen van de kalmerende medicatie.

Na enkele jaren werd er in het verpleeghuis een bewonersraad opgericht, waarvan ik uiteindelijk zeven jaar lid ben geweest. Tevens werd ik lid van een centrale bewonersraad. Vanuit deze positie werd ik benaderd door een stichting die onderzoek doet in de zorg. Uiteindelijk heb ik bij dat bedrijf ook zeven jaar gewerkt. Ik wilde opkomen voor de belangen van de lotgenoten van mijn moeder.

Veel personeelsleden zijn bang om te praten. Zij worden dan door de directie op het matje geroepen en dreigen daarna om duistere redenen ontslagen te worden. In veel verpleeghuizen wordt geen leiding gegeven maar macht uitgeoefend over de hoofden van bewoners en goedwillende personeelsleden. In de bewonersraad gaat het er niet beter aan toe. Voorzitters begeven zich in een positie tussen de directie en de leden van de raad en kiezen vaak uit macht of onmacht de kant van de directie. Deze voorzitters zijn uiteindelijk wel degenen die de koers van de bewonersraad bepalen.

Ik heb de afgelopen jaren gesproken met bewoners en hun naasten, met verzorgenden en andere personeelsleden, met directies en met bewonersraden van diverse verpleeghuizen. Ik heb contact gezocht met vertrouwenslieden en klachtencommissies, de Inspectie voor de Volksgezondheid, het zorgkantoor en met het ministerie van VWS en mijn verontwaardiging en ongerustheid over de gang van zaken in de verpleeghuizen geuit. Men gaf mij als antwoord dat men op de hoogte was van de gang van zaken in de Nederlandse verpleeghuizen. Men wist niet wat er aan te doen én vroeg mij om een oplossing. Bij de Inspectie voor de Volksgezondheid stuurden ze mij van het kastje naar de muur en gaf men uiteindelijk niet thuis. De leden van de zogenaamde “onafhankelijke” klachtencommissies zijn bekenden van elkaar die vaak onder één hoedje operen. Iemand suggereerde zelfs om de pers in te schakelen. Uiteindelijk neemt niemand zijn verantwoordelijkheid.

Niet alle verpleeghuizen hebben een slechte reputatie. In verpleeghuizen met een eigen zorgvisie, gaat men vaak meer respectvol met elkaar om. Mijn moeder is na tien jaar verhuisd naar een verpleeghuis met een eigen zorgvisie. Men probeert daar binnen de muren van het verpleeghuis de bewoners en hun naasten zoveel mogelijk in hun waarde te laten. Recentelijk ben ik op bezoek geweest in een huis waar bewoners met geheugenproblemen kleinschalig wonen. Men neemt in dit huis wel zijn verantwoordelijkheden en doet aan positieve communicatie. Er wordt gericht naar de bewoners gekeken en men handelt niet volgens vaste protocollen. Bewoners worden niet opgesloten en krijgen niet als vanzelfsprekend, kalmerende medicatie toegediend.

In dit huis is men zeker niet duurder uit, dan in een reguliere instelling. Eén van de eigenaren van dit huis is vroeger locatiemanager van een regulier verpleeghuis geweest. Hij vertelde mij een jaar nodig te hebben gehad om bij te komen, hij moest weer leren om normaal te denken in de zorg.

Op www.dezorgwordtweerleuk.nl kun je informatie vinden over kleinschalige woonvoorzieningen.

Tenslotte vroeg ik aan de twee eigenaren of de politiek al bij hen op bezoek is geweest? Men gaf aan dat er tot nu toe slechts één persoon uit de politiek belangstelling heeft getoond.

Annemarie Boom maakt zich ernstige zorgen om de verpleeghuizen in Nederland. Ze was zelf werkzaam als fysiotherapeute en onderzoekster in deze sector. Dag en nacht is ze bezig met de vraag hoe de situatie in verpleeghuizen verbeterd kan worden.’
Het einde doet ophoren:
‘Niet alle verpleeghuizen hebben een slechte reputatie. In verpleeghuizen met een eigen zorgvisie, gaat men vaak meer respectvol met elkaar om. Mijn moeder is na tien jaar verhuisd naar een verpleeghuis met een eigen zorgvisie. Men probeert daar binnen de muren van het verpleeghuis de bewoners en hun naasten zoveel mogelijk in hun waarde te laten. Recentelijk ben ik op bezoek geweest in een huis waar bewoners met geheugenproblemen kleinschalig wonen. Men neemt in dit huis wel zijn verantwoordelijkheden en doet aan positieve communicatie. Er wordt gericht naar de bewoners gekeken en men handelt niet volgens vaste protocollen. Bewoners worden niet opgesloten en krijgen niet als vanzelfsprekend, kalmerende medicatie toegediend.

In dit huis is men zeker niet duurder uit, dan in een reguliere instelling. Eén van de eigenaren van dit huis is vroeger locatiemanager van een regulier verpleeghuis geweest. Hij vertelde mij een jaar nodig te hebben gehad om bij te komen, hij moest weer leren om normaal te denken in de zorg.’
Is dat laatste huis het Leendert Meeshuis? Het lijkt er wel op. Bij EenVandaag, maar ook in het eigen persbericht, laat Antroz weten dat de moeder van Annemarie Boom al vijf jaar bij hen is. De afgelopen drie jaar is de opvatting van de dochter blijkbaar behoorlijk veranderd, ten nadele van het Leendert Meeshuis. En de redactie van EenVandaag heeft blijkbaar ter elfder ure besloten dat het nieuwe weblogbericht van Annemarie Boom maar beter niet op hun website gepubliceerd kan worden. De reportage hebben ze echter ondertussen wél uitgezonden.


Update 13 oktober, 15.00 uur:

Inmiddels is het ‘gastlog’ van Annemarie Boom een uur geleden toch verschenen op de website van EenVandaag, getiteld ‘Voor zorg met zorg’ (maar dan op een andere plek dan ik gisteren aangaf). De tekst is als volgt:
‘Met mijn eigen ogen en oren heb ik vernomen hoe het is gesteld met de situatie van verpleeghuisbewoners in veel Nederlandse verpleeghuizen. De rode draad voor mij daarin is het gebrek aan positieve communicatie, gebrek aan begrip en respect voor de medemens en het feit dat vrijwel niemand zijn of haar verantwoordelijkheid neemt. Op deze wijze begon ik met het schrijven van mijn zomerblog voor EenVandaag in 2008.

Inmiddels is het 2011 en helaas heb ik moeten constateren dat de situatie in veel Nederlandse verpleeghuizen de afgelopen jaren nog onmenselijker is geworden. Een cultuuromslag waarin iedereen zijn verantwoording neemt en macht omgezet wordt in leidinggeven heeft niet plaatsgevonden. Veel locatiemanagers en bestuurders verrijken zichzelf over de hoofden van hun kwetsbare bewoners. Zij houden zich middels fusies en uitbreidingen bezig met de vraag op welke wijze zij nog meer macht naar zich toe kunnen trekken. Een enkeling handelt vanuit roeping, waarbij de cliënt centraal staat.

Ruim vijf jaar lang verbleef mijn moeder in een instelling. De huisfolder vertelde mij dat men menselijk was en moeder een respectvolle bejegening zou krijgen. De waarheid bleek echter anders, langzaamaan werd duidelijk dat zij werd verwaarloosd. Vanuit het gedachtegoed van de instelling vond men het normaal dat moeder dagenlang achtereen op bed lag, het vaak koud had en regelmatig op de tocht zat, te weinig eten en drinken kreeg en dat de medische behandeling zeer ontoereikend was. Bewoners moesten langzaam versterven en werden niet, zoals men in de folder deed voorkomen, menselijk benaderd. Gedurende de ruim vijf jaren dat mijn moeder in de instelling verbleef heb ik vier (interim)locatiemanagers en acht (interim)afdelingshoofden voorbij zien komen. Er was sprake van onrust in plaats van een stabiel beleid. Moeder werd ziek, gedurende de acht dagen daarvoor hing er een briefje boven de wastafel op haar kamer met de tekst “kraan defect, niet gebruiken”. Hoe had men moeder in hemelsnaam gedurende deze acht dagen hygiënisch kunnen verzorgen, het personeel kon zelf niet eens de handen wassen. Ik haalde verhaal bij de Raad van Bestuur. Ik werd als lastig en agressief bestempeld en vanaf die tijd stond men mij alleen nog te woord via een advocaat die voor de bestuurder sprak. Ten gevolge van nalatigheid en verwaarlozing door de instelling, werd moeder met regelmaat opnieuw ziek. Zo ook in mei van 2011. Moeder had koorts, ik gaf aan dat er mijns inziens ten gevolge van de slechte hygiëne en een tekort aan vocht waarschijnlijk sprake was van een blaasontsteking. De volgende ochtend bleek dit het geval te zijn. Ruim drie dagen later kreeg ik in de nacht een telefoontje van een mij onbekende arts. Deze basisarts, zoals mij later bleek, vertelde mij dat het niet goed ging met moeder en zij in haar pré-terminale fase verkeerde en die nacht zou gaan overlijden. De onbekende basisarts gaf in het gesprek aan dat ik terughoudend met betrekking tot ziekenhuisopname zou zijn en daarvoor in het verleden had getekend. Ik zei haar dat dit niet waar was en dat ik wilde dat zij een ambulance zou bellen, wat zij stellig weigerde. Ik ging direct naar de instelling en schudde de betreffende arts “letterlijk en figuurlijk” wakker. Uiteindelijk belde ik zelf 112 waarna moeder werd overgebracht naar het UMCU. Op de eerste hulp ging zij direct aan een infuus. De volgende dag al was zij koortsvrij en op dinsdag gaf de specialist aan dat het zo goed ging met moeder dat zij vrijdag weer terug naar de instelling mocht. Omdat ik door had gepakt en 112 had gebeld, was moeder niet overleden maar beter geworden. De instellingsarts en dienstdoende basisarts hadden mijn moeder opzettelijk in een hulpeloze toestand gebracht en/of gelaten, terwijl zij tot haar verpleging en verzorging verplicht zijn. De locatiemanager van de instelling dacht daar heel anders over. Terwijl moeder nog in het ziekenhuis lag stuurde zij mij een brief met de mededeling dat “mocht moeder toch onverhoopt nog opknappen, zij tijdelijk terug kon komen totdat er een andere zorgplek voor haar was gevonden”. Mij werd vanaf dat moment vanwege agressief en ontoelaatbaar gedrag de toegang tot het huis ontzegd. Onder geen beding kon moeder terug naar deze instelling. Er was geen andere mogelijkheid dan moeder in huis te nemen. Na een week in het ziekenhuis te zijn opgenomen kwam moeder bij mij thuis. In de tussentijd bleek de basisarts aangifte tegen mij te hebben gedaan wegens mishandeling. Niet ik was degene die zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, maar deze arts had mij een pijnlijke blauwe plek op mijn borst bezorgd en het kettinkje dat ik om mijn nek droeg gebroken. Een paar maanden later kreeg ik een oproep om te verschijnen voor de officier van justitie. De zaak werd uiteindelijk geseponeerd.

Moeder woont nu bijna vijf maanden bij mij in huis. Met hulp van thuiszorg, familie en vrienden zorgen we samen voor haar. We hebben het gevoel dat moeder thuis is en volgens de medewerkers van de thuiszorg is haar toestand de afgelopen maanden sterk verbeterd. Zij geniet weer van het leven en wij ondernemen veel. Ik overweeg nu om een kleinschalige instelling te starten, want wat ik voor mijn moeder kan betekenen kan ik ook breder uitdragen.

U kunt het verhaal van mijn moeder en mij terug zien in de uitzending van EenVandaag van dinsdag 11 oktober 2011.

Deze gastlog is geschreven door Annemarie Boom.’

Update 13 oktober, 21.00 uur:

Intussen ben ik erachter gekomen dat de titel ‘Eenmanshelikopter’ niet juist is. Op de website van een zekere John Dummer, fotograaf (ga onder de foto met de cursor op ‘Info...’ staan, dan verschijnt deze tekst), vond ik de volgende gegevens:
‘Met een radiografisch bestuurbaar helicopter-platform (Oktokopter) maak ik luchtfoto’s, vooral voor makelaars, architecten, aannemers en overheid. De “Oktokopter” is een geluidsarm, elektrisch aangedreven toestel met 8 elektromotoren, heeft diverse GPS-ondersteunde technieken aan boord en wordt vanaf de grond door een radiozender met videomonitor en/of een laptop bestuurd. Met behulp van Google-Earth en GPS ondersteuning kunnen zelfs autonome vluchten worden uitgevoerd.’
Het is dus eigenlijk een ‘Geenmanshelikopter’...
.

3 opmerkingen:

R. van Dijk zei

Erg mooi dat filmpje van het Goetheanum.Ik ga zeker nog meer filmpjes van Roger Maeder bekijken, niet in de laatste plaats om de inderdaad prachtige muziek. Het interview met Eva Mees-Christeller is ook zeer interessant.

Frans Wuijts zei

Het was heel bijzonder Eva Mees begin 2000 gedurende een periode van vele maanden te hebben ontmoet op het landgoed van Wépé en Yvonne Krusemann in Langbroek.

Anoniem zei

Annemarie over haar ervaringen met het Leendert Meeshuis:

Ruim vijf jaar lang verbleef mijn moeder in een instelling. De huisfolder vertelde mij dat men menselijk was en moeder een respectvolle bejegening zou krijgen. De waarheid bleek echter anders, langzaamaan werd duidelijk dat zij werd verwaarloosd. Vanuit het gedachtegoed van de instelling vond men het normaal dat moeder dagenlang achtereen op bed lag, het vaak koud had en regelmatig op de tocht zat, te weinig eten en drinken kreeg en dat de medische behandeling zeer ontoereikend was. Bewoners moesten langzaam versterven en werden niet, zoals men in de folder deed voorkomen, menselijk benaderd.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)