Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

woensdag 21 juli 2010

Waar

Een tekst op de groepsblog ‘Antroposofie’ bij de Volkskrant doet ophoren. Hij is gisteren geplaatst door Frank Polling onder de titel ‘De reis van Columbanus duurt al vele eeuwen’. Hij gaat als volgt:

‘Columbanus werd rond het jaar 540 geboren in Noord Ierland en stierf in 615 in Bobbio, in het huidige Italië. Hij was in het klooster van het Ierse Bangor leraar en abt. Waarom hij daar vandaan wegging is niet helemaal duidelijk. Misschien heeft het te maken met de onverzettelijke aard en het gedreven fanatisme dat eigen is aan missionarissen en wereldverbeteraars. En een wereldverbeteraar was hij helemaal. En fanatiek eveneens: de afbeeldingen die in de loop van de tijd van hem gemaakt zijn laten hem op zijn minst met een grimmige houding zien, zijn staf vermanend in de lucht zwaaiend en met een verbeten trek op zijn gezicht.

Hij was een geleerde en een ingewijde in de oude Ierse mysteriën. De christelijke geloofsbeleving uit die tijd en vanuit de Ierse tradities, sloot naadloos aan op de voorchristelijke spirituele belevingswereld. En Columbanus was hier zeer bewust in. Hij had nog een open herinnering aan het zonnewezen dat later als Christus uit de zon afdaalde naar de aarde. Toen dat plaatsvond was Columbanus, en zijn latere twaalf metgezellen en reisgenoten, in de geesteswereld; daar beleefden ze dit vertrek van het zonnewezen dat op aarde Christus zou worden, met grote intensiteit.

De Boeddha, Apollo, de zonnegod, dat waren allemaal manifestaties van de zelfde grootheid. Het waren allemaal stralen van de zelfde zon, maar in andere tijden en over andere landschappen. Alleen dat vertrek uit de zon, en het neerdalen naar de aarde en het intreden in de mens, was uniek. Dat was nog niet eerder gebeurd. En Columbanus en zijn gezellen beleefden dit zo sterk “in de hemel” dat het niet anders kon dan dat ze eenmaal weer geïncarneerd op aarde, hem gingen zoeken.

Maar ook voordat ze dit meebeleefden in de geesteswereld, waren ze ingewijd in de toen nog voorchristelijke geest- en godsbeleving. Voor de aardegang van deze zonnegod naar de aarde, beleefden de mensen de zelfde zon, maar dan nog als natuurkracht. De spirituele inspiratie werd voor de tijd van Christus uit het weven van de natuur gehaald. Het waren de natuurkrachten die toen geestelijke inspiratie brachten. Bekend is dat ook van Koning Arthur en zijn eveneens twaalf gezellen. Die stonden op de uiterst westelijke kust van Tintagel en dronken als het ware de natuurkrachten in. Het samenspel van de zee, de wind, de rotsen en vooral de zon.

Ook Koning Arthur en zijn ronde tafel genoten ervoeren het goddelijke nog vanuit voorchristelijke traditie: het ging ze om de zelfde grootheid, maar nog sterk verbonden met de natuur, de zon. Van Koning Arthur is het niet zeker of hij wel echt bestaan heeft. Er werd niet veel geschreven in die tijd. Columbanus en de zijnen schreven wel: dat waren geleerden ten slotte. Hun leven en hun tochten zijn redelijk goed gedocumenteerd. Gelukkig maar, want hun reizen zijn bijzonder boeiend en van groot belang voor ons. Deze reizen bewijzen het bestaan van Arthur en zijn genoten weliswaar niet, maar geven wel een stevige aanwijzing in die richting.

Want Columbanus vertrok uit Bangor in 591 en ging op weg naar Frankrijk, maar eerst maakte hij een rondje door het huidige Zuid West Engeland: het gebied van Arthur. Wat had Columbanus daar te zoeken? Zijn missionariswerk was bedoeld voor een andere plek dan daar, hij wist zelfs al toen, waar hij zijn eerste klooster zou gaan stichten. En dat was dus niet daar, in Tintagel. Het lijkt me waarschijnlijk dat hij op zoek was naar de herinnering aan Arthur. Als dat zo was, is dat een indirect bewijs van het historische bestaan van Arthur. Columbanus, geboren rond 540, op zoek naar Arthur die in die tijd ongeveer stierf.

Maar Columbanus trok (met hernieuwde spirituele energie?) verder: hij moest nog helemaal naar Luxovius, het tegenwoordige Luxeuil les Bains. Op de puinhopen van de veranderdrift van Attila de Hun (die in 451 de boel daar grondig reorganiseerde) stichtte hij zijn klooster. Dat moest daar en nergens anders. Het was niet de enige plek waar de Keltische zonnegod Luxovius gekend werd, maar het was wel de enige plek waar een heiligdom van enige betekenis aan hem gewijd was. En deze Luxovius was dus de zelfde grootheid als de uit de zon vertrokken en naar de aarde afgedaalde Christus. Daar moest Columbanus zijn, en nergens anders. En daar begon hij rond 590 aan zijn klooster en zijn nieuwe kloosterorde. Dat deed hij meteen maar ook met strenge en sobere kloosterregels. Dat laatste heeft hem uiteraard flinke conflicten opgeleverd met de meer wereldlijke heersers uit die tijd, dat heb je zo met wereldverbeteraars.

De resten van dit klooster zijn sinds een paar jaar opgegraven en te bewonderen in Luxeuil. Ik ken die plek erg goed, onze winkel/galerie ligt er nog geen vijftig meter vanaf. Een andere plek die voor Columbanus van groot belang was, ligt een paar kilometer verderop. Op die plaats staat tegenwoordig een fantastisch kapelletje. Daar ga ik wel eens heen, samen met mijn vrouw, of met vrienden. Het was op een dag met flinke wind en mooie grote wolken, dat ik opeens doorhad hoe het zat met die voorchristelijke natuurbeleving: daar, op die plek, werd het me duidelijk wat de woorden “het weven van de natuurkrachten” betekenen. Columbanus had een fijne neus voor die dingen, dat was me toen wel duidelijk.

Toen hij met veel succes zijn kloosters hier had opgezet (er waren al snel uitbreidingen iets verderop, zo’n succes was het) vertrok Columbanus weer om nog meer stichtend werk te doen. Uiteindelijk belandde hij in het huidige Italië, in Bobbio. Maar ook in het huidige Zwitserland was hij zeer actief. En een dezer dagen ga ik eens uitzoeken of hij ook al op de plek die we nu als Dornach kennen...

Rudolf Steiner was duidelijk over Columbanus en zijn gezellen. Ze vormden de voorchristelijke stroming die samen met hun nachristelijke tegenbeeld van de School van Chartres, de dragende bron van de Antroposofische Vereniging zouden vormen. Al die figuren liepen negentig/honderd jaar geleden daar rond. En nu weer. In Dornach.

Ons huis, waar we nu wonen, was van oudsher een pleisterplaats en een uitspanning. Niet alleen de Romeinen kwamen hier langs, ook de Gothen voor hen. Attila niet, die kwam niet dichterbij dan een kilometer of tien. Karel de Grote wel, die moest hier ook wat orde op zaken stellen. En Columbanus en zijn gezellen zijn hier ook langs gekomen. Maar die zullen wel meteen verder gegaan zijn, het was nog maar enkele uren lopen, vanaf hier.

Enige feitelijke informatie ontleen ik aan Wikipedia en aan de website: http://www.amisaintcolomban.net/chemin_colomban.html. Andere kennis: Karmaonderzoek 1 t/m 5 van Steiner, en eigen ervaringen bij de opgraving en het kapelletje (Ste-Marie En Chanois). En “Zon en Kruis” van Jakob Streit, maar iemand heeft dat boek gepikt van ons...’

Een mooie tekst. Enig minpuntje is de stelligheid waarmee beweerd wordt dat in Dornach (het internationale antroposofische centrum) alle mensen rondlopen met een verleden dat terugreikt tot Columbanus in de zesde en zevende eeuw en de school van Chartres in de tiende tot en met de twaalfde eeuw. Dat is betwistbaar; maar daar gaat het nu niet om. Overigens stelt Wikipedia heel terecht dat

‘De heilige Columbanus moet worden onderscheiden van zijn tijdgenoot Columba, de stichter van de abdij op het eiland Iona en missionaris bij de Picten in Schotland.’

Wie is nu deze auteur Frank Polling, zult u zich afvragen. Een week geleden, op woensdag 14 juli, plaatste hij zijn eerste bericht op de groepsblog ‘Antroposofie’ onder de titel ‘na dertig jaar... een introductie’:

‘Beste antroposofische bloggers,
vanaf vandaag ga ik op onregelmatige tijden meebloggen en me misschien ook wel met van alles en nog wat bemoeien. Ik blogde al. Dit deed ik op mijn eigen website www.vrijheidenkracht.nl. Het blogje dat ik nu hier plaats was het laatste op deze site. Ik beweeg me vooral in niet-antroposofische kringen, waarin het toch wel wat verdacht gevonden wordt, die antroposofie van me.

De blog die nu hier staat gaat voor mijn “eigen” kring over geheel onbekende dingen. Voor jullie niet, dit maakt allemaal al lang en breed deel uit van jullie belevingswereld. Toch plaats ik dit stukje hier, en in dit kader; het geeft m.i. wel een beeld van mij, Frank Polling. Ik hoop op een vruchtbare uitwisseling.
Hartelijkst,
Frank’

Met het onderwerp van zijn eerste bijdrage gaat hij tegen de trend in, want tegenwoordig is het vele malen populairder om het lidmaatschap van de Antroposofische Vereniging juist op te zeggen. Frank Polling vervolgt dan ook met:

‘Na dertig jaar ben ik eindelijk lid geworden van de Antroposofische Vereniging. Ik ben nu lid van de Nederlandse afdeling en tegelijk daarmee van de wereldomspannende Antroposofische Vereniging. Ik kreeg als welkom een brief met daarin verwoord de blijdschap met mijn lidmaatschap en (naast meer) een mooi boekje met de grondsteenspreuk van Steiner. Daar ben ik, op mijn beurt, weer blij mee. Het ontroert me allemaal: het blijkt toch een emotionele en gevoelsmatige stap geweest te zijn van me, dat lid worden van deze club.

Ik noemde me zelf al jaren antroposoof en jaren daarvoor zei ik dingen als “als ik al iets zou zijn, zou het antroposoof kunnen zijn.” Ik schrijf nu een dik jaar mijn blogjes en die zijn al even lang op zijn minst antroposofisch getint. Hiermee verduidelijk ik niets, het enige wat ik hiermee doe is de noodzaak aangeven, willen mijn blogjeslezers me nog kunnen volgen, kort uit te leggen wat “antroposofie” nu eigenlijk is.

In veel van mijn blogjes heb ik al iets hiervan genoemd. Antroposofie is de wetenschap die het geestelijke aspect van mens en wereld koppelt aan de “aardse” werkelijkheid. Antroposofie onderzoekt het geestelijk aspect van de materie. En wat mijzelf betreft steeds meer andersom: het toont de materiële weerspiegeling van de geestelijke werkelijkheid. (...) In de afgelopen dertig jaar heb ik me met wisselende intensiteit bezig gehouden met deze antroposofie. Ik las hier en daar, hapsnap wat, en bij vlagen studeerde ik er echt op. Ik heb deel uitgemaakt van studiegroepen en ik ging naar lezingen. In de praktijk leerde ik het kennen in de Vrijeschool, waarvan de toenmalige voorzitter me nu zo blij verwelkomde in deze vereniging. In mijn meditatieve aanpak kwam ik langzaam maar gestaag steeds wat verder. Ik heb mijn worstelingen gehad en ik zal nog worstelingen hebben. Maar ik heb wel een behoorlijke helderziendheid ontwikkeld. Dat was helemaal mijn bedoeling niet, maar wel, blijkbaar, het logische gevolg van mijn zoektocht in de antroposofie.

Mijn blogjes zijn een weerslag van deze zoektocht. Iedere vraag die ik me stelde, wilde ik met mijn schrijverij beantwoorden, en ieder antwoord riep weer nieuwe vragen op. Dat zijn mijn schrijfsels: een zoektocht naar wat “waar” is.’

Die blogjes van Frank Polling staan op zijn eigen website die hij hiervoor al noemde: ‘www.vrijheidenkracht.nl’. Hij blijkt al een aantal boeken te hebben geschreven: het ‘Werkboek Vrijheid en Kracht’, ‘Nozomi’, ‘Albertus Schieman’ en ‘Een nieuwe KIJK op paarden’. Het is op zijn weblog dat hij meer over zichzelf vertelt. Zo is er deze van 5 juni met de titel ‘...en na een lange pauze, mijn 50e blogje!’

‘Op deze site heb ik nu 49 blogjes staan. Dit zijn merendeels overwegingen die in zo’n 800 tot 1000 woorden lucht geven aan mijn vragen en verwondering. Al schrijvend probeer ik antwoorden te vinden op de dingen die me zo in het dagelijkse leven bezighouden. Dat blijken vaak vragen te zijn die anderen, jullie, de lezers dus, ook (wel eens) bezighouden. De reacties die ik vaak krijg zijn hartverwarmend. Door allerlei andere omstandigheden (opzet van onze nieuwe winkel “Mansolein” in Luxeuil, Frankrijk, ziekte en de daarbij horende opnames) had ik nu dus een flinke tijd “blogstilte”.

49 blogjes: bij elkaar nu meer dan 5100 keer gelezen... Ongelofelijk.

Ik heb mijn stukjes allemaal nog eens doorgelezen, en ik moet zeggen: ze vallen me zelf niet tegen... Als ik ze zo allemaal lees valt me op dat er een zekere ontwikkeling in zit: de taal wordt meer helder, en de zinnen wat minder bijeen geraapt. Het allerleukste vind ik dat deze stukjes een weergave zijn van de dingen waar ik me het afgelopen jaar mee heb beziggehouden. Dat is voor mij net zo iets als het terugbladeren in een dagboek.

Ben ik altijd eerlijk geweest in mijn stukjes? Of heb ik de dingen soms wat mooier voorgesteld? Soms lijkt het er op dat ik de dingen die ik schrijf wel heel erg zeker weet. En soms is dat ook zo: dan kom ik wat zekerder over dan ik eigenlijk ben. Dan zit ik eigenlijk nog middenin een soort zoektocht en dan lijkt het alsof ik het antwoord al helemaal heb. Andersom komt het even vaak voor: dan gebruik ik woorden als “wellicht” en “waarschijnlijk”, terwijl ik eigenlijk al veel zekerder ben.

Er zijn twee soorten onderwerpen: actuele zaken waar ik me over opwind of vragen over heb, of overwegingen die voortvloeien uit mijn eigen ontwikkeling. Dat zijn natuurlijk niet te scheiden grootheden, want dingen uit de buitenwereld kunnen je alleen maar raken als ze weerklank in jezelf vinden. En dat geldt andersom ook: je innerlijke ontwikkeling kan je nooit los zien van wat de buitenwereld je te bieden heeft. Het laatste deel van deze bewering schrijf ik in de “je-vorm”, ik maak er dus een “algemene waarheid” van. Zo voel ik het ook: hier ben ik zeker van.

Degenen die mijn blogjes lezen en me daardoor een beetje kennen weten dat ik mezelf antroposoof noem. Dat betekent dat ik met behulp van de antroposofie probeer te ontwikkelen. Het is geen geloof in die zin, dat er dogma’s aan ten grondslag liggen of dat er van alles maar voor waar aangenomen moet worden. Antroposofie is een wetenschap (want: gestructureerd en controleerbaar) die het mogelijk maakt om naast de materiële en aardse werkelijkheid nog een andere werkelijkheid te ontdekken en te doorzien: de geestelijke wereld.

Langzaam maar zeker is het bij me omgekeerd. Eerst was het de geesteswereld die ik ontdekte als aanvulling van de materiële wereld, nu leer ik de materiële wereld kennen als weerschijn van de geesteswereld. Ik kan steeds meer met helderheid “in de geest” kijken en ik heb de sterke overtuiging dat ik daardoor de aardse werkelijkheid pas echt leer kennen.

Dat heeft voor mezelf een paar hele bijzondere gevolgen. Ten eerste ben ik in een aantal opzichten behoorlijk helderziend geworden. Voldoende ook om te zien waar mijn (voorlopige) grenzen liggen. Ten tweede: het maakt me tot een onwaarschijnlijk gelukkig mens. Mike Heron van de Incredible String Band zong een eeuwigheid geleden (in the sixties): “I used to follow happiness and used to search for pleasure, but now I found a door behind my mind, and that’s the greatest treasure”.

Ik heb de afgelopen dertig jaar dat ik me in meer of mindere mate bezig hield met antroposofie, deze deur achter mijn “mind” gevonden, en ik kan er door wanneer ik maar wil. Ik heb daar achter ontdekkingen en ontmoetingen ervaren van ongelofelijke schoonheid. En het is zeker: dat is een ontwikkeling die door zal gaan en door en door...

Jullie, die dit lezen, heb ik zeer lief, zijn mijn vrienden of zijn mijn onbekende blogjesvrienden aan de andere kant van het internet. Mijn ontwikkeling is er voor mezelf en voor jullie. Dat ik zo’n gelukkig mens ben is voor mezelf plezierig en hopelijk ook voor jullie; soms kan het uitstralen of overwaaien, soms kan ik een handje helpen in die richting: ik weet nog al te goed hoe de reis van me was en wat me zo geholpen heeft onderweg. En die reis houdt nimmer op.

Ik kan er alleen maar dankbaar voor zijn, dat mijn blogjes hierin soms wat bijdragen. En daarbij: jullie reacties zijn me zeer welkom, dat zijn turfjes in mijn innerlijke vuurtje. Op naar de honderd!’

‘Twee soorten helderziendheid’ op 4 maart is ook een mooie (overigens is dat de sterfdatum van Ita Wegman, zoals ik vorig jaar op die dag heb bericht):

‘Dit is de moeilijkste blog die ik ooit geschreven heb. De beelden zijn groots en indringend, maar het zal heel moeilijk zijn daar met woorden recht aan te doen. Het gaat over de vraag wat de aard is van de twee vormen van helderziendheid die er zijn. Of, met andere woorden: hoe onderscheidt mijn helderziendheid zich, van wat men over het algemeen onder “helderziendheid” verstaat?

Ik begin met een beeld dat ik lang geleden eens ergens heb opgepikt: het individuele leven heeft de vorm van een sigaar. Aan het mondstuk begint het levenslicht met de adem en aan het vuuruiteinde valt het uiteen in warmte en as. En ergens halverwege bevinden we ons, we zijn als het ware het sigarenbandje. Dat vind ik een mooi en helder beeld.

Ik wil dit beeld groter maken, ik wil het als het ware uitrekken. Want het beschrijft maar een enkel leven, het geeft slechts een levensgang weer tussen geboorte en dood. En dit leven, deze sigaar, is vergelijkbaar met een gewone doordeweekse dag: ’s morgens worden we wakker en in de avond, gaan we weer slapen. Maar de nacht voor deze dag leven we ook en de nacht na deze dag eveneens. Weliswaar leven we dan in een andere hoedanigheid, maar het is beslist ook leven wat we dan doen. Zo heeft onze gang tussen geboorte en dood daarvoor en daarna ook een soort nacht, een soort nacht die we “dood” noemen. We hebben een hiernamaals en (dat is voor velen nog moeilijker) een hiervoormaals.

Ik wil de sigaar uitrekken tot ver voor het hiervoormaals en tot ver na het hiernamaals. Dat omvat allemaal leven, dagleven en nachtleven, hiervoormaals leven en hiernamaalsleven, en allemaal van groots belang: dat zijn wij, dat alles samen. Hier waren we ons duizenden jaren geleden van bewust: dat wisten we als heel gewone werkelijkheid. We konden toen wat we nu niet kunnen: overdag tijdens ons waken konden we contact ervaren met de nachtvorm van ons bestaan en in de nacht kenden we ons dagbewustzijn. We waren toen niet zozeer helderziend, we hadden veeleer veel minder afstand tussen de verschillende bewustzijnsvormen. Heden en verleden en toekomst, dag en nacht en nieuwe dag, het was allemaal vanzelfsprekend en ervaarbaar. Dat was heel gewoon toen: contact met de andere wereldbewoners: dieren, planten, maar ook de aardgeesten ervoeren we. En de sterren en de engelen, die hoorden er allemaal gewoon bij.

Dat zijn we kwijtgeraakt. In de loop van onze menswording zijn we afgesloten geraakt van deze geestelijke bewustzijnsvormen. We hebben er nog wel herinneringen aan: rudimenten van astrologie (het is slechts nog een schaduw van wat het ooit was) maar ook het verloren gegane orakel wat we nu Reiki noemen. We vertellen nog de sprookjes en engelenverhalen, maar, zeggen we er onze kinderen bij: het zijn slechts symbolen... En van de machtige godenbeelden van weleer hebben we slechts de namen overgehouden: de psychologie ging daar mee aan de haal. En van de allermachtigste godenverhalen: de machtigste geschiedenis die de mens bewust gegaan is: de Noordse Godenverhalen, zijn slechts een paar doordeweekse dagnamen over. Kruidenkunde, dierenboodschappen, mineralenkracht, we kennen amper meer dan de overlevering en de dikke boeken die we uit ons hoofd proberen te leren.

En we kennen nog de geschiedenis van de sjamanen. (En wie neemt de Katholieke priesters nog serieus met hun eertijds machtige rituelen?) Sjamanen lukte het nog vrij lang die oeroude openheid te bewaren. Maar ze moesten wel steeds meer zichzelf ziek maken om te kunnen wat vroeger voor de mens gewoon was: contact maken met de andere natuurrijken. Ze moesten steeds meer drugs gebruiken, geheimzinnige rook inademen, in trance raken door verdovend ritme en slaapgebrek en eindeloos bewegen. Eindeloos om het vuur dansen, tot over de oren vol met hallucinogene drugs, om dan bewusteloos neer te vallen en misschien wakker te worden met de herinnering aan een betekenisvolle droom. Die dromen hadden ze: maar ze moesten zich er wel ziek voor maken.

Er zijn nu mensen die een dergelijke vorm van helderziendheid hebben. Ze hebben zulke lage drempels in zich dat ze “helder zien”. Maar ze zijn wel ziek: er zijn geen drempels waar ze wel zouden moeten zijn en ze hebben daardoor al helemaal geen controle over hun “helderziendheid”. Nog niet zo lang geleden stimuleerden we dat: we slikten LSD en andere drugs om maar in deze staat te komen.

Kijk eens naar het beeld van de sigaar. Stel je voor dat je ergens halverwege het sigarenbandje bent. Stel je voor dat zo’n helderziende bent, zo een die dus een vorm voor zijn helderziendheid koos die uit dat verre verleden komt, dus leeft naar de herinneringsvorm van iets wat we verloren hebben. Het bewustzijn van deze helderziende zoekt zich een weg de diepte in, naar het midden van de sigaar en naar buiten toe de meer geestelijke werelden in. Ze maken in feite hun “sigarenbandje” een stuk dikker. En zo komen de beelden ongecontroleerd en onbeheerst binnen.

Het “helderzien” in deze betekenis is ook altijd erg vermoeiend; als je een helderziende tegenkomt die na een tijdje moet uitrusten en moet bijkomen van zijn helder zien, die gebruikt daarvoor zijn lichaam. Een lichaam dat in feite ziek is en filters mist. Deze vorm van helder zien is lichamelijk en wordt beperkt door lichamelijke grenzen. Het is vermoeiend en uitputtend. Sommige kinderen worden als het ware met deze ziekte geboren. Ze zijn altijd zwak, ze lijken vormkracht te missen, ze lijken doelgerichtheid te missen. Dat klopt: ze missen de controle, ze missen innerlijke grenzen.

In de loop der talloze eeuwen hebben we niet zozeer deze helderziendheid verloren, nee, eigenlijk is dat een verkeerde benadering. We zijn eigenlijk van het naar buiten gericht zijn, wat we toen volkomen natuurlijk waren, naar binnen gekeerd. We zijn niet zozeer iets verloren, we hebben iets anders daarvoor in de plaats verworven: ikkracht en denkvermogen. En al werkende aan deze ik en deze denkkracht, zijn we door het duisterste van het duisterste gegaan. Alleen het lijf was nog werkelijkheid, ons lijf en de herinnering aan vroegere helderziendheid en vroegere licht.

Als deze inkeer niet verlicht zou zijn door wat er op Golgotha tweeduizend jaar geleden gebeurde, als we deze inkeer (die dus afkering is van de geest,) zouden laten eindigen bij het materialistische mensbeeld wat nu zo overheersend is, dan zouden we ten onder gaan. We zouden in duisternis verdroogd zijn en daar niet meer uitgekomen zijn. Alleen de opgeschreven herinneringen aan de belevenissen van sjamanen (en priesters) zou overblijven. Dat, en de waanzin van de ongecontroleerde grensoverschrijdingen.

Met het verstand is het bovenstaande beeld van de sigaar, die vele levens en de tussenfasen daarvan omvat, goed te begrijpen. Maar voor dit verstandelijke beeld, voor deze visualisatie, moest er eerst een geestelijk beeld gevormd worden hiervan. En dat is onmogelijk als de blik niet verder naar binnen gaat dan de materiële buitenkant.

En dat is het historische geschenk van deze afkering van de geesteswerelden buiten ons: de ontdekking dat als we verder en verder naar binnen gaan, we de “geest” aan de binnenkant kunnen ervaren. En daar bevindt zich mijn helderziendheid. Daar kan ik gestuurd door mijn ik en gecontroleerd door mijn verstand naar binnen. En waar er lang geleden, buiten ons onbegrensde ruimtelijkheid was, is er binnen in ons onbegrensde ruimteloosheid. Kost het meer moeite “iets te bekijken” uit het oude Egypte dan een ervaring van gisteren? Nee, helemaal niet. Als er geen ruimte is, is er ook geen tijd. Voor het schouwen maakt het dus niet veel uit.

Kan ik dan alles zien? Nee, dat nu ook weer niet. Ik moet wel mijn instrumenten, mijn zintuigen daarvoor scherper en scherper maken. Ik moet wel leren “herkennen”. Ik heb dingen “in de geest” beleefd die ik pas later kon herkennen en duiden. Zo zal ik in de toekomst nog van de ene verbazing naar de andere gaan.

Het gaat hier dus om een wezenlijk andere vorm van helderziendheid dan de atavistische van de Sjamanen. Maar daar zou ik ook de tarot bij kunnen noemen en de huidige kreupele rudimenten van de astrologie en al die andere vormen van technieken die ooit eens op wijsheid gebaseerd waren, maar nu nog slechts de materialistische buitenkant van het bestaan aanraken.

Mijn sigaar begint diep weg in nevelen en eindigt ergens in de zekerheid van vuur en as. Ergens, op een door daglicht beschenen deel ben ik nu het sigarenbandje. Ik ben in het verleden vele malen door nachtlicht beschenen en zal in de toekomst nog enige malen afwisselend door daglicht beschenen zijn. Het is een leven lang wennen voor mijn ogen: wennen en leren. Maar de nachtzon werpt even scherpe schaduwen als de dagzon: ik ben onvermoeibaar aan het leren ze te zien en vooral ze te herkennen.’

U ziet wel, zeer waardevolle overdenkingen en beschrijvingen. Deze bijdragen van Frank Polling zijn zonder uitzondering zeer de moeite waard. Maar het ging oorspronkelijk om de vraag wie hij is. Die laat zich niet makkelijk beantwoorden. Een tipje van de sluier wordt opgelicht in ‘Even heel persoonlijk’ van 20 augustus 2009:

‘Ik woon nu vier en een halve maand in Frankrijk. Gisteren kwamen we terug van een paar dagen Texel: ik moest op controle in het ziekenhuis in Amsterdam en we koppelden daar een paar dagen aan vast. Een soort minivakantie om weer even een aantal vrienden te zien. En ik ben natuurlijk op bezoek geweest in “onze” winkel Mansolein die nu toch echt helemaal van Joke en Irma is. En dat is ook te merken. Met kleine veranderingen en hier en daar een iets ander accent, is de winkel al niet meer de “onze” maar al een heel stuk de “hunne”. En zo moet het ook. Een goede sfeer en veel enthousiasme, het had met de winkel Mansolein niet beter kunnen gaan.

Ik heb de zwaluwen zien komen in Frankrijk en nu zie ik ze op de telefoondraden zitten met hun nakomelingen, onrustig wachtend op de laatste gezamenlijke vlucht, nog één draai om de boerderij, en dan opeens vliegen ze weg. Een paar dagen later zullen ze dan in Afrika zijn. De Rode Wouwen heb ik zien nestelen, er waren een vijftal koppels om onze plek, maar de jongen zijn allemaal groot en ze zijn allemaal al weer verdwenen. Zitten die nu ook in Afrika?
Het was een warme zomer met af en toe flink regen en onweer, alles is ongelooflijk groen, de bomen hangen scheef van de vruchten, het is een bijzonder rijk jaar.

De paar dagen op Texel gingen vooraf aan de driemaandelijkse controle in het ziekenhuis in Amsterdam. Ik stond op de lijst voor weer de zoveelste CT-scan en weer een bloedonderzoek. Mijn aders in mijn rechterarm zijn amper te vinden en links zijn ze al aardig stuk geprikt. Een naald wil daar nog maar moeilijk in. Maar het was weer gelukt. Anderhalf uur wachten later zaten we bij de oncoloog: hij had de uitslagen van de onderzoeken tot zijn verbazing al binnen. Alles bleek goed. Vreemd, ik was er nauwelijks mee bezig, dacht eigenlijk nooit aan de kanker en de (on)mogelijkheden die daar het gevolg van zouden kunnen zijn. Toch ben ik nu gerustgesteld, blijkbaar is een onbewuste stroom van onrust tot kalmte gekomen.

In mijn kamer, helemaal bovenin ons huis, heb ik mijn schildersezel klaar staan, en honderd tubes verf en evenzoveel penselen en in mijn hoofd zitten nog meer ideeën. Na acht jaar moet het er maar weer eens van komen. Aan het eerste schilderij begin ik vandaag of morgen: eerst moet het hout nog voorbewerkt worden.

En tijdens het schilderen kan ik mooi verder denken over binnenkant/buitenkant en al die andere dingen die ik zo fijn in deze blog kwijt kan... Tot dan!’

Dat moeten de schilderingen zijn die ook op zijn website staan. Kijkt u hier maar eens bij ‘Citaten’ of hier bij ‘Cursus’. Dat is niet mis! Dat mag ook niet zo gek heten; ga je naar de pagina met links, staat daar onderaan ‘Art en France’. ‘L’art et l’art de vivre’ staat er verduidelijkend bij:

‘U bent dagelijks van harte welkom bij Mansolein Mineraux et Galerie d’Art. ’s Middags van 14.00 tot 19.00 uur en op zaterdagmorgen van 9.30 tot 12.00 uur of op afspraak. 0033(0)6-70.86.72.98. 26 Rue Victor Genoux, 70300 Luxeuil les Bains in de Haute Saone. Op zondag en maandag gesloten. info@art-en-france.eu

Indien u wilt overnachten in de buurt van Luxeuil bevelen wij van harte de gite op de Mansolein stoeterij aan. Klik op de foto voor meer informatie!’

Luxeuil les Bains in de Haute Saone (volgens mij moet dit in goed Frans trouwens Luxeuil-les-Bains in de Haute Saône zijn). Waarmee de kring rond is. Want in zijn bijdrage over Columbanus, waar ik mee begon, schreef Frank Polling dat deze missionaris uit de zesde eeuw trok

‘naar Luxovius, het tegenwoordige Luxeuil les Bains. Op de puinhopen van de veranderdrift van Attila de Hun (die in 451 de boel daar grondig reorganiseerde) stichtte hij zijn klooster. Dat moest daar en nergens anders. Het was niet de enige plek waar de Keltische zonnegod Luxovius gekend werd, maar het was wel de enige plek waar een heiligdom van enige betekenis aan hem gewijd was. En deze Luxovius was dus de zelfde grootheid als de uit de zon vertrokken en naar de aarde afgedaalde Christus. Daar moest Columbanus zijn, en nergens anders. En daar begon hij rond 590 aan zijn klooster en zijn nieuwe kloosterorde. Dat deed hij meteen maar ook met strenge en sobere kloosterregels. Dat laatste heeft hem uiteraard flinke conflicten opgeleverd met de meer wereldlijke heersers uit die tijd, dat heb je zo met wereldverbeteraars.

De resten van dit klooster zijn sinds een paar jaar opgegraven en te bewonderen in Luxeuil. Ik ken die plek erg goed, onze winkel/galerie ligt er nog geen vijftig meter vanaf. Een andere plek die voor Columbanus van groot belang was, ligt een paar kilometer verderop. Op die plaats staat tegenwoordig een fantastisch kapelletje. Daar ga ik wel eens heen, samen met mijn vrouw, of met vrienden.’

Is het verhaal hiermee helemaal rond? Nee, nog niet helemaal. Want wat zie ik staan op de homepage bij de tentoonstellingen in de galerie?

‘De exposities in de Art en France Galerie “Mansolein Mineraux et Galerie d’Art”:

Van 17 juli t/m 4 augustus: Gon van Bockhove, Schilderijen. Maria Donker, Glaskunst. Mirjam Bijvank, Schilderijen en Mozaiek. Vernissage zaterdag 17 juli om 18.00 uur.

Van 7 augustus t/m 25 augustus: Piet Bleijenga, Mixed Media schilderijen. Frédéric Fortanier, Schilderijen en Aquarellen. Vernissage zaterdag 7 augustus om 18.00 uur.

Van 28 augustus t/m 15 september: Hans Gussekloo, Schilderijen. Theo Schildkamp, Schilderijen en Ellès Kattar, Sculpturen. Vernissage zaterdag 28 augustus om 18.00 uur.

Daarnaast is er een doorlopende expositie van prachtige mineralen en edelstenen.’

Het is persoonlijk hoor. U zegt het waarschijnlijk niets. Maar Theo Schildkamp, dat was mijn tekenleraar op de middelbare school! Toen al een beroemd illustrator. Dat is nu dus niet anders. Alleen op een ander plek; in Frankrijk. Hugo Verbrugh zou ongetwijfeld zeggen: ‘Bien étonnés de se trouver ensemble’. En zo is het maar net.

4 opmerkingen:

Frank Polling zei

Beste Michel Gastkemper,
ik ben zeer geraakt door je positieve stuk over mij en mijn blogjes. Want ja, die blogjes zijn er voor me zelf en iedereen, en daarbij mijn kindjes die in de wereld zelfstandig rond gaan zoeken.
Mijn beeldende kunstverleden echter heeft niet zulke mooie werken opgeleverd als te zien zijn op mijn site: die heb ik toch echt uit het rechtenvrije deel van het internet geplukt. (ouder dan 70 jaar) Ik voel me wat schuldig dat ik de namen van de schilders er niet bij wist te zetten: dat kan ik namelijk niet. Dat moet mijn zoon voor me doen, en die heeft het verschrikkelijk druk...
Dat neemt echter niet weg dat onze winkel / galerie schitterend is.

Dank je wel.
Frank

Michel Gastkemper zei

Beste Frank,
Jij bent er vlot bij! Dan heb je in ieder geval een goede smaak... en dat is ook heel wat waard. Zodoende wordt mijn oorspronkelijke gedachte weer geldig, dat het tweede schilderij bij ‘Cursus’ waarschijnlijk een Mondriaan is, gemaakt aan ’t Gein? Ik heb destijds die tentoonstelling, ik meen in Amsterdam, gezien.
Met hartelijke groet,
Michel Gastkemper

Adri zei

Ha Michel,

Een bijzonder verhaal, over een bjzonder persoon. Ik vind het knap dat je altijd zo snel zoveel informatie weet te verzamelen.

Hartelijke groet,

Adri

Frank Polling zei

Dag Michel,
het is Mondriaan...
Groet
Frank

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)