Het is er tussendoor geslipt, want het bericht is al ruim twee weken oud: op 26 juni is de
Novalishoeve op Texel officieel geopend. Op
de nieuwspagina van de Raphaëlstichting wordt het heugelijke feit gemeld:
‘De opening van vier nieuwe appartementen op de Novalishoeve werd aangegrepen om de zorgboerderij – die al een jaar in bedrijf is – officieel te openen.
Op de Novalishoeve (voorheen: St. Donatus) wordt zorg geboden aan jongeren met een psychische zorgvraag of een verstandelijke beperking. Op het boerenbedrijf zijn melkkoeien, schapen, kippen en geiten. Daarnaast is er een werkplaats waar kaas, kwark en pudding wordt gemaakt. Ook is er een groententuin.
De genodigden lieten zich de eigengemaakte producten goed smaken.’
De Raphaëlstichting is de gelukkige nieuwe eigenaar en heeft dat al diverse malen in geuren en kleuren uit de doeken gedaan. Zoals in de bijzondere uitgave van de vorige incarnatie van hun tijdschrift ‘De Veerman’: ‘Novalishoeve special’ (‘De Veerman Nr. 93 Oktober 2008 kunt u hier downloaden PDF 1,5 MB’):
‘Op Texel was de Novalishoeve bij bevolking en toeristen jarenlang bekend als de Sint Donatushoeve. Een prachtige plek waar je heerlijk ijs kon kopen. De zuivelproducten van de Donatushoeve waren een begrip; ze werden gedistribueerd door het gehele land.
De Raphaëlstichting kocht de boerderij in februari 2007 met het doel er woongroepen te starten voor jongeren en jongvolwassenen met een psychiatrische problematiek met mogelijk een (licht) verstandelijke beperking. De kern is dat ze allen om verschillende reden zorg nodig hebben om begeleid te wonen.’
Er is trouwens recent een pracht van een brochure over de Novalishoeve verschenen (‘U kunt de brochure hier downloaden 2,5 MB.’) In de ‘Introductie’ wordt beschreven wat deze hoeve allemaal inhoudt:
‘Novalishoeve – zorgboerderij op Texel is een biologisch-dynamisch land- en tuinbouwbedrijf met melkkoeien op zo’n 40 hectare land. De melk wordt op het bedrijf verwerkt tot kaas, kwark en consumptiemelk. Ook is er een winkel waar deze en andere producten van het eiland Texel verkocht worden. Al jaren weten vele gasten, zoals de Texelaars hun toeristen noemen, de weg te vinden naar de boerderij die vlak bij de haven ligt. Behalve voor de winkel en het terras waar een kop koffie of een ijsje wordt geserveerd, komen zij de sfeer van de boerderij met haar dieren opsnuiven. Verschillende plekken zijn toegankelijk en berekend op bezoekers.
Op het bedrijf staan twee Noord-Hollandse stolpen die met een tussenwoning aan elkaar verbonden zijn. Na de grondige verbouwing in 2007, is er plaats gemaakt voor twee woningen voor twee gezinnen met daarnaast twee woongroepen van elk zes deelnemers. In 2009 worden in de voorstolp nog vier appartementen gemaakt voor jongvolwassenen die redelijk goed zelfstandig kunnen wonen, maar nog wel een zorgvraag hebben.
De Novalishoeve biedt daarmee huisvesting aan 16 deelnemers met verschillende zorgvragen. Er is dagbesteding op de boerderij voor diegenen die niet meer naar school hoeven. De leerplichtige kinderen zullen naar school gaan op het eiland of naar de overkant, zoals dit genoemd wordt op Texel.
We willen een therapeutische leefwerkgemeenschap vormen met de boerderij als basis. De zorgvragers spelen een belangrijke rol in de verschillende takken van het bedrijf en hebben een eigen plaats in de Texelse gemeenschap. Zo werken de 16 zorgvragers, de 2 gezinnen en medewerkers die buiten de boerderij wonen, samen aan ieders gezondheid.’
In De Veerman nr. 97 van april 2009 (er staat binnenin abusievelijk ‘april 2008’; ik kan deze trouwens niet meer vinden op de website, hij ontbreekt daar) vertelt Patrick Kool, teamleider van de Novalishoeve, een hilarisch verhaal onder de titel ‘Uitzendingen leveren veel publiciteit op. Novalishoeve bij “Mooi! Weer de Leeuw”’. Hij doet als volgt verslag:
‘Een willekeurige maandag in januari. “U spreekt met Hidde Nieuwland van EVA producties te Almere. Ik werk bij de VARA bij het programma Mooi! Weer de Leeuw.” Mijn hart begint sneller te kloppen... toch niet van Paul de Leeuw? Het antwoord luidt positief; ik ben in een keer een en al oor.
Het blijkt dat Paul de Leeuw ergens vanaf wil. Nu weten we allemaal dat Paul een beetje overgewicht heeft, maar als je daar vanaf wil, moet je mij niet bellen. Maar niets is minder waar: Paul wil van zijn kat af en hij vraagt of wij daarin wat kunnen betekenen.
Mijn radertjes beginnen meteen te werken: is dit een grap, word ik voor de gek gehouden of krijg ik niet een maar tien katten? Ik overstelp Hidde met vele vragen. Gelukkig kan hij me geruststellen en vertelt hij dat dit serieus is en dat Paul een goede plek wil voor zijn kat. Het liefst zover mogelijk weg, zodat hij niet zelfstandig terug kan lopen. Tja, wat is er dan mooier dan Texel; zonder bootkaartje kom je het eiland niet af.
Een week later zit ik samen met Joost Heerschop (coördinator Novalishoeve, red.) in het programma “Mooi! Weer de Leeuw”; mijn two minutes of fame naderen. In mijn hoofd repeteer ik de woorden die ik tegen Paul ga zeggen.
Ik ervaar een soort druk. Ik moet en zal de Novalishoeve noemen en vertellen dat we onderdeel van de Raphaëlstichting zijn. Ik wil het maximale eruit halen. Hoe meer wij onze naam noemen hoe groter ons bereik is. Mijn berekening gaat uit van twee miljoen kijkers. Daarvan heeft 10% iets met zorg en daarvan heeft 2% wel een bekende dan wel familielid die zorg nodig zou kunnen hebben op een zorgboerderij.
4.000 Potentiële bewoners dus.
Ik word wakker uit mijn berekening doordat Paul mijn naam noemt. Hij vertelt dat het niet gelukt is de kat te vangen en dat hij ervoor gaat zorgen dat deze later op de boerderij terecht komt.
Het is heel moeilijk om je verhaal te doen bij Paul, want hij ratelt maar door.
Gelukkig heb ik toch mijn zegje kunnen doen en hebben twee miljoen mensen de woorden Raphaëlstichting en Novalishoeve goed kunnen horen.
En de kat... tja, die was er dus nog niet... Hoe moesten we dit nu weer verkopen aan de bewoners? Gelukkig begrepen ze de situatie en hoopten ze stiekem dat Paul zelf de kat kwam brengen.
Een kleine vier dagen na deze toen al beroemde uitzending hebben we enorm veel reacties en berichtjes binnen gekregen. Er zat zelfs een Valentijnskaart bij, helaas niet voor mij maar voor Joost. De Kabelkrant, Texelse courant en zelfs de Veerman waren zeer geïnteresseerd in ons verhaal. De publiciteit begon te rollen en overal werden we herkend. Bewoners werden aangesproken op straat om te vragen hoe het met de kat ging en iedereen genoot van deze belangstelling.
Maar het kon nog mooier.
We werden weer gebeld of we nog een keer wilde komen. De kat was gevangen door een gespecialiseerd bedrijf. En of we ’m op wilden halen in de uitzending. Yes, weer two minutes of fame; ik begon me langzamerhand een echte BNN’er te voelen.
In de uitzending hebben we Peer inderdaad mogen ontvangen. Peer is erg schuw en Paul hoopte dat hij op onze fantastische zorgboerderij een mooi plekje zal krijgen. Tot op de dag van vandaag heeft alleen de dochter van onze coördinator Peer gezien. Peer woont en slaapt namelijk bij haar op de kamer en is erg bang. Gelukkig zien we wel verbeteringen en we hopen Peer te kunnen presenteren als we de Novalishoeve officieel gaan openen op 26 juni. Hopelijk zal er dan een grote, prachtige witte kat af en toe voorbij huppelen.
Ons doel is in ieder geval bereikt: we staan op de kaart op een zeer positieve manier. En we zijn zeker een mooie kat en een TV-ervaring rijker.’
Na al deze prachtige verhalen blijft mijn oog toch hangen bij de zinsnede ‘Voorheen: Sint Donatus’. Een naam die te denken geeft. De herinneringen kunnen daarbij heel ver teruggaan. Leest u dit maar eens:
‘Sint Donatus, boerderij
Boerderij aan de Hoornderweg 46, sinds 1975 bekend als biologisch-dynamische zuivelboerderij. In 1870 werd op een perceel land, dat als veldnaam Trijntje List had, een boerderij gebouwd. Die boerderij stond ongeveer 100 m. ten noorden van de huidige boerderij. Eigenaren waren Martje Theodorusd. Zijm-Logman (1820-1894) en haar zoon Johannes Theodorus Maartensz. Zijm (1846-1879). (...) De boerderij werd in 1885 verkocht aan Jan Cornelisz. Veeger (1820-1899) die zijn schoonzoon Pieter Witte op Sint Donatus liet blijven. Op 25 augustus 1892 werd de boerderij, na een snikhete dag, ’s avonds door de bliksem getroffen en brandde tot de grond toe af. In 1893 volgde herbouw door aannemer Cornelis Smit voor f 3.776,90. De boerderij kreeg toen de naam Sint Donatus, de schutspatroon tegen het hemelvuur. Veel hielp dit niet, zoals uit de geschiedenis van Donatus zal blijken. Na de dood van vader en moeder Veeger werd hun schoonzoon Pieter Jansz. Witte eigenaar.
Na de dood van zijn vrouw Pietertje Witte-Veeger viel de boerderij toe aan haar drie ongehuwde zonen die op Sint Donatus woonden: Johannes (1882-1964), Dirk Johannes (1884-1953) en Pieter Cornelis (1893-1963). Zij werden op Texel “de Arabieren” genoemd en hadden een nicht als huishoudster.
In 1933 werd hun schuur door de bliksem getroffen, waarbij naast de schuur ook 80 ton hooi verloren ging. Er werd een nieuwe schuur gebouwd die extra groot gemaakt werd om tot woning te dienen als een van de broers nog eens zou gaan trouwen. Na Dirk’s dood werd de boerderij verpacht aan Willem Johannesz. Bakker en zijn vrouw Joop Willemsd. Bakker.
In 1965 verkreeg Hendrik Nicolaas Cornelisz. Witte (van de Baronie) uit de nalatenschap van oom Jan het eigendom over Sint Donatus en 18 ha. land.
In 1968 verkocht hij het bezit al weer aan Willem Hendrik Willemsz. Bakker (1913-1998) die de boerderij in 1975 doorverkocht aan de Johan Adriaan Stichting waarvan Lies van Rijsselberghe-Verboom (1908-2003) (zie ook: Maartenhuis en Windy Ridge) de voorzitter was.
Sint Donatus werd een biologisch-dynamische zuivelboerderij met Piet Johannesz. Bakker als bedrijfsleider. In het eerste jaar werden in het land bij de boerderij twee koeien door de bliksem gedood, het derde geval van blikseminslag op de boerderij in 100 jaar. De oorzaak kan zijn dat in de ondergrond bij de boerderij veel ijzerhoudende delen voorkomen die bliksem aantrekt. De Johan Adriaan Stichting verhuurde de boerderij aan de Werkgemeenschap Sint Donatus waarin de zoon van Lies, Marc van Rijsselberghe, kwam werken.
De boerderij beschikt over 60 ha. grond. Op de ene helft lopen 50 koeien die jaarlijks 320.000 l. melk produceren, basisproduct voor melk, kaas, kwark, ijs en yoghurt. De andere helft van het land is bestemd voor biologische akkerbouw wat producten oplevert als aardappelen en tarwe, maar ook zeekraal. De boerderij, waarbij een winkel is gevestigd die al deze producten verkoopt, is ook bijna dagelijks geopend voor rondleidingen.’
Ook de genoemde ‘Windy Ridge, boerderij’ kent een hele geschiedenis:
‘Voormalige boerderij aan de Monnikenweg 4, middenin “de Dennen”. In 1886 liet Pieter Dirksz. Maas (1850-1936) deze boerderij bouwen op Staatsgrond.’
Voormalige eigenares was onder meer Aaltje Hendriksd. van Heerwaarden (1853-1932)
‘(...) en daarna hun dochter Hendrika (1889-1969), die haar gehele leven op Windy Ridge woonde en werkte. Zij trouwde met Willem Dirksz. Maas (1900-1973). Willem vond op het strand een bordje waarop “Windy Ridge” stond, vond dat een mooie naam en spijkerde het bord op het pand. Hij vertaalde het als “ritselend windje” en heeft nooit geweten dat het “winderige richel” betekende. Willem en Riek stierven kinderloos. De erven lieten het pand met 3 ha. land in 1973 publiek verkopen. Lies van Rijsselberghe-Verboom (zie Sint Donatus en Maartenhuis) kocht alles voor f 200.000 en droeg het eigendom over aan haar zoon Marc. Windy Ridge verloor de boerderijbestemming en werd woonhuis, eerst voor medewerkers van Sint Donatus, later van zoon Marc en zijn gezin. Het land bij de voormalige boerderij werd en wordt gebruikt voor het telen van de biologisch-dynamische producten van Sint Donatus.’
Deze zoon Marc is tegenwoordig ‘Projectleider Zilte Landbouw’:
‘Marc van Rijsselberghe is begonnen als zeehondenverzorger en vogelwachter op Texel. In Engeland volgde hij een biologisch-dynamische landbouwopleiding. Met drie maatschapleden heeft hij op Texel vier nieuwe mogelijkheden ontwikkeld om diversificatie in de landbouw mogelijk te maken. Dat gebeurt in de Stichting Donatus. Daarnaast heeft hij de Texelse milieuvriendelijke Natuurproducten BV opgericht. Deze BV heeft wel 160 regionale producten ontwikkeld in de waddenregio.’
Hij zal tegenwoordig niet meer betrokken zijn bij de oorspronkelijke boerderij, sinds deze een andere naam en een andere bestemming heeft gekregen. De naam Sint Donatus kan heel goed nog wel bestaan, alleen met een ander doel. Het eerdergenoemde zeekraal speelt hierin blijkbaar een belangrijke rol. Maar op deze website, gewijd aan ‘Zilte zeekool’, wordt het eigendom niet helemaal duidelijk, want hier staat nog gewoon:
‘Stichting Sint Donatus, eigenaar van de voormalige zuivelboerderij Sint Donatus aan de Hoornderweg in het Texelse Den Hoorn, houdt zich op dit moment voornamelijk bezig met ontwikkeling van en onderzoek naar de (ecologische) teelt van gewassen op zilte gronden. De teelt van zilte zeekool is daarvan een voorbeeld (zie Onderzoeken naar zilte gewassen). Daarnaast experimenteert Stichting Sint Donatus met kleinschalige verduurzamingstechnieken – drogen, vriesdrogen – om zilte gewassen, zoals zeekraal, zeeaster en zeekool, gebruiksklaar te maken als kruid of smaakversterker in de keuken. Stichting Sint Donatus werkt in deze projecten nauw samen met onder meer de Vrije Universiteit van Amsterdam, Universiteit van Wageningen en de Provincie Noord-Holland.
Gelieerd aan Stichting Sint Donatus is Texelse Milieuvriendelijke Natuurproducten B.V. Dit bedrijf produceert onder meer biologische cosmetica en voedingsmiddelen met ingrediënten (onder meer zeekool) uit het Waddengebied. Een deel van deze producten is via deze website te bestellen.’
Als we dan toch bezig zijn om boerderij Sint Donatus en Windy Ridge in ogenschouw te nemen, kunnen we net zo goed ook in de geschiedenis van het Maartenhuis duiken:
‘Oorspronkelijk gebouwd aan de Ruijslaan 81 bij De Koog als vakantieverblijf voor kinderen van personeel van een scheepswerf uit Rotterdam. Op staatsgrond kreeg de Johannes-Stichting in 1967 het recht van opstal van 80 are terrein tot april 1977. Het vakantieverblijf werd in eerste instantie het “Kinderdok” genoemd.
De voorzitter van de stichting, Lies van Rijsselberghe-Verboom (1908-2003), bedacht de naam het Maartenhuis als eerbetoon aan haar Texelse adviseur, boswachter Maarten Mantje (1920-1998). Naast haar bemoeienis met het Maartenhuis werd Lies van Rijsselberghe bekend op Texel als eigenaresse van Windy Ridge en de biologisch-dynamische boerderij Sint Donatus. Onder leiding van Lies diende het Maartenhuis al snel een educatief doel op antroposofische grondslag voor jonge kinderen. De opening was op 18 juni 1967 door Koningin Juliana.
In 1980 werd het Maartenhuis verkocht aan het heilpedagogisch kinderinstituut Christophorus dat het Maartenhuis ging exploiteren als Stichting Camphill Werkgemeenschap, een woon- en werkgemeenschap voor ontwikkelingsgestoorde volwassenen. Als therapie werd de agrarische werkzaamheid ingevoerd waarbij tuinbouw, veehouderij, kruidenteelt en bijenhouderij belangrijk waren. Het huis had 18 bewoners, 13 medewerkers en 12 kinderen van medewerkers. Ook Texelaars konden er terecht in dagopvang.
In 1990 werd het pand ingrijpend verbouwd waarbij de oude houtbouw verdween en daarvoor een boerderij met voersilo en schuur in de plaats kwam. Op de 5 1/2 ha. grond werden 3 melkkoeien, 3 melkgeiten en 40 schapen gehouden. In het dorp De Koog werden de bewoners van het Maartenhuis altijd graag gezien. Een van de vaste bewoners zorgde er jarenlang voor dat de oud-papiercontainer die op de Nikadel stond geen janboel werd. Op zijn driewielerfiets reed hij het hele dorp af om de bewoners en ondernemers erop te wijzen de boel netjes te houden.’
Diverse keren heeft nu de naam geklonken van Lies van Rijsselberghe-Verboom. Deze Rotterdamse zakenvrouw kende een bewogen geschiedenis. Een prachtinterview nam Leonard Beuger haar af in Motief nr. 43 van juli-augustus 2001, met de titel ‘De belangrijkste momenten... ik krijg ze altijd geschonken’:
‘Wat is realisme? Je laten begrenzen door de werkelijkheid, door wat er ís, of nieuwe werkelijkheid scheppen door eenvoudigweg te doen wat je nodig vindt? Lies van Rijsselberghe-Verboom is een opmerkelijke vrouw. Zij is nu eenennegentig en leeft in rust op Texel. Maar als zij, in alle bescheidenheid, vertelt over haar leven, begrijp je: niemand moet om haar heen hebben gekund. Zoveel impulsieve kracht moet onweerstaanbaar zijn geweest.
Samen met haar man leidde Lies van Rijsselberghe de succesvolle elektronicawinkels van Radio Modern in Rotterdam. Maar vooral ook was zij de persoonlijkheid die in Rotterdam het heilpedagogisch kinderdagverblijf Huize Thomas opzette, en later op Texel het Maartenhuis. Ook het bd-bedrijf Donatus op dat eiland zou er zonder haar daadkracht niet zijn geweest.’
Ik laat hier verschillende relevante passages volgen, die inzicht kunnen geven in de relatie die er bestaat tussen Rotterdam en Texel en verschillende van de eerder in deze bijdragen genoemde zaken en gebeurtenissen. Lies van Rijsselberghe is daarbij steeds zelf aan het woord:
‘Mijn vader was een uitgesproken sociaalvoelend man. “Ga maar naar Jaap Verboom”, zeiden de mensen als er iemand iets tekort kwam, “die geeft je zijn laatste boterham nog.” Hij was wel rood, maar geen partijganger. Zelf ben ik wel lid van de communistische partij geweest. “Het enige waarmee je nog iets kunt doen voor de wereld, is het communisme”, zei mijn vader, en ja hoor, daar stond Lies met De Waarheid op de Coolsingel. En ik moet je zeggen: het was zalig in de communistische partij. Die kameraadschap. Ik heb op het punt gestaan met de jongens naar Spanje te gaan, om tegen Franco te vechten. (...)
Na de oorlog ben ik pas de antroposofie tegengekomen, eigenlijk laat in mijn leven. Wij hadden toen die zaken van Radio Modern in Rotterdam, en daar werkte een man, die mij een keer heeft meegenomen naar een lezing van Zeylmans (Willem Zeylmans van Emmichoven, de eerste voorzitter van de Antroposofische Vereniging in Nederland, lb). Het ging over heilpedagogie, over gehandicapten. Het onderwerp sprak mij niet bijzonder aan, gehandicapten; ik voelde daar in die tijd geen liefde voor. Maar toch ben ik na die voordracht van Zeylmans de volgende dag meteen naar Den Haag gegaan, en daar heb ik Max Stibbe ontmoet, die was leraar aan de vrijeschool.
Van mijn dochter had de dokter namelijk gezegd dat ze zwakzinnig was. Stibbe zei meteen: “Je mag nooit meer zeggen dat ze zwakzinnig is.” Mijn dochter is dan bij de Stibbe's in huis gekomen en liep gezellig mee op de vrijeschool. Als ze ergens niet in mee kon komen, dan ging ze in de kleuterklas helpen. Mijn dochter wilde later euritmiste worden. In 1955 is ze gestorven aan kanker.
Vanaf die tijd hoorde ik voordrachten van Zeylmans en van Bernard Lievegoed. Toen Steiners De filosofie van de vrijheid werd behandeld, wist ik meteen: dit is het. Ik werkte toentertijd elke dag in de zaak, maar ’s ochtends liep ik in Den Haag stage bij “meester de Bruin van de Mussen” – zo werd die man genoemd. Hij was heel beroemd, heeft nog bij zijn leven een standbeeld gekregen. Hij werkte met kinderen uit de Schildersbuurt, kinderen van prostituées en zo. Het klikte meteen, voor dat werk voelde ik wél meteen liefde, op het eerste gezicht! Bij De Bruin mocht niet over God of dominees of pastoors gesproken worden, van dogmatisme moest hij niets hebben. “Maar jij mag dat wel”, zei hij tegen me. Ik had daar een groep boefjes, en daar heb ik het sprookje De zeven raven mee opgevoerd, op een heel eenvoudige manier. Heel ontroerend was het. De Bruin huilde. “Kom hier werken”, zei hij.
Ik kon het trouwens van mezelf niet uitstaan dat ik een afkeer had van gehandicapte kinderen; doordat ik dat zo voelde, vond ik mezelf zieker dan zij. (...)
Mijn man en ik hadden in Rotterdam een prachtig groot huis aan de Heemraadsingel. Dat was nog van Willem Ruys geweest, van de Holland-Amerika-lijn. En er was de herinnering aan mijn vader, “Je hebt altijd een bed voor iemand”, kon hij zeggen. Het was ook mijn vader die mijn wil gebruikte. Ik kon in dat huis mensen onderdak geven, ze opvangen. Je hoeft ook niet meteen psychiater te zijn om mensen te helpen. Mensen die uit de gevangenis komen bijvoorbeeld. Je moet ze een goed huis geven.
Veel mannen heb ik in die tijd kunnen helpen. Ook wel vrouwen, incestslachtoffers, maar vooral mannen. Daar waren moordenaars bij, mensen ook die de gruwelijkste zedendelicten hadden gepleegd. Ja, die hielp ik als privé-persoon. De GGD stuurde me die, of de reclassering, of een pastoor. Mijn man vond dat verschrikkelijk, maar ik dacht: als ík in zulke moeilijke omstandigheden was geraakt als die man, dan had ik óók vreselijke dingen gedaan. (...)
Met dat werk moest ik ophouden toen ik onverwacht, op mijn zesenveertigste notabene, nog een keer zwanger werd. Ik volgde toen juist drie maanden de heilpedagogisch opleiding in Driebergen. Vijfmaal had ik al een miskraam gehad in de loop der jaren, en dan op die leeftijd... Zelfs een katholieke arts raadde me een abortus aan. Maar ik heb dat niet gedaan – en dat is Marc geworden. Hij is opgegroeid tussen de gehandicapte kinderen, want mijn man en ik hadden in diezelfde tijd, 1957, in ons huis aan de Heemraadsingel Huize Thomas opgezet. Het was een heel groot huis, wij woonden daar zelf ook. Ik nam er deel aan de kinderbesprekingen, en deelde in het opnamebeleid. Soms namen we zelf ook wel een tijd zo’n kind in huis. Een mongooltje herinner ik me, zo’n engelachtig kind. Die hebben hun intellect ingewisseld voor nieuwe vermogens. Later hebben we om uit te breiden het huis van de arts die naast ons woonde ook kunnen kopen en een gat gemaakt in de muur.
Marc zag als klein kind niet dat die andere kinderen gehandicapt waren, maar er waren wel eens mensen die zich afvroegen of het wel goed voor hém was. Maar Zeylmans zei: “Daar kan hij alleen maar winst van hebben.”
Die dingen kon je doen omdat je die zaak achter je kont had. Na de oorlog hadden we Radio Modern opgezet, en die zaak was een groot succes geworden. We zijn op Zuid begonnen, dat was niet gebombardeerd, maar ten slotte hadden we overal in Rotterdam winkels. Aanvankelijk verkochten we uitsluitend Philips-producten. Philips, dat kon toen echt nog je visitekaartje zijn. Op een zeker moment hadden we driehonderdvijftig man in dienst. Bijna uitsluitend ook mannen inderdaad. Ik was elke dag op kantoor. Ik was verantwoordelijk voor de omzet, en ik bracht ook de bezoeken aan Eindhoven. Meneer Philips noemde mij “mevrouw Lies”. Ik moest daar een goed rabat verdedigen. Dat was me wel toevertrouwd! Later ook bij Sony, nou daar waren ze ook niet gek!
Mijn man stierf in 1960. Daarna heb ik zelf nog totdat ik vijfenzestig was die zaak geleid, Radio Modern. Daarna is het verkocht. Aan Philips. Toen had ik dat geld, zeven miljoen, en ik wilde daar iets mee doen. Mijn vader had altijd gezegd: “Als je ooit geld krijgt, denk er dan aan: dat is het bloed en het zweet en de tranen van de arbeiders.” En geld is fijn hoor, heel fijn, maar ik heb nu toch een heel tevreden gevoel dat ik het heb kunnen gebruiken voor de kinderen in de heilpedagogie en voor de bd-landbouw.’
Idioten
‘Met Huize Thomas ging het in de jaren zeventig heel slecht. Het heeft dan ten slotte andere vormen gekregen. Ik ben daar nog tot op mijn zevenenzestigste bij betrokken geweest, ben er aan het eind nog zelf achter een bureau gaan zitten – niet dat ik zo gek ben op een bureau hoor, want ik kan nog geen giroformulier invullen. Het Maartenhuis, op Texel, zijn we begonnen in 1964. Dat was bedoeld voor kinderen die het Thomas-huis waren ontgroeid. Zeventien kinderen hadden we daar. En die Texelse meiden die daar werkten waren zo goed! Dat initiatief is ook misgelopen uiteindelijk. Het was te klein. Ook door de overheid werden kleine instituten niet graag meer gezien. Maar ik had artsen, ik had euritmistes, ik had alles. Ik ben naar Engeland geweest, heb allerlei locaties van de Camphill-beweging bekeken, maar ik wilde daar niet op overstappen. Ik wilde werken op de manier van mevrouw Lievegoed. Zij en haar mensen hebben altijd voor me ingestaan.
Uiteindelijk moesten we stoppen. Ik heb nog nooit zo gehuild als in die fase. We moesten verkopen. Vijf hectare grond voor drie ton, maar niemand wilde het hebben. Naderhand is er toch een Camphill-instituut op die plek gekomen. Ik werd gevraagd voor de grondsteenlegging van de kapel die daar werd opgericht, maar dat wilde ik eigenlijk niet. Toen ik het samen mocht doen met een van de pupillen heb ik het natuurlijk toch gedaan. En ik weet nog hoe ik daar zat, tussen die mensen, en hoe ik dacht: Ik kan toch alleen gelukkig zijn met een paar “idioten” naast me. Want dan laat Hij iets van zich horen.’
Texel
‘Sindsdien ben ik op Texel gebleven. Ik heb hier twaalf jaar in het bos gewoond. We hebben boerderij Donatus gekocht om er een bd-bedrijf te stichten. Donatus had bijna duizend schapen, en die moesten we erbij kopen. Marc is op zijn zestiende, zeventiende van school gegaan. Hij was leesblind, en daar zijn ze op de vrijeschool niet alert op. We hebben hier grote stallen gebouwd, een kaasmaker uit het buitenland laten komen, en Marc heeft leren kaasmaken bij de Norbertijnen. Het is niet gemakkelijk geweest, we hebben ook veel om subsidie moeten strijden. Marc was natuurlijk geen boer – maar de creativiteit van de vrijeschool werkt.
Marc is een paar jaar geleden erg ziek geweest. Zijn hart. Het is een wonder dat hij nog leeft, en weer leiding geeft aan het bedrijf. Hij heeft spectaculaire operaties moeten ondergaan en drie maanden op de intensive care gelegen. Toen zijn er wel momenten geweest dat ik dacht: had ik nu dat geld nog maar, om hem te kunnen helpen. Maar al-met-al ben ik alleen maar gelukkig om wat ik ermee heb kunnen doen.’
Het is al een heel lang verhaal geworden. Maar ik kan het toch niet nalaten om ook de volgende anekdote op te nemen. Die hoort zo bij het geheel, dat het zonde is om die weg te laten. Hij wordt verteld door Jan Bosman:
‘In 1947 begonnen een achtertante van me en vooral haar man in Rotterdam een radiozaakje. Ze was een nicht van zowel van vader als moeder.
Op de dag van de opening stond er in de ochtendbladen al het verhaal dat de heren inbrekers niet hadden kunnen wachten tot de zaak was geopend.
De afgelopen nacht was er ingebroken; foto erbij van de winkelruit, waarin een gat met een radio-toestel erin geklemd: het ging er net niet door.
De werkelijkheid: Hij had van het modernste toestel van Philips een malletje gemaakt en daarmee een gat in de ruit laten snijden, net iets kleiner dan de grootste omtrek van het modernste radiotoestel. Toen van binnenuit het erin geklemd, een foto gemaakt en die met het verhaal erbij afgeleverd bij de krant(en).
Zo was “Radio Modern” direct bekend.
Hij is niet zo oud geworden en na zijn dood heeft tante Lies de zaak nog een tijd zelf geleid, maar toen verkocht aan Philips, waar ze dacht ik nog een tijdje in de directie van de witgoed divisie heeft gezeten.
In haar jeugd was ze lid geweest van de CPN, maar toen ze overleed was ze welgestelder, hoewel niet zoveel als had gekund. Haar oude idealen heeft ze vastgehouden en aanzienlijke sommen gingen naar goede doelen, in Rotterdam bij voorbeeld naar het Maartenshuis in Hillegersberg.
Zij en haar man woonden op Texel en daar is zij gebleven tot haar eigen dood, 23 oktober 2003.
Toen haar zoon Mark ging trouwen, belde ze mijn ouders en mij op of we een paar dagen eerder wilden komen: ze had door Philips een film laten maken van de bedrijven, Radio Modern en de Donatus-hoeve in De Koog, waar Mark de leiding van had, en ze was van plan bij het vertonen ervan tijdens de receptie ook wat te vertellen en wilde van ons weten wat we van haar verhaaltjes dachten.
Op een gegeven moment vroeg ik:
“Tante Lies, waarom zit de koningin daar zo te lachen?”
Dat was bij het diner ter gelegenheid van de opening van het Maartenshuis op Texel, waar zij ook wat steentjes aan had bijgedragen.
“O, dat is misschien wel leuk om te vertellen”, zei ze, en vervolgde:
“Ik zei tegen de koningin: ‘Majesteit, weet u dat ik mijn leven aan U heb te danken?’
‘Maar mevrouw Van Rijsselberghe, daar kan ik me niets bij voorstellen... We zijn denk ik ongeveer even oud...’, zei Koningin Juliana.
‘Dat is het nu juist. Ziet u, mijn ouders konden geen kinderen krijgen en hadden stad en land afgelopen zonder resultaat. Toen was het 30 april 1909, U was geboren. Het was overal feest in Rotterdam en mijn vader en moeder hebben overal feest gevierd. En ’s avonds zei mijn vader tegen mijn moeder:
“Bets, als het vanavond niet lukt, lukt het nooit meer”.
Negen maanden later werd ik geboren.’
Toen ze overleed kwam de kaart t.g.v. een fout met de postcode te laat bij ons. Ze hield van rozen en ik heb Mark beloofd dat ze die van mij nog tegoed heeft. Die belofte hoop ik de komende weken in te lossen.
Waarschijnlijk door haar jeugdzonden met de CPN heeft ze nooit een koninklijke onderscheiding gekregen. Hierbij een klein monumentje voor haar, over wie ik nog een paar ontroerende verhalen weet.’