Gisteren verscheen er een nieuw bericht op de weblog, ‘Ministerie van OCenW en onderwijsinspectie bezoeken vrijeschool de Driestroom’. Dat bezoek vond weliswaar een maand geleden plaats, maar niettemin. Het is goed dat het gemeld wordt:
‘Op dinsdag 17 maart heeft een delegatie van het ministerie van OCenW en de onderwijsinspectie Vrije School de Driestroom in Den Bosch bezocht. Er werd ruim de tijd genomen om kennis te maken met de school. Het gezelschap luisterde naar een concert op bamboefluiten van de klassen 5 en 6 – groepen 7 en 8, bezocht een kleuterklas en een expositie waar elke klas werk presenteerde.
Tijdens de expositie was er gelegenheid tot kennismaking met ouders, leden van de medezeggenschapsraad, en leden van de PR en jaarfeestcommissie. Ook konden er konden vragen gesteld worden aan leerlingen. Zo ontstond er een levendige uiteenzetting over onderwijs. (...)
Na het schoolbezoek stond het reguliere overleg met de taskforce Zwakke Scholen van de Vereniging van vrijescholen gepland. In het gesprek is de kwaliteitsagenda vrijescholen in een eerste opzet met ministerie en inspectie aan de orde geweest.
Namens ministerie en inspectie waren o.a. aanwezig de heer dr. R. Bagchus, directeur primair onderwijs van het ministerie van OCenW, de heer dr. L.S.J.M. Henkens, hoofdinspecteur Primair Onderwijs. Het bezoek vond plaats op uitnodiging van de Vereniging van vrijescholen. Eerst volgde een kennismaking met de vrijeschool de Driestroom.’
Waarom de Driestroom, kun je je afvragen. Waarschijnlijk ligt het antwoord in de directeur van de school, Maria Duif. De Driestroom is al een paar keer op deze weblog in beeld geweest, kort geleden nog, op 11 april in ‘Jaarfeest’, maar ook op 2 oktober 2008 in ‘Hommage’, ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van de school. Schooldirecteur Duif werd ook aan het woord gelaten in het tijdschrift Didaktief (nr. 2 van maart 2009), in een uitgebreid dossier met de titel ‘Vrije school presteert slecht’. Ik berichtte hierover op 2 maart in ‘Nuance’ en citeerde uit een van de artikelen in Didaktief, ‘Turbulentie onderweg’:
‘Maria Duif, bestuurslid van de Vereniging van vrijescholen van 1993 tot 2003 en verantwoordelijk voor inspectiezaken, bevestigt dit beeld. “In mijn tijd hebben we inspecteurs zich laten verdiepen in de vrijeschool, zodat ze rekening konden houden met onze vorm van onderwijs.” Uit gesprekken met Boekhout, Duif en andere leden van de Vereniging ontstaat een beeld van inspecteurs die de inspanningen van vrijescholen wel waardeerden. Zij “moesten” echter met het nieuwe toezichtkader na 2002 “onvoldoendes uitdelen”.’
Ik had het idee dat de Driestroom oorspronkelijk ook tot een van die zeer zwakke scholen behoorde die bij de Onderwijsinspectie op de lijst stonden van geïntensiveerd toezicht. Maar er is heel moeilijk achter die gegevens te komen. Dat blijft toch een schimmig gebied. Nu heb ik via-via de officiële lijst gevonden van drie jaar geleden, met een ‘Overzicht zeer zwakke basisscholen per 1 juni 2006’. Daarop stonden, inclusief inspectiecodes en datum van vaststelling van het rapport:
08OY Vrije School De Kleine Johannes Deventer 20040712
03JS-2 Vrije School De IJssel, loc. De Zwaan Zutphen 20040724
08SE De Vrije School Ridderspoor Alphen ad Rijn 20040813
06PV Vrije School Michaël Leeuwarden 20040826
10IB Vrije School de Sterrenzanger Oudorp 20050711
05WB De Vrije School Den Haag 20050907
07CP Vrije School Bernard Lievegoed Maastricht 20051005
06YJ De Vrije School Zeeland Middelburg 20051018
06UF Vrije School De Zwaneridder Wageningen 20051103
06UT Vrije School Mareland Leiden 20051216
01WS Helderse Vrije School Merlijn Den Helder 20051218
07EX Vrije School A’foort Amersfoort 20060315
Scholen die bij het afsluitende Onderzoek naar de Kwaliteitsverbetering (OKV) hun kwaliteit voldoende verbeterd hebben:
22NL Vrije School Zuid Oost Limburg Heerlen 20060403
Dit totale aantal van veertien vrijescholen komt overeen met de veertien die werden genoemd in het artikel ‘Revolutie op de Vrije School’ van Japke-d. Bouma op 8 september 2007 in de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad. Het grootste deel hiervan is inmiddels verleden tijd. Zo meldde ik nog op 25 februari in ‘Optellen’ dat ik mijn optelling moest herzien, want eerder memoreerde ik:
‘“dat er momenteel niet meer dan vier zeer zwakke vrijescholen (basisonderwijs) zijn: namelijk De Zwaneridder uit Wageningen, Mareland uit Leiden, vrijeschool Michael uit Emmen en basisschool Geert Groote 2 uit Amsterdam. Van de lijst afgevoerd vanwege voldoende verbetering zijn achtereenvolgens vrijeschool Zeeland uit Middelburg, de vrijeschool uit Amersfoort en zeer recent de Rudolf Steinerschool uit Roosendaal. Dus dat gaat goed.”
Nu blijk ik er een over het hoofd te hebben gezien. Dat is trouwens vanaf het begin. Al op het moment dat ik dit uitzocht, op 4 mei 2008 in ‘Zes zeer zwakke broeders’, maakte ik deze fout.’
Dat was de Tiliander in Tilburg. Nou ja, die voerde dan ook niet de term ‘vrijeschool’ in zijn naam. Maar het precieze aantal bleef toch een beetje schimmig. Twee dagen later moest ik namelijk in ‘Perceptie’ vaststellen, naar aanleiding van het proefschrift van Hilde Steenbergen en de reactie daarop vanuit de Vereniging van vrijescholen (geboekstaafd in Didaktief):
‘In 2006 heeft de Vereniging een “taskforce Zwakke Scholen” ingesteld die een verbeterplan uitvoert. Van de destijds zeventien zeer zwakke scholen resteren er nog zes, zegt de vereniging.’
Zeventien? Weer een ander aantal. Misschien dat de Driestroom hier inderdaad tussen heeft gezeten... Hoe dan ook, kijk ik nu op de website van de Inspectie naar de ‘Zeer zwakke scholen basisonderwijs per 1 april 2009’, dan blijken daar – als ik goed geteld heb – nog slechts drie vrijescholen op te staan:
De Vrije School Michael in Emmen, Basisschool Geert Groote 2 in Amsterdam en Vrije School Mareland in Leiden.
Dat wordt bevestigd doordat onderaan de lijst ook dit staat: ‘Basisscholen die bij het afsluitende Onderzoek naar de Kwaliteitsverbetering (OKV) hun kwaliteit voldoende verbeterd hebben per 1 april 2009’. Hier worden genoemd:
Rudolf Steinerschool in Roosendaal, Vrije School De Zwaneridder in Wageningen en De Tiliander in Tilburg.
Dus nu nog maar drie! Hulde! Het kan toch. Je zou verwachten dat dit door de Vereniging van vrijescholen wordt aangegrepen om de vlag buiten te hangen. Dat doet zij natuurlijk niet, want het is nog steeds geen reclame voor die drie die nog wel op de lijst van zeer zwak staan. Maar dat zal waarschijnlijk ook niet lang meer duren. Over Amsterdam en Leiden heb ik hier al verschillende keren bericht, daar wordt hard aan gewerkt. En dat zal in Emmen vast ook wel zo zijn.
De vraag is of het imago van de vrijescholen dan eindelijk echt opgevijzeld zal kunnen worden. Interessant in dat opzicht is het vorige bericht van 8 april op de weblog van de Vereniging van vrijescholen, ‘Promotie Hilde Steenbergen: “Vrije en reguliere scholen vergeleken”’, waarin door Inge Haagsma met behulp van Rudolf van Lierop wordt teruggekeken op de verdediging aan de Rijksuniversiteit Groningen van haar proefschrift op 12 maart.
‘In de zaal bevonden zich dan ook onder het publiek een aantal leraren en schoolleiders uit de vrijescholen, enkele ex-ouders en ook twee leerlingen van de Stichtse Vrije School. Deze “vrijeschool mensen” waren best benieuwd hoe de universitaire wereld om zou gaan met de bevindingen uit het proefschrift.’
Dat viel niet tegen:
‘Over het algemeen konden we constateren dat in de vraagstellingen en de antwoorden van de promovenda de vrijeschool niet negatief naar voren kwam, je kunt zelfs wel zeggen (gematigd) positief. Mogelijk omdat de meeste vragen de niet-cognitieve uitkomsten betroffen, maar de specifieke kwaliteiten van het vrijeschoolonderwijs die uit het onderzoek naar voren kwamen werden nadrukkelijk gewaardeerd.’
Vervolgens worden door hen de gestelde vragen weergegeven, met samenvattend de antwoorden van de promovenda. Het meest opmerkelijk is echter de epiloog. Als je die leest, val je toch wel even van je stoel:
‘Na afloop was er een receptie in de Spiegelzaal. Bij een nagesprek complimenteerden Annemieke Zwart en ondergetekende Hilde Steenbergen met haar zorgvuldige beschrijving van het vrijeschool onderwijs en dat we licht verbaasd (en ook wel opgelucht) waren over de positieve teneur van de vragen van de professoren. Hilde Steenbergen vertelde dat dit wel anders geweest was. Er was sprake geweest van een kentering. Gedurende haar onderzoek moest ze steeds weer andere manieren van meten en aantonen vinden, want men kon haast niet geloven dat de uitkomsten voor vrijescholen positief konden zijn. Dit was één van de redenen waarom haar onderzoek lang had geduurd. “Maar”, zei ze, “uiteindelijk kon men er niet omheen.”’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten