‘Achter de schermen wordt komende maand het kaf van het koren gescheiden onder de alternatieve behandelaars. De inzet is 19% btw bovenop het honorarium. “Erkende” genezers hoeven die niet te berekenen; alle andere vanaf 1 juli 2009 wel. Criterium is de inschrijving in een kwaliteitsregister: het BIG-register.’
Het is hetzelfde liedje als op 14 maart in mijn bericht ‘Nog meer btw’. Toen bleek dat de antroposofische zorgverleners zich niet zo heel druk hoeven te maken. Die zijn in die zin immers al goed georganiseerd.
De Vereniging tegen de Kwakzalverij roert zich uiteraard ook sterk in deze zaak. We zijn van haar niet anders gewend. Grotenhuis concludeert:
‘In die woelige baren moeten de complementaire behandelaars sterke kaarten hebben om de strijd om de btw-vrijdom te overleven. Het ziet er naar uit dat niet-artsen uit de boot vallen. De alternatieve behandelaars die wel arts zijn, vrezen terecht tegen elkaar uitgespeeld te worden. Daarom komen al degenen die zowel arts als complementaire behandelaar zijn (CAM-artsen), in een gelegenheidscoalitie als één front op voor behoud van de btw-vrijstelling. Zij beschrijven zich in een gezamenlijk (niet op internet beschikbaar) persbericht als “gewone artsen met een plus”.’
In dit kader is ook interessant wat Wilbert Nieuwenhuizen als reactie vorige week donderdag 16 april 2009, 17:43 uur gaf in ‘Gesprekken over alternatieve geneeswijzen’, de vorige bijdrage van Grotenhuis over dit thema. Hij is zelfstandig btw-adviseur bij btw-adviseur.nl,
en universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam:
‘Met ingang van 1 juli 2009 eist art. 11, lid 1, onderdeel g, ten eerste, Wet OB 1968 voor de medische vrijstelling een Wet BIG-opleiding. Met stijgende verbazing heb ik de totstandkoming hiervan mogen aanschouwen. Met het Belastingplan 2008 was al een wijziging in dit artikelonderdeel voorzien. Het op 21 november 2007 door de Kamerleden Vendrik, Van der Vlies, Cramer, Kortenhorst en Tang ingediende amendement nr. 26 voorkwam dat de wetswijziging werd doorgevoerd met ingang van 1 januari 2008. Het wetsvoorstel dat in september 2008 (Belastingplan 2009) het licht zag stelde exact hetzelfde voor. Dit terwijl – zo blijkt nu – er voor de rest geen actie was ondernomen.
Het is niet vreemd dat niet alleen de oppositiepartijen, maar ook de Christen Unie “met verwondering” en “met grote verbazing” kennisnamen van het wetsvoorstel en het ‘een bedenkelijke zaak’ vonden. De minister van VWS wordt ingeschakeld. Op 18 november 2008 schrijft hij aan de Kamer: “Het voorgaande betekent dat fiscaal-juridisch alleen dan een vrijstelling die zich beperkt tot complementair werkende artsen mogelijk is als sprake is van een objectief kwaliteitsverschil met andere aanbieders van complementaire zorg. Om een gefundeerd oordeel over dit punt te kunnen vormen is het inwinnen van advies noodzakelijk. Ik zal daartoe in overleg met de betrokken beroepsorganisaties treden. Over de uitkomsten van dit onderzoek zal ik u zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen.” Hierop wordt de wetswijziging aangenomen, en treedt de nieuwe tekst met ingang van 1 juli 2009 in werking.
Toen ik eind december 2008 voor een instelling met HBO+ geschoolde (maar niet Wet BIG-opgeleide) deskundigen die incest-slachtoffers psychisch begeleidt, een brief schreef naar de minister van VWS dat ook deze instelling toch echt onder de vrijstelling zou moeten vallen, ontving ik geen ontvangstbevestiging. Wel hing Omroep Flevoland aan de telefoon, zodat ik wist dat het wel in Den Haag ontvangen was. Recent ontving ik de reactie van de minister: “De overwegingen die u in uw brief schetst voor het tot stand komen van een systeem van btw-ontheffing voor zorgverleners zijn inderdaad ook de revue gepasseerd. Het nu reeds in aanmerking willen komen voor het systeem van btw-vrijstelling is prematuur, omdat de regeling nog niet bestaat. De nieuwe regeling zal in juli worden voorgelegd aan de Tweede Kamer.”
Snapt u het nog? De wetswijziging is een feit. Maar wie er onder valt kunnen we nog niet zeggen. Het daarvoor aanmelden is te prematuur? Geweldige wetgeving!
De antikwakzalverijlobby heeft klaarblijkelijk ons wetgevend apparaat in haar tentakels gevangen. Overijverige ambtenaren hebben ons nu in het ongewisse gestort. Leve de zo goed functionerende wetgevende macht!
mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen, in NTFR 16 april 2009/818’
Hetzelfde thema zette Hugo Verburgh ertoe aan om vandaag op zijn weblog Cees Renckens weer eens onder vuur te nemen, onder de titel ‘Cees Renckens, voorzitter Vereniging tegen de Kwakzalverij, bedrijft kermiswetenschap en erger’. Verbrugh schrijft:
‘Eind vorige week stuurde de Vereniging tegen de Kwakzalverij een bericht de wereld in. Uiteraard nam de NRC het over. Het woord van deze Vereniging gaat er bij die krant in als Gods woord in een ouderling. De krant publiceerde een ANP-extract van het bericht onder de kop “Alternatieve arts moet btw betalen”. Ik copieer (en noteer en passant dat als plaats van herkomst van het bericht wordt genoemd Hoorn, waar niet het ANP, maar wel de voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij gevestigd is; de vereniging zelf is statutair gevestigd in Amsterdam):
“Hoorn, 18 april. Alternatieve artsen moeten btw betalen, net zoals beroepsgroepen als kermisexploitanten en notarissen. Dat pleidooi deed gisteren de Vereniging tegen de Kwakzalverij, een gezelschap van medici dat strijdt tegen alternatieve geneeswijzen. Alternatieve artsen zijn nu, net als ‘gewone’ dokters, vrijgesteld van de belasting. Volgens de vereniging slaat dat nergens op. ‘De medische werking van alternatieve geneeswijzen is nooit aangetoond, dus waarom zouden ze net zo behandeld moeten worden als normale artsen?’ (ANP)”’
Verder bericht hij
‘dat De Telegraaf met het bericht deed wat de NRC niet deed maar wat elke krant moet doen die zijn lezers niet wil belazeren, namelijk een reactie uit het andere kamp opnemen: “De organisaties van alternatieve artsen reageren gezamenlijk afwijzend op het voorstel van de vereniging tegen kwakzalvers. Alternatieve artsen zijn, stellen ze, net als ‘gewone’ artsen volwaardig, maar daarbij hebben ze nog een plus. Bovendien zeggen ze honderdduizenden patiënten te vertegenwoordigen die gedupeerd zouden worden door de extra kosten. De alternatieve artsen hopen dat de Tweede Kamer hen zal steunen.”’
Verburgh en Renckens, dat zijn twee echte kemphanen, aan elkaar gewaagd. In het zesde en laatste nummer van 2004 van ‘G – vakblad over gezondheid en maatschappij’ kruisden zij de degens met elkaar in de rubriek Welles Nietes. Hugo Verbrugh schreef ‘Renckens is een fundamentalist’:
‘In discussies over alternatieve geneeswijzen of kwakzalverij roert zich meestal ook Cees Renckens, voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Dat deed hij ook in G4/04 in een groot verhaal over alternatieve geneeswijzen. Daarin zei hij: “Als iets in de geneeskunde de moeite waard blijkt en de wetenschapstoets doorstaat, wordt het vanzelf regulier. Als dat niet gebeurt, is het niet de moeite waard en dus kwakzalverij.”
Renckens neemt een geheel eigen standpunt in, en draagt dit met verve uit. Nu heeft hij er zelfs een dissertatie aan gewijd, waarop hij 12 oktober 2004 is gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam. De vraagstelling van zijn proefschrift is zeer breed. Ze kan, in mijn woorden, aldus worden samengevat: wat zijn alternatieve geneeswijzen en kwakzalverij en waarom zijn ze de laatste tijd zo populair geworden?
Renckens is zeer negatief over de alternatieve geneeswijzen. De ergste boosdoeners volgens hem zijn collega’s die zo dom zijn te menen dat de reguliere medische wetenschap niet alleenzaligmakend is, en die elders inspiratie vinden voor de geneeskunst. Het publiek heeft vertrouwen in artsen. En artsen die geloven aan antroposofie en aanverwante – volgens Renckens niet wetenschappelijk verdedigbare – inzichten en ideeën, beschamen dit vertrouwen volgens hem. Hardnekkig houdt hij hen voor dat zij moreel verplicht zijn hun artsdiploma in te leveren. Zelfs bepleit hij dat de medische tuchtrechter hen niet alleen moet straffen voor eventuele fouten die ze in hun praktijk maken, maar hen louter hun antroposofische of anderszins niet-reguliere denkbeelden moeten verwijten.
Renckens is erger dan een fundamentalist. Hij geeft niet alleen nergens een behoorlijke inhoudelijke analyse, maar lijkt zelfs niet te willen proberen een correcte weergave van de feitelijke stand van zaken te geven. Hij fulmineert alleen vanuit het eigen al vaststaande oordeel geselecteerde en geformuleerde, samenvattingen, die veelal evident onjuist zijn.
Wat beweegt Renckens om nooit inhoudelijk in te gaan op vragen, commentaren en kritische kanttekeningen die hij voorgelegd krijgt? Wat heeft de achtkoppige promotiecommissie van de Universiteit van Amsterdam, waarin onder meer dr. Els Borst-Eilers en dr. Piet Borst, er toe gebracht een proefschrift te accepteren dat niet verder gaat dan een verhaal over het onbegrip van de auteur over zijn onderwerp? Dat Renckens zelf in zijn hoedanigheid van voorzitter tegen de kwakzalverij aldus te werk gaat, kunnen we afdoen als een maatschappelijk curiosum. Maar van een normale Nederlandse universiteit verwacht men zoiets toch niet?
En wat heeft de maatschappij aan een dergelijke rigoureuze afwijzing van de alternatieve geneeswijzen? Gaan we dan niet volledig voorbij aan wat de mensen zélf kennelijk belangrijk vinden als het om hun eigen gezondheid gaat? We hebben een serieus debat nodig over alternatieve geneeswijzen, maar dit proefschrift documenteert alleen maar dat sommige mensen zo’n debat niet echt willen.
Hugo Verbrugh
de auteur is arts en was tot 2002 universitair hoofddocent filosofie aan de Faculteit der Geneeskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam’
Hij kreeg natuurlijk direct lik op stuk, want hierop antwoordde Cees Renckens meteen met ‘De doodlopende vluchtroute van Verbrugh’:
‘Verbrugh is ook ooit gepromoveerd en wel op een proefschrift waarin hij de wetenschapsfilosofie van Kuhn misbruikte om via het paradigmabegrip de onbewezen claims van de alternatieve geneeskunde te immuniseren tegen reguliere kritiek. De alternatieve geneeskunde berustte zogenaamd op een ander “paradigma” en kon niet vanuit de reguliere geneeskunde worden beoordeeld. Die vluchtroute is inmiddels afgesneden, want tegenwoordig is er consensus, ook onder alternatieve artsen, dat de werkzaamheid van alternatieve geneeswijzen op wetenschappelijke wijze moet worden bewezen. En wetenschappelijk betekent: een plausibele hypothese op methodologisch correcte wijze toetsen. Onderzoek van absurditeiten – als de Chinese acupunctuur, de sterk verdunde en schokschuddend bereide homeopathica of door mystieke denkers als Steiner bedachte esoterische “geneesmiddelen” – valt daar dus niet onder: dat is obsoleet en is misbruik van een methodologie, die slechts geschikt is voor biologisch plausibele hypothesen of vraagstellingen.
In zijn tweede alinea verwart onze arts-filosoof meningen en feiten: ik vind inderdaad dat alternatieve artsen hun bul moeten inleveren en tuchtrechtelijk moeten worden aangesproken op hun afwijkende ideeën, en Verbrugh verwijt mij “onwil om de feitelijke stand van zaken correct weer te geven”! Onduidelijk is over welke feiten hij het hier heeft.
Ik meen in mijn stellingname tegen de medische kwakzalverij het standpunt van de overgrote meerderheid van de artsen in ons land te vertolken, en zeker dat van de overgrote meerderheid van de opleiders aan onze faculteiten en van de erkende medisch-wetenschappelijke verenigingen. Die artsen, die het met mijn commentaren en ageren niet eens zijn, doen dat veelal vanuit een ouderwets ambtsbroederlijk idee dat men collega’s niet in het openbaar zo scherp moet aan- c.q. afvallen. De collega’s die dat vinden, hebben mijns inziens te weinig oog voor de risico’s van kwakzalverij en voor de wenselijkheid dat de medische beroepsgroep zoveel mogelijk met één mond spreekt. Afwijkende opvattingen of nieuwe ideeën moeten worden aangeboden aan het medisch forum en daar door vakbroeders beoordeeld en bekeken alvorens in de praktijk te worden gebracht. Na het succesvol verdedigen van mijn dissertatie – tegenover een academisch forum van opponenten met enige reputatie – is mijn overtuiging dat ik gewoon de grondslagen en de praktijk van de reguliere geneeskunde uitdraag (misschien op wat polemische wijze) bepaald niet ondermijnd. Dat ik desondanks “een maatschappelijk curiosum” zou zijn, zoals mijn antroposofische criticaster meent, dat beoordele de lezer zelf. Ik denk dat het meevalt.
In zijn slotalinea grijpt Verbrugh in arren moede naar een drogreden, die in de logica wel een argumentum ad populum heet. Omdat zoveel mensen zich alternatief laten behandelen, moet het verschijnsel wel serieus worden genomen en met respect behandeld. Er zou zelfs een debat over gevoerd moeten worden. Ook de prostitutie, de misdaad, het drugsgebruik en het onveilig vrijen doen zich in ons land op grote schaal voor. Dat betekent toch niet dat dat massale gebruik de strijd ertegen onzinnig maakt en dat mensen er niet voor gewaarschuwd zouden mogen worden?
Cees Renckens
dr.C.N.M.Renckens is vrouwenarts te Hoorn en voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (www.kwakzalverij.nl)’
Nu heeft het weblogartikel van Hugo Verbrugh van vandaag tot nu toe vier reacties gekregen. Eén daarvan is van Jan Keppel Hesselink. Dat is niet vreemd voor wie deze weblog van mij gevolgd heeft, want hij ligt vaak onder vuur bij de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Als hij kans ziet om iets terug te zeggen, zal hij dat niet laten. Er is echter iets merkwaardigs met die reactie. Verbrugh constateert dat zelf ook al. Zij doet me erg denken aan het humoristisch bedoelde fake-artikel van Jan Willem Nienhuys op de website van de Vereniging tegen de Kwakzalverij, dat bedoeld is als 1 aprilmop: ‘Duitse CAM-koepel genomineerd voor 14 Nobelprijzen. Ook Nederlandse professor genomineerd’. Eenmaal raden wie die Nederlandse professor is. Keppel Hesselink, want men laat niet af om zijn pijlen op hem te richten. De reactie van hem op de weblog van Verbrugh lijkt van dezelfde humor-categorie te zijn, met een verzonnen ‘Prof. dr. Ludwig von Feyermorgen’ uit Berlijn (deze reactie is vandaag ook als artikel op de eigen website van Iocob te vinden, onder de titel ‘Von Feyermorgen graaft kuil onder medische wetenschap’):
‘Deze wetenschapsfilosoof valt de moderne wetenschap aan en daarmee de grondslagen van de geneeskunde, en stelt dat er een onevenwichtig geloof bestaat dat wetenschappelijke gegevens eenduidig en onfeilbaar zijn.’
Maar dat is op dit moment waarschijnlijk meer wens dan werkelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten