Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

vrijdag 18 november 2011

Hora est


‘Hora est’: het uur is daar dat Erik Baars zijn proefschrift vanmiddag met succes verdedigd heeft aan Wageningen Universiteit. Dat die verdediging eraan zat te komen, heb ik hier al verschillende keren gememoreerd. Officieel wordt zijn proefschrift zo omschreven:
‘E.W. (Erik) Baars: Evidence-based curative health promotion. A systems biology-orientated treatment of seasonal allergic rhinitis with Citrus/Cydonia comp’.
We lezen daar dat zijn promotor prof.dr. H.F.J. Savelkoul (Celbiologie en immunologie) is. Maar het allermooiste is dat we vanaf die plek de online videoweergave kunnen vinden van de promotieplechtigheid die vanmiddag tussen half twee en drie uur live op de website van Wageningen Universiteit te volgen was. Ik zet de onderdelen hier voor uw gemak met de tijdsaanduidingen op een rijtje:

0:00 Binnendruppelen van het publiek
6:40 Binnenkomen pedel met promovendus Erik Baars en paranimfen Guus van der Bie en Marko van Gerven
7:15 Inleiding promovendus (‘lekenpraatje’)
21:36 Binnenkomst pedel met opponenten
23:20 Voorzitter prof.dr. Cees Karssen, emeritus hoogleraar plantenfysiologie en oud-rector magnificus Wageningen Universiteit, opent de promotieplechtigheid en geeft vervolgens het woord aan:
24:15 Prof.dr.ir. Paul Struik, hoogleraar gewasfysiologie, Wageningen Universiteit
33:27 Prof.dr. Gerth van Wijk, hoogleraar allergologie, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
44:41 Prof.dr. Peter Kooreman, hoogleraar Health Economics, Tilburg Universiteit
51:06 Prof.dr. Jan van der Greef, hoogleraar analytische biowetenschappen, Universiteit Leiden
59:46 Prof.dr. Elselijn Kingma, hoogleraar filosofie en techniek, Technische Universiteit Eindhoven (tevens co-promotor)
1:09:40 Hora est; schorsing, de commissie trekt zich terug voor beraad
1:24:00 Terugkeer promotiecommissie van het beraad
1:25:35 Heropening door de voorzitter, verlening van de graad van doctor aan Erik Baars
1:26:50 Promotor prof.dr.ir. Huub Savelkoul overhandigt de bul aan de kersverse doctor
1:28:00 Laudatio door de promotor; oordeel commissie proefschrift: goed, en verdediging: zeer goed
1:33:45 Afsluiting door de voorzitter
1:34:30 Pedel met gevolg verlaat de zaal

Het belang van dit proefschrift en de verdediging ervan kan ik illustreren met een bericht van 2 november op de website van de Vereniging tegen de kwakzalverij, getiteld ‘Verzoek aan Wageningen Universiteit: stop vage lezingen’:
‘De Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) heeft een brandbrief geschreven aan de rector magnificus van de Wageningen Universiteit. Een lezingenserie over biofysische geneeskunde in de komende weken is de vereniging in het verkeerde keelgat geschoten. Stop die onzinlezingen, is het verzoek aan de universiteit.

Op 1 november, aldus voorzitter van de vereniging Catherine de Jong in haar brief, spreekt Nico Westerman, een natuurgeneeskundige basisarts. De man is sinds 1998 uitsluitend alternatief bezig; sindsdien is hij de weg kwijt, schrijft ze. (...)

De komende twee weken houden nog twee “alterneuten” op de universiteit lezingen, waarschuwt de VtdK-voorzitter. Op 8 november krijgt immunologie-hoogleraar van de WUR, Huub Savelkoul, kans uit te pakken over zijn “absurde antroposofische behandeling van hooikoorts: onderhuidse injecties van kweepeer-extract in de nekregio. Een therapie waarvoor geen enkel wetenschappelijk mechanisme en wetenschappelijke onderbouwing is. De therapie wekte dit voorjaar al de spotlust op van de redactie van Medisch Contact.”’
Het heeft dus niet veel mogen baten. Erik Baars, lector Antroposofische Gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden, is nu zelfs op dit onderwerp in Wageningen gepromoveerd. In dit kader is ook het volgende over ‘25 jaar Hogeschool Leiden’ interessant:
‘Donderdag 23 juni hebben wij ons 25-jarig jubileum gevierd met een spetterende lustrumparade. Wij kijken terug op een zeer geslaagd evenement.

Voor een impressie van ons lustrumfeest kun je op deze actiesite naar een filmpje en foto's kijken die tijdens het evenement zijn gemaakt. Ook kun je hier het polygoonjournaal dat speciaal voor ons lustrum is gemaakt nog eens bekijken.

Een PDF van het jubileumboek “Hogeschool Leiden 25 jaar” dat ter ere van het 25 jarig lustrum is uitgegeven, kun je downloaden.

Later dit jaar volgen er nog andere jubileumactiviteiten, zoals het “Get Serious Event” voor studenten. Het evenement bestaat uit een inhoudelijk programma gevolgd door een spetterend benefietfeest waarmee Hogeschool Leiden geld wil ophalen voor 3FM Serious Request.

Hogeschool Leiden zet zich het gehele jubileumjaar in om zoveel mogelijk geld op te halen voor het Rode Kruis project dat 3FM Serious Request steunt. Voor donaties of informatie over dit project kun je op het logo van 3FM Serious Request klikken.’
Nemen we nu dat genoemde ‘Lustrumboek’ ter hand:
‘Wat de toekomst Hogeschool Leiden zou kunnen brengen, daarover filosofeerden een aantal studenten, lectoren, bestuurders, onderwijsdirecteuren en mensen uit de beroepspraktijk in aanloop naar het lustrum. De interviews, gesprekken en essays zijn samengevat in het lustrumboek “Hogeschool Leiden 25 jaar” dat op 23 juni werd gepresenteerd. Klik op de link hieronder om het boek te downloaden als PDF.’
Dan zien we daarin bij de inhoudsopgave bij hoofdstuk 2 op bladzijde 48 staan:
‘2. GEZONDE ONTWIKKELING
Rondetafelgesprek over zorg. Deelnemers: John de Best, prof. drs. Guus van der Bie, Lieke van Boven, Carina Braams, Wim Limon, drs. M.Sc. Sabrina Roofthooft, dr. Henk Rosendal, Wiebe van der Weide, drs. Marja Weijers’
En bij bladzijde 62 zelfs dit:
‘Essay Lector Antroposofische Gezondheidszorg Erik Baars’
Dat tweede hoofdstuk begint meteen met ‘Richtlijnen en verschraling’:
‘Guus van der Bie, die als docent Complementaire en Antroposofische Geneeskunde aan de Universiteit Utrecht veel samenwerkt met het lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg van Hogeschool Leiden, noemt de professionaliseringsslag van de hbo’er in de zorg een belangrijke ontwikkeling, maar wel één met een januskop. “Aan de ene kant zijn er verbeteringen qua normering, richtlijnen en standaardisatie, maar tegelijkertijd is er verschraling in de methodologie van het kijken naar mensen en ziektes.”’
Op bladzijde 50 komt hij weer aan het woord:
‘Volgens Van der Bie is het nieuw dat verpleegkundigen voor artsen uitlopen als het gaat om verbeteringen in de zorg, met name op menselijk niveau. “Artsen kunnen van verpleegkundigen leren dat een tijdsinvestering in de patiënt geen nodeloze kostenfactor is, zij kijken nog te vaak met economische ogen. Is het eerste contact niet goed, dan blijf je rommelen. Dat kost tijd en geld. Daarom investeer ik meestal een halfuur in het eerste contact.”’
De rol van de techniek komt ter sprake, ten goed en ten kwade. Wiebe van der Weide, die na een leven lang leren aan Hogeschool Leiden nu locatiemanager Bijzondere Zorg is bij Sophia Residentie Zorg, zegt dan in het gesprek:
‘“Ik lag laatst in het ziekenhuis, waar een verpleegster mijn kamer binnenkwam, zonder te kloppen. Zonder naar mij te kijken, liep ze direct door naar het infuus. Ze had meer aandacht voor het apparaat dan voor de patiënt. Eenzelfde soort ontwikkeling zie je bij kinderen die nu verplicht rijles hebben met een TomTom. Die vertrouwen op dat apparaat zonder zelf na te denken.”
Van der Bie: “Sterker nog: als ik mijn TomTom gebruik, weet ik eigenlijk helemaal niet meer waar ik ben. Dan rijd ik gewoon dat apparaat achterna. TomTom-zorg moeten we voorkomen!”’
Vervolgens gaat het onder het kopje ‘Kansen voor de zorg’ over de opleidingen, waarbij Lieke van Boven, directeur van de unit Welzijn en zorg aan ROC Leiden, al gauw het woord grijpt:
‘De deelnemers van de ronde tafel zijn het erover eens dat er aan beginnende studenten een goed gedifferentieerd programma moet worden aangeboden, omdat velen dan niet precies weten wat ze willen gaan doen. Van Boven geeft aan dat veel jongeren die in de zorg willen werken, binnenkomen met het idee “ik wil iets met kinderen doen”. “Maar niet iedereen kan uiteindelijk die kant op. Gaandeweg komen ze bijvoorbeeld in contact met demente ouderen en constateren dat ze dat ook prachtig vinden. Daarom moeten we ze meerdere keuzemogelijkheden geven. Een goede regionale samenwerking tussen mbo, hbo, universiteit en werkveld is hierbij belangrijk. Jongeren moet je niet net na de middelbare school een fuik in laten lopen van een opleiding die tot een beroep leidt. Ze moeten kunnen switchen, maar dan het liefst wel binnen de zorg.”
Van der Bie vindt dat elke instelling een breed programma moet hebben waarin studenten een uur per week om zich heen leren kijken. “Dat maakt hun keuzevermogen beter, dat bewijst een soortgelijk initiatief aan de Duitse universiteit waar ik voor werk. Wanneer studenten terechtkomen in een fuik zie je afzwaaiers tussen wal en schip raken.” Van Boven geeft aan met een praktische uitwerking van iets soortgelijks bezig te zijn. “Wij denken erover om binnen het curriculum een algemeen gedeelte in te bouwen zodat kennisgemaakt wordt met andere sectoren om mensen te behouden binnen het beroepenveld.”’
Het panacee voor veel werkgelegenheid, parttime werken, komt even later onder vuur te liggen:
‘“Dat is de grootste frustratie in de zorg”, meent Braams [Carina Braams, hoofd verpleegkundige basisopleidingen LUMC, MG]. “Er zijn veel vrouwen die op een gegeven moment parttime gaan werken.” Volgens Weijers [Marja Weijers, directeur Patiëntenzorg van het Diaconessenhuis Leiden, MG] is dat ook bij mannen steeds meer het geval. “Als zij een kind krijgen, gaan ze het ook rustiger aan doen.”
Van der Bie: “De zorg is juist gebaat bij continuïteit, maar door het ‘parttimen’ gaat de overdracht van dossiers vaak fout. Ik zeg weleens cynisch dat ik de komst van de vrouwen in de zorg heb meegemaakt. Aanvankelijk was ik enthousiast, omdat de machocultuur flink afnam. Maar toen merkte ik dat veel vrouwen geen zelfstandig ondernemer wilden zijn en maar drie of vier dagen wilden werken, omdat ze er een gezin naast hadden. Parttime werd de norm en dat is het nog steeds. Daar zit het lek.”
Rosendal [Henk Rosendal, lector Mensen met chronische ziekten aan Hogeschool Leiden en 25 jaar geleden werkzaam als waarnemend hoofd van de afdeling neurologie in het Lucas Ziekenhuis in Amsterdam, MG]: “Er zitten daardoor veel verschillende handen aan het bed. Dat wil een patiënt niet. Parttime werken is niet alleen funest voor de efficiency, het is ook een groot probleem in tevredenheidstudies.”’
Wat zouden de gespreksdeelnemers ten slotte willen veranderen aan Hogeschool Leiden de komende jaren, zodat deze voldoende gekwalificeerd personeel klaar kan stomen en de zorgverleners in samenwerking met de overige onderwijsinstellingen, het LUMC en het werkveld kan behouden voor de stad?
‘Van der Bie: “Twee woorden: methodische pluriformiteit. Daarmee bedoel ik dat studenten opgeleid worden vanuit verschillende standpunten: natuurwetenschappelijk, fenomenologisch, narratief, casuïstisch, enzovoort. Met methodische pluriformiteit kan de hele mens weer in de opleiding verschijnen, kan een eerstejaars hbo-v’er erachter komen hoe hij is ingesteld: klinisch of natuurwetenschappelijk bijvoorbeeld. Dat is belangrijke kennis voor het vervolgtraject dat iemand wil volgen.”’
Tot zover de paranimf van Erik Baars, Guus van der Bie, in hoofdstuk 2. Nu weer naar verderop in hoofdstuk 2, naar het essay van Erik Baars, ‘Een andere bril’, als bijdrage aan de jubileumbundel. Ik denk dat niet veel mensen dit onder ogen gehad en dus gelezen zullen hebben. Het blijkt een soort voorproefje van zijn proefschrift te zijn, reden waarom ik het hier laat volgen. Heeft u snel een idee waarover zijn promotie ging:
‘Hogeschool Leiden bestaat 25 jaar en de eerste projectperiode van mijn lectoraat is onlangs afgesloten. Een mooie gelegenheid om iets over het verleden en de toekomst te schrijven van het voor velen minder bekende lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg (AG). Wat is AG precies en wat kan zij, onder meer via het lectoraat, bijdragen aan de gezondheidszorg? Centraal in mijn betoog staat dat de antroposofische geneeskunde met een andere bril naar gezondheidsproblemen kijkt en daardoor in staat is nieuwe therapieën te ontwikkelen die de reguliere gezondheidszorg kunnen aanvullen. Hier zal het lectoraat aan Hogeschool Leiden gedurende de recent vastgestelde tweede projectperiode via diverse zorgprogramma’s een belangrijke bijdrage aan proberen te leveren.

Probleemoplossing

Een Amerikaanse hoogleraar in de wiskunde legt zijn tweedejaars studenten het volgende vraagstuk voor: wat volgt er in de komende reeks? (Het is het leukst als u even niet verder leest, maar enkele minuten probeert om het vraagstuk zelf op te lossen.)

32, 38, 44, 48, 56, 60, …

Na enkele minuten bedenktijd volgen de antwoorden uit de klas: 64, 72, 66, 68, ... Steeds is het antwoord fout. Als langzaamaan de antwoordenstroom opdroogt, spreekt de hoogleraar het verlossende woord: Meadowlark. Stomverbaasd kijken de studenten hun hoogleraar aan. Glimlachend zegt hij vervolgens: “Wanneer ik elke ochtend naar mijn werk ga, stap ik uit bij halte Meadowlark. Mijn reis begint bij de halte aan 32d Street, en de metro stopt onderweg bij de tussenliggende haltes 38th Street, 44th Street, et cetera.”

Deze anekdote uit het handboek Problem solving laat zien hoe verschillende paradigma’s kunnen worden ingezet in het benaderen en oplossen van problemen. Een belangrijk element voor het praktijkonderzoek van lectoraten aan hogescholen, dunkt mij. Een van de opgaven van lectoraten is het scholen van professionals in het (beter) leren oplossen van praktijkproblemen. Dat is natuurlijk een van de mooie dingen van leren, van onderzoeken en van jezelf ontwikkelen: dat je met nieuwe ideeën nieuwe dingen gaat zien, nieuwe vormen van samenhang gaat ontdekken en op basis daarvan nieuwe vaardigheden ontwikkelt om praktijkproblemen (steeds beter) op te lossen. Dit is bij uitstek mogelijk binnen en met behulp van de relatief jonge antroposofische gezondheidszorg.

Wat is antroposofische gezondheidszorg?

Op mijn vijfentwintigste, vrijwel klaar met mijn doctoraal geneeskunde, kwam ik in contact met de antroposofische gezondheidszorg. Deze vorm van zorg is aan het begin van de twintigste eeuw ontstaan als een verruiming van de bestaande geneeskunde. De grondlegger van de antroposofie, filosoof en natuurwetenschapper Rudolf Steiner, verzorgde in die beginjaren lezingen over de verbinding van de antroposofische geesteswetenschap met de reguliere geneeskunde en zo ontwikkelde zich het begin van de antroposofische geneeskunst. De aanvullende, meer systeembiologische benadering van diagnostiek en therapie sprak mij zeer aan.

Sinds 2007 werk ik met veel plezier aan Hogeschool Leiden aan de ontwikkeling van het lectoraat AG, het eerste lectoraat van Nederland met deze insteek. Dat het in Leiden is gevestigd is niet vreemd. De opleiding Kunstzinnige therapie werkt al sinds 1992 met een antroposofische benadering. Vanuit deze bestaande inbedding van de antroposofie op de hogeschool en een gerichte vraag van de beroepspraktijk is het lectoraat AG tot stand gekomen.

De antroposofische gezondheidszorg schenkt veel aandacht aan de samenhang tussen lichaam, ziel en geest, alsmede aan leefstijl, zingevingvraagstukken en omgevingsfactoren in relatie tot ziekte en gezondheid. Belangrijk daarbij is dat de antroposofische gezondheidszorg zich richt op het ondersteunen en actief stimuleren van het zelfregulerend en zelfgenezend vermogen van de mens. Dat doet zij met behulp van menskundig gefundeerde aanvullende therapieën, het ontwikkelen van natuurlijke medicijnen, en een terughoudend gebruik van reguliere medicijnen. Een veelgenoemd en gewaardeerd kenmerk van de antroposofische gezondheidszorg is de aandacht voor de anthropos, de mens. Dit laat zich in de praktijk vertalen naar een professionele oriëntatie op het individu, een gelijkwaardige relatie tussen patiënt en zorgverlener, en veel tijd en aandacht voor de patiënt.

In perspectief

De antroposofische gezondheidszorg is sterk internationaal georganiseerd. Deze vorm van zorg wordt op dit moment onderzocht en gedoceerd aan verschillende universiteiten in Europa en ambulant en klinisch gepraktiseerd in tachtig landen over de gehele wereld. De antroposofische gezondheidszorg beslaat meerdere sectoren: de huisarts, bedrijfsarts, schoolarts en het consultatiebureau (eerstelijnszorg) naast een rijkgeschakeerde tweedelijnszorg. De huisartsen werken in zelfstandige praktijken en praktiseren meestal samen met verschillende andere disciplines in zogeheten “therapeutica”. Er zijn zo’n honderdzestig praktiserende antroposofische (huis)artsen en specialisten in Nederland. Er zijn vijftien consultatiebureaus voor zuigelingen en kinderen tot vier jaar, deels ingebed in de regionale instellingen. Naar schatting maken ongeveer 200.000 cliënten gebruik van deze diensten.

Belangrijke veranderingen

De grootste kracht van de reguliere geneeskunde is mijns inziens de fighting disease-benadering. Krachtige middelen zijn ontwikkeld om bijvoorbeeld micro-organismen (bacteriën, virussen, et cetera) en ongewenste ziektegerelateerde processen (bijvoorbeeld auto-immuunziekten) te bestrijden, en disfunctionerende processen en lichaamsonderdelen te vervangen. De afgelopen 25 jaar hebben twee andere zienswijzen de fighting disease aangevuld en de antroposofische gezondheidszorg sterk beïnvloed: de opkomst van evidence-based medicine (EBM) (op bewijs gebaseerde praktijk) en de health promotion-benadering.

Het doel van EBM is om behandelaars in staat te stellen het actuele en beste bewijsmateriaal efficiënt te traceren en te beoordelen op methodologische kwaliteit en bruikbaarheid voor de individuele patiënt. Door de opkomst van EBM ontstond er binnen de antroposofische gezondheidszorg een grotere behoefte om de antroposofische concepten goed te beschrijven en te toetsen. Inmiddels is er internationaal fors geïnvesteerd in leerstoelen en onderzoeksgroepen, neemt het aantal wetenschappelijke publicaties internationaal jaarlijks toe en staat wetenschappelijk onderzoek bovenaan het lijstje van veel AG-beleidsmakers. De al genoemde opkomst van de health promotion-benadering heeft het mogelijk gemaakt om de concepten van en het wetenschappelijk onderzoek naar antroposofische gezondheidszorg in een breder kader te plaatsen en daarmee een groter gewicht te geven. Zo heeft bijvoorbeeld de Wereldgezondheidsorganisatie een global health promotion-beleid ontwikkeld.

Mooi voorbeeld: hooikoorts

Binnen de antroposofische gezondheidszorg wordt dus aanvullend, naast de fighting disease-benadering, met de conceptuele bril van “gezondheid” en health promotion naar patiënten gekeken en op basis daarvan therapeutisch gehandeld.

Een mooi voorbeeld hiervan, en waar het lectoraat aan de hogeschool veel aandacht aan besteedt, is de behandeling van hooikoorts. Het is in de geneeskunde volgens de fighting disease-benadering gebruikelijk om hooikoorts te bestrijden door de overmatige histamineproductie met antihistaminica te behandelen en de chronische ontstekingsreactie met locale corticosteroïden. Hiermee worden de symptomen van de ziekte heel goed bestreden, maar de ziekte wordt niet genezen. De meeste patiënten moeten daarom elk jaar gedurende het pollenseizoen deze behandeling krijgen.

Antroposofisch gezien is de fysieke gezondheid onder meer het resultaat van een zelforganiserende activiteit van het organisme, die polaire processen in balans houdt. Deze visie sluit naadloos aan bij wat inmiddels via immunologisch onderzoek is ontdekt over de oorzaak van hooikoorts, namelijk dat deze wordt veroorzaakt door een disbalans tussen twee immunologische subsystemen, waardoor er overmatige histamineproductie en een chronische ontsteking ontstaat. Binnen de antroposofische gezondheidszorg zijn therapieën ontwikkeld om deze disbalans op te heffen en de zelfregulerende activiteit te versterken. Zo kan er in aanvulling op de fighting disease-benadering worden gewerkt aan een blijvend herstel van de balans, of anders gezegd naar het curatief bevorderen van de gezondheid.

Inmiddels is er op basis van in kaart gebrachte expertkennis, in-vitro-onderzoek, cohortonderzoek en gerandomiseerd vergelijkend onderzoek toenemend bewijs van effectiviteit van deze curatieve gezondheid bevorderende behandeling. Zo kan er in aanvulling op de fighting disease-benadering worden gewerkt aan een blijvend herstel van de balans, of anders gezegd naar het curatief bevorderen van de gezondheid.

De onderzoeksstappen die voor dit voorbeeld in de afgelopen tien jaar zijn gezet, worden nu binnen het lectoraat voor diverse antroposofische gezondheid bevorderende therapieën in gang gezet. Zo zijn er bijvoorbeeld de eerste beschrijvingen van de praktijkmethoden met beeldende kunstzinnige therapie ten behoeve van zorgprogramma’s voor vrouwen met kanker. Ook werken we in Leiden aan de eerste aanzetten tot ontwikkeling van antroposofische zorgprogramma’s voor onder meer depressie en hechtingsstoornissen. Stap voor stap worden deze “producten” verder ontwikkeld en getoetst.

Meer onderzoek nodig

De wetenschappelijke resultaten tot nu toe laten zien dat antroposofische en “gangbare” geneeskundige concepten goed op elkaar kunnen aansluiten en dat er meer en betere bewijzen van veiligheid, en (kosten)effectiviteit komen. Er is echter meer wetenschappelijk onderzoek met goede resultaten nodig om de ambitie waar te maken dat de antroposofische concepten, diagnostiek en therapieën een integraal deel van de gezondheidszorg zullen gaan uitmaken. Daar zal ook dit lectoraat van Hogeschool Leiden aan bijdragen.

Inmiddels is de eerste projectperiode (2008-2010) van het lectoraat afgesloten. In deze periode zijn veel onderzoeksprojecten uitgevoerd, is er veel kennis beschikbaar gekomen en zijn aanzetten gegeven om een adequate onderzoeksinfrastructuur in te richten om gedegen onderzoek mogelijk te maken. Het werk van het lectoraat AG over deze eerste projectperiode is door Hogeschool Leiden, het werkveld en een externe evaluatiecommissie positief geëvalueerd. Mede op basis hiervan deze is de basisfinanciering van de tweede projectperiode (2011-2014) rondgekomen.

In deze tweede periode zullen we ons richten op de verdere ontwikkeling van professionele, transparante AG-zorgprogramma’s, waarin de eigenheid van de antroposofische gezondheidszorg gewaarborgd blijft. Daar hoort ook het monitoren van kwaliteit, veiligheid en (kosten)effecten van deze zorgprogramma’s bij, evenals het op basis hiervan produceren van hoogwaardige kennis over AG en het verzorgen van professionele communicatie en transfer van deze kennis. Voor het lectoraat en de hogeschool is het toegankelijk maken van de AG praktijkmethode voor geïnteresseerde professionals buiten de antroposofische gezondheidszorg in de zorgpraktijk en opleidingen voorts een belangrijke opdracht.

Wanneer ik verder vooruitkijk, zie ik allerlei trends die een positieve ontwikkeling en integratie van antroposofische gezondheidszorg in de gezondheidszorg zouden kunnen ondersteunen. De rol van de patiënt in de gezondheidszorg zal steeds belangrijker worden door de informatievoorziening via internet, social media en door de ontwikkeling van shared decision making (een gezamenlijk besluitvormingsproces van behandelaar en hulpvrager). De patiënt zal op basis van goede, makkelijk toegankelijke informatie steeds meer zelf zijn of haar keuzes maken voor zorgproducten. De komende decennia zullen ook in het teken staan van de verdere ontwikkeling van health promotion en de integratie daarvan met de fighting disease-benadering. Ten slotte verwacht ik dat de ontwikkeling van integrative medicine zal doorzetten, waarbij onder meer getoetste complementaire zorgproducten geïntegreerd worden in de gezondheidszorg. Mits professioneel verder ontwikkeld, onder andere aan Hogeschool Leiden, kan de antroposofische gezondheidszorg positief bijdragen aan deze ontwikkelingen in de zorg en er ook van profiteren.

Literatuur

M. Akdis, J. Verhagen, A. Taylor, et al. (2004). “Immune responses in healthy and allergic individuals are characterized by a fine balance between allergen-specific T regulatory 1 and T helper 2 cells”, Journal of Experimental Medicine, 199(11): 1567–1575.

Baars E, de Bruin A. (2005). “The effect of Gencydo (injections on hay fever symptoms: a Therapeutic Causality Report (TCR )”, J Altern Complement Med, 11(5): 863-869.

E.W. Baars, Van der Bie, G.H. (2008). Praktijkonderzoek in de Antroposofische Gezondheidszorg 2008. Eerste stappen in de ontwikkeling van: practice-based evidence, ondersteuning in de therapeutische besluitvorming en evalueren van kwaliteit en effect. Hogeschool Leiden, Leiden.

E.W. Baars, Jong, M.C., Boers, I., Nierop, A.F.M., Savelkoul, H.F.J. (submitted). A comparative in vitro study on the effects of the product Citrus e fructibus/ Cydonia e fructibus as a whole and the single products on immunological parameters of Seasonal Allergic Rhinitis.

E. Baars, Jong, M., Nierop, A., Boers, I., Savelkoul, H.F.J. (in press). “Efficacy and safety of Citrus/Cydonia comp. Subcutaneous injections versus nasal spray for seasonal allergic rhinitis: a randomized trial”, ISRN Allergy.

E.W. Baars, Savelkoul, H.F.J. (2008). “Citrus/Cydonia Comp. Can Restore the Immunological Balance in Seasonal Allergic Rhinitis-Related Immunological Parameters In Vitro”, Mediators Inflamm, doi:10.1155/2008/496467.

A. de Bruin, Baars, E. (2001). Citrus/ Cydonia Comp. Use in general practice. A survey among anthroposophic physicians. Louis Bolk Instituut: Driebergen.

A. Bos (2010). Hoe de stof de geest kreeg. De evolutie van het Ik. Christofoor: Zeist.

O. Damen, Van der Bie, G.H., Bos, A. (2009). De gezondheidsbevorderende kracht van muziek. Een bijdrage uit de antroposofische muziektherapie. Hogeschool Leiden, Leiden.

A. Franke (2008). Modelle von Gesundheit und Krankheit. Huber Verlag: Bern.

C. Gründemann, Papagiannopoulos, M., Lamy, E., Mersch-Sundermann, V., Huber, R. (2010). “Immunomodulatory properties of a lemon-quince preparation (Gencydo®) as an indicator of anti-allergic potency. Phytomedicine”, doi: 10.1016/j.phymed.2010.11.016.

P. Heussser (2010). Anthroposophische Medizin und Wissenschaft. Beiträge zu einer ganzheitlichen medizinischen Anthropologie. Stuttgart, New York: Schattauer Verlag.

M. Jong, Sjöling, M., Baars, E. (submitted) “Adverse drug reactions to injections of homeopathic and anthroposophic medications: a systematic evaluation of the German homeopathic and anthroposophic pharmacovigilance”.

G.S. Kienle, Glockmann, A., Grugel, R., Hamre, H.J., Kiene, H. (2011, in press) “Klinische Forschung zur Anthroposophischen Medizin – Update eines Health Technology Assessment Berichts und Status Quo. Forschende Komplementärmedizin”.

G.S. Kienle, Kiene, H., Albonico, H.U. (2006). “Anthroposophic Medicine: Effectiveness, Utility, Costs”, Safety. Stuttgart, New York: Schattauer Verlag, 360 p. ISBN-10: 3-7945-2495-0, ISBN13: 978-3-7945-2495-2.

P. Kooreman, Baars, E. (submitted). “Patients whose GP knows Complementary Medicine tend to have lower costs and live longer”.

B. Lindström, Eriksson, M. (2010). The Hitchhiker’s Guide to Salutogenesis Saloutogenic pathways to health promotion. Helsinki: Folkhälsan Research Centre, Health Promotion Research and the IUHPE Global working group on salutogenesis.

M. Offringa, Assendelft, W.J.J., Scholten, R.J.P.M. (red.) (2008). Inleiding evidence-based medicine: klinisch handelen gebaseerd op bewijsmateriaal. Houten: Bohn, Stafleu & Van Loghum.

C. Rother, Oexle, J. (2008). “Untersuchung zur Ermittlung des Anwendungsnutzens von Weleda Heuschupfenspray unter besonderer Berücksichtigung der Wirkungsdynamik. Ergebnisse einer prospektiven Beobachtungsstudie”, Der Merkurstab 2: 167-71.

W. Uitgeest (2010). De binnenkant van blauw. Zeist: Uitgeverij Christofoor.

Update 19 november, 12.00 uur:

Meteen gisteren heeft het Louis Bolk Instituut heel alert het volgende persbericht gepubliceerd, ‘Onderzoeker Erik Baars gepromoveerd’:
‘Op vrijdagmiddag 18 november heeft onderzoeker Erik Baars zijn proefschrift in de Aula van Wageningen Universiteit en Research Centrum verdedigd, getiteld Evidence-based curative health promotion: A systems biology-orientated treatment of seasonal allergic rhinitis with Citrus/Cydonia comp. Het proefschrift richt zich op een aantal conceptuele, methodologische en empirische aspecten van het verder ontwikkelen van professionele preventieve en curatieve gezondheidsbevordering. Dit draagt bij aan een verdere innovatie van de geneeskunde en gezondheidszorg. De promotor is prof.dr. H.F.J. Savelkoul (Celbiologie en immunologie).

De Nederlandse samenvatting kunt u downloaden. Voor het bestellen van een gedrukt exemplaar kunt u contact opnemen met de auteur.

De filmopname van de promotie kunt u nog nazien op de site van de WUR.’
Voor ons geen nieuws, ware het niet dat wij nu ook bij de Nederlandse samenvatting van het proefschrift kunnen komen. Buitengewoon goed! Het proefschrift zelf is geheel in het Engels, dus kan er internationaal meteen gebruik van worden gemaakt. Die Nederlandse samenvatting vanaf bladzijde 233 laat ik voor de volledigheid hier volgen:
‘Door in de gezondheidszorg meer nadruk te gaan leggen op een gezondheidsbevorderende benadering (“health promotion”) in aanvulling op een ziektebestrijdende benadering (“fighting disease”) kan ingespeeld worden op een aantal belangrijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg in Nederland van de laatste decennia: de prognose van een hogere levensverwachting voor zowel mannen als vrouwen in Nederland, de daaraan gerelateerde hogere prevalentie van chronische ziekten en hoge kosten van de gezondheidszorg, de veranderde rol van patiënten in competente patiënten, en de toenemende wereldwijde belangstelling van patiënten voor complementaire vormen van geneeskunde. Het is daarom van belang valide, (kosten)effectieve en veilige strategieën te ontwikkelen die het patiënten mogelijk maken om actief bij te dragen aan hun eigen gezondheid en ziektetoestand. Daarmee bevorderen zij hun gezondheid op een preventieve en/of curatieve manier. De verwachting is dat dit naast gezondheidswinst tevens een bijdrage levert aan het in de hand houden van de kosten in de gezondheidszorg.

Hoewel er wereldwijd al veel geld en menskracht is geïnvesteerd, moet er nog veel wetenschappelijk werk en werk in de zorgpraktijk verricht worden om de gezondheidsbevorderende aanpak te ontwikkelen tot één die even evidence-based en professioneel ontwikkeld is als de ziektebestrijdende aanpak. Dit proefschrift richt zich op een aantal conceptuele, methodologische en empirische aspecten van het verder ontwikkelen van professionele preventieve en curatieve gezondheidsbevordering als een bijdrage aan de verdere innovatie van de geneeskunde en de gezondheidszorg.

Hoofdstuk 2 analyseert de definitie van gezondheid van de World Health Organization (WHO) uit 1948 en huidige gezondheidsdefinities en reviseert en presenteert een nieuwe definitie: “gezondheid door zelfregulatie”. Door de interne consistentie van de definitie te analyseren, en de overeenstemming met andere wetenschappelijke concepten (bijvoorbeeld de concepten van de epigenetica, de systeembiologie en de emergentie) en met empirische feiten vast te stellen, wordt de kwaliteit van de definitie onderzocht. Vervolgens worden aan twee voorbeelden (hooikoorts en chronische, psychologische traumatisering) de mogelijkheden van een integratieve behandeling met ziektebestrijdende en gezondheidbevorderende onderdelen gedemonstreerd. Ten slotte worden theoretische en praktische implicaties van deze nieuwe definitie beschreven.

In hoofdstuk 3 wordt de basale wetenschappelijke discussie over holisme versus reductionisme samengevat. Aannemelijk werd gemaakt dat er een aantal argumenten bestaat tegen het huidige, in de wetenschap gangbare, reductionistische standpunt. Deze argumenten bieden een wetenschappelijke opening voor een meer holistisch, systeembiologisch georiënteerde definitie van gezondheid en een meer holistische, systeembiologie georiënteerde methodologische benadering in de geneeskunde.

Hoofdstuk 4 beschrijft een nieuwe, op de systeembiologie georiënteerde, methodologische benadering bij de ontwikkeling van immunologische biomarkers voor het monitoren van effecten van de behandeling van seizoensgebonden allergische rhinitis (SAR) (hooikoorts). Met behulp van gepermuteerde stapsgewijze regressie (“permuted stepwise regression”) werden patroonvariabelen ontwikkeld en getest die de activiteit van het immuunsysteem op systeemniveau monitoren. Bij de ontwikkeling van de patroonvariabelen is uitgegaan van een dataset uit een gerandomiseerde, gecontroleerde studie waarin twee toedieningswijzen (neusspray en subcutane injecties) van Citrus/Cydonia comp. werden vergeleken. De SAR gerelateerde cytokineproductie scores (IL-1β, IL-5, IL-10, IL-12, IL-13, IL-17, IFN-γ en TNF-α) en de ernst van de symptoomscores van 22 SAR patiënten werden vóór en na zes weken behandeling vergeleken. Op basis van deze resultaten wordt geconcludeerd dat het geïndiceerd is om patroonvariabelen-biomarkers met behulp van grotere datasets verder te ontwikkelen en te valideren, waarbij de gegevens van SAR patiënten tevens vergeleken moeten worden met de gegevens van gezonde personen.

Hoofdstuk 5 vat de ervaringen van 39 Nederlandse huisartsen samen die een antroposofische SAR-behandeling hebben voorgeschreven. De resultaten van dit onderzoek vormen de eerste practice-based evidence van de positieve resultaten van de behandeling Citrus/Cydonia comp. voor SAR.

In hoofdstuk 6 worden twee in-vitro onderzoeken beschreven waarbij de immunologische werkingsmechanismen van de effecten van Citrus/Cydonia comp. op voor SAR relevante cytokineproductie scores in het bloed van een gezonde en een allergische donor zijn geanalyseerd. Mononucleaire cellen werden geïsoleerd uit perifeer bloed (PBMCs) en in-vitro geanalyseerd na polyklonale stimulatie van T-cellen. De veiligheid en de effecten op Th1 (IFN-γ) en Th2 (IL-5) cellen werden onderzocht. Citrus/Cydonia comp. heeft een selectief effect op de differentiatie van Th-cellen wat zichtbaar wordt in het produceren van relatief meer IL-10 dan IL-12. Het lijkt ook een effect tehebben op de inductie van regulatoire (IL-10 producerende) T-cel subsets. Het geneesmiddel is in-vitro in staat om gedeeltelijk de veranderingen, kenmerkend voor SAR, ten aanzien van rijping, differentiatie en activiteit van het immuunsysteem, te neutraliseren. De conclusie van het onderzoek is dat Citrus/Cydonia comp. mogelijk de verstoorde toestand van het immuunsysteem van SAR-patiënten zodanig kan herstellen, dat de allergische symptomen permanent verdwijnen.

In hoofdstuk 7 worden de effecten onderzocht van het gecombineerde product, Citrus e fructibus/Cydonia e fructibus (Citrus/Cydonia), en de aparte producten Citrus en Cydonia op de immunologische “pathways” van SAR. Perifere bloed mononucleaire cellen (PBMCs) van vijf gezonde en vijf graspollen-allergische donoren werden geïsoleerd en in-vitro geanalyseerd, na toediening van de extracten van de drie producten en aansluitend polyklonale en allergeen-specifieke stimulatie van T-cellen. De analyses toonden acceptabele overlevingscijfers van de immuuncellen, zonder tekenen van toxiciteit. Citrus had vooral een selectief effect op het verminderen van de allergische chronische ontsteking (TNF-α) en de Th2 (IL-5) activiteit. Zowel Cydonia als Citrus/Cydonia hadden vooral invloed op de inductie van de Th1 (IFN-γ) “pathway”. Citrus en Cydonia blijken verschillende werkingsmechanismen bij de behandeling van SAR te hebben. Bij het combinatieproduct werden geen grotere effecten aangetoond dan bij de afzonderlijke preparaten. Geconcludeerd werd dat verder onderzoek naar effectiviteit en werkingsmechanismen van de afzonderlijke producten en het combinatieproduct bij SAR in vivo geïndiceerd is.

In hoofdstuk 8 wordt een groep van 13 patiënten onderzocht met een gemiddelde voorgeschiedenis van 9 jaar hooikoorts (graspollenallergie), die in voorgaande jaren tijdens het pollenseizoen conventionele hooikoortsmedicijnen gebruikten in verband met de ernst van hun symptomen. Gencydo (Citrus/Cydonia comp.) injecties werden toegediend aan 12 patiënten vóór aanvang en tijdens het graspollenseizoen, en bij één patiënt tijdens het graspollenseizoen alleen. De ernst van de nasale en niet-nasale hooikoortssymptomen, het gebruik van “rescue” medicatie (antihistaminica of corticosteroïden), en de subjectieve ervaringen van patiënten werden gebruikt als uitkomstmaten. Er werd geconcludeerd dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de Gencydo behandeling effectief is in een grote subgroep van de onderzoekspopulatie.

Hoofdstuk 9 beschrijft een onderzoek naar de werkzaamheid en veiligheid van twee toedieningswijzen (subcutane injecties (SI) versus neusspray (NS)) van Citrus/Cydonia comp. in een nationale, gerandomiseerde, vergelijkende klinische trial met twee parallelle groepen. 23 patiënten voldeden aan de inclusie- en exclusiecriteria. Na een één- of tweeweekse washout periode waarin patiënten geen hooikoorts medicatie gebruikten, werden 23 patiënten gerandomiseerd naar een van de twee behandelgroepen voor een behandelperiode van zes weken. Effectmaten waren SAR-gerelateerde immunologische veranderingen, ernst van de SAR-symptomen en veiligheid. De immunologische analyses werden geblindeerd voor de groepstoewijzing uitgevoerd. Geconcludeerd werd dat beide toedieningswijzen veilig zijn en immunologische en klinische effecten geven. Wel zijn er grotere inflammatoire en “innate” immunologische effecten bij de NS-groep en grotere allergeen-specifieke en klinische effecten in de SI-groep.

Hoofdstuk 10 beschrijft een onderzoek dat gericht was op het beoordelen van de veiligheid van antroposofische en homeopathische injectievloeistoffen door middel van een systematische evaluatie van de gemelde bijwerkingen (Adverse Drug Reactions, ADR’s). ADR’s werden geëxtraheerd uit de farmacovigilantie (geneesmiddelenbewaking) databases van acht Duitse antroposofische en homeopathische fabrikanten over de periode van 2000-2009. Deze acht fabrikanten vertegenwoordigen in totaal bijna 95% van de verkochte antroposofische en homeopathische injectievloeistoffen in Duitsland. De resultaten demonstreren een uitstekend veiligheidsprofiel van therapeutisch toegepaste injectievloeistoffen in de antroposofische geneeskunde en de homeopathie, waarbij de totale incidentie van bijwerkingen geclassificeerd kan worden als zeer zeldzaam.

Hoofdstuk 11 beschrijft de algemene discussie van dit proefschrift. Allereerst werden samenvattend de belangrijkste resultaten van dit proefschrift gepresenteerd: een gereviseerde WHO definitie van gezondheid; een methodologie om veranderingen in gezondheidtoestand te kunnen monitoren met zogenaamde patroonvariabelen op systeemniveau; bewijzen van veiligheid en immunologische en klinische effectiviteit van Citrus/Cydonia comp. op seizoensgebonden allergische rhinitis als een voorbeeld van curatieve gezondheidsbevordering; en een voorbeeld van kosten-effectiviteit van integratieve geneeskunde in Nederland. De theoretische en praktische implicaties van de resultaten van dit proefschrift werden besproken. Tevens werd, vanwege het feit dat Citrus/Cydonia comp. een antroposofisch geneesmiddel is, op het wetenschappelijke fundament van de antroposofische geneeskunde gereflecteerd. De analyse van de methodologische en epistemologische verschuivingen in de gezondheidszorg van een veelal reductionistische naar een meer holistische benadering laat zien, dat de antroposofische gezondheidszorg steeds meer in overeenstemming komt met de hedendaagse wetenschappelijke methodologieën en concepten. Tot slot zijn scenario’s beschreven voor de implementatie van nieuwe onderzoekslijnen, voor de verdere ontwikkeling van professionele preventieve en curatieve gezondheidsbevordering als een bijdrage aan de verdere innovatie van de geneeskunde en gezondheidszorg, en voor de investering in CAM/IM/AG (Complementary & Alternative Medicine, Integrative Medicine, Anthroposophic Medicine) onderzoek.

In de bijlage zijn de resultaten van een kosten-effectiviteitsonderzoek gepresenteerd waarin de mogelijke bijdrage van integratieve geneeskunde (Integrative Medicine) aan de kostenreductie van de gezondheidszorg werd onderzocht. In deze studie werden de praktijken vergeleken van huisartsen die, na het behalen van hun reguliere huisartsopleiding, een gecertificeerde aanvullende opleiding in CAM hadden afgerond, met die van huisartsen die geen aanvullende CAM-opleiding hadden gevolgd. Bij patiënten van wie de huisarts een extra CAM-opleiding heeft afgerond blijkt in de verschillende analyses van 0 tot 30 procent minder gezondheidszorgkosten gemaakt te worden. Bovendien zijn de sterftecijfers significant lager. De leeftijdsgroep en de aard van de CAM-behandeling waren bepalende factoren voor de uiteindelijke kostenbesparing. De lagere kosten zijn het gevolg van minder verblijf in het ziekenhuis en minder voorgeschreven geneesmiddelen. Deze verschillen blijken zeer waarschijnlijk onafhankelijk te zijn van sociaal-economische omstandigheden zoals opleiding en woonsituatie. Mogelijke verklaringen voor de lagere kosten en sterftecijfers zijn selectie (bijvoorbeeld mensen die zo min mogelijk medische interventies willen, kiezen wellicht eerder voor CAM) en kwalitatief beter werkende praktijken (bijvoorbeeld minder overbehandeling en/of meer aandacht voor preventieve en curatieve gezondheidsbevordering) door huisartsen met kennis van complementaire geneeskunde. Meer gecontroleerde studies (replicatie studies, onderzoek op basis van meer uitgebreide gegevens, kosten-effectiviteit studies naar CAM voor specifieke diagnostische categorieën) zijn geïndiceerd.

Met het voorbeeld van Citrus/Cydonia comp. voor de behandeling van hooikoorts laat dit proefschrift de veiligheid, effectiviteit en specifieke immunologische werkingsmechanismen van dit geneesmiddel zien. Aan het voorbeeld wordt tevens duidelijk dat CAM werkzaam kan zijn en dat het een belangrijk kostenbesparend potentieel heeft. Het proefschrift als geheel ondersteunt de geldigheid van het concept van preventieve en curatieve gezondheidbevordering.’

10 opmerkingen:

Anoniem zei

Weer een antroposofische 'doctor' erbij die de antroposofische zaak kan gaan promoten?

Michel Gastkemper zei

Ja, valt tegen hè? En nog wel met heel goede argumenten die niet makkelijk onderuit te halen zijn.

Anoniem zei

Nee, dat valt niet tegen, want een antroposoof met een doctorstitel is (in de meeste gevallen) zoiets als een blinde met een geweer ;-)

Michel Gastkemper zei

Ik weet niet hoe dat in de Belgische academische wereld is, maar in Nederland wordt er met promoties zeer serieus omgegaan. U heeft blijkbaar geen hoge pet op van de universitaire wereld.

Anoniem zei

Ik snap niet wat de Belgische academische wereld ermee te maken heeft? Zal wel met typische antroposofische logica te maken hebben. Ik heb wel een hoge pet op van de academische wereld, uit welk land dan ook. Vooral omdat men in die wereld ruimdenkend is (men laat zelfs antroposofen aan het woord, terwijl geweten is dat die vaak een 'abgeeckt' bord voor hun kop hebben). ;-)
Maar goed, Steiner vond de normale wetenschap Ahrimanisch en zoals het in een sekte past neemt de rest van de club die 'wijsheid' over. Serieuze wetenschappers die de antroposofische zaak doorzien probeert men dan als 'ahrimanische wezens'in diskrediet te brengen, terwijl in eigen rangen allerlei obscure figuren (pedofielen, fraudeurs,...) de hemel in worden geprezen. Maar ik moet jou niet vertellen hoe de 'helden' worden beschermd tegen de waarheid. Moet er nog boter zijn? :-)

Michel Gastkemper zei

U geeft een knappe demonstratie van hoe veel schimpscheuten u in twee alinea’s kunt persen:
– antroposofen hebben een bord voor hun kop
– Steiner vond de normale wetenschap ahrimanisch
– zoals het in een sekte past neemt de rest van de club die 'wijsheid' over
– serieuze wetenschappers probeert men als 'ahrimanische wezens' in diskrediet te brengen
– terwijl in eigen rangen allerlei obscure figuren (pedofielen, fraudeurs,...) de hemel in worden geprezen
– maar ik moet jou niet vertellen
– moet er nog boter zijn?
Iedere weldenkende lezer begrijpt dat dit gescheld alleen terugslaat op de scheldende zelf; ook bij een Belgische afkomst. U verkeert zo juist in zijn tegendeel wat u wilt beweren. U lijkt het alleen niet te merken.

Anoniem zei

Ik begrijp niet waar het geouwehoer over Belgische afkomst vandaan komt? Heeft dat met dat 'abgeeckt' bord te maken?

En dan de stellingen die u opnoemt:

-antroposofen hebben een bord voor hun kop (u weet dit blijkbaar beter dan ik, want ik zeg nog 'vaak')
– Steiner vond de normale wetenschap ahrimanisch (is dat dan niet zo,haha?)
– zoals het in een sekte past neemt de rest van de club die 'wijsheid' over (ja, zo gaat dat in een sekte)
– serieuze wetenschappers probeert men als 'ahrimanische wezens' in diskrediet te brengen (zie hiervoor bv. de artikelen over Helmut Zander op de website van het Goetheanum)
– terwijl in eigen rangen allerlei obscure figuren (pedofielen, fraudeurs,...) de hemel in worden geprezen (alleen al op de website steinerscholen.com vindt u genoeg informatie over antroposofie en kindermisbruik)
– maar ik moet jou niet vertellen (hoe antroposofen de media bewerken)
– moet er nog boter zijn? (heeft u dan geen boter op uw hoofd, haha?)

Dit begrijp ik ook niet zo goed: 'U verkeert zo juist in zijn tegendeel wat u wilt beweren.'

Michel Gastkemper zei

Kijk eens aan, daar komt nu nog ‘geouwehoer’ bij. Zolang u gebruik blijft maken van een Belgische provider gesitueerd in Begijnerdijk, en bovendien dikwijls klaarblijkelijke Belgicismen als ‘geweten is dat’ gebruikt, herken ik u als iemand met een Belgische achtergrond. Ook al heeft u bij eerdere gelegenheid laten weten een vrij traumatische Nederlandse geschiedenis te hebben. Tenminste, als ik u goed identificeer, wat lastig is als iemand zich ook bij herhaaldelijk bezoek achter een ‘Anoniem’ verschuilt en zich niet te kennen durft te geven. Dat is zelfs bij Facebook tegenwoordig niet toegestaan. Mede daarom laat ik graag aan de weldenkende lezers het puzzelen op uw overige vragen.

Anoniem zei

Haha, ja, dat identificeren is moeilijk als je alleen een ip-adres hebt, want iedereen kan van op dat adres berichten plaatsen.
Ik vraag mij als ik deze blog bezoek soms ook af of ik in plaats van met een Nederlander niet met een Duitser te maken heb. Dat onderscheid is bij antroposofen natuurlijk niet zo groot doordat ze hun geestelijke leider volgen, en dat is Duits; hé. ;-)

Michel Gastkemper zei

Deze weblog heeft blijkbaar genoeg interessants te bieden om te blijven bezoeken! Overigens bedankt voor het compliment; Duitsers verzorgen een cultuur waarin men vaak dieper graaft en beter argumenteert dan in de Nederlandstalige cultuur.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)