Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

maandag 14 maart 2011

Leraarschap

Ja, en dit is-ie dus van dichtbij: de Sainte-Chapelle.

Mens en Muziek, weet u het nog? Op 27 oktober 2010 had ik in ‘Programma’ een aankondiging van ‘een conferentie die morgen al begint’:
‘Stichting Mens en Muziek heet u van harte welkom op de najaarsconferentie van 28 t/m 30 oktober 2010 in Scorlewald, Schoorl. Deze tweejaarlijkse conferentie, voor musici, muziektherapeuten, muziekpedagogen en belangstellenden zet zich dit keer uiteen met het overkoepelende thema “Chaos, Vorm en Vrijheid” in de uitvoerende, pedagogische en therapeutische muze.

Het streven naar vrijheid kunnen we zien als een weg waarvan vorm en chaos de bermen of wegwijzers zijn, maar ook de valkuilen. We kunnen het ook anders noemen: kunst tussen lust en perfectie, of (naar Friedrich Schiller): spel tussen materie en vorm, creativiteit tussen idee en wil. Het jonge kind, dat opgaat in zijn fantasiespel, kunnen we zien als een oerbeeld voor de hier bedoelde vrijheid.

De werkgroepleiders en deelnemers zullen zeker geïnspireerd worden door dit thema. De conferentie biedt een goede selectie uit alles wat er op het gebied van nieuwe muziek, muzikale kunst, muziekpedagogische/therapeutische kunst en antroposofie gaande is. De conferentie is nadrukkelijk open voor alle “gezindten” en wij kijken uit naar vele interessante ontmoetingen en uitwisselingen.

Naast muziekpedagogen en -therapeuten worden met name onderwijzers en leraren die méér met muziek willen uitgenodigd, alsmede professionals die zich willen verdiepen of heroriënteren aan de hand van één van de uitdagende werkgroepthema’s.’
Op de website van ‘Mens en Muziek’ is nu onder ‘publicaties’ het ‘artikel van Marcel van Os, betreffend de inhoud van zijn lezing op de conferentie mens en muziek 2010 “Chaos, Vorm, Vrijheid”’ geplaatst. Dat is zo goed en zo helder, over een heleboel aspecten van het vrijeschoolonderwijs, dat ik dat hier graag laat volgen. Marcel van Os is trouwens behalve muziekdocent ook opleidingscoördinator van Hogeschool Helicon in Zeist. Hier is zijn artikel:
‘Conferentie mens en muziek, 28-30 oktober 2010 Schoorl
Thema: Chaos – vorm – vrijheid
Voordracht op vrijdag 29 oktober

In de voordracht tijdens de conferentie en dit artikel ga ik in op ontwikkelingen in het (muziek)onderwijs zoals ik deze in de afgelopen tijd ben tegengekomen. Nadat ik eerst probeer weer te geven wat voor mij uitgangspunten zijn voor mijn onderwijs, kijk ik naar ontwikkelingen buiten en binnen het vrijeschoolonderwijs. Ik wil proberen zicht te krijgen op aspecten van de wezenlijke bijdrage die muziek kan geven aan de ontwikkeling van het kind. Vervolgens probeer ik een aantal belangrijke uitgangspunten te formuleren voor het onderwijs als geheel en muziekonderwijs in het bijzonder.

Leraar van het jaar

Bericht in de Volkskrant op 22 oktober 2010. Juf Trudy Coenen uit Amsterdam is verkozen tot leraar van het jaar. Ze wordt geïnterviewd. Een ontroerend voorbeeld van waar het in onderwijs om gaat: kinderen groeien namelijk aan de ontmoeting met een mens, meer nog dan aan de kennis die wordt bij- of overgebracht. Tegelijkertijd geldt: het vakman- of vakvrouwschap is een wezenlijk middel om die beoogde ontmoeting tot stand te brengen.

Uitmuntende lessen zonder betrokkenheid met het kind leiden niet tot ontwikkeling. Alleen ontmoeten zonder vakmanschap maakt de leraar tot hulpverlener of hoogstens tot activiteitenbegeleider, maar gaat voorbij aan waar onderwijs voor bedoeld is.

Juf Coenen wordt omschreven als “streng maar rechtvaardig, inspirerend en uitdagend”. Ze schuwt het contact met ouders en kinderen niet; ze belt naar huis, en niet alleen wanneer er mot is, ook als iemand jarig is wordt contact gemaakt en naar huis gebeld.

Ze ziet leraar zijn als een bondgenootschap met ouders. Samen zorgen dat het kind goed terecht komt. Een no nonsense-houding pur sang. En dat op een VMBO school in Amsterdam met 750 leerlingen uit 60 nationaliteiten en slechts een enkele blanke allochtoon!

De verhouding tussen vakmanschap en de mate waarin de leraar autoriteit is, verschuift door de schooljaren heen. Dat weten we allemaal. Ook voor een muziekleraar is dit evident. Van de alomdoende en in alles na te volgen juf of meester in de kleuterklas, naar de alomwetende leraar in de basisschoolfase, tot de specialist in de middelbare school leeftijd. Vakmanschap als van een middelbare schoolleraar brengt je nergens in een kleuterklas. De kleuter heeft weinig op met mijn vaardigheid om van blad te zingen, het vraagt niet om dit vertoon van vakmanschap. “Doe maar gewoon” straalt het kind uit, “gewoon maar wel echt graag!” De bovenbouwer wil zien dat ik mijn vak versta. Wat overeenkomt is dat ze beide willen dat ik, de leraar, “echt” ben! Overigens wil ik hiermee niet zeggen dat vakmanschap niet van belang is voor het jonge kind. Niets is minder waar! Maar dit vakmanschap bevindt zich op een ander gebied dan de vakinhoud van specifieke vakken die binnen het onderwijs aan de orde zijn.

Het is mooi om in een interview met de leraar van het jaar enkele wezenlijke dingen over het vak leraar terug te zien. Iedere leraar zal zijn eigen authentieke keuzes moeten maken en van daaruit de ontmoeting met het kind aangaan. Alleen dat werkt blijkbaar.

En waar kan de leraar van het jaar niets tegen beginnen? “Tegen onderwijsvernieuwingen die worden bedacht van achter het bureau. We moesten aan het Nieuwe Leren en aan competentiegericht onderwijs. Net als bij al die dure hulpverlening krijg ik daar pukkels van. Ik ben altijd stug doorgegaan op mijn eigen weg, omdat ik denk dat ik daarmee resultaten boek. Het afgelopen jaar zijn al mijn negentien kinderen geslaagd. Als ik dan zie hoe het idealiter moet volgens al die onderwijsvernieuwingen: collega’s in de onderbouw die niet alleen Nederlands, maar ook Engels, wiskunde en wereldoriëntatie moeten geven – wie verzint zoiets? Dat kan helemaal niet. Als een kind aan mij vraagt: Juf, hoe zit het met ’t kofschip, dan weet ik precies hoe ik dat moet uitleggen. Maar dat lukt me niet met Engels of wereldoriëntatie. Ik kan er wel een boek bijhouden, maar ik mis het fingerspitzengefühl voor dat andere vak.”

Al met al staat hier dus een juf die met hart en ziel gaat voor haar kinderen en voor het vak dat zij verzorgt.

Mijn uitgangspunten

Dit alles stemt mij mild en bescheiden. Ik kan als opleider, als schoolmusicus en als vrijeschoolmens wel vinden dat de nieuwste antroposofische ontwikkelingen en gezichtspunten in de muziek van belang zijn voor mijn studenten (ik leid toekomstige kleuterleidsters en onderbouwleraren op in het vak muziek), tegelijk moet ik hen vrijlaten in de uiteindelijke keuzes die ze maken. Wanneer zij kiezen voor “De droomboom” in de 2e klas zal ik dit laten, al kan ik in geuren en kleuren onderbouwen waarom dit lied muzikaal – melodisch, ritmisch, wat betreft toonsoort – niet geschikt zou zijn voor een kind in die leeftijd. Het kind spiegelt deze wijsheid van mij niet, want het vindt het gewoon leuk, net als mijn student! En dit “leuke”, wat een voorwaarde is om je te verbinden met wat je doet, is tegelijk voorwaarde om de ontmoeting met het kind tot stand te brengen. Voor menige student aan de pabo gaat de weg wat betreft de keuze voor inhoud van muziekonderwijs van het “doen wat je leuk vindt” naar het “leuk vinden wat je doet”.

Ik mag dus staan voor de keuzes die ík maak en weet dat het van belang is dat anderen, mijn studenten, tot hun eigen keuzes kunnen komen.

De keuzes die ik maak in mijn onderwijs komen voort uit een aantal inzichten die voor mij sturend zijn. Dit zijn mijn keuzes, míjn verdieping. Hieronder een paar hiervan op een rij:
– Een visie op de ontwikkeling van het kind zoals in het antroposofische mensbeeld wordt verwoord.
– Aangrijpingspunten in de ziel om opvoeding en onderwijs aan te ankeren: denken, voelen en willen.
– Omgang met de muzikale equivalenten van dit denken, voelen en willen zoals ik dit zie: melodie, harmonie en ritme, maar ook andere muzikale parameters en hun werking op de ziel.
– De “Triebe” zoals door Schiller beschreven in zijn “Briefe über die ästhetische Erziehung des Menschen” en door Lievegoed worden aangehaald in zijn boek “Maat, ritme, melodie”,[1] nl. Sachtrieb, Formtrieb en Spieltrieb.
Schiller beschrijft een drietal wat hij noemt “driften”. Voor ons klinkt dit een beetje te animaal dus spreekt Lievegoed en ook ik liever van richtingen, strevingen, drijfveren of gewoon principes. Hij onderscheidt:
Sachtrieb. Het streven in de mens dat werkt vanuit de onbewust werkende krachten en alles wat van buiten af in de wereld naar binnen komt. Werkend vanuit het wilsgebied dus.
Formtrieb. Dit streven werkt vanuit het meer verstandelijke van de mens. Dat wat daarin van buiten wordt meegenomen heeft niet zozeer betrekking op de directe buitenwereld, maar werkt vanuit een andere, geestelijke wereld.
Spieltrieb. Het gaat hierbij niet om het midden tussen Sach- en Formtrieb, maar het gaat hier om de “scheppende fantasie” in het menselijke leven. Bij het kleine kind openbaart dit zich in naïeve vorm in het spel; bij de volwassen wordt dit – hopelijk – als kracht zichtbaar om “iets anders te scheppen uit iets bestaands” (Lievegoed, Maat, ritme, melodie). Of dit andere nu plaats vindt op het gebied van kunst, wetenschap, economie of anderszins, maakt niet uit. In alle vormen van het maatschappelijk leven hoop je dat mensen in staat zijn om vanuit deze Spieltrieb vorm te geven aan hun leven en dat wij zij in het leven nastreven.

De eerste twee strevingen hebben een bepaalde eenzijdigheid in zich. In beide richtingen is de mens als het ware niet vrij. Alleen in het derde gebied is de mens vrij. De drie begrippen hebben een zekere relatie ook met de drie kernbegrippen van de conferentie van Mens en Muziek in 2010: Chaos, Vorm, Vrijheid. Niet voor niets wordt in de inleiding op de conferentie van de folder kort naar Schiller verwezen.

Ontwikkelingen in muziekonderwijs

Aan alle kanten wordt hard gewerkt aan goed onderwijs en worden vernieuwingen bedacht gericht op verbetering van onderwijs als geheel en muziekonderwijs in het bijzonder. Ik heb groot respect voor alle zoeken en streven van mensen net als ik, die het belang van goed muziekonderwijs kennen en alles in het werk stellen om voorwaarden te creëren opdat het muziekonderwijs aan kinderen uit het slop komt waar het al decennialang in zit. Een aantal voorbeelden wil ik hiervan geven.

Nadat “Hoy een lied” aan het begin van de jaren negentig drastisch is herzien en omgedoopt tot “Eigenwijs, liedbundel voor de basisschool”,[2] is de bundel in 2009 wederom ingrijpend herzien door de “Meesters in Muziek” (Rinze van der Lei, Lieuwe Noordam en Frans Haverkort). In deze nieuwe uitgave heeft men opnieuw niet geschuwd om “oud” repertoire te vervangen door meer eigentijdse liederen die sterker aansluiten bij de leefwereld van de kinderen. Over het verschil tussen leef- en belevingswereld wil ik het in dit verband niet hebben, maar daar zou zeker veel over gezegd moeten en kunnen worden. Vraag voor mij is wel hoe liederen tot cultuur kunnen worden, wanneer iedere 10-15 jaar veel liederen moeten worden vervangen om plaats te maken voor nieuwe liederen die meer eigentijds zijn. En wat is er gebleven van al die cultuur die er was, wanneer eigenlijk alleen nog “A ram sam” overblijft...

Persoonlijk heb ik niet veel met veel nieuw bedachte kind- en popgerichte liederen, die vol zitten met populair taalgebruik, swingende ritmes, en eigenlijk vooral “leuk” zijn wanneer de begeleiding op de achtergrond mee wordt gespeeld, door middel van de op CD meegeleverde karaokeversie van het lied. Het streven van de mensen die dit samenstellen is zeker integer en lovenswaardig. Het streven is gericht om muziek voor kinderen ter beschikking te stellen die herkenbaar is voor de kinderen als passend in de wereld waarin zij leven. Op die manier wil men muziek in het onderwijs weer een plek terug laten veroveren. Cultuuroverdracht, alhoewel een kerndoel, wordt hierin minder nagestreefd. Cultuur wordt gereduceerd tot hypegevoelige temporele uitingen van ontwikkelingen in de maatschappij, gemeten in decennia.

Er worden nieuwe methodes voor muziekonderwijs op basisscholen (en voortgezet onderwijs) ontwikkeld die – onderbouwd vanuit nieuwe inzichten op het gebied van leren (leerstijlen van Kolb, coöperatief leren, constructief leren etcetera) – tot vormen proberen te komen van voorbeeldlessen die door de gemiddelde Pabo-student en afgestudeerd basisschoolleraar te doen is. “Moet je doen” is hier een goed voorbeeld van, eind jaren tachtig ontwikkeld en in 2007 geheel vernieuwd en opnieuw uitgegeven.

Natuurlijk kom ik ontwikkelingen tegen waarbij ik meen dat de grenzen van het voor mij toelaatbare worden overschreden. Ik blijf geloven in de oprechte bedoelingen van mensen, maar “Bennie Briljant” roept dit bij mij op. Gesponsord door Zeeman, die speciaal houten instrumentjes zal gaan verkopen, ondersteund door het Prinses Christina Concours, samenwerkend met het Koninklijk Conservatorium, wordt op 15 november 2010 een website geopend[3] waarbij via het digitale schoolbord in een geschikte en makkelijk uitvoerbare lesopzet “vrolijke lesfilms voor groep 3, 4 en 5” zullen verschijnen waardoor de kinderen actief in het musiceren terecht zullen komen. De website wordt met een feestelijke studiedag, waarop een demonstratie wordt gegeven met 250 hiervoor aanwezige kinderen, de wereld in geblazen. Het klinkt veelbelovend, maar de werkelijkheid van de website en de filmpjes tonen een armoedig geheel, waarbij het contact met kinderen is gereduceerd tot een infantiel gebral en kunstzinnigheid ver te zoeken is. Gemiste kans! En het kind: ongetwijfeld genieten de 250 kinderen in de zaal en wie weet ook in het klaslokaal. Want kinderen eten graag wat volwassenen hun met veel plezier voor zetten. Maar het is de volwassene die moet bepalen of het ook goed is, al lijkt het dat dit ook aan de kinderen moet worden overgelaten.

Ook op Pabo-niveau wordt hard nagedacht en geprobeerd. Want ook daar is de nood hoog. Het vak is bijna geheel wegbezuinigd in de opleidingen voor toekomstig leraren. Met twintig contacturen op een totale vierjarige opleiding kan een mens niet muzikaal vaardig worden en op de eerste hogescholen zijn de muzieklokalen al wegbezuinigd... Maar de docenten muziek van de Pabo’s (waartoe ook ik behoor) weten ook waarom het wezenlijk is om muziek met kinderen te maken, dus wij gaan door. In navolging van een kennisbasis voor taal en rekenen, opgezet om een waarborg te hebben voor het niveau van toekomstige leraren, buigen ook muziekdocenten zich over een kennisbasis. Opzet hiervan is een beschrijving van wat alle leraren minimaal zouden moeten kennen, kunnen en weten voor een bepaald vak. Voor het vak muziek valt dit gelukkig mee, in de laatste versie van de kerndoelen zijn de doelen voor het vak muziek zodanig uitgekleed dat er weinig meer na te streven is. Of wanneer de doelstellingen moeten worden gemeten is er in ieder geval weinig voor nodig om aan te tonen dat deze inderdaad behaald zijn.

Specifiek over muziek staat er in de kerndoelen (het vak valt overigens onder kunstzinnige oriëntatie) over kinderen:
– Ze leren liedjes en leren ritme-instrumenten te gebruiken als ondersteuning bij het zingen.
– Ze spelen en bewegen.

En dan de kerndoelen:
– De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
– De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
– De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.

Je zou kunnen zeggen dat de kerndoelen zo algemeen zijn geformuleerd dat we hier nog wel eens snel aan kunnen voldoen. Daarnaast worden hierbij alle kunstzinnige uitingen tot één grote cultuur- en kunstsoep gebrouwen.

In een preambule voor deze kennisbasis voor muziek proberen we te beschrijven wat de unieke bijdrage is van het muziekonderwijs aan de opvoeding van en onderwijs aan kinderen. Het blijkt een lastig iets om dat in heldere taal neer te schrijven, zeker wanneer dit voor iets als een kennisbasis moet zijn.

Ter voorbereiding op de conferentie in Schoorl hebben een aantal werkgroepleiders in een paar bijeenkomsten voorafgaande aan deze conferentie zich ook gebogen over deze vraag. We kwamen op “gezondheid” als een wezenlijk gegeven. Gezondheid in de breedste zin van het woord. Muziekonderwijs draagt essentieel bij aan de gezondheid van de kinderen. Pär Ahlbom omschreef daarbij gezondheid als: “Wanneer je je goed voelt met de dingen die je doet en dat je voort kunt met de rugzak die je hebt, het liefst dat er ook nog iets in zou kunnen om extra te doen.” Dit is ook vertaalbaar naar een kind. Wanneer is een kind gezond: wanneer het zich goed voelt in de dingen die het doet en voelt dat het zijn rugzak voor het leven vult met goede voeding. Bij gezondheid gaat het als gezegd om gezondheid in de breedste zin van het woord, lichaam, ziel en geest, of zo je wilt op het gebied van alle wezensdelen. En alle gebieden van de muziek, het ademende, het bewegende, het spelende, het luisterende, het zingende en actief musicerende, etcetera, dragen aan deze algehele gezondheid wezenlijk bij. Zolang muziek echter niet meer is dan de tegenpool van het intellectuele onderwijs, het snoepje van de week, heeft zij nog niet haar gezond makende werking kunnen volbrengen. Ik ben ervan overtuigd dat muzieklessen zoals bij Bennie Briljant ook in geen enkel opzicht hier een positieve bijdrage aan leveren.

Jon-Roar Bjørkvold[4] formuleert het als volgt: “De voornaamste functie van de muziekles moet niet over het hoofd worden gezien: ze is gerechtvaardigd omdat muziek een van de diepste bronnen van menselijke vreugde en beleving is, als basis voor een rijker, heler en scheppender leven. Wat kan er nou nuttiger zijn dan het scheppen van een groeibodem voor een levenskrachtiger, vreugdevoller en daarom levensvatbaarder mensenleven.”

Jon-Roar Bjørkvold

In zijn boek “De muzische mens” gaat Bjørkvold uitgebreid in op dit gegeven. Vanuit een wijds opgezet onderzoek naar de ontwikkeling van lied en spel van het kleine kind over de hele wereld ontwikkelt Bjørkvold een holistische visie op het kind, muziekonderwijs en de muzische ontwikkeling. Zoals Schiller in de negentiende eeuw uitkwam bij de drijfveren en bij de “Spieltrieb” als meest wezenlijke drijfveer voor ontwikkeling van de mens, zo focust Bjørkvold op het spel van het kind. Hij gaat niet uitgebreid in op Schiller, maar benoemt wel dat Schiller er op wees dat kinderen spelen met een kracht en een intensiteit die bijna een drift genoemd kan worden. Want het leven moet geschapen worden door ieder kind, steeds opnieuw. Hij zegt letterlijk over het spel: Dat is “het levengevende mengsel van schaafplekken en dromen, waarbij geleerd wordt te leven.” Of zoals Comenius het formuleert: “Terwijl we scheppen, worden we geschapen”. (Bjørkvold, De Muzische mens, blz. 52) Bjørkvold spreekt over het spel als verankering van het leven. Hij sluit aan bij de psycholoog Winnicot, die beweert dat de mens in het spel de noodzakelijke brug slaat tussen de innerlijke, subjectieve voorstellingswereld van de mens en de externe objectieve werkelijkheid. Het spel is een overgangsfenomeen tussen droom en werkelijkheid. Wordt deze samenhang verbroken dan wordt de mens passief en ziek.

Bjørkvold: “De hele belevingsexistentie van de mens is gebaseerd op het spel. We zijn niet langer introvert óf extrovert. We beleven het bestaan in het gebied van de overgangsfenomenen, in een spannende combinatie van subjectiviteit en objectieve waarneming. In het gebied dat ligt tussen de innerlijke werkelijkheid van het individu en de gemeenschappelijke werkelijkheid in een wereld die buiten het individu ligt.”

Spannend is met name dat hij dit spel in zijn boek nauw verbindt met het muziekonderwijs. Daarbij gaat het zowel om muziekonderwijs op (basis)scholen als om instrumentaal muziekonderwijs aan kinderen.

Nancy Evans

In Engeland is een aantal mensen erg actief op het gebied van onderzoek, gericht op het jonge kind en zijn muzikale potentie. Nancy Evans[5] is het afgelopen jaar een aantal keer in Nederland geweest om te spreken over haar onderzoek. Nancy Evans en Susan Young[6] zijn momenteel autoriteiten op het gebied van onderzoek naar de muzikale ontwikkeling van jonge kinderen. Nancy doet dit ook heel praktisch door met kinderen spelend aan het werk te gaan. Beide onderzoeksters sluiten sterk aan bij de stroom van ontwikkelingsgericht onderwijs zoals ook bij de Reggio Emiliascholen wordt vormgegeven. Kinderen hebben in zich enorme potentie om zichzelf te ontwikkelen, dat is uitgangspunt. Taak van het onderwijs is louter om deze potentie de ruimte te geven en zinvol te kanaliseren, opdat leren vorm kan krijgen.

Motto in de lezingen van Nancy was: “Music and language are natural things that we do, not just things to be learnt.” Op een aan haar website gelinkte website wordt zij zichtbaar als docent, werkend, experimenterend en ontdekkend met de kinderen. Eigenlijk doet zij ook onderzoek naar wat Schiller en Lievegoed karakteriseren als de “naïeve Spieltrieb” van het kleine kind. Dit levert boeiende gedachten op voor muziekonderwijs van de toekomst! Nancy Evans probeert uit haar ervaringen en waarnemingen inzichten te halen over hoe kinderen in hun spel met muziek zelf structuren, vormen aanbrengen en eigenlijk hierin belangrijke muzikale principes als dynamiek, tempo, ritme, maat, melodie, etcetera, zelf oefenen.

Ontwikkelingen vanuit het vrijeschoolonderwijs

Ook binnen onze eigen vrijeschoolkringen, nationaal en internationaal, zijn er mensen die vorm proberen te geven aan voortgaande en nieuwe inzichten op het gebied van muziek en muziekonderwijs. Mensen die hier soms al decennialang aan werken en dit ervarenderwijs in scholen tot ontwikkeling brengen. In de afgelopen conferenties van Mens en Muziek[7] zijn niet voor niets mensen als Michael Deason Barrow, Pär Ahlbom, Fenneken Francken, Dick Verbeeck, Martin Tobiassen, etcetera, uitgenodigd. In Duitsland, vlak over de grens in Witten, werkt Reinhild Brass aan de muziekopleiding aldaar. Haar boek,“Hörwege entdecken, Musikunterricht als Audiopädie”[8] levert achtergronden en oefenwegen voor muziekonderwijs waarbij het spel een belangrijke bron is.

In het middelpunt van haar muzikaal-pedagogische werk staan beweging, improvisatie en nieuw ontwikkelde instrumenten. Dit alles staat in dienst van gehoor- en bewegingsontwikkeling. Reinhild is in haar werk sterk geïnspireerd door mensen als Alfred Tomatis, Julius Knierim, Jürgen Schriefer, Lothar Reubke, Norbert Visser, Pär Ahlbom, Manfred Bleffert, allemaal mensen die belangrijke bijdragen hebben geleverd aan vernieuwingen op het gebied van muziekpedagogie, muziektherapie en instrumentenbouw en die werken vanuit de bronnen van de antroposofie.

Motto van het boek is een uitspraak van Julius Knierim (een van de nestors van de zogeheten lierimpuls, die hiermee zeer veel heeft gedaan op het gebied van de heilpedagogie en muziektherapie). Het motto is in het Duits: “Nicht ausbilden sollt ihr, sondern einhören!” Het is slecht vertaalbaar. Het gaat over uit en in, en over vormen en horen (of beter luisteren) als dubbele tegenstellingen. In Reinhilds benadering staat steeds het luisteren naar én het luisteren van het kind centraal. De term “Audiopädie” is nieuw en is van Reinhild. Eigenlijk, zegt ze in haar voorwoord, is dit wat ik doe: ik bedrijf pedagogie met het luisteren.

Voor elke klas worden voorbeelden gegeven van oefeningen en spelen die gespeeld kunnen worden. Klankspelen waarbij bewogen wordt in een ruimte waar de kinderen kunnen bewegen, ongehinderd door tafels en stoelen. Ze gebruikt cymbalen, gongs, zwaaistaven, houten klanktongen, lieren, fluiten, (kiezel)stenen, etcetera. Vele instrumenten komen uit de werkplaatsen van Manfred Bleffert of Choroi; instrumenten die in de therapie hun dienst al lange tijd bewezen hebben, instrumenten ook die op menige vrijeschool gebruikt worden en die allemaal kwalitatieve mogelijkheden bieden voor verdieping van het muziekonderwijs vanuit een actieve luisterhouding.

Het hoofdstuk over de eerste klas begint Reinhild met de vraag naar het oerbeeld van wat het kind in het muziekonderwijs zou moeten leren. Gaat het daarbij nu om het sociale element in het gezamenlijke musiceren of gaat het meer erom dat het kind een weg gaat naar zelfbewustzijn doordat het in staat is in zijn eentje iets voor te zingen of te spelen? Of gaat het juist om de stilte, of het enthousiasme dat de stilte kan bewerkstelligen? Dit zijn vragen die ze hierin stelt. Het oerbeeld waar Reinhild op uitkomt, is een beeld voor de eerste muziekles in de eerste klas. Het is het beeld van de luisterende mens, die zich door de ruimte beweegt zolang een geluid klinkt en weer stil gaat staan wanneer het luisteren stopt, wanneer het geluid gestopt is. Dit is meteen één van de oeroefeningen waarmee het onderwijs in de eerste klas (groep 3) begint en die in eindeloze variaties verder ontwikkeld worden in de acht jaar: een klankstaaf (metaal) of een zwaaistaaf (een ijzeren of bronzen staaf) wordt tot klinken gebracht en het kind gaat lopen. Wanneer het geluid is uitgeklonken staat het kind stil. Een eenvoudiger oerbeeld van de verbinding van beweging en klank, van klank en beweging is niet te vinden. Muziek komt altijd voort uit beweging. Het leerplan muziek op de vrijeschool wordt ook wel gekenschetst als de weg van uiterlijke beweging (zoals bij de kleuter alle muziek maken en luisteren verbonden is met beweging) naar innerlijke beweging (in een hogere klas moet het kind tevens in staat is stil te staan en vanuit een innerlijke beweging tot zingen te komen). Die verbinding met het bewegen wordt dus in deze basale oefening vorm gegeven.

Ten slotte

Hoe lastig is toch het gegeven dat je als mens, als leraar, graag je kennis wilt overbrengen aan de kinderen. De leraar als de allesweter die zijn of haar kennis en cultuur overdraagt. Opvoeding als cultuuroverdracht. Hoezeer we ook het kind de ruimte willen geven, dit duiveltje van kennisoverdracht zit bijna altijd op de schouder. Dat wat ik weet breng ik over op het kind. Zo leert het kind de wereld kennen, zo bereid ik het kind voor op de wereld. En tegelijk gaat het eigenlijk om de ontmoeting tussen kind en volwassene. Dat is waaraan het kind werkelijk groeit. In het eerste geval ontmoeten verleden van heden elkaar, in het tweede geval heden en heden.

Ook die leraar van het jaar uit de inleiding van dit artikel zoekt het juiste midden tussen het overbrengen van inhoud, stof, cultuur en dat wat werkelijk een mens laat groeien: de ontmoeting met een integer en authentiek mens! Over deze ontmoeting in de opvoeding is in de voordrachtencyclus “Kunst en cultuurvernieuwing” van Rudolf Steiner[9] veel interessants te vinden. Hij zegt daar: “Wat we in feite opvoeden is het onzichtbare resultaat van vroegere incarnaties. Het zichtbare kind kunnen we niet opvoeden, daar hebben we geen invloed op.” (blz. 118-119) Even verderop staat: “Als opvoeder is onze eigen volgende incarnatie in gesprek met de vroegere incarnaties van het kind dat we opvoeden. Dat is Maya, dat wij ons als tegenwoordige mensen richten tot het tegenwoordige kind. We voelen het pas zuiver aan wanneer we ons voorhouden: ‘Het beste wat ik in mij heb, wat mijn geest kan denken en mijn ziel kan voelen, wat zich in mij voorbereidt om in een volgende incarnatie iets van mij te maken, dat kan inwerken op datgene wat in het kind vanuit oeroude tijden plastisch vorm wil krijgen.’ Muzikaal is in ons datgene wat opvoedend kan werken. Wat zich plastisch in het kind uitdrukt is waar wij op in moeten werken.”

Steiner vervolgt dan: “Muziek stemt in zijn meest verheven zin overeen met wat zich in de inwijding van de mens openbaart. Het muzikale heeft betrekking op alles wat in ontwikkeling is, op de toekomst. Het plastisch-architectonische heeft betrekking op het verleden.”

Hier is de werking geheel andersom dan dat ik mijn kennis en inzichten overdraag aan de volgende generatie opdat deze hierdoor mens kan worden! Hier wordt nog iets toegevoegd aan het ontmoetingsaspect in opvoedingen onderwijs. Wil onderwijs werkelijk veranderen zullen we ook werkelijk anders moeten gaan denken. Dat vraagt tegelijk veel moed om los te laten en het avontuur aan te gaan, het spel te begeleiden en zelf spel te maken. Pär Ahlbom zei het in de wereldmuziekconferentie in de zomer van 2006 in Dornach zo: “Werkelijke pedagogie kan alleen dan ontstaan wanneer de toekomst van de leraar en het verleden van het kind elkaar ontmoeten. We zouden het kind tegemoet moeten treden met dat wat het van ons wensen zou.” Hoe vaak is het niet andersom, wanneer wij het kind wat willen bijbrengen. Dan brengen wij wat wij weten, ons verleden, over op het kind. Dit is “het vat vullen”. En daar ging het niet om, het ging erom dat opvoeding niet is “een vat te vullen, maar het ontsteken van een vlam.”

Peter Michael Rhiem schrijft in een voorwoord voor een “Musikpädagogisches Skitzenbuch” van Stephan Ronner[10] ook over het dilemma van het muziekonderwijs in de huidige tijd. Hij spreekt erover dat het zinloos is in het onderwijs een afwisseling van meer musisch of motorisch gerichte vakken te hebben, naast de cognitief gerichte vakken, en zegt dan: “Wanneer niet de zogenaamde muzische vakken juist de zogenaamd cognitieve vakken doordringen, kan men gerust afscheid nemen van een mensvormende pedagogie. Alles moet van elkaar doordrongen worden. ‘Er is geen geest zonder stof, geen stof zonder geest.’ Als musicus werken wij doorlopend hieraan. Daarom is muziekpedagogie geen speciale discipline maar menselijke vorming in de meest algemene zin, waaraan wij mogen deelnemen.”

“Terwijl we scheppen worden we geschapen!” zei Comenius dus. En muziek is het doorlopend scheppende, het nooit geschapene. Happy new ears!! zei John Cage. Dat wens ik iedereen toe die met kinderen werkt!

Marcel van Os

Noten
1. Lievegoed, B. (1992) Maat, ritme, melodie. Zeist: Christofoor
2. Haverkort, F; Lei, R.v.d.; Noordam, L. (2009) Eigenwijs, liedbundel voor de basisschool. Born: SMV
4. Bjørkvold, Jon-Roar. (1992) De muzische mens. Het kind en het lied, spelen en leren in alle levensfasen. Rotterdam: Uitg. Ad Donker
6. Young, S. (2003) Music with the under-fours. London: Falmer
7. Stichting Mens en Muziek, www.mensenmuziek.nl
8. Brass, R. (2010). Hörwege entdecken, Musikunterricht als Audiopädie. Weilheim: Edition Zwischentöne (www.edition-zwischentoene.de)
9. Steiner, R. (2001) Kunst en cultuurvernieuwing. Zeist: Christofoor
10. Ronner, S. (2004) Musikpädagogisches Skizzenbuch. Weilheim: Edition Zwischentöne’

1 opmerking:

maarten zei

Bewonderenswaardig overzicht van muziek onderwijs in de onderbouw.

Een aanvulling : ik mis nog het traject voordat de school begint - daar ligt de fundamentele omgang met en door muziek voor het kleine en kleinste kind, waarop de omgang met muziek in de schooltijd wordt gebouwd. Dat traject is essentieel voor de beleving later, beleving later is niet alleen de omgang met mjuziek, maar ook motoriek, ritme, taal, rekenen.
Ik zou willen denken dat Helicon dit aspect grondig zou willen uitdiepen ; zelfs als het geen plaats innhet curriculum kan krijgen.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)