Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

woensdag 15 juli 2009

Verhelderend

Er blijkt sinds vrijdag ook een jaarverslag van Antroposana op internet te staan. Een bijzonder prettig leesbaar stuk tekst, zo op het eerste oog. En reuze praktisch opgesteld. Neem nu alleen al die lijst met afkortingen op bladzijde 3. Heel verhelderend. De inleiding op bladzijde 4 meldt:

‘Antroposana heeft in het jaar 2008 op landelijk niveau veel veranderingen ondergaan. Twee bestuursleden hebben onverwacht hun functie neergelegd. Een directeurswisseling heeft plaats gevonden. Er is per 1 september een eigen werkplek voor de directeur gecreëerd, waardoor de directeur bijna dagelijks op deze locatie bij het HOB [het ondersteunend bureau in Amersfoort, MG] vertoeft. Dit leidt tot een andere verhouding met het secretariaat van het HOB. Er ontstaat een meer directe relatie, waardoor administratieve taken anders vormgegeven worden. Zo heeft bijvoorbeeld de postverwerking een metamorfose ondergaan, doordat alle post vanaf september dagelijks naar de directeur gaat ipv de eerdere wekelijkse verzending naar bestuursleden.

Kortom, er was alle reden om af en toe een pas op de plaats te maken en te zorgen, dat de radertjes zo optimaal mogelijk blijven draaien. De voorzitter, Annemieke Jansen, heeft dan ook menig extra uur besteed aan het stabiliseren van Antroposana, zoals het inwerken van de nieuwe directeur en ondervangen van de vacatures in het bestuur.

De resultaten doen er nauwelijks voor onder; Antroposana heeft veel activiteiten ontplooid in de drie kerntaken belangenbehartiging, voorlichting & informatievoorziening en (lotgenoten) contactgroepen.’

Op de volgende bladzijde wordt over het ledental geschreven:

‘Ondanks het ten opzichte van vorig jaar teruggelopen ledental is 2008 geëindigd met 7920 leden. De terugloop is het gevolg van wijzigingen in de Antroposana-polis, de collectieve ziektekostenverzekering bij De Amersfoortse.

Een noodzakelijke ingreep om de polis financieel gezond te maken na het exorbitant hoge gebruik van complementaire geneeswijzen in de eerste twee polisjaren 2006 en 2007, kon niet uitblijven. Waar in 2006 en 2007 veel complementaire behandelingen door therapeuten niet-artsen nog vergoed werden, moest het pakket in 2008 beperkt worden tot behandelingen door therapeuten van de antroposofische beroepsgroepen, die aangesloten zijn bij de NVAZ. Ook is gekozen voor een ruime vergoeding voor antroposofische geneesmiddelen, ook uit Duitsland. En voor behoud van complementaire gezondheidszorg bij consulten, gegeven door artsen van de beroepsverenigingen VHAN, NAAV en ABNG-2000.’

Over de financiën staat op bladzijde 9:

‘Ook dit jaar is het weer gelukt om de financiële situatie van Antroposana gezond te houden.

Nadat eind 2007 onrust ontstond, omdat de minister van VWS opwierp alléén nog aan categorale patiëntenverenigingen subsidie toe te willen kennen, is er in de Tweede Kamer en met betreffende koepelorganisaties discussie gevoerd over deze “move” van de minister. Daarna zijn er nog verschillende bijeenkomsten van het ministerie van VWS geweest met patiëntenverenigingen, waar Antroposana ook de belangen van haar leden heeft behartigd. Dit heeft goed uitgepakt voor verenigingen als Antroposana, die niet georganiseerd zijn op basis van een specifiek ziektebeeld, maar een brede doelgroep van patiënten vertegenwoordigen.

Antroposana heeft op grond van haar ledental en kerntaken het volledig budget Instellingssubsidie voor patiëntenverenigingen toegekend gekregen. In de loop van het jaar is daaraan een subsidiebudget voor professionalisering van de organisatie toegevoegd.

Het positief resultaat mag toegevoegd worden aan de risicoreserve. De risicoreserve kent een maximumgrens van 10 % van contributiegelden plus subsidietoekenning. Een aantal leden betaalde meer dan de minimale contributie. Deze overbetalingen worden beschouwd als schenkingen van individuele leden aan de afdeling waarin zij woonachtig zijn, bestemd voor activiteiten op het gebied van antroposofische gezondheidszorg in die afdeling.’

Wat voor hier ook nog wel interessant is, is het gedeelte over de website op de bladzijden 15 en 16:

‘De verzorging van de Antroposana website ligt in handen van de heren John Hogervorst (Uitgeverij Nearchus) en Wilfried Nauta (Wilfried Nauta Webdesign/Stichting Antrovista). Zij werken nauw samen met de directeur van Antroposana.

In 2008 werd de website ongeveer 63.875 keer bezocht, met een gemiddeld bezoek van 175 keer per dag. In november zien we een piek van gemiddeld 225 keer per dag. Het gemiddeld aantal pagina’s dat per dag bezocht werd was 953, met een piek in december van 1803 pagina’s per dag. De Antroposana-polis is hoofdzakelijk de reden van dit veelvuldig bezoek. Actualiteiten zoals over de antroposofica, de BTW-heffing of het Elektronisch Patiënten Dossier worden overzichtelijk op de website vermeld. Maar ook de agenda met allerlei activiteiten in afdelingen wordt goed bijgehouden.

Op het bezoekersforum stellen mensen vragen aan elkaar en aan Antroposana. Voor de actualiteit is het van belang om dit forum goed bij te houden. Er is een aanzet gemaakt tot het samenstellen van een database van sprekers, bedoeld voor afdelingsbesturen als “pool” om uit te putten bij het organiseren van themabijeenkomsten e.d. Hierover houdt de directeur contact met de webdesigner, die voor de Stichting Antrovista deze opdracht uitvoert. Dit project is begonnen in 2008 en wordt het volgend jaar vervolgd.

In het verlengde van een disclaimer voor het tijdschrift, heeft het bestuur dit jaar ook een disclaimer voor de website opgesteld, die in 2009 nader besproken en op de website geplaatst wordt.’

Er staat nog veel meer behartenswaardigs in het jaarverslag. Het is allemaal prima na te lezen op de website van Antroposana.

dinsdag 14 juli 2009

Goede Raad

Ja, en dan... is er – op deze ‘quatorze juillet’ – toch nog het jaarverslag 2008 van Zonnehuizen verschenen. Op de valreep van de zomerperiode. Zij zijn de enige niet, want nu zijn 1036 zorgconcerns met hun jaarpublicatie op internet present. Nog op 8 juli kwam de Bellisgroep tevoorschijn, afgelopen vrijdag geboekstaafd in ‘Multidimensioneel’. Daarmee is al een heel stuk Zonnehuizen zichtbaar geworden (als nieuwe fusiepartner namelijk). Hoe is het daar nu zelf mee, met deze Zonnehuizen?

Raphaëlstichting en Lievegoed Zorggroep heb ik in dit opzicht eerder, op vrijdag 12 juni in ‘Zorgelijk’, kunnen voorstellen. Gedrieën vormen deze ‘concerns’ inmiddels bijna de gehele antroposofische intramurale gezondheidszorg in Nederland. Als zij tot één organisatie zouden kunnen fuseren, was er nagenoeg landelijke dekking. Het is dus van belang dat het hen goed gaat, voor de zorgverlening, maar ook voor de werkverschaffing.

Enfin, Zonnehuizen dus. Wat een complexe organisatie is dat zeg, goed voor 78 pagina’s jaarverslag, nog afgezien van de jaarrekening. Ondoenlijk om daar een samenvatting van te geven. Hooguit kunnen wat highlights een licht werpen op de toestand. Een puur persoonlijke keuze (mede gebaseerd op wat hier al eerder ter sprake is geweest). Daar gaan we dan.

Bijna meteen aan het begin, op bladzijde 6, wordt gewag gemaakt van het nieuwe kennis- en expertisecentrum:

‘Het Kenniscentrum heeft intussen gewerkt aan een strategisch visiedocument en heeft daartoe ca. dertig lopende en deels te starten onderzoeks- en innovatieprojecten geordend naar cluster en naar stadium. In dit kader zijn in het zorgjaar 2008 verschillende boeken en tijdschriftartikelen, abstracts, scripties, theses, lezingen en posters verschenen, die in het visiedocument worden beschreven. Voorts worden vanuit het centrum diverse externe functies en adviseurschappen in verschillende wetenschappelijke organen en redacties bekleed. In het kader van Opleidingen en Wetenschappelijk Onderzoek verrichten een vijftal medewerkers een promotieonderzoek.’

Op bladzijde 8 en 9 komt een heuglijk feit aan bod, dat hier nog niet eens ter sprake is geweest (o, schande):

‘Ook het jubileum van het 60 jarige Bronlaak is gevierd door relaties van Zonnehuizen Kind en Jeugd en Zonnehuizen Volwassenen gezamenlijk. Op donderdag 23 oktober 2008 bestond woon-werkgemeenschap Bronlaak in Oploo 60 jaar. Met dit jubileum werd ook de “geboorte” van de sociaaltherapie in Nederland gevierd. Al meer dan 60 jaar wordt de sociaaltherapeutische visie op zorg voor mensen met een ontwikkelingsstoornis in de praktijk vormgegeven, als eerste vanuit Bronlaak en later ook vanuit vele andere initiatieven. Al die tijd heeft de sociaaltherapie een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van zowel de individuele cliënten en medewerkers als aan de gemeenschappen als geheel. Daarbij brengt de sociaaltherapie alternatieven en waardevolle inzichten voort voor nijpende actuele kwesties.’

Op bladzijde 45 wordt hier nog in detail op teruggekomen:

‘Het jubileum 60 Jaar Bronlaak, 60 jaar sociaaltherapie is in september op een feestelijke Michaelsdag gevierd door cliënten en medewerkers van Bronlaak.

Ook de Open dag van Bronlaak, die op tweede Pinksterdag in de even jaren gehouden wordt, stond in 2008 in het kader van het 60 jarig jubileum. Weer vele duizenden mensen beleefden een dagje mee in de dorpsgemeenschap.

Op de werkelijke verjaardag is het jubileum gevierd met externe gasten. Dit geheel in stijl met de sociaaltherapie, namelijk door de gasten aan het werk te zetten. Externe contacten zoals burgemeesters, wethouders, inspecteurs van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, zorgverzekeraars, hoogleraren, artsen en psychiaters en collega-zorgaanbieders waren uitgenodigd om met de zorgvragers mee te doen in de kaasmakerij of op de boerderij, in de bossen, bij het pottenbakken, in de keuken, of bij een van de vele andere werkzaamheden. Met enthousiasme is door de genodigden gehoor gegeven aan deze uitnodiging.

Niet het praten over stond voorop, maar het meemaken, het ervaren. En die ervaringen delen, met andere bezoekers, met medewerkers en zorgvragers. Want alleen zo kan de volle rijkdom en ware betekenis van sociaaltherapie “begrepen” worden. (...)

Anno 2009 biedt Zonnehuizen Volwassenen sociaaltherapeutische zorg- en dienstverlening aan ruim 500 cliënten verspreid over 7 kernen in Gelderland, Overijssel, Limburg en Noord-Brabant. In het totaal zijn ongeveer 750 medewerkers werkzaam bij Zonnehuizen Volwassenen.’

Waarmee we meteen aan de eerste kerncijfers van het geheel toekomen (op bladzijde 16):

‘Zonnehuizen biedt zorg- en dienstverlening aan mensen van alle leeftijden op en vanuit verschillende locaties verspreid over Nederland. Per ultimo 2008 heeft Zonnehuizen een klinische/intramurale capaciteit van 513 plaatsen; extramurale zorg aan 1.919 cliënten met een totaal van 1.309 medewerkers (916 Fte). Het exploitatiebudget bedraagt 68,6 mln. euro.’

Dat is natuurlijk geen eenvoudige organisatie; nee, helemaal niet. Lees maar mee op bladzijde 16, waar het begint met de ‘Balanced Scorecard’, maar waar het algauw gaat over het functioneren van en de relatie tuussen de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht:

‘De bespreking van de voortgangsrapportages met betrekking tot de bedrijfsvoering en de kwaliteitszorg vindt in principe structureel plaats door middel van een daartoe ingericht format conform het model Balanced Scorecard. In het verslagjaar liet de rapportage van bedrijfsvoeringgegevens in dit format helaas nog te wensen over, mede als gevolg van de sterk toegenomen complexiteit en de opgave te komen tot integratie van informatiesystemen ten gevolge van de fusie tussen Zonnehuizen Kind en Jeugd en Bronlaak-Heimdal, alsmede het onvoldoende aansluiten van de informatievoorziening van het externe administratiekantoor ter zake van de bedrijfsvoering met betrekking tot het speciaal onderwijs van de Zonnehuisschool.

Hierbij aansluitend is, mede in het kader van het toegenomen marktwerking en een adequate sturing van het productieproces en van een doelmatige bedrijfsvoering met de Raad van Bestuur diverse malen intensief stil gestaan bij de tijdigheid, de juistheid en volledigheid van de managementinformatie.

Door de Raad van Bestuur is aangegeven dat ten behoeve van het ontwikkeling van adequate managementinformatievoorziening in deze post fusiefase in eerste instantie de functie van Informatiemanager werd gecreëerd en ingevuld. Van hieruit wordt de inrichting van de integrale bestuurlijke informatievoorziening op centraal niveau vormgegeven. Het goed inrichten van een tactisch en operationeel ICT-ondersteuningsapparaat, alsmede het inrichten van een productie- planningsfaciliteit en het outilleren van de divisies met enkele business analisten ter ondersteuning van de directievoering op divisieniveau krijgt daarbij tevens hoge prioriteit.

d. Werkwijze Raad van Toezicht
In de post fusiefase die het gehele verslagjaar 2008 kenmerkt is in de Raad van Toezicht diepgaand en meerdere keren aandacht besteed aan het functioneren van de Raad van Toezicht en de wisselwerking met de Raad van Bestuur.

Er werd besloten tot het instellen van portefeuillecommissies, volgens welke de betreffende leden van de Raad van Toezicht niet alleen een toezichthoudende rol en klankbordfunctie ten aanzien van het onderwerp van de portefeuille vervullen, maar met name ook verantwoordelijk zijn voor het proces waarlangs de Raad van Toezicht als geheel betrokken wordt bij de onderwerpen en zijn toezichthoudende rol vervult. De portefeuilles zijn in die zin te verstaan als procesportefeuilles.’

Maar al met al leidt het toch op de bladzijden 28 en 29 tot een ‘Dankwoord’:

‘Met instemming heeft de Raad van Toezicht kennisgenomen van het actief gevoerde beleid en de in gang gezette ontwikkelingen in het verslagjaar, om in te spelen zowel op de vele exogene veranderingen als op de vragen van de cliënten door de uitvoering van integrale zorg- en onderwijsarrangementen. Gegeven het feit dat in 2008 een substantiële uitbreiding van de productie en dienstverlening is gerealiseerd in een sterk aan complexiteit toegenomen organisatie, waar onder meer de verdere invoering van DBC’s en ZZP’s ter hand is genomen, en het gegeven dat in 2008 een aantal fusies tot een goed einde werd gebracht, acht de Raad van Toezicht complimenten aan de Raad van Bestuur, het Managementteam en alle medewerkers op zijn plaats voor de in 2008 geleverde prestaties.’

Ik vergeet tegenwoordig helemaal om al die afkortingen uit te leggen, die de leek niets zullen zeggen: DBC is Diagnose-Behandel-Combinatie, ZZP Zorgzwaartepakketten. Het is jargon; vaktermen uit de zorg. Op de bladzijden 29 en 30 gaat het nog even door met waar er knelpunten zitten:

‘In 2008 heeft de Raad van Bestuur een Zonnehuizen-breed project ingezet om meer doelmatigheid van en in de bedrijfsvoering te bevorderen. We beogen daarbij een betere – horizontale – interne samenwerking tussen ondersteunende diensten en het primaire proces, om sneller en gemakkelijker te kunnen werken en onze creatieve kracht beter te kunnen benutten. Dit zal ons eveneens meer financiële ruimte verschaffen. In dat verband hebben we de bedrijfsvoeringprocessen van facilitaire dienst, inkoop, het declareren van het therapeuticum, stuurinformatie, verzuim en verloop personeel en interne communicatie laten onderzoeken. Er zijn concrete doelmatigheidswinsten geboekt en daarnaast is meer bij de medewerkers meer bewustzijn ontwikkeld voor het belang van een evenwichtige relatie tussen primair proces en ondersteunende diensten.

Met betrekking tot het risicomanagement werd eens te meer duidelijk dat de bedrijfsvoering een bestuurlijke managementinformatievoorziening absoluut nodig heeft.

Daarmee hangt de behoefte samen om een meer horizontaal gerichte aansturing. Leiderschap, persoonlijke visie en regie zijn onmisbaar om de vele (deel)processen te verbinden die zich afspelen waar het primaire proces en ondersteunende diensten elkaar raken. Dit kantelproces vormt een belangrijk uitgangspunt voor een vernieuwend beleid in 2009.’

Nog iets speciaals op bladzijde 48, over ‘De Ontmoeting, Uden’, die al eerder in het nieuws en dientengevolge hier ook al ter sprake is geweest:

‘De Ontmoeting behelst de realisatie van een brede school met geïntegreerde zorginstelling aan het Landschrijversveld te Uden. In De Ontmoeting werkt Zonnehuizen nauw samen met Stichting Pallas en de gemeente Uden. In De Ontmoeting worden onderwijs, zorg en welzijn geïntegreerd ten behoeve van kinderen en (jong-)volwassenen met en zonder ontwikkelingsstoornis.

De voortgang van de realisatie van De Ontmoeting is in eerdere jaren ernstig vertraagd. Vertragende factor in deze is het bezwaar dat tegen de voorgenomen plannen is aangetekend door enkele buurtbewoners. Eind 2007 heeft de rechter uitspraak gedaan en heeft daarmee het beroep van de buurtbewoners ongegrond verklaard. Hiermee waren de drempels tot de bouw weggenomen en is vooruitstrevend gestart met de bouwvoorbereiding. Dit heeft begin 2008 geleid tot een herstart van de bouwactiviteiten.

In opdracht van de samenwerkende partners wordt het hele bouwtraject uitgevoerd door SVU-wonen te Uden. Naar verwachting wordt De Ontmoeting in juni 2009 opgeleverd.’

Hoofdstuk (of beter: paragraaf) ‘4.2.2.6 Kennis en Expertise’ op de bladzijden 51 en 52 komt terug op het onderwerp kennis- en expertisecentrum:

‘Met de benoeming van een Hoofd van de stafafdeling Kennis en Expertise per 1 mei 2008 is een start gemaakt met het kennis en expertisecentrum van Zonnehuizen. Dit centrum zal naast de ontwikkeling van kennismanagement zich toeleggen op effectmeting, consultatie en toegepast wetenschappelijk onderzoek. Het centrum krijgt een belangrijke zorginhoudelijke ontwikkelfunctie en zal Zonnehuizen als landelijk werkend expertisecentrum voor kinderen en jeugdigen en volwassenen met duale ontwikkelingsproblematiek beter op de kaart plaatsen.

Het Hoofd van de stafafdeling Kennis en Expertise heeft in het verslagjaar een visiedocument opgesteld waarin de beleidslijnen en contouren worden aangegeven ten aanzien van het ontwikkelen en delen van kennis en expertise met als doel een verdieping en verbreding van de benodigde (specialistische) kennis te bewerkstelligen. Dit visiedocument zal begin 2009 op niveau van het directieberaad nader worden besproken. In eerste aanleg is de focus gericht op de doelgroep kind en jeugd, waarna verbreding kan plaatsvinden naar volwassenenzorg. Tevens hebben het hoofd Kennis en Expertise en een tweetal promovendi in de zomer van 2008 tijdens een internationaal wetenschappelijk congres een inleiding en presentatie verzorgd betreffende de lopende onderzoeksprojecten binnen Zonnehuizen. Een en ander zal naar verwachting in 2009 leiden tot publicaties in wetenschappelijke tijdschriften.’

Interessant is ook de paragraaf ‘4.2.2.9 Cultuuranalyse’ op de bladzijden 55 en 56:

‘Zonnehuizen kent vanuit verschillende richtingen een rijke historie als antroposofisch geïnspireerd centrum. Ondanks dat de visie en structuren onmisbaar zijn, wordt de organisatie Zonnehuizen nog steeds gemaakt door de mensen. Het relationele en zingevende aspect, de wijze waarop mensen zich verhouden tegenover elkaar, van waaruit zij handelen en waartoe, vormt als het ware het hart van de organisatie. Cultuur is in deze geen statisch begrip maar verandert mee met de tijd en de mensen in de organisatie.

Om van binnenuit een krachtige impuls te kunnen geven aan de cultuurontwikkeling heeft de Raad van Bestuur medio 2008 Blenkers Consult & Training opdracht gegeven tot het uitvoeren van een cultuuranalyse. Door middel van waarderend participatief en explorerend onderzoek zijn de huidige institutionele identiteiten van Zonnehuizen in relatie tot de persoonlijk levensbeschouwelijke identiteiten én beroepsidentiteiten van medewerkers geanalyseerd. November 2008 is het rapport ‘Cultuuranalyse en aanbevelingen’ aangeboden aan Raad van Bestuur.

Een belangrijke aanbeveling in het rapport is om als antwoord op de externe druk waaronder veel veranderingen hebben plaatsgevonden op gebied van kwaliteitsborging, certificering, zorgzwaartefinanciering etc. een impuls te geven aan een beweging in een andere richting, via de weg van het intra-persoonlijke – waar de persoonlijke visie, waarden en overtuigingen van medewerkers er (weer) toe doen – naar de professionalisering.

De Raad van Bestuur en Directie hebben naar aanleiding van de bevindingen de intentie uitgesproken om aan deze beweging bewust en concreet ruimte te geven, in de eerste plaats door deze weg gezamenlijk beoefenend te gaan en hiermee tegelijkertijd een voorbeeld te geven, niet door hiervoor direct nieuwe structuren in het leven te roepen. Vervolgens zullen in een later stadium de ervaringen uitgewerkt worden in-, en vertaald worden naar faciliterende HRM-instrumenten.’

(HRM: Human resource Management.) Dan krijgen we een hele serie cliëntenraadplegingen en dergelijke. Te beginnen op bladzijde 57:

‘Voortgangsrapportage benchmark Cliëntenraadpleging voormalig Bronlaak-Heimdal
In het kader van de Benchmark Gehandicaptenzorg 2006 heeft voormalig Bronlaak-Heimdal meegedaan met de bouwsteen Cliëntenraadpleging. De resultaten laten zien hoe voormalig Bronlaak-Heimdal ten tijde van de dataverzameling staat ten opzichte van het gemiddelde in de verstandelijke gehandicaptensector. Bronlaak-Heimdal scoort gemiddeld ten opzichte van de branche als het gaat om cliënttevredenheid.

De benchmark laat zien dat volwassen cliënten zeer tevreden zijn over de zorg en ondersteuning die zij ontvangen van Bronlaak-Heimdal. Hier scoort Bronlaak-Heimdal bovengemiddeld ten opzichte van de hele branche. Vertegenwoordigers van volwassen cliënten wijken in tevredenheid niet af van het gemiddelde in de hele branche. De resultaten van het onderzoek naar de tevredenheid van vertegenwoordigers van kinderen en jeugdigen laten een ander beeld zien. Voormalig Bronlaak-Heimdal haalt hier een benedengemiddelde score.’

Maar er is ook een ‘Cliëntenraadpleging – Kind en Jeugd’ en ‘Volwassenen’; die staan op bladzijde 59:

‘In 2008 is een begin gemaakt met een systematische raadpleging, waarbij de doelstelling is de gegevens over de jaren heen te monitoren. Onder regie van Hoofd Kwaliteitszorg zal een passend verwerkingprogramma worden gezocht. In 2009 zullen de uitkomsten van de interne cliëntenraadplegingen, gedifferentieerd naar afdeling in de vorm van een gemiddeld rapportcijfers per afdeling op de website van Zonnehuizen worden gepubliceerd.

De gemiddelde rapportcijfers in het verslagjaar van de divisie Extramurale Zorg en Behandeling zijn over het algemeen goed. Kritische kanttekeningen zijn te maken bij de rapportcijfers inzake de informatievoorziening, bereikbaarheid en interne communicatie en de wachttijden. Met betrekking tot deze punten zijn een aantal acties in gang gezet. Ter verbetering van de informatievoorziening wordt een brochure uitgegeven die naar verwachting begin 2009 gereed zal zijn.

De reden voor de relatief lage waardering op de punten bereikbaarheid en interne communicatie wordt in 2009 nader onderzocht zodat ook hier gericht actie kan worden ondernomen.

Voor de divisie Klinische Behandeling en Verblijf scoren 2 divisies in 2008 een gemiddelde rapportcijfer lager dan een 6 (circuit Kind 5,7 en circuit Jeugd 5,3). Met name de jongeren zelf geven een relatief lager cijfer. Een hogere tevredenheid wordt mogelijk geacht door een verbetering van de communicatie met de jeugdige cliënten. Doelstelling voor 2009 is om voor alle circuits een voldoende resultaat te behalen (minimaal 6,5).

Ook op de Zonnehuisschool heeft in het verslagjaar een interne cliëntenraadpleging plaats gevonden, zowel onder de leerlingen als bij ouders. De leerlingen geven aan zich veilig te voelen op school en zijn tevreden over de leerkrachten, de kennis die zij opdoen alsook over de interactie in de groep. Wel geven zij aan het schoolgebouw ongezellig te vinden. Tevens geven de leerlingen aan dat zij vaker betrokken willen worden in- en willen meehelpen bij de organisatie van activiteiten.

Uit de raadpleging bij de ouders valt op dat ouders tevreden zijn over het schoolklimaat, de leraren, en de begeleiding van de leerlingen. Verbeterpunten voortkomend uit de raadpleging bij de ouders zijn de opvang bij ziekte van de leerkracht alsook bekendheid over medezeggenschaporganen en vervolgtrajecten. Op basis van de resultaten van de raadpleging zijn en worden gerichte verbeteracties uitgezet.

Cliëntenraadpleging – Volwassenen
Naast de voorgenomen deelname aan de branche-brede cliëntenraadpleging is Zonnehuizen Volwassenen medio 2008 gestart met een jaarlijks intern onderzoek naar de tevredenheid op cliëntniveau, gekoppeld aan de jaarlijkse zorgplanbesprekingen en gebruik makend van een vragenformulier. De resultaten van dit intern onderzoek laten zien dat de kwaliteit van de zorgverlening door de cliënten gemiddeld als ruim voldoende tot goed wordt beoordeeld. Hierbij dient vermeld te worden dat vanaf juni 2008 32 vraagformulieren zijn ingevuld. Dit is aanzienlijk minder dan het aantal sinds juni gevoerde zorgplanbesprekingen. Doelstelling voor 2009 is een response van 80%, zodat, indien de resultaten daar aanleiding toe geven, op grond van betrouwbare gegevens concrete verbeteracties in gang kunnen worden gezet.’

Bladzijde 63 geeft de ‘Uitkomsten interne en externe audits’:

‘In 2008 zijn zowel bij Zonnehuizen Kind en Jeugd als bij Zonnehuizen Volwassenen interne audits gehouden. Het uitvoeren van de nodige (verbeter)acties om bij interne audits geconstateerde tekortkomingen op te heffen en/of adviezen op te volgen vraagt om aandacht, zowel bij Volwassenen al bij Kind en Jeugd. Als uitgangspunt geldt dat de lijn primair verantwoordelijk is de nodige acties uit te voeren.

Op basis van de ervaringen in het verslagjaar wordt geconstateerd dat bij Zonnehuizen Kind en Jeugd de lijn in onvoldoende mate toegerust is om verantwoordelijk te kunnen zijn voor het op orde brengen en houden van wezenlijke kwaliteitsitems. Onder meer het grote personeelsverloop en de heersende dynamiek zijn hieraan debet.’

De volgende bladzijde meldt:

‘Bij externe follow-up audits zijn bij Zonnehuizen Volwassenen (eind 2008) geen tekortkomingen en bij Kind en Jeugd (begin 2009) 14 tekortkomingen gesignaleerd. De tekortkomingen worden benut om tot verbetering van het Kwaliteitsmanagementsysteem te komen.’

Vindt u dat ik er te veel het negatieve en kritische eruithaal, en te weinig het positieve? Nou nee, dat is niet mijn bedoeling. Ik probeer een reëel beeld van de stand van zaken te krijgen. In een eigen persbericht kan Zonnehuizen altijd nog de eigen public relations verzorgen en op de puur positieve tour gaan. Dat is hun goed recht.

Tot slot een van de belangrijkste pagina’s van het hele document. Die komt helemaal op het eind, op bladzijde 78, en gaat over – hoe kan het ook anders – het ‘Financieel beleid’:

‘Zonnehuizen voert een meerjaren strategisch financieel beleid. Daarbij is de groei van het weerstandsvermogen naar 15% voor de korte en de middellange termijn de meest belangrijke doelstelling.

In het boekjaar 2008 is een positief financieel resultaat geboekt van € 706.000,- tegenover € 559.000 positief over 2007. De segmentering van dit resultaat laat een volgend beeld zien:

– sector GHZ: € 1.311.000 (€ 446.000 in 2007)
– sector GGZ: € 92.000 (€ 156.000 in 2007)
– sector onderwijs: € -/- 697.000 (€ -/- 43.000 in 2007)

Dit positieve resultaat werd incidenteel voor € 2.367.000 beïnvloed door positieve en voor € 1.273.000 door negatieve elementen.

Het weerstandsvermogen per 31 december 2008 is toegenomen tot een bedrag van € 4.165.000. De fusie met Bronlaak-Heimdal heeft een positief effect op het weerstandsvermogen van € 924.000. In verhouding tot de totale opbrengsten is het weerstandsvermogen toegenomen tot 6,1% (5,9% in 2007). In verhouding tot het balanstotaal is het weerstandsvermogen toegenomen tot 7,7% (7,3% in 2007).’

Bijzonderheden zijn uiteraard in de jaarrekening terug te vinden. Maar zo lijkt het me voorlopig wel genoeg. En dit is natuurlijk wel een positief resultaat. Dat is al een hele prestatie!

maandag 13 juli 2009

Achterstand

Het lijkt wel hoogzomer en dus komkommertijd; er valt bijna geen barst te beleven op de verschillende antroposofische websites. De meesten geven niet thuis. De Antroposofische Vereniging is nog steeds niet helemaal hersteld van het omzetten op een nieuwe server, lijkt het. Ik krijg met Firefox in ieder geval de meest gekke tekens, al op de homepage. En dat is tot nu toe niet te verhelpen. De vrijescholen zullen wel allemaal aan vakantie toe zijn; de Vereniging van vrijescholen heeft zijn laatste belangrijke update net gedaan, zoals ik op 7 juli nog meldde in Stormlopen’. Maar veel individuele vrijescholen hebben zich de laatste tijd niet onbetuigd gelaten; op YouTube zijn bijvoorbeeld veel voorbeelden te vinden van de nijvere vlijt waarmee de leerlingen hun schooljaar afsloten of anderszins opfleurden. Zo bereikte mij vanuit Dordrecht het volgende bericht:

‘De 6e klas speelde “Arthur, koning voor eens en altijd”, een toneelstuk geschreven door kinderen, ouders en de leerkracht (groep 8). Alle andere vormen van onderwijs hebben de vrijeschool-traditie overgenomen en voeren tegenwoordig eindtoneelstukken, musicals en dergelijke op. Staatssecretaris Dijksma mekkerde daar onlangs nog over. Dat de kinderen na de Cito-toets niet teveel tijd moesten besteden aan eindmusicals, maar vooral ook moesten blijven leren. Nu ligt het eraan wat je opvoert, maar het instuderen van het toneelstuk, waarvan je hier slecht een indruk kunt krijgen, levert veel meer op aan levenslessen dan welke voorbereiding op de Cito-toets ook. Misschien is dit nog een voorbeeld van een typisch stukje overdracht van cultureel erfgoed, waar vrijscholen zo goed in zijn. De opname is niet geweldig – low resolution – maar de ouders waren zo trots dat zij het op Youtube hebben geplaatst.’

Het is een film in veertien delen. De inleiding van de leerkracht, Joep Eikenboom, vormt het eerste. Daarna begint het stuk (zie hier).

Ook de Vereniging voor Biologisch-Dynamische Landbouw en Voeding kent nu hoogstwaarschijnlijk haar komkommertijd. De website is nog altijd niet vernieuwd; hoe lang wordt dat nu al niet aangekondigd? Antroposofische Vereniging, vrijescholen, bd-vereniging; wat hebben we nog meer? De Belgische Antroposofische Vereniging! Maar helaas, nadat ik op 13 april zo lovend was in ‘Ademend’ over haar vernieuwde website, is me gebleken dat ik véél te vroeg had gejuicht. Want sindsdien is daar niets, ik herhaal: werkelijk niets, gebeurd (afgezien van het bijhouden van de agenda). Dus ik vrees dat ik mijn loftuitingen weer zal moeten intrekken. Bij de ‘Actuele berichten’ staat bijvoorbeeld nog altijd:

‘07/04/09
Filosofisch Jongerencafé
Bijeenkomsten voor jongeren elke eerste maandag van de maand. Voor Agenda, lees verder.’

Tsja, dat schiet niet echt op.

De rest van de websites voeren een soort zomerprogramma op: Triodos Bank doet met ‘Mijn geld gaat goed’ aan een promo-actie met het thema ‘Mijn foto wint!’

‘Onze werkwijze is uniek in de wereld. En samen met jou willen we hem graag in beeld brengen. Met een fotowedstrijd die een duurzame samenleving als onderwerp heeft.’

Stuur de vakantiekiekjes maar in. Je kunt een electrische sportwagen winnen (o nee, alleen een ritje erin; het mag natuurlijk niet te veel geld kosten, dan gaat je geld niet meer goed).

Dan de webloggen; wie zijn daar nog actief? Dat kunt u onder andere onderaan zien, bij mijn blogroll (ik moet eerlijk toegeven dat ik het ook nog maar een paar daagjes volhoud, dan treedt ook hier de zomerpauze van een week of drie in). Hugo Verbrugh is weer aan het Van Lommelen. Nu niet flauw doen, hij heeft vandaag heus een behartenswaardige bijdrage, waarin hij uiteenzet waar voor hem de kneep zit. Zo schrijft hij heel mooi, als een soort belijdenis, in dat typische Verbrughse idioom van hem, naar aanleiding van je mag wel zeggen zijn obsessieve belangstelling voor de bijna-dood-ervaringen (BDE):

‘De beste, in feite de enige adequate en wetenschappelijk houdbare beschrijving en uitleg van dit postmortale levenspanorama gaf en geeft nog steeds het mensbeeld dat Rudolf Steiner heeft geformuleerd en dat door zijn leerlingen is en nog steeds wordt uitgewerkt.

Volgens dit mensbeeld leven en functioneren wij in een vierledig zelfbewustzijn. De vier geledingen van dit zelfbewustzijn kunnen getypeerd worden als verwant met resp. de levenloze fysieke materie, het leven van de plant (het “vegetatieve bewustzijn” oftewel het zogenoemde “aetherlichaam” of levenslichaam), het gevoel dat dieren eigen is (het “animale bewustzijn” oftewel het zogenoemde “astraallichaam” of bewustzijnslichaam) en het specifiek menselijke ik-ben-ik-bewustzijn. Tijdens het leven bewegen deze vier geledingen zich in een veelzijdige, dynamische ritmische configuratie tussen lichaam en geest. Dit proces is drieledig. Tussen het fysiek-ruimtelijke lichaam en de niet-materiële en niet-ruimtelijke geest leeft en werkt de ziel; “ziel” is in dit verband een ander woord voor het vierledige zelfbewustzijn. In het lichaam verzorgt de ziel het lichaam in engere, biologische zin (stofwisseling, beweging, handelen; de “onderpool” in het idioom van het antroposofisch mensbeeld), in de geest gebruiken we de ziel om de geest op zich zelf te laten werken (zintuig-bewustzijn, kennis, weten; de “bovenpool” in het idioom van het antroposofisch mensbeeld).

Door het etmaal heen werkt de ritmische configuratie in lichaam, ziel en geest in de twee grote pendelslagen van waken en slapen. Overdag werken de vier geledingen nauw verbonden met elkaar. ’s Nachts is hun verbinding losser. Door die lossere verbinding kunnen we dromen. Door die zelfde verandering in de configuratie van de vier geledingen krijgen we soms inzichten aangereikt die zich overdag, vaak ten gevolge van allerlei huishoudelijke beslommeringen, nog niet konden voordoen. Met de dood wordt de verbinding tussen de vier geledingen definitief verbroken, en worden ze van elkaar geïsoleerd. Een oude esoterische spreuk over wat er met een mens gebeurt, als hij gestorven is, vat dit samen:

  • Terra tegit carnem De aarde bedekt het vlees [fysieke lichaam]
  • Umbra circumvolat tumulum De schaduw [het aetherlichaam] vliegt rond de grafheuvel
  • Orcus habet manes De onderwereld [“louteringsberg”] heeft de ziel [het astraallichaam]
  • Spiritus astra petit De geest [de ik-identiteit] streeft naar de sterren

Deze verbreking van de vier geledingen van zelfbewustzijn verloopt niet in één klap, maar in fasen. In de eerste fase ontstaat een korte herverbinding van uitsluitend het levenslichaam en ik-ben-ik-bewustzijn. De korte herverbinding van deze twee geledingen manifesteert zich dan als het zogenoemde “postmortale levenspanorama”. Je “ziet” je voorbije leven in één allesomvattend tafereel voor je, waarbij “ziet” uitdrukkelijk tussen aanhalingstekens moet staan omdat het niet een visueel proces is, maar een innerlijk schouwen. Wat na de beleving van dit postmortale levenspanorama gebeurt, is een ander verhaal, en blijft hier buiten beschouwing.

Het fenomeen van het postmortale levenspanorama als eerste etappe van het zelfbewustzijn na de dood is wèl bekend. Esoterische leraren, met name Rudolf Steiner, hebben er in detail over gesproken en geschreven en het uitgelegd. Ook buiten de esoterie is het bekend. Ervaringsberichten van mensen die bijna verdronken waren of op een andere manier opeens nabij de dood waren, worden al eeuwen lang doorverteld (Francis Beaufort, de hierboven al genoemd Moritz Benedikt, Albert Heim en anderen). Ze zijn algemeen erkend als waarheidsgetrouw, oftewel er is consensus dat ze veridiek zijn, dat wil zeggen dat de betrokkenen een reële ervaring naverteld hebben.

Uit de beschrijvingen blijkt voorts dat dit levenspanorama op een uniek paradoxale manier “totaliter aliter” (= tegelijk helemaal zó als en tegelijk totaal anders dan) een absoluut intiem subjectieve beleving en tegelijk een even absoluut objectieve ervaring is. Alleen de intersubjectieve component van onze aardse ervaringen, de inbreng van onze verbondenheid met onze medemensen, ontbreekt. In het perspectief van het vierledig zelfbewustzijn kunnen we begrijpen hoe dat komt, namelijk doordat het postmortale levenspanorama exclusief een zaak is van levenslichaam en het ik-ben-ik-bewustzijn. Er is totaal geen inbreng vanuit het astrale, waarin tijdens het aardse leven de relaties met anderen zich afspelen. De beleving van het nabij-de-dood zijn volgens de “erkende” oudere berichten was wat je zou kunnen noemen een “intravitale voorschouw op het postmortale levenspanorama”. Deze “voorschouw” kwam tot stand doordat de verbinding tussen de vier geledingen heel even bijna totaal verbroken werd, zodat ze heel even losser van elkaar functioneerden dan ze ooit eerder deden. Deze veridieke “nabij de dood”-ervaring geeft de berichten erover hun specifieke “flavour”.’

Verbrughs fundamentele kritiek op Van Lommel is nu dat deze geen gebruik wil maken van de hierboven uiteengezette wetenschapsopvatting. Dat is ontkenning van antroposofie als geesteswetenschap. Als antroposofen Van Lommel dan tot overmaat van ramp nu ook nog eens binnenhalen in het Goetheanum (wat de kern is van zijn bericht van vandaag), dan geven zij er zelf blijk van ook helemaal niet in antroposofie als geesteswetenschap te geloven. Het laatste woord natuurlijk tussen aanhalingstekens. Niet alleen Van Lommel gooit er met de pet naar, maar juist ook de antroposofen die beter zouden moeten weten, is Verbrughs opinie. En dan wil er ook nog eens niemand serieus met hem over Van Lommel discussiëren...

Waarbij hij trouwens later op de dag in het commentaargedeelte ook uitvoerig reageert op de uitlatingen van Arie Bos, waarvan ik nog op 6 juli in ‘Afkeer’ verslag deed. Bent u in ieder geval, voordat de zomervakantie echt doorbreekt, bij met het laatste nieuws/de laatste confrontatie. Want wat Verbrugh vandaag over Bos schrijft liegt er niet om. Maar dat komt uiteraard door het bovenstaande ernstige thema. Ik geloof niet dat zij nu nog vrienden zijn.

Tussen twee haakjes/epiloog: Hugo Verbrugh heeft net zijn reactie op Arie Bos van vandaag ook gepost bij mijn genoemde bericht op 6 juli. Dus daar is het nu ook na te lezen.

zondag 12 juli 2009

Bliksem

Het is er tussendoor geslipt, want het bericht is al ruim twee weken oud: op 26 juni is de Novalishoeve op Texel officieel geopend. Op de nieuwspagina van de Raphaëlstichting wordt het heugelijke feit gemeld:

‘De opening van vier nieuwe appartementen op de Novalishoeve werd aangegrepen om de zorgboerderij – die al een jaar in bedrijf is – officieel te openen.

Op de Novalishoeve (voorheen: St. Donatus) wordt zorg geboden aan jongeren met een psychische zorgvraag of een verstandelijke beperking. Op het boerenbedrijf zijn melkkoeien, schapen, kippen en geiten. Daarnaast is er een werkplaats waar kaas, kwark en pudding wordt gemaakt. Ook is er een groententuin.

De genodigden lieten zich de eigengemaakte producten goed smaken.’

De Raphaëlstichting is de gelukkige nieuwe eigenaar en heeft dat al diverse malen in geuren en kleuren uit de doeken gedaan. Zoals in de bijzondere uitgave van de vorige incarnatie van hun tijdschrift ‘De Veerman’: ‘Novalishoeve special’ (‘De Veerman Nr. 93 Oktober 2008 kunt u hier downloaden PDF 1,5 MB’):

‘Op Texel was de Novalishoeve bij bevolking en toeristen jarenlang bekend als de Sint Donatushoeve. Een prachtige plek waar je heerlijk ijs kon kopen. De zuivelproducten van de Donatushoeve waren een begrip; ze werden gedistribueerd door het gehele land.

De Raphaëlstichting kocht de boerderij in februari 2007 met het doel er woongroepen te starten voor jongeren en jongvolwassenen met een psychiatrische problematiek met mogelijk een (licht) verstandelijke beperking. De kern is dat ze allen om verschillende reden zorg nodig hebben om begeleid te wonen.’

Er is trouwens recent een pracht van een brochure over de Novalishoeve verschenen (‘U kunt de brochure hier downloaden 2,5 MB.’) In de ‘Introductie’ wordt beschreven wat deze hoeve allemaal inhoudt:

‘Novalishoeve – zorgboerderij op Texel is een biologisch-dynamisch land- en tuinbouwbedrijf met melkkoeien op zo’n 40 hectare land. De melk wordt op het bedrijf verwerkt tot kaas, kwark en consumptiemelk. Ook is er een winkel waar deze en andere producten van het eiland Texel verkocht worden. Al jaren weten vele gasten, zoals de Texelaars hun toeristen noemen, de weg te vinden naar de boerderij die vlak bij de haven ligt. Behalve voor de winkel en het terras waar een kop koffie of een ijsje wordt geserveerd, komen zij de sfeer van de boerderij met haar dieren opsnuiven. Verschillende plekken zijn toegankelijk en berekend op bezoekers.

Op het bedrijf staan twee Noord-Hollandse stolpen die met een tussenwoning aan elkaar verbonden zijn. Na de grondige verbouwing in 2007, is er plaats gemaakt voor twee woningen voor twee gezinnen met daarnaast twee woongroepen van elk zes deelnemers. In 2009 worden in de voorstolp nog vier appartementen gemaakt voor jongvolwassenen die redelijk goed zelfstandig kunnen wonen, maar nog wel een zorgvraag hebben.

De Novalishoeve biedt daarmee huisvesting aan 16 deelnemers met verschillende zorgvragen. Er is dagbesteding op de boerderij voor diegenen die niet meer naar school hoeven. De leerplichtige kinderen zullen naar school gaan op het eiland of naar de overkant, zoals dit genoemd wordt op Texel.

We willen een therapeutische leefwerkgemeenschap vormen met de boerderij als basis. De zorgvragers spelen een belangrijke rol in de verschillende takken van het bedrijf en hebben een eigen plaats in de Texelse gemeenschap. Zo werken de 16 zorgvragers, de 2 gezinnen en medewerkers die buiten de boerderij wonen, samen aan ieders gezondheid.’

In De Veerman nr. 97 van april 2009 (er staat binnenin abusievelijk ‘april 2008’; ik kan deze trouwens niet meer vinden op de website, hij ontbreekt daar) vertelt Patrick Kool, teamleider van de Novalishoeve, een hilarisch verhaal onder de titel ‘Uitzendingen leveren veel publiciteit op. Novalishoeve bij “Mooi! Weer de Leeuw”’. Hij doet als volgt verslag:

‘Een willekeurige maandag in januari. “U spreekt met Hidde Nieuwland van EVA producties te Almere. Ik werk bij de VARA bij het programma Mooi! Weer de Leeuw.” Mijn hart begint sneller te kloppen... toch niet van Paul de Leeuw? Het antwoord luidt positief; ik ben in een keer een en al oor.

Het blijkt dat Paul de Leeuw ergens vanaf wil. Nu weten we allemaal dat Paul een beetje overgewicht heeft, maar als je daar vanaf wil, moet je mij niet bellen. Maar niets is minder waar: Paul wil van zijn kat af en hij vraagt of wij daarin wat kunnen betekenen.

Mijn radertjes beginnen meteen te werken: is dit een grap, word ik voor de gek gehouden of krijg ik niet een maar tien katten? Ik overstelp Hidde met vele vragen. Gelukkig kan hij me geruststellen en vertelt hij dat dit serieus is en dat Paul een goede plek wil voor zijn kat. Het liefst zover mogelijk weg, zodat hij niet zelfstandig terug kan lopen. Tja, wat is er dan mooier dan Texel; zonder bootkaartje kom je het eiland niet af.

Een week later zit ik samen met Joost Heerschop (coördinator Novalishoeve, red.) in het programma “Mooi! Weer de Leeuw”; mijn two minutes of fame naderen. In mijn hoofd repeteer ik de woorden die ik tegen Paul ga zeggen.

Ik ervaar een soort druk. Ik moet en zal de Novalishoeve noemen en vertellen dat we onderdeel van de Raphaëlstichting zijn. Ik wil het maximale eruit halen. Hoe meer wij onze naam noemen hoe groter ons bereik is. Mijn berekening gaat uit van twee miljoen kijkers. Daarvan heeft 10% iets met zorg en daarvan heeft 2% wel een bekende dan wel familielid die zorg nodig zou kunnen hebben op een zorgboerderij.

4.000 Potentiële bewoners dus.

Ik word wakker uit mijn berekening doordat Paul mijn naam noemt. Hij vertelt dat het niet gelukt is de kat te vangen en dat hij ervoor gaat zorgen dat deze later op de boerderij terecht komt.

Het is heel moeilijk om je verhaal te doen bij Paul, want hij ratelt maar door.

Gelukkig heb ik toch mijn zegje kunnen doen en hebben twee miljoen mensen de woorden Raphaëlstichting en Novalishoeve goed kunnen horen.

En de kat... tja, die was er dus nog niet... Hoe moesten we dit nu weer verkopen aan de bewoners? Gelukkig begrepen ze de situatie en hoopten ze stiekem dat Paul zelf de kat kwam brengen.

Een kleine vier dagen na deze toen al beroemde uitzending hebben we enorm veel reacties en berichtjes binnen gekregen. Er zat zelfs een Valentijnskaart bij, helaas niet voor mij maar voor Joost. De Kabelkrant, Texelse courant en zelfs de Veerman waren zeer geïnteresseerd in ons verhaal. De publiciteit begon te rollen en overal werden we herkend. Bewoners werden aangesproken op straat om te vragen hoe het met de kat ging en iedereen genoot van deze belangstelling.

Maar het kon nog mooier.

We werden weer gebeld of we nog een keer wilde komen. De kat was gevangen door een gespecialiseerd bedrijf. En of we ’m op wilden halen in de uitzending. Yes, weer two minutes of fame; ik begon me langzamerhand een echte BNN’er te voelen.

In de uitzending hebben we Peer inderdaad mogen ontvangen. Peer is erg schuw en Paul hoopte dat hij op onze fantastische zorgboerderij een mooi plekje zal krijgen. Tot op de dag van vandaag heeft alleen de dochter van onze coördinator Peer gezien. Peer woont en slaapt namelijk bij haar op de kamer en is erg bang. Gelukkig zien we wel verbeteringen en we hopen Peer te kunnen presenteren als we de Novalishoeve officieel gaan openen op 26 juni. Hopelijk zal er dan een grote, prachtige witte kat af en toe voorbij huppelen.

Ons doel is in ieder geval bereikt: we staan op de kaart op een zeer positieve manier. En we zijn zeker een mooie kat en een TV-ervaring rijker.’

Na al deze prachtige verhalen blijft mijn oog toch hangen bij de zinsnede ‘Voorheen: Sint Donatus’. Een naam die te denken geeft. De herinneringen kunnen daarbij heel ver teruggaan. Leest u dit maar eens:

‘Sint Donatus, boerderij
Boerderij aan de Hoornderweg 46, sinds 1975 bekend als biologisch-dynamische zuivelboerderij. In 1870 werd op een perceel land, dat als veldnaam Trijntje List had, een boerderij gebouwd. Die boerderij stond ongeveer 100 m. ten noorden van de huidige boerderij. Eigenaren waren Martje Theodorusd. Zijm-Logman (1820-1894) en haar zoon Johannes Theodorus Maartensz. Zijm (1846-1879). (...)

De boerderij werd in 1885 verkocht aan Jan Cornelisz. Veeger (1820-1899) die zijn schoonzoon Pieter Witte op Sint Donatus liet blijven. Op 25 augustus 1892 werd de boerderij, na een snikhete dag, ’s avonds door de bliksem getroffen en brandde tot de grond toe af. In 1893 volgde herbouw door aannemer Cornelis Smit voor f 3.776,90. De boerderij kreeg toen de naam Sint Donatus, de schutspatroon tegen het hemelvuur. Veel hielp dit niet, zoals uit de geschiedenis van Donatus zal blijken. Na de dood van vader en moeder Veeger werd hun schoonzoon Pieter Jansz. Witte eigenaar.

Na de dood van zijn vrouw Pietertje Witte-Veeger viel de boerderij toe aan haar drie ongehuwde zonen die op Sint Donatus woonden: Johannes (1882-1964), Dirk Johannes (1884-1953) en Pieter Cornelis (1893-1963). Zij werden op Texel “de Arabieren” genoemd en hadden een nicht als huishoudster.

In 1933 werd hun schuur door de bliksem getroffen, waarbij naast de schuur ook 80 ton hooi verloren ging. Er werd een nieuwe schuur gebouwd die extra groot gemaakt werd om tot woning te dienen als een van de broers nog eens zou gaan trouwen. Na Dirk’s dood werd de boerderij verpacht aan Willem Johannesz. Bakker en zijn vrouw Joop Willemsd. Bakker.

In 1965 verkreeg Hendrik Nicolaas Cornelisz. Witte (van de Baronie) uit de nalatenschap van oom Jan het eigendom over Sint Donatus en 18 ha. land.

In 1968 verkocht hij het bezit al weer aan Willem Hendrik Willemsz. Bakker (1913-1998) die de boerderij in 1975 doorverkocht aan de Johan Adriaan Stichting waarvan Lies van Rijsselberghe-Verboom (1908-2003) (zie ook: Maartenhuis en Windy Ridge) de voorzitter was.

Sint Donatus werd een biologisch-dynamische zuivelboerderij met Piet Johannesz. Bakker als bedrijfsleider. In het eerste jaar werden in het land bij de boerderij twee koeien door de bliksem gedood, het derde geval van blikseminslag op de boerderij in 100 jaar. De oorzaak kan zijn dat in de ondergrond bij de boerderij veel ijzerhoudende delen voorkomen die bliksem aantrekt. De Johan Adriaan Stichting verhuurde de boerderij aan de Werkgemeenschap Sint Donatus waarin de zoon van Lies, Marc van Rijsselberghe, kwam werken.

De boerderij beschikt over 60 ha. grond. Op de ene helft lopen 50 koeien die jaarlijks 320.000 l. melk produceren, basisproduct voor melk, kaas, kwark, ijs en yoghurt. De andere helft van het land is bestemd voor biologische akkerbouw wat producten oplevert als aardappelen en tarwe, maar ook zeekraal. De boerderij, waarbij een winkel is gevestigd die al deze producten verkoopt, is ook bijna dagelijks geopend voor rondleidingen.’

Ook de genoemde ‘Windy Ridge, boerderij’ kent een hele geschiedenis:

‘Voormalige boerderij aan de Monnikenweg 4, middenin “de Dennen”. In 1886 liet Pieter Dirksz. Maas (1850-1936) deze boerderij bouwen op Staatsgrond.’

Voormalige eigenares was onder meer Aaltje Hendriksd. van Heerwaarden (1853-1932)

‘(...) en daarna hun dochter Hendrika (1889-1969), die haar gehele leven op Windy Ridge woonde en werkte. Zij trouwde met Willem Dirksz. Maas (1900-1973). Willem vond op het strand een bordje waarop “Windy Ridge” stond, vond dat een mooie naam en spijkerde het bord op het pand. Hij vertaalde het als “ritselend windje” en heeft nooit geweten dat het “winderige richel” betekende. Willem en Riek stierven kinderloos. De erven lieten het pand met 3 ha. land in 1973 publiek verkopen. Lies van Rijsselberghe-Verboom (zie Sint Donatus en Maartenhuis) kocht alles voor f 200.000 en droeg het eigendom over aan haar zoon Marc. Windy Ridge verloor de boerderijbestemming en werd woonhuis, eerst voor medewerkers van Sint Donatus, later van zoon Marc en zijn gezin. Het land bij de voormalige boerderij werd en wordt gebruikt voor het telen van de biologisch-dynamische producten van Sint Donatus.’

Deze zoon Marc is tegenwoordig ‘Projectleider Zilte Landbouw’:

‘Marc van Rijsselberghe is begonnen als zeehondenverzorger en vogelwachter op Texel. In Engeland volgde hij een biologisch-dynamische landbouwopleiding. Met drie maatschapleden heeft hij op Texel vier nieuwe mogelijkheden ontwikkeld om diversificatie in de landbouw mogelijk te maken. Dat gebeurt in de Stichting Donatus. Daarnaast heeft hij de Texelse milieuvriendelijke Natuurproducten BV opgericht. Deze BV heeft wel 160 regionale producten ontwikkeld in de waddenregio.’

Hij zal tegenwoordig niet meer betrokken zijn bij de oorspronkelijke boerderij, sinds deze een andere naam en een andere bestemming heeft gekregen. De naam Sint Donatus kan heel goed nog wel bestaan, alleen met een ander doel. Het eerdergenoemde zeekraal speelt hierin blijkbaar een belangrijke rol. Maar op deze website, gewijd aan ‘Zilte zeekool’, wordt het eigendom niet helemaal duidelijk, want hier staat nog gewoon:

‘Stichting Sint Donatus, eigenaar van de voormalige zuivelboerderij Sint Donatus aan de Hoornderweg in het Texelse Den Hoorn, houdt zich op dit moment voornamelijk bezig met ontwikkeling van en onderzoek naar de (ecologische) teelt van gewassen op zilte gronden. De teelt van zilte zeekool is daarvan een voorbeeld (zie Onderzoeken naar zilte gewassen). Daarnaast experimenteert Stichting Sint Donatus met kleinschalige verduurzamingstechnieken – drogen, vriesdrogen – om zilte gewassen, zoals zeekraal, zeeaster en zeekool, gebruiksklaar te maken als kruid of smaakversterker in de keuken. Stichting Sint Donatus werkt in deze projecten nauw samen met onder meer de Vrije Universiteit van Amsterdam, Universiteit van Wageningen en de Provincie Noord-Holland.

Gelieerd aan Stichting Sint Donatus is Texelse Milieuvriendelijke Natuurproducten B.V. Dit bedrijf produceert onder meer biologische cosmetica en voedingsmiddelen met ingrediënten (onder meer zeekool) uit het Waddengebied. Een deel van deze producten is via deze website te bestellen.’

Als we dan toch bezig zijn om boerderij Sint Donatus en Windy Ridge in ogenschouw te nemen, kunnen we net zo goed ook in de geschiedenis van het Maartenhuis duiken:

‘Oorspronkelijk gebouwd aan de Ruijslaan 81 bij De Koog als vakantieverblijf voor kinderen van personeel van een scheepswerf uit Rotterdam. Op staatsgrond kreeg de Johannes-Stichting in 1967 het recht van opstal van 80 are terrein tot april 1977. Het vakantieverblijf werd in eerste instantie het “Kinderdok” genoemd.

De voorzitter van de stichting, Lies van Rijsselberghe-Verboom (1908-2003), bedacht de naam het Maartenhuis als eerbetoon aan haar Texelse adviseur, boswachter Maarten Mantje (1920-1998). Naast haar bemoeienis met het Maartenhuis werd Lies van Rijsselberghe bekend op Texel als eigenaresse van Windy Ridge en de biologisch-dynamische boerderij Sint Donatus. Onder leiding van Lies diende het Maartenhuis al snel een educatief doel op antroposofische grondslag voor jonge kinderen. De opening was op 18 juni 1967 door Koningin Juliana.

In 1980 werd het Maartenhuis verkocht aan het heilpedagogisch kinderinstituut Christophorus dat het Maartenhuis ging exploiteren als Stichting Camphill Werkgemeenschap, een woon- en werkgemeenschap voor ontwikkelingsgestoorde volwassenen. Als therapie werd de agrarische werkzaamheid ingevoerd waarbij tuinbouw, veehouderij, kruidenteelt en bijenhouderij belangrijk waren. Het huis had 18 bewoners, 13 medewerkers en 12 kinderen van medewerkers. Ook Texelaars konden er terecht in dagopvang.

In 1990 werd het pand ingrijpend verbouwd waarbij de oude houtbouw verdween en daarvoor een boerderij met voersilo en schuur in de plaats kwam. Op de 5 1/2 ha. grond werden 3 melkkoeien, 3 melkgeiten en 40 schapen gehouden. In het dorp De Koog werden de bewoners van het Maartenhuis altijd graag gezien. Een van de vaste bewoners zorgde er jarenlang voor dat de oud-papiercontainer die op de Nikadel stond geen janboel werd. Op zijn driewielerfiets reed hij het hele dorp af om de bewoners en ondernemers erop te wijzen de boel netjes te houden.’

Diverse keren heeft nu de naam geklonken van Lies van Rijsselberghe-Verboom. Deze Rotterdamse zakenvrouw kende een bewogen geschiedenis. Een prachtinterview nam Leonard Beuger haar af in Motief nr. 43 van juli-augustus 2001, met de titel ‘De belangrijkste momenten... ik krijg ze altijd geschonken’:

‘Wat is realisme? Je laten begrenzen door de werkelijkheid, door wat er ís, of nieuwe werkelijkheid scheppen door eenvoudigweg te doen wat je nodig vindt? Lies van Rijsselberghe-Verboom is een opmerkelijke vrouw. Zij is nu eenennegentig en leeft in rust op Texel. Maar als zij, in alle bescheidenheid, vertelt over haar leven, begrijp je: niemand moet om haar heen hebben gekund. Zoveel impulsieve kracht moet onweerstaanbaar zijn geweest.

Samen met haar man leidde Lies van Rijsselberghe de succesvolle elektronicawinkels van Radio Modern in Rotterdam. Maar vooral ook was zij de persoonlijkheid die in Rotterdam het heilpedagogisch kinderdagverblijf Huize Thomas opzette, en later op Texel het Maartenhuis. Ook het bd-bedrijf Donatus op dat eiland zou er zonder haar daadkracht niet zijn geweest.’

Ik laat hier verschillende relevante passages volgen, die inzicht kunnen geven in de relatie die er bestaat tussen Rotterdam en Texel en verschillende van de eerder in deze bijdragen genoemde zaken en gebeurtenissen. Lies van Rijsselberghe is daarbij steeds zelf aan het woord:

‘Mijn vader was een uitgesproken sociaalvoelend man. “Ga maar naar Jaap Verboom”, zeiden de mensen als er iemand iets tekort kwam, “die geeft je zijn laatste boterham nog.” Hij was wel rood, maar geen partijganger. Zelf ben ik wel lid van de communistische partij geweest. “Het enige waarmee je nog iets kunt doen voor de wereld, is het communisme”, zei mijn vader, en ja hoor, daar stond Lies met De Waarheid op de Coolsingel. En ik moet je zeggen: het was zalig in de communistische partij. Die kameraadschap. Ik heb op het punt gestaan met de jongens naar Spanje te gaan, om tegen Franco te vechten. (...)

Na de oorlog ben ik pas de antroposofie tegengekomen, eigenlijk laat in mijn leven. Wij hadden toen die zaken van Radio Modern in Rotterdam, en daar werkte een man, die mij een keer heeft meegenomen naar een lezing van Zeylmans (Willem Zeylmans van Emmichoven, de eerste voorzitter van de Antroposofische Vereniging in Nederland, lb). Het ging over heilpedagogie, over gehandicapten. Het onderwerp sprak mij niet bijzonder aan, gehandicapten; ik voelde daar in die tijd geen liefde voor. Maar toch ben ik na die voordracht van Zeylmans de volgende dag meteen naar Den Haag gegaan, en daar heb ik Max Stibbe ontmoet, die was leraar aan de vrijeschool.

Van mijn dochter had de dokter namelijk gezegd dat ze zwakzinnig was. Stibbe zei meteen: “Je mag nooit meer zeggen dat ze zwakzinnig is.” Mijn dochter is dan bij de Stibbe's in huis gekomen en liep gezellig mee op de vrijeschool. Als ze ergens niet in mee kon komen, dan ging ze in de kleuterklas helpen. Mijn dochter wilde later euritmiste worden. In 1955 is ze gestorven aan kanker.

Vanaf die tijd hoorde ik voordrachten van Zeylmans en van Bernard Lievegoed. Toen Steiners De filosofie van de vrijheid werd behandeld, wist ik meteen: dit is het. Ik werkte toentertijd elke dag in de zaak, maar ’s ochtends liep ik in Den Haag stage bij “meester de Bruin van de Mussen” – zo werd die man genoemd. Hij was heel beroemd, heeft nog bij zijn leven een standbeeld gekregen. Hij werkte met kinderen uit de Schildersbuurt, kinderen van prostituées en zo. Het klikte meteen, voor dat werk voelde ik wél meteen liefde, op het eerste gezicht! Bij De Bruin mocht niet over God of dominees of pastoors gesproken worden, van dogmatisme moest hij niets hebben. “Maar jij mag dat wel”, zei hij tegen me. Ik had daar een groep boefjes, en daar heb ik het sprookje De zeven raven mee opgevoerd, op een heel eenvoudige manier. Heel ontroerend was het. De Bruin huilde. “Kom hier werken”, zei hij.

Ik kon het trouwens van mezelf niet uitstaan dat ik een afkeer had van gehandicapte kinderen; doordat ik dat zo voelde, vond ik mezelf zieker dan zij. (...)

Mijn man en ik hadden in Rotterdam een prachtig groot huis aan de Heemraadsingel. Dat was nog van Willem Ruys geweest, van de Holland-Amerika-lijn. En er was de herinnering aan mijn vader, “Je hebt altijd een bed voor iemand”, kon hij zeggen. Het was ook mijn vader die mijn wil gebruikte. Ik kon in dat huis mensen onderdak geven, ze opvangen. Je hoeft ook niet meteen psychiater te zijn om mensen te helpen. Mensen die uit de gevangenis komen bijvoorbeeld. Je moet ze een goed huis geven.

Veel mannen heb ik in die tijd kunnen helpen. Ook wel vrouwen, incestslachtoffers, maar vooral mannen. Daar waren moordenaars bij, mensen ook die de gruwelijkste zedendelicten hadden gepleegd. Ja, die hielp ik als privé-persoon. De GGD stuurde me die, of de reclassering, of een pastoor. Mijn man vond dat verschrikkelijk, maar ik dacht: als ík in zulke moeilijke omstandigheden was geraakt als die man, dan had ik óók vreselijke dingen gedaan. (...)

Met dat werk moest ik ophouden toen ik onverwacht, op mijn zesenveertigste notabene, nog een keer zwanger werd. Ik volgde toen juist drie maanden de heilpedagogisch opleiding in Driebergen. Vijfmaal had ik al een miskraam gehad in de loop der jaren, en dan op die leeftijd... Zelfs een katholieke arts raadde me een abortus aan. Maar ik heb dat niet gedaan – en dat is Marc geworden. Hij is opgegroeid tussen de gehandicapte kinderen, want mijn man en ik hadden in diezelfde tijd, 1957, in ons huis aan de Heemraadsingel Huize Thomas opgezet. Het was een heel groot huis, wij woonden daar zelf ook. Ik nam er deel aan de kinderbesprekingen, en deelde in het opnamebeleid. Soms namen we zelf ook wel een tijd zo’n kind in huis. Een mongooltje herinner ik me, zo’n engelachtig kind. Die hebben hun intellect ingewisseld voor nieuwe vermogens. Later hebben we om uit te breiden het huis van de arts die naast ons woonde ook kunnen kopen en een gat gemaakt in de muur.

Marc zag als klein kind niet dat die andere kinderen gehandicapt waren, maar er waren wel eens mensen die zich afvroegen of het wel goed voor hém was. Maar Zeylmans zei: “Daar kan hij alleen maar winst van hebben.”

Die dingen kon je doen omdat je die zaak achter je kont had. Na de oorlog hadden we Radio Modern opgezet, en die zaak was een groot succes geworden. We zijn op Zuid begonnen, dat was niet gebombardeerd, maar ten slotte hadden we overal in Rotterdam winkels. Aanvankelijk verkochten we uitsluitend Philips-producten. Philips, dat kon toen echt nog je visitekaartje zijn. Op een zeker moment hadden we driehonderdvijftig man in dienst. Bijna uitsluitend ook mannen inderdaad. Ik was elke dag op kantoor. Ik was verantwoordelijk voor de omzet, en ik bracht ook de bezoeken aan Eindhoven. Meneer Philips noemde mij “mevrouw Lies”. Ik moest daar een goed rabat verdedigen. Dat was me wel toevertrouwd! Later ook bij Sony, nou daar waren ze ook niet gek!

Mijn man stierf in 1960. Daarna heb ik zelf nog totdat ik vijfenzestig was die zaak geleid, Radio Modern. Daarna is het verkocht. Aan Philips. Toen had ik dat geld, zeven miljoen, en ik wilde daar iets mee doen. Mijn vader had altijd gezegd: “Als je ooit geld krijgt, denk er dan aan: dat is het bloed en het zweet en de tranen van de arbeiders.” En geld is fijn hoor, heel fijn, maar ik heb nu toch een heel tevreden gevoel dat ik het heb kunnen gebruiken voor de kinderen in de heilpedagogie en voor de bd-landbouw.’

Idioten

‘Met Huize Thomas ging het in de jaren zeventig heel slecht. Het heeft dan ten slotte andere vormen gekregen. Ik ben daar nog tot op mijn zevenenzestigste bij betrokken geweest, ben er aan het eind nog zelf achter een bureau gaan zitten – niet dat ik zo gek ben op een bureau hoor, want ik kan nog geen giroformulier invullen. Het Maartenhuis, op Texel, zijn we begonnen in 1964. Dat was bedoeld voor kinderen die het Thomas-huis waren ontgroeid. Zeventien kinderen hadden we daar. En die Texelse meiden die daar werkten waren zo goed! Dat initiatief is ook misgelopen uiteindelijk. Het was te klein. Ook door de overheid werden kleine instituten niet graag meer gezien. Maar ik had artsen, ik had euritmistes, ik had alles. Ik ben naar Engeland geweest, heb allerlei locaties van de Camphill-beweging bekeken, maar ik wilde daar niet op overstappen. Ik wilde werken op de manier van mevrouw Lievegoed. Zij en haar mensen hebben altijd voor me ingestaan.

Uiteindelijk moesten we stoppen. Ik heb nog nooit zo gehuild als in die fase. We moesten verkopen. Vijf hectare grond voor drie ton, maar niemand wilde het hebben. Naderhand is er toch een Camphill-instituut op die plek gekomen. Ik werd gevraagd voor de grondsteenlegging van de kapel die daar werd opgericht, maar dat wilde ik eigenlijk niet. Toen ik het samen mocht doen met een van de pupillen heb ik het natuurlijk toch gedaan. En ik weet nog hoe ik daar zat, tussen die mensen, en hoe ik dacht: Ik kan toch alleen gelukkig zijn met een paar “idioten” naast me. Want dan laat Hij iets van zich horen.’

Texel

‘Sindsdien ben ik op Texel gebleven. Ik heb hier twaalf jaar in het bos gewoond. We hebben boerderij Donatus gekocht om er een bd-bedrijf te stichten. Donatus had bijna duizend schapen, en die moesten we erbij kopen. Marc is op zijn zestiende, zeventiende van school gegaan. Hij was leesblind, en daar zijn ze op de vrijeschool niet alert op. We hebben hier grote stallen gebouwd, een kaasmaker uit het buitenland laten komen, en Marc heeft leren kaasmaken bij de Norbertijnen. Het is niet gemakkelijk geweest, we hebben ook veel om subsidie moeten strijden. Marc was natuurlijk geen boer – maar de creativiteit van de vrijeschool werkt.

Marc is een paar jaar geleden erg ziek geweest. Zijn hart. Het is een wonder dat hij nog leeft, en weer leiding geeft aan het bedrijf. Hij heeft spectaculaire operaties moeten ondergaan en drie maanden op de intensive care gelegen. Toen zijn er wel momenten geweest dat ik dacht: had ik nu dat geld nog maar, om hem te kunnen helpen. Maar al-met-al ben ik alleen maar gelukkig om wat ik ermee heb kunnen doen.’

Het is al een heel lang verhaal geworden. Maar ik kan het toch niet nalaten om ook de volgende anekdote op te nemen. Die hoort zo bij het geheel, dat het zonde is om die weg te laten. Hij wordt verteld door Jan Bosman:

‘In 1947 begonnen een achtertante van me en vooral haar man in Rotterdam een radiozaakje. Ze was een nicht van zowel van vader als moeder.

Op de dag van de opening stond er in de ochtendbladen al het verhaal dat de heren inbrekers niet hadden kunnen wachten tot de zaak was geopend.

De afgelopen nacht was er ingebroken; foto erbij van de winkelruit, waarin een gat met een radio-toestel erin geklemd: het ging er net niet door.

De werkelijkheid: Hij had van het modernste toestel van Philips een malletje gemaakt en daarmee een gat in de ruit laten snijden, net iets kleiner dan de grootste omtrek van het modernste radiotoestel. Toen van binnenuit het erin geklemd, een foto gemaakt en die met het verhaal erbij afgeleverd bij de krant(en).

Zo was “Radio Modern” direct bekend.

Hij is niet zo oud geworden en na zijn dood heeft tante Lies de zaak nog een tijd zelf geleid, maar toen verkocht aan Philips, waar ze dacht ik nog een tijdje in de directie van de witgoed divisie heeft gezeten.

In haar jeugd was ze lid geweest van de CPN, maar toen ze overleed was ze welgestelder, hoewel niet zoveel als had gekund. Haar oude idealen heeft ze vastgehouden en aanzienlijke sommen gingen naar goede doelen, in Rotterdam bij voorbeeld naar het Maartenshuis in Hillegersberg.

Zij en haar man woonden op Texel en daar is zij gebleven tot haar eigen dood, 23 oktober 2003.

Toen haar zoon Mark ging trouwen, belde ze mijn ouders en mij op of we een paar dagen eerder wilden komen: ze had door Philips een film laten maken van de bedrijven, Radio Modern en de Donatus-hoeve in De Koog, waar Mark de leiding van had, en ze was van plan bij het vertonen ervan tijdens de receptie ook wat te vertellen en wilde van ons weten wat we van haar verhaaltjes dachten.

Op een gegeven moment vroeg ik:

“Tante Lies, waarom zit de koningin daar zo te lachen?”

Dat was bij het diner ter gelegenheid van de opening van het Maartenshuis op Texel, waar zij ook wat steentjes aan had bijgedragen.

“O, dat is misschien wel leuk om te vertellen”, zei ze, en vervolgde:

“Ik zei tegen de koningin: ‘Majesteit, weet u dat ik mijn leven aan U heb te danken?’

‘Maar mevrouw Van Rijsselberghe, daar kan ik me niets bij voorstellen... We zijn denk ik ongeveer even oud...’, zei Koningin Juliana.

‘Dat is het nu juist. Ziet u, mijn ouders konden geen kinderen krijgen en hadden stad en land afgelopen zonder resultaat. Toen was het 30 april 1909, U was geboren. Het was overal feest in Rotterdam en mijn vader en moeder hebben overal feest gevierd. En ’s avonds zei mijn vader tegen mijn moeder:

“Bets, als het vanavond niet lukt, lukt het nooit meer”.

Negen maanden later werd ik geboren.’

Toen ze overleed kwam de kaart t.g.v. een fout met de postcode te laat bij ons. Ze hield van rozen en ik heb Mark beloofd dat ze die van mij nog tegoed heeft. Die belofte hoop ik de komende weken in te lossen.

Waarschijnlijk door haar jeugdzonden met de CPN heeft ze nooit een koninklijke onderscheiding gekregen. Hierbij een klein monumentje voor haar, over wie ik nog een paar ontroerende verhalen weet.’

zaterdag 11 juli 2009

Natuurenergie

Natuurlijk heb ik ook gisteren weer veelvuldig gebruik gemaakt van Google als zoekdienst. Wat mij echter niet echt was opgevallen, is het bijzondere plaatje – het aangepaste logo – dat (blijkbaar slechts één dag) op de website stond. Dat er iets speciaals mee gedaan wordt, gebeurt wel vaker, en ik besteedde er geen aandacht aan. Nu beleerde mij nieuwssite sargasso.nl dat hier wel degelijk zin in stak. Nick Ottens berichtte gisteren over ‘Tesla Dag’:

‘Wanneer U vandaag Google bezoekt wordt U geconfronteerd met deze opmerkelijke verschijning. Nee, het is geen promotie voor een nieuw Red Alert spel, maar een eerbetoon aan één der grootste uitvinders van de twintigste eeuw, een man die tragisch genoeg relatief onbekend is onder het grote publiek ondanks zijn monumentale bijdragen aan de wetenschap en techniek: de Servisch-Amerikaanse uitvinder en elektrotechnicus Nikola Tesla, geboren op 10 juli 1856. Voor meer informatie is er natuurlijk wikipedia of deze mooie pagina.’

Had ik dat geweten, had ik gisteren mijn weblog hieraan gewijd. Maar dat kan ik vandaag nog mooi inhalen. Het Wikipedia-artikel biedt een mooi overzicht van de man en zijn werk. Echter geen enkele vermelding van antroposofie; waarom dan toch deze aandacht bij ‘Antroposofie in de pers’? Daar zijn verschillende redenen voor. Een daarvan zijn de publicaties op internet, gewijd onder meer aan Tesla. Zoals het artikel ‘Elektriciteit en Dubbelganger. Nikola Tesla: wetenschapsmagiër’ uit 2002 van Evelien Nijeboer, afkomstig uit het ter ziele gegane, antroposofie-gelieeerde tijdschrift Bruisvat, dat voortkwam uit de activiteiten van de Amsterdamse groepering van antroposofische jongeren, begin jaren negentig, onder de naam ‘Dynamische Dinsdag’. Maar dat artikel is, zoals veel uit de Bruisvat-kringen, zwaar speculatief (er is nog een andere website, die het volledige artikel bevat, inclusief noten).

Nee, dan is het uitgebreide artikel ‘Speuren naar vrije energie en het mechanisch occultisme’ van Ben van Tilborg, op de website die in zijn geheel gewijd is aan Viktor Schauberger, van veel betere kwaliteit. Op de homepage staat:

‘Dit is de website van de Stichting Natuur- en Implosietechnieken, opgericht in april 2006 met als doel het bestuderen en bekendmaken van het werk van de Oostenrijkse boswachter, natuurvorser, uitvinder en theoreticus Viktor Schauberger.’

De initiatiefnemers zijn:

‘Reinout Guepin, voorzitter.
Reinout Oosterveld, secretaris.
Joop Schalen, penningmeester.’

De naam Guepin doet verschillende alarmbellen rinkelen. En ja hoor, als je meer over Reinout Guepin leest, wordt de antroposofische connectie meteen duidelijk. (Dit inzicht wordt bemoeilijkt doordat Roel van Duijn, hier op 6 mei in ‘Lo-ve-ren-da-le’, het over Matthias Quèpin heeft. Dat moet dus waarschijnlijk Guepin zijn.) Maar ook afgezien daarvan, kom je hier in een heel nieuwe wereld terecht. In de inleiding staat beschreven:

‘Viktor Schauberger (1885-1958) was een Oostenrijkse natuuronderzoeker. Hij begon als eenvoudige boswachter, maar eindigde als uitvinder in het rijtje Keely, Tesla, Brown, etc. Zijn uitvindingen waren gebaseerd op processen die hij in de natuur waarnam. Zijn eerste uitvinding was een “houtbaan” waarmee hout tien keer zo goedkoop uit de bergen getransporteerd kon worden. Deze uitvinding maakte hem in korte tijd zeer beroemd. De wetenschappers begrepen niet hoe het ding werkte. Zij maakten hem uit pure nijd belachelijk, en daarmee ongeloofwaardig.’

In Motief stond trouwens in april 2000 (in nr. 29) een uitvoerig artikel van Annelijn Steenbruggen over deze man, onder de titel ‘Energiek tegen de stroom in’. Als echter eenmaal de naam van Joseph Worrell Keely is gevallen, is er makkelijk een link te leggen met Rudolf Steiner zelf. Die heeft namelijk vele malen over hem gesproken. Om dat inzichtelijk te maken, kan ik het beste teruggrijpen op het lange artikel van Ben van Tilborg. Ik weet trouwens niet of dit artikel ergens elders is gepubliceerd en op deze website overgenomen, of speciaal voor deze gelegenheid geschreven. Ik kende het in ieder geval nog niet. Er steekt bijzonder veel werk in en het loont dan ook zeer de moeite om het in zijn geheel te lezen. Van Tilborgs openingsvraag luidt:

‘Bestaat er zoiets als “vrije energie”: een onuitputtelijke, nog niet door de wetenschap ontdekte energiebron? En hebben enkele uitvinders met geheimzinnige apparaten daar zelfs al kracht uit afgetapt? En waarop zijn de beweringen überhaupt gebaseerd, dat er zoiets zou bestaan als mechanisch occultisme, een techniek met apparaten die de mens zelf dirigeert met zijn eigen constitutie, levenskracht en morele bewustzijn?’

Verder citeer ik graag uitgebreid uit het onderdeel van dit artikel met de titel ‘Historische inleiding tot het mechanisch occultisme’, waarin Ben van Tilborg de verschillende verbanden zeer duidelijk weet uit te leggen:

‘Aan het eind van de 19e eeuw ontstaat in kringen van het esoterisme de belangstelling voor het thema van het mechanisch occultisme naar aanleiding van een roman van Edward Bullwer Lytton (1803-1873). Deze destijds beroemde en populaire, Engelse schrijver verwerkte inhouden die hij verkreeg vanuit zijn contacten en studies in de Rozenkruiserij, in verschillende van zijn romans. Zo kreeg het thema van de ingewijden vorm in zijn roman “Zanoni” uit 1842. Het leven na de dood en zwarte magie zijn thema’s in zijn roman “A strange story” uit 1861. En het toekomst-motief van het mechanisch occultisme staat centraal in zijn roman ”The coming Race” uit 1871.

In deze roman beschrijft hij een volk, de Vrilya, dat diep onder de aarde woont. Ieder individueel hebben deze Vrilya de persoonlijke beheersing over de magische werkende natuurkracht Vril. (...) De ik-figuur van deze Vril-roman is een gewone aardse mens die onder de aarde verdwaald is en die zelf dus niet met Vril-beheersing begenadigd is. (...)

De roman “The coming race” wordt enkele jaren later gevolgd door onthullingen van een ingewijde en van oosterse meesters over een toekomstige natuurkracht. Helena Petrowna Blavatsky schrijft in haar “Isis Unveiled” (1877), welke volgens Rudolf Steiner deels onder Rozenkruiser inspiratie is geschreven, in positieve en bevestigende zin over het idee van de Vril-kracht volgens Bullwer Lytton. En de Engelse esoteriscus C.G. Harrison refereert aan deze toekomstige kracht in zijn voordrachten uit 1893 voor de zogenaamde Berean Society, een esoterische kring waarvan hij toen voorzitter was.

De bevestiging, dat een bijzondere natuurkracht in de schoot der toekomst rust, nu nog verborgen voor de algemene openbaarheid, wordt nog overtroffen doordat Blavatsky een destijds nog levende, self made ambachtsman in Philadelphia noemt: John Ernst Worrell Keely (1837-1898). Deze autodidact in de muziek en de werktuigbouwkunde zou intuïtief apparaten bouwen die met aspecten van een occulte natuurkracht zouden functioneren; daarbij zou geen enkele materiële brandstof nodig zijn. In de meest creatieve, maar ook meest omstreden periode van zijn uitvindersbestaan wordt John Worrelll Keely gesteund door de rijke weduwe Mrs. Bloomfield Moore, een Amerikaanse theosofe.

In deze periode vallen ook de geboortejaren van een aantal uitvinders waarop speciaal de aandacht gevestigd wordt: de Serviër Nicola Tesla (1856-1943), de drie Oostenrijkers Karl Schappeller (1875-1947), Viktor Schauberger (1885-1958) en Wilhelm Reich (1897-1957) en als een wat verlate tijdgenoot de Nederlander Johannes Wardenier (1912-1960) uit Weststellingwerf (bij Wolvega). Het belang van deze uitvinders is, dat zij meer of minder heldere, radicaal andere ideeën hebben geformuleerd over krachtopwekking via hun raadselachtige machines. Vaak hebben zij hun ideeën echter in een persoonlijk en moeilijk toegankelijk jargon gegoten.

De uitzondering hierop is Nicola Tesla, die, voorzover bekend, geen enkele uiteenzetting over zijn eigengereide benadering van de elektrische en mechanische natuurkrachten gegeven heeft; hooguit heeft hij in enkele losse opmerkingen iets laten doorschemeren. En soms beschreef hij het hoogst noodzakelijke van de details van zijn apparaten ten behoeve van de patent-aanvraag. Vooral van zijn geheime, electrische experimenten, die hij in militaire opdracht verrichtte, is zeer weinig bekend. De spectaculaire Tesla-anekdotes, zowel over hemzelf als persoon, als over zijn vondsten, zijn uiterst intrigerend. Voor de stijl van de Amerikaanse stroming van vrije energie-zoekers is Tesla maatgevend. Voor de beschrijving van zijn patenten gebruikt hij uiterlijk het standaard jargon van een elektrisch en mechanisch ingenieur. De wijze waarop hij volgens zijn autobiografie zijn ideeën kreeg, is echter dermate bijzonder, dat er hieronder nader op zijn persoon ingegaan wordt.

Deze lijst van uitvinders van brandstofloze motoren zou men nog tot honderden kunnen uitbreiden, als men ze enkel selecteert op hun zelf gebouwde machines, die veelal op electrische krachten gebaseerd zouden zijn.

Aan de voorgeschiedenis van Harrison, Blavatsky en Keely refereert Rudolf Steiner in voordrachten in de jaren vóór de Eerste Wereldoorlog. Hij wijst dan op de mogelijkheid om in de nabije toekomst een nieuwe technologie met etherische krachten te ontwikkelen. Voor de zeer verre toekomst zinspeelt hij op een nog andere occulte techniek met astrale krachten. Deze astrale techniek zou echter zeer grote gevaren met zich meebrengen, als deze te vroeg aan de mensheid bekend zou worden.

Op zijn aanwijzingen doet de jonge chemicus Ehrenfried Pfeiffer (1899-1961) in 1921 enkele proeven. Dit is beschreven in het boek: ”Ein Leben für den Geist” van Thomas Meyer [1999]. Deze proeven gaven Rudolf Steiner echter aanleiding tot de vaststelling, dat de tijd nog niet rijp was; de uitkomsten van de inleidende experimenten wezen volgens Steiner namelijk naar de gevaarlijke astrale krachten van de verre toekomst in plaats van de gezochte, leven schenkende, etherische krachten. De aard van deze proeven heeft Ehrenfried Pfeiffer verder geheel geheim gehouden.

In het derde van zijn mysteriedramas, de “Wachter op de drempel” (“Der Hüter der Schwelle” [1912]), voerde Rudolf Steiner de figuur van doctor Strader op, die een levenskrachten sparend en sociaal heil brengend machine-principe ontdekte. Rudolf Steiner maakte zelfs schetsen, op grond waarvan zo nauwkeurig mogelijk enkele toneelattributen voor deze scénes gemaakt werden. Dit model van een toestel met ermee samenhangende randapparaten wordt sindsdien in antroposofische kring het “Strader-apparaat” genoemd. Met het ideaal van deze Strader-machine en met de gelukt-mislukte experimenten van Pfeiffer sluit de antroposofische wereld naadloos aan op aanwijzingen uit andere esoterische stromingen. Namelijk, dat er nieuwe technieken mogelijk zijn: één etherische reeds voor de huidige tijd én één astrale voor een verre toekomst. Rudolf Steiner brengt, net als de occultist Harrison, de speciale aanwijzingen, dat de etherische techniek met verfijnde resonantie van trillingen zou werken en dat het in werking komen van de daaraan gehoorzamende machines afhankelijk zou zijn van de moraliteit en intenties van de mens die deze bedient. En deze laatste eis brengt direct een menselijke sociale samenhang met zich mee; een sociale omgeving die zich sterk zou moeten onderscheiden van de huidige, die op winstbejag en egoïsme gericht is zonder zich te bekommeren om hetgeen de medemens daarmee aangedaan wordt.

Hiermee is een etherische techniek voor het geestesoog van de mensheid gesteld die in zijn wezen moreel en sociaal is: slechts dan functioneert deze. Een beeld van een waarachtig menselijke samenleving waaraan de christelijk ingewijde Rudolf Steiner hierbij denkt, treedt naar voren in zijn ideeën en practische pogingen betreffende de sociale driegeleding. Mocht er aan een dergelijke mens- en mensheid-dienende samenleving niet gewerkt worden en niettemin naar de technische principes ervan gezocht worden, dan zou ofwel een (electro-magnetisch) schaduwbeeld ervan tot ontwikkeling komen ofwel een veel te vroege ontdekking van de gevaarlijke astrale krachten.

We zijn hiermee tot ongeveer 1925 aangekomen in de onthullingen in deze esoterische kringen van een komende techniek. Alle aanwijzingen en pogingen om tot formulering ervan te komen werden door de technisch en wetenschappelijk geschoolde toehoorders van destijds geïnterpreteerd in het begrippenkader van de klassieke natuurkunde, zoals deze tot 1925 ontwikkeld was. In dit begripskader komt nà de relativiteitstheorie van 1916 een tweede enorme ommezwaai; namelijk doordat in zeer korte tijd de atoomtheorie ontwikkeld wordt: de quantummechanica, die het gedrag van atomen en hun interactie met licht en straling berekenbaar maakt. Deze theoretisch natuurkundige doorbraak vond voornamelijk van 1927 tot 1929 plaats door de inspanning van een klein groepje Europese natuurkundige en wiskundige genieën. Na deze jaren kan men over straling, trillingen, energie, electronen en atomen niet meer op dezelfde wijze spreken als ervoor. Het vakjargon en de diepgang van de wiskunde veranderen dan ingrijpend. Alleen al de korte periode van de ontwikkelingen van deze revolutionaire ideeën wijst op het geïnspireerde karakter ervan.

Helaas moest de geestescultuur sinds 1925 Rudolf Steiner missen om over deze nieuwe quantum-ideeën esoterisch navraag te kunnen doen. Het ethische aspect van een toekomstige techniek is in de quantummechanica echter niet aan de orde. Dit blijkt behalve uit de inhoud van de theorie zelf bijvoorbeeld ook uit het verloop van de geschiedenis, wanneer in de jaren van de Tweede Wereldoorlog dezelfde groep natuurkundigen en hun directe leerlingen in Amerika de twee atoombom-varianten ontwikkelen: de kernbom op basis uranium-splitsing en die op basis van waterstof-fusie. In het amerikaanse militaire Manhattan-project openen zij voor de mensheid de doos van Pandora van de nucleaire energie. (...)

Voor zover mij bekend treedt (...) vanaf 1930 een stilzwijgen in over het mechanische occultisme. De storm van het nationaal socialisme trekt verwoestend over Europa. In de periode van 1930 tot 1960 overlijden, soms voortijdig en onder verontrustende omstandigheden, de pioniers en uitvinders die boven genoemd werden. Pas vanaf 1995 verschijnen de eerste boekwerken die de Vril-kracht, het mechanische occultisme en de Amerikaanse variant van vrije energie-apparaten weer in positieve zin beschrijven. De vrije energiemachines worden echter vrijwel alle vanuit electro-magnetische principes opgebouwd en beschreven, althans qua gehanteerd jargon. Soms is voor één van deze recentere studies jaren van studie of van onderzoeksjournalistiek met grote gedrevenheid voorafgegaan. (...)

De meest recente opleving die genoemd dient te worden is, die rond Viktor Schauberger. In de jaren 1957-1965 hield de Zweedse ingenieur en antroposoof Olof Alexandersson de herinnering aan het leven en werk van Viktor Schauberger levend. Hij legde deze vast in zijn Zweedse boekje “Det Levande Vattnet” (Het levende water; 1976). Pas in 1982 verschijnt de Engelse vertaling “Living Water”. Olof Alexandersson had enkele jaren met Schauberger samengewerkt en kende zijn directe medewerkers en Schaubergers zoon, Walter, die zijn vaders werk zou proberen voort te zetten.

Nu heeft Viktor Schauberger zelf ook veel artikelen geschreven; hij was als hydrotechnisch ingenieur opgeleid. Zijn eigen, persoonlijke jargon is echter moeilijk toegankelijk, een steeds weer terugkerende karakteristiek in de vrije energie-wereld. Men kan zich er slechts mee troosten, dat uitvinders nu eenmaal geen leraren zijn. De Amerikaan Callum Coats heeft echter de moeite genomen decennia lang een studie van Viktor Schaubergers werk te maken. Hij deed dit in samenwerking met Viktors zoon, Walter Schauberger. Walter ontwaakte uit de academische-technische vooroordelen van zijn opleiding vlak voor het overlijden van zijn vader in 1958. Sindsdien onderzocht hij de intenties van zijn vader in het zogenaamde Keppler instituut, een kleine studiekring in Oostenrijk, en bouwde hij een archief op van het weinige dat er van zijn vaders werk nog resteerde. In de jaren ’70 kwam de latere popularisator Callum Coats langs en deze heeft in een zestal boeken de verschillende aspecten van Viktor Schaubergers ideeënwereld over natuurbeheer en techniek algemeen toegankelijk gemaakt. Als eerste introductie en tevens overzicht is zijn boek “Living Energies” (1996) geschikt.

Voor de spaarzame en vooralsnog ontoereikende aanwijzingen over de Strader-machine wordt naar antroposofische bronnen verwezen, speciaal de “Beiträge zur Rudolf Steiner Gesamt Ausgabe: nr. 107” [1991], “Der Strader-Apparat”; en nr. 122, “Aufgabestellungen von Rudolf Steiner für wissenschaftliche Forschungen" [2000]. Vooral ook de laatste uitgave is interessant, omdat hierin voor het eerst de aanwijzingen van Rudolf Steiner gepubliceerd worden, die reeds in de jaren ’50 door Paul Eugène Schiller bewust bij alle direct betrokkenen verzameld waren. Het gaat om aanwijzingen die Rudolf Steiner aan verschillende antroposofische onderzoekers op het gebied van natuur en techniek persoonlijk gegeven had in de jaren ’20. Het zijn aanwijzingen vanuit geesteswetenschappelijk inzicht voor natuurwetenschappelijk en technisch onderzoek. Deze zogenaamde “Schiller map” ging als een vertrouwelijk document sinds de jaren ’50 van hand tot hand. Alleen diegenen kregen hem enkel ter inzage, die te Dornach daartoe als voldoende geëngageerd beschouwd werden. Deze “Beiträge nr. 122” bevat zeer kort gehouden en dus vaak ook zeer cryptische aanwijzingen op uiteenlopend natuurwetenschappelijk, technisch en farmacologisch terrein – onder andere over fijnere, etherische natuurkrachten en summiere aanduidingen over de technische ontsluiting daarvan.

Qua bronnen-publicaties blijkt dus, dat van wat er nog te vinden is, alles sinds 1995 aan het licht aan het komen is nà de drie decennia 1960-1990, die samenvielen met de koude oorlog en het ijzeren gordijn en die ook voor de vrije-energie zo duister waren.’

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)