Op deze foto is het bordje duidelijk te zien, waarop de poort naar de ingang van de Sainte-Chapelle wordt aangegeven.
Op 15 januari meldde ik in ‘Homan-variant’ dat de Geert Groote School 2 in Amsterdam uit de gevarenzone is en niet langer meer tot de zeer zwakke basisscholen behoort. Naar mij nu pas is gebleken – doordat ik weer eens op de website van deze school keek – heeft Het Parool hier bijna twee weken later twee artikelen aan gewijd. De website meldt dit met ‘De Geert Groote School in de media’:
‘Eind januari verschenen twee artikelen in Het Parool die we u niet willen onthouden. Klik op de links hieronder om de pdf’s te downloaden.
Vol verwachting klopt ons hart. Het eerste artikeltje is geschreven door Emma Boelhouwer en heet ‘Vrije scholen bundelen krachten’:
‘De twee Geert Groote basisscholen en de Vrije School Parcival in Amstelveen gaan samenwerken om een crisissituatie zoals in 2008 in de toekomst te voorkomen.
Op de Geert Groote 2 in de Fred. Roeskestraat ontstond toen grote onrust, nadat de school van de Onderwijsinspectie het predicaat “zeer zwak” opgeplakt had gekregen. Een stuk of twintig ouders botsten met het toenmalige bestuur dat een verbeterplan had opgesteld. De ouders waren bang dat de plannen het eigene van het vrijeschoolsysteem in de weg zouden staan.
Het ene schoolbestuur na het andere sneuvelde, tot er in maart 2009 een crisisvergadering plaatsvond op uitnodiging van Vrije School Parcival. “Op neutraal terrein werd toen door alle betrokkenen een nieuw bestuur voorgedragen waar wel draagvlak voor was,” aldus Edith Ploeg, directrice van Vrije School Parcival.
Het huidige bestuur en een interim-directeur werken inmiddels al bijna twee jaar aan het verbeterplan. “De rust is teruggekeerd. We hopen dat de Onderwijsinspectie ons in april weer voldoende vindt scoren,” aldus bestuurslid Gudo Nollen. “In juni 2010 maakten we al de stap van ‘zeer zwak’ naar ‘zwak’. We moesten aantoonbaar langer stabiel zijn voor eenvoldoende.”
De samenwerking tussen de vrije scholen moet dit jaar meer vorm krijgen. Ploeg: “Er komt een gezamenlijk bestuur, zodat we op één lijn zitten. We kunnen dan gym- en invalkrachten delen en leerkrachten uitwisselen. Ook gaan we bekijken of we de administratieve ondersteuning samen kunnen brengen.”’
De volgende dag kwam Emma Boelhouwer erop terug in ‘Vrije school lijkt de balans te vinden’:
‘Na een vernietigend inspectierapport en een periodemet woedende ouders en vertrekkende leerkrachten werkt Geert Groote 2 aan de toekomst. Meer taal en rekenen, maar het spelen blijft.
In 2008 ging het mis. De vrije basisschool Geert Groote 2 in de Fred. Roeskestraat had van de onderwijsinspectie de beoordeling “zeer zwak” gekregen en het bestuur had een verbeterplan gemaakt. Maar een stuk of twintig ouders vreesden voor het eigene van de vrije school. Er ontstond een crisis en het ene bestuur na het andere sneuvelde.
Inmiddels wordt samengewerkt met de geestverwanten van vrije school Parcival in Amstelveen. Het huidige bestuur en een interim-directeur werken aan het verbeterplan. “De rust is teruggekeerd. We hopen dat de Onderwijsinspectie ons in april weer voldoende vindt scoren,” aldus bestuurslid Gudo Nollen.
Wat moest er van de inspectie verbeteren?Interim-directeur Bart Hurkxkens: “De vrijeschool is sterk in de sociale en emotionele ontwikkelingvan het kind, maar we waren minder goed in het registreren van de intellectuele ontwikkeling. We hebben bijzonder onderwijs, maar we moeten het ook kunnen verantwoorden en dat kanniet zonder te toetsen.”
De ouders waren twee jaar geleden fel gekant tegen die veranderingen?Nollen: “Ik denk niet zozeer dat ze tegen waren, maar de plannen waren vooral niet duidelijk. De ouders hoorden dat hun kinderen op een zeer zwakke school zaten en dat de resultaten voor taal en rekenen omhoog moesten. Ze werden ook niet gerustgesteld. Hun grootste vrees was dat het eigene van de vrije school verloren zou gaan. Als nieuw bestuur hebben we uitgebreid met alle partijen gesproken. We hebben de ouders duidelijk gemaakt dat we geen afscheid wilden nemen van het gedachtegoed, maar dat we als school aan een aantal elementaire eisen willen en moeten voldoen om goed te functioneren en geld van het ministerie te krijgen.”
Een paar jaar was er de ene na de andere bestuurs- en directiewisseling, en jullie konden opeens wél blijven?Nollen: “Als interim-directeur vroegen we Bart Hurkxkens. Hij komt uit de wereld van de vrijescholenen dat gaf ongelooflijk veel vertrouwen bij de ouders. De rust keerde terug.”Hurkxkens zelf: “Het is heel belangrijk de doelen en hoe je die wilt bereiken, uit te leggen met goede argumenten. Ouders die kiezen voor de vrije school, zijn bewust kiezende ouders. Dat is leuk, maar ze zijn ook eigenwijs. Zorgen over onze keuzes neem ik serieus, maar dagelijkse oprispingen met een hypekarakter, daar reageer ik niet op. Als directie moet je na dertig verschillende meningen kunnen zeggen: punt, en dit is de lijn van de school.”
Welke lijn hebben jullie vervolgens getrokken?Nollen: “Op basis van analyses van ons en in de inspectie hebben we een plan gemaakt. We wilden dat de leraren het plan zouden dragen. Dat hebben ze echt gedaan, ondanks dat het veel extra werk was: bijscholing, mensen die meekeken in de les, kritiek vancollega’s.
Zijn er ook leraren opgestapt die de nieuwe wind niet zagen zitten?Nollen: “De huidige ploeg leerkrachten hangt niet zo aan het verleden. Ze zijn veranderingsgezind en hebben behoefte te leren. Er waren er een paar die het niet zagen zitten en die zijn vertrokken.”
Hoe zorg je voor de balans tussen dat waar de vrije school voor staat en dat wat de inspectie verlangt?Hurkxkens: “Er is genoeg ruimte om binnen de basisvoorwaarden van de politiek het onderwijs zelf in te vullen. Leren lezen aan kleuters is bijvoorbeeld een heikel onderwerp op de vrije school, omdat de ouders het spelen zo belangrijk vinden. Maar met goede argumenten neem je ouders mee. Wij hebben gezegd: we moeten ze in elk geval de structuur bijbrengen voor taal en rekenen. We kunnen speciale spelletjes doen en ze in groepjes laten samenwerken aan opdrachten: spelenderwijs leren.”Nollen: “Daarnaast meten we nu hoe de kinderen er voor staan, maar op een ingetogen manier. De kinderen hebben vaak niet eens door dat ze een toets doen. Het blaadje ziet er anders uit dan bij hun andere taken, maar het wordt niet met veel tamtam aangekondigd.”Hurkxkens: “We zaten met de Cito-toets in januari 2010 op het landelijk gemiddelde, terwijl we er nog weinig ervaringmee hadden.”
Maar het onderwijs was vorig jaar nog niet voldoende?Nollen: “In juni 2010 hebben we de stap gemaakt van zeer zwak naar zwak. De inspectie heeft gezegd: ‘Gezien de geschiedenis, de achtergrond en de onrust kunnen we de stap naar een voldoende niet in één keer zetten. Het moet een tijd stabiel zijn’. Ze komen wel eerder langs dan aanvankelijk gepland: april in plaats van november.”
Waar moeten jullie nog aanwerken?Hurkxkens: “Bij de vrijeschool staan de groepen centraal. De inspectie wil dat we meer kijken naar individuele verschillen. Kinderen uit de grote stad, met alle problemen van dien, hebben allemaal een eigenverhaal.”’
Dezelfde 15 januari ontdekte ik in ‘Homan-variant’ dat er iets flink mis is met de bovenbouw (middelbare school, oftewel voortgezet onderwijs) van het Geert Groote College, afdeling havo en vwo. Volgens de Onderwijsinspectie toont de kwaliteit van het onderwijs daar belangrijke tekortkomingen en is geïntensiveerd toezicht noodzakelijk. Dat had ik tot dan toe nog niet zo in de gaten gehad. Maar dit stond niet op zichzelf, want hetzelfde probleem speelt op de vwo van de Rudolf Steiner School in Haarlem, terwijl de Adriaan Roland Holstschool in Bergen zelfs op alle drie de gebieden in de gaten moet worden gehouden: vmbo-t, havo en vwo. Hoe kan dat nou, vroeg ik mezelf af. Een begin van een antwoord heb ik inmiddels gevonden. Dat ging zo: ik ging naar de website van de Adriaan Roland Holstschool, waar dit stond: ‘Kijk ook op de nieuwe website van de school: www.arh.nl’. Zo gezegd, zo gedaan. En daar vond ik onder het kopje ‘Organisatie’ het volgende:
‘De Adriaan Roland Holstschool maakt samen met het Geert Groote College (Amsterdam) en de Rudolf Steiner School (Haarlem) deel uit van de Stichting voor Voortgezet Vrijeschoolonderwijs Noord-Holland. De rectoren van deze drie scholen komen samen met de algemeen directeur/bestuurder elke drie weken bij elkaar om ideeën en ervaringen uit te wisselen en zaken op elkaar af te stemmen. De stichting kent meerdere samenwerkingsvormen op het gebied van personeelswerk, financiën, kwaliteitszorg en efficiency.
Alle technische informatie als jaarverslagen, examenresultaten, doorstroomgegevens, e.d. kunt u vinden op de stichtingssite: www.vrijescholennoordholland.nl.’
Kijk, dat maakte nu veel duidelijk. Daar vond ik het ‘Jaarverslag 2009’ van de Stichting voor Voortgezet Vrijeschool Onderwijs NH, met daarin op bladzijde 5 deze ‘Inleiding’:
‘De Stichting Voortgezet Vrijeschoolonderwijs Noord-Holland is een school met drie vestigingen: het Geert Groote College Amsterdam, de Adriaan Roland Holstschool te Bergen en de Rudolf Steinerschool in Haarlem. De stichting is in 2000 ontstaan als gevolg van en reactie op nieuwe regelgeving vanuit de overheid. De stichting heeft tot 23 februari 2009 een bestuur op afstand gehad waarbij de feitelijke leiding van de organisatie in handen lag van de drie leidinggevenden op de scholen, de vestigingscoördinatoren. De drie scholen werken lokaal samen met de scholen voor primair vrijeschoolonderwijs. Bestuurlijk zijn dat echter zelfstandige rechtspersonen.
De drie scholen hebben de afgelopen jaren, vanuit hun eigen individuele oorsprong, veelal volgens eigen inzichten gewerkt. Het gegeven dat het hier feitelijk en formeel om één school gaat, heeft slechts een beperkte rol gespeeld. In 2008 is het denken over deze constructie in een stroomversnelling geraakt; dit heeft geresulteerd in een verandering naar een organisatie met een Algemeen Directeur/ bestuurder en een Raad van Toezicht.
Deze nieuwe organisatie is per 1 februari 2009 geëffectueerd. Sinds die datum is er een bestuurder, die intensief samenwerkt met de leidinggevenden op de scholen en ernaar streeft om een duidelijkere, zichtbare lijn te brengen in de scholen en in de samenwerking tussen de scholen. Over deze nieuwe structuur is veel te lezen in dit jaarverslag.
Daarnaast wil dit verslag een overzicht geven van activiteiten op diverse gebieden zoals die zijn ontwikkeld. Natuurlijk leest u over de resultaten van de leerlingen, personele ontwikkelingen en natuurlijk vindt u ook de financiële verantwoording van de stichting over het boekjaar 2009.
Dit verslag is de horizontale en de verticale verantwoording over 2009: enerzijds het financiële jaarverslag, anderzijds een maatschappelijke verantwoording.
Ik wens u veel leesplezier.
Harold Ansink, Bestuurder16 juni 2010’
In het gedeelte over de ‘Bovenschoolse organisatie’ worden op de bladzijden 23-24 ook de contacten met de Onderwijsinspectie vermeld:
‘Naar aanleiding van het Kwaliteitsonderzoek van december 2008 heeft de Inspectie de VWO-afdelingen van de drie scholen een onvoldoende gegeven. Bovendien werd geconstateerd dat de HAVO afdelingen onder druk staan.
De onvoldoende komt met name tot stand door de cijfers voor het centraal schriftelijk eindexamen (CE); het verschil tussen het schoolexamen (SE) en het CE mag niet meer zijn dan 0,5 punt en dat is in veel gevallen wel zo. Bovendien zijn de schoolresultaten van het CE vaak lager dan landelijk gemiddeld.
Twee andere factoren die een rol spelen: het rendement onderbouw – bepaald door de mate waarin leerlingen op of boven het niveau zitten dat door de basisschool werd geadviseerd – en het rendement bovenbouw – bepaald door het aantal jaren dat leerlingen erover doen om na klas 3 een diploma HAVO of VWO te behalen. Het rendement onderbouw blijkt vooral afhankelijk van het juist administreren van de leerlingen en is als gevolg daarvan in 2009 veel beter gebleken. Het rendement bovenbouw HAVO is een probleem omdat vrijwel alle Havisten een route via het VMBO doorlopen. Dat is een eigen keuze. De drie vestigingen beraden zich erop, hoe zij hier in de toekomst mee om willen gaan.
Op de drie vestigingen is stevig ingezet op verbeteren van de examenresultaten; er zijn kaders geformuleerd en de vakgroepen zijn allen aangesproken op hun verantwoordelijkheid in deze. De inspectie onderkent dat er vorderingen zijn. Er wordt voorzien dat in 2011 de scholen van het aangepaste toezicht zullen worden losgemaakt.
Een bijeenkomst waarbij alle Nederlandse vrijescholen voor VO waren uitgenodigd bij de onderwijsinspectie (25 maart 2009) heeft erin geresulteerd dat er meer begrip is ontstaan vanuit de inspectie voor wat de scholen willen bereiken op het gebied van ontwikkeling van de leerling. Anderzijds is er nu ook meer kennis van en begrip voor de wijze waarop de inspectie de scholen beoordeelt. Het is volstrekt helder geworden dat de cijfermatige resultaten voorop staan. Scholen die daar zwak presteren, worden voorts beoordeeld op hun kwaliteitsbeleid. Er wordt een kader gevraagd van planning, evaluatie en ingrijpen. Mede op basis van dat kwaliteitskader wordt de school verder beoordeeld.’
Mooi, daarmee wordt de zaak een stuk duidelijker en transparanter. De bestuurder van de stichting hebben we al leren kennen; wie zitten er in de Raad van Toezicht? Daarover geeft de ‘Personele samenstelling’ op bladzijde 28 uitsluitsel:
‘De Raad van Toezicht bestond in 2009 uit de volgende personen:
Alex VermeulenVoormalig lid Stichtingsbestuur, afgetreden in oktober 2007Directeur Strator ConsultancyVoorzitter van de Raad van Toezicht
Hans SchellekensVoormalig lid Stichtingsbestuur, afgetreden februari 2009Loopbaanadviseur BelastingdienstVice-voorzitter Raad van Toezicht
Hans JansenVoormalig lid Stichtingsbestuur, afgetreden februari 2009Voormalig administrateur/vestigingscoördinator ARHSEx bestuurslid Rudolf Steinerschool Alkmaar en Tobiasschool Alkmaar/BergenSecretaris Raad van Toezicht
Carien BouvyBedrijfsjurist Flora HollandNMI gecertificeerd Mediator
Hans LapDirecteur Scorlewald, instelling voor verstandelijk gehandicaptenVoormalig bestuurslid Antroposofische Vereniging in NederlandVoormalig bestuurslid Vrije School Driebergen
De leden zijn alle in februari 2009 aangetreden en zijn voor een periode van 4 jaar benoemd.De leden zijn aansluitend voor een volgende periode van 4 jaar opnieuw benoembaar.’
Tot slot nog dit over het ‘Werkgeverschap’:
‘In zijn functie als werkgever voor de Algemeen Directeur/Bestuurder heeft de Raad van Toezicht in 2009 op 31 oktober 2009 besloten om – na twee 360° rondes functioneringsgesprekken en een beoordelingsgesprek met de Raad van Toezicht – Harold Ansink vanaf 1 januari 2010 voor onbepaalde tijd te benoemen als Algemeen Directeur/Bestuurder van de stichting.’
Dit alles roept wel de vraag op hoe het zit met de andere vrijeschool bovenbouwen in Nederland. Een kort rondje langs de diverse websites zou me dat moeten kunnen leren. Het gaat trouwens om deze scholen, zoals die keurig vermeld worden op de website ‘antroposofie-onderwijs-startpagina.nl’ (bij de Vereniging van vrijescholen zocht ik tevergeefs naar zo’n overzicht), onder het kopje ‘Vrije scholen (voortgezet)’:
Ik kon het maar van een aantal vrijescholen zo gauw vinden. Om te beginnen het Novaliscollege in Eindhoven. Er staat geen datum bij, dus ik weet niet van wanneer deze ‘Mededeling van de rector Mw M. Beijer’ is:
‘InspectieDe opbrengstenoverzichten van schooljaar 2008-2009 kunt u vinden op www.onderwijsinspectie.nlVoor het Novalis College staat er zowel voor de VMBO als voor VWO een “min” .
VWO:Voor het VWO is ons dat bekend. Hoewel we een hoog slagingspercentage hebben voor het VWO heeft deze ‘min” te maken met het verschil schoolexamen-eindexamencijfer. Dat mag, per vak, niet meer zijn dan 0,5 punt.Verder vindt de inspectie dat de leerlingen met een te laag gemiddelde slagen.
Dit schooljaar hebben we daar inspectiebezoek voor ontvangen en hebben we een en ander uitgebreid met de inspecteur kunnen bespreken.
Als school zijn we inmiddels twee werkgroepen gestart een voor het VWO kort (de huidige VWO leerlingen) en een voor het VWO lang (de komende 7e klas leerlingen).Wij hebben een plan gemaakt om alle VWO leerlingen goed en op niveau les te geven. Rond de mand mei zijn de uitkomsten daarvan duidelijk en zullen alle ouders daarvan op de hoogte worden gesteld.Wij hebben er alle vertrouwen dit dat dit een positief effect zal hebben op de leerlingen en de school.
VMBOOok bij het VMBO staat er een “min”. Volgens ons is dit onjuist en de bestuurder van de scholengemeenschap heeft daar binnenkort contact over met de inspecteur van het voortgezet onderwijs. Als daar uitsluitsel over is zullen we u daarvan op de hoogte brengen.’
Bij de bovenbouw Groningen (het Parcival College) is dit ‘Bezoek onderwijsinspectie d.d. 9 november 2010, een verslag 16-11-2010 192,97 KB Download’ te vinden:
‘Tevreden inspectie na bezoek onderwijsinspectie dinsdag 9 november 2010
Afgelopen dinsdag 9 november was er een tussentijds gesprek met de onderwijsinspectie. Hierbij is onderzocht hoe wij omgaan met de examenresultaten en is onderzocht hoe we onze kwaliteitszorg opgezet hebben. De inspectie is er de hele ochtend geweest en heeft met de schoolleiding en de bovenschools directeur gesproken en heeft ons opgezette kwaliteitssysteem ingezien. Als schoolleiding zijn we blij en trots dat de inspectie in feite op alle punten tevreden was met onze planmatige aanpak van kwaliteitszorg en examens en de kwaliteit van de PTA’s.
Het inspectiebezoek kent de volgende voorgeschiedenis.In april 2009 is er een uitgebreid bezoek geweest aan onze school. Daarbij is door de inspectie geconstateerd dat de resultaten voor havo en vmbo-t voldoende waren, maar zijn er tekortkomingen geconstateerd bij de afdeling vwo.Daarbij kwam naar voren dat:– er een aantal verplichte documenten miste (inmiddels opgestuurd),– de vwo-examenresultaten onvoldoende waren (in juni 2010 waren deze wel voldoende; als we dat in juni 2011 weer halen is dit aspect voldoende),– de kwaliteitszorg onvoldoende geborgd was.
Naar aanleiding hiervan is er in najaar 2009 een actieplan opgesteld dat in 2010 door de schoolleiding uitgevoerd is. In dit plan is een aantal verbeteringen ingezet. In juni 2010 is er een tussentijds onderzoek geweest, waar de inspectie haar tevredenheid uitsprak over de ingezette ontwikkelingen en de (toen nog voorlopige) examenresultaten.
In september of oktober 2011 zal er een soortgelijk onderzoek zijn als in april 2009. Onze hoop en verwachting is dat de vwo afdeling dan weer een voldoende als beoordeling zal krijgen. Wel moeten dan de volgende vier zaken geregeld zijn:1. Dat de examenresultaten op het niveau van 2010 blijven (of hier en daar verbeteren).2. Dat de huidige veranderingen die kwaliteitsverbetering tot doel hebben, doorgezet zijn in de lijn van het gepresenteerde kwaliteitsbeleid.3. Dat we voldoen aan het onlangs bijgestelde toetsingskader, waarin veel aandacht is voor de kwaliteit van de pedagogiek en didactiek; Het is dus van belang dat we dan bij hun lesbezoeken kunnen laten zien dat we voldoen aan differentiatie in de les en werken met genormeerde toetsen.4. Los van deze zaken zullen we het schoolplan in 2011 bijgesteld moeten hebben.
De verandering van de maatschappelijke stageWe hebben in het gesprek met de inspectie nog een vraag gesteld over de brief die we als school gekregen hebben, over de inkrimping van de maatschappelijke stage naar 30 uur voor alle schooltypen (die 30 uur is voor alle leerjaren samen!). Daar kregen we te horen dat als we onze stages (nu in totaal 200 uur) willen verantwoorden en tellen als onderwijstijd, we het onderwijskundig doel en de begeleiding vanuit school goed moeten omschrijven en koppelen aan evaluatie of beoordeling c.q. presentatie.’
Ook dat is duidelijk. Dan heb ik als laatste nog de ‘Opbrengsten van ons onderwijs’ van het Rudolf Steiner College in Rotterdam:
‘Toelichting op het ‘Opbrengstenoordeel 2010’ van de inspectie.December 2010.
Ieder jaar beoordeelt de inspectie de zogenaamde “opbrengsten van het onderwijs” van de scholen in Nederland.
Met dit jaarlijks onderzoek wil de inspectie in kaart brengen hoe een school presteert met betrekking tot de examens, het percentage zittenblijvers en de vraag of leerlingen op hun niveau zitten. De resultaten hiervan publiceert de inspectie op haar website door middel van de zogenaamde “Opbrengstenkaarten”. Het overzicht “Opbrengstenoordeel 2010” voor het Rudolf Steiner College kunt u daar vinden.
De opbrengsten van het onderwijs worden gemeten op basis van vier indicatoren.1. Onderbouwrendement van een school2. Bovenbouwrendement van een school3. De gemiddelde behaalde centraal examencijfers binnen een afdeling4. Het verschil tussen het schoolexamencijfer (SE) en het centraal examencijfer (CE).
Op basis van de uitkomsten van deze vier indicatoren beoordeelt de inspectie het onderwijs als “voldoende” of “onvoldoende”. Het onderwijs krijgt het predikaat “voldoende” als tenminste drie van de vier indicatoren voldoende scoren. Hierbij gaat de inspectie altijd uit van drie schooljaren; het overzicht 2010 betreft de schooljaren (examenjaren) 2007-2008-2009.
Het “Opbrengstenoordeel 2010” voor het Rudolf Steiner College is onvoldoende voor de afdelingen havo en vwo.
Het oordeel “onvoldoende” van de inspectie heeft met name te maken met twee factoren:1. Het verschil tussen het schoolexamencijfer en centraal examencijfer is nog te groot.2. De inrichting van onze onderbouw en de toedeling van onze leerlingen in één van de twee gemengde leerwegen scoort in het rekenmodel van de inspectie onvoldoende.
De doelstelling van de school is om de genoemde opbrengsten voldoende te hebben. Hiertoe is een “Verbeterplan” opgesteld dat er op gericht is dat uiterlijk in het huidige schooljaar 2010-2011 de school ook voldoet aan de inspectie normen.
Hiertoe zijn de volgende maatregelen genomen:Afdelingen havo en vwo.1. Voor de examenkandidaten is in het lesrooster meer ruimte gemaakt om zich goed voor te bereiden op het centraal examen door middel van extra ondersteuningslessen en meer gerichte examentrainingen.2. Strakkere monitoring voortgang leerlingen.Alle examenkandidaten worden dit schooljaar strakker gemonitord op hun voortgang en ontwikkeling en worden er waar nodig passende maatregelen getroffen.
Te realiseren resultaat voor het examen juni 2011:– Een goede voorbereiding op het centraal examen van de leerlingen borgen.– Leerlingen nemen zo kansrijk mogelijk deel aan het centraal examen.– De slagingspercentages komen structureel voor beide studies rond de 90% te liggen.– De gemiddelde opbrengst CE is in 2011 voor beide studies tenminste gelijk aan het landelijk gemiddelde.– Het verschil SE-CE is voor beide afdelingen niet groter dan de inspectienorm.
Een nadere toelichting op de opbrengsten, de verwachtingen en de maatregelen van de school kunt u lezen in de bijlage van deze pagina: toelichting opbrengsten’
Dit zijn er maar drie, maar het houdt niet over; ik moet ze voegen bij de drie eerder genoemde. Ik heb zo gauw (nog) niet kunnen uitvinden hoe het er met de andere zeven bovenbouwen voor staat: Breda, Den Haag, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Zeist en Zutphen. Kan ik aannemen dat het daar wel allemaal in orde is? Ik mag het hopen!
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten