Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

donderdag 16 april 2009

Optimaal organiseren

‘Bent u als arts, therapeut, medewerker, of misschien als bestuurslid of lid van een patiëntenvereniging betrokken bij de Therapeutica in Nederland’?

Zo begint een van de berichten in de nieuwste uitgave van De Digitale Verbreding, het online tijdschrift van de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ), nr. 5. Overmorgen wordt er namelijk een tweede therapeuticadag gehouden, in Zonnehuizen in Zeist.

‘De bedoeling is om met elkaar in gesprek te gaan over de profilering van de antroposofische zorg in deze tijd. Jos Dries zal daarvoor een inleiding verzorgen. Ook in het Platform Antroposofische Gezondheidszorg (PAG) van de NVAZ is het thema identiteit en profilering al een aantal keren onderwerp van gesprek geweest. Wij willen dit graag met u vanuit de therapeutica verder belichten. Daarna is er een uitgebreide gelegenheid voor ontmoeting tijdens de lunch.

Na de lunch zijn Erik Baars en Adriaan Bekman aanwezig om met u in gesprek te gaan over de organisatieaspecten van een therapeuticum en over een praktijkonderzoek wat zij willen entameren via de Hogeschool Leiden naar “Optimaal organiseren van antroposofische gezondheidszorginstituten”. (...)

De bijeenkomst is bedoeld voor medewerkers en leden van de sector therapeutica van de NVAZ. Ook belangstellenden uit andere sectoren van de NVAZ zijn welkom.’

De vorige therapeuticadag vond een jaar geleden plaats, op 26 april 2008. Daarvan verscheen een verslag van mijn hand in De Verbreding, toen dit nog een offline tijdschrift was, namelijk van de 2e jaargang, nummer 9 van juni 2008. Het droeg de ietwat provocerende titel ‘Therapeutica: 1,6 miljoen voor het oprapen’:

‘Voor het eerst in twaalf jaar vond er in april een therapeuticadag plaats. Een geanimeerde bijeenkomst in de kleine ruimte van het Kindertherapeuticum in Utrecht. Het toonde de vitaliteit van deze sector van de NVAZ. Maar ook de grote onderlinge verschillen; geen twee therapeutica zijn gelijk. Geen wonder dat het niet eenvoudig is om hen bijeen te brengen en een eenheid proberen te vormen. Het is geen kwestie van onwil; maar hoe vind je de juiste vorm hiervoor?

Therapeutica vormen een van de drie sectoren van de NVAZ, naast de (zorg)instellingen en beroepsverenigingen. Het fenomeen therapeutica bestaat al 25 tot 30 jaar. Het laatste overleg tussen therapeutica in georganiseerd verband was twaalf jaar geleden. Het was dus een bijzonder moment, toen op zaterdagochtend 26 april voor het eerst in lange tijd weer diverse vertegenwoordigers bijeenkwamen. Er waren 25 aanwezigen, afkomstig van een flink deel van de in totaal 31 therapeutica die ons land rijk is.

Erik Baars, lector antroposofische gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden, bracht in kaart wat er tegenwoordig van buitenaf op therapeutica afkomt: het meten van prestaties, het vergelijken van verschillende aanbieders, het stellen van eisen en het beperken van kosten.

Wat hebben therapeutica van zich uit hier tegenover te stellen? In de eerste plaats hun eigen kwaliteit en identiteit. Maar dan moeten die wel onder woorden gebracht en gecommuniceerd worden. Hiervoor kan goed worden aangesloten bij recente ontwikkelingen op maatschappelijk en wetenschappelijk terrein. Erik Baars moedigde de aanwezigen aan om hun vragen aan hem als lector voor te leggen, om te onderzoeken of hij, eventueel in samenwerking met anderen, daar werk van kan maken.

Na hem kreeg Edmond Schoorel het woord, om te vertellen over de praktijk van het Kindertherapeuticum. Hij gaf daarbij direct aan dat binnen deze context enig voorbehoud op zijn plaats is, omdat dit geen gewoon therapeuticum is. Het Kindertherapeuticum kan dan ook moeilijk als representatief voor de therapeutica worden beschouwd. Niettemin was zijn schets van de werkwijze binnen deze organisatie boeiend. Deze toonde hoe de multidisciplinaire samenwerking in diverse organisatie- en overlegvormen gestalte krijgt en hoe iedere therapeut toch als individuele ondernemer binnen deze maatschap zijn eigen risico moet dragen.

Na deze twee inleidingen ontspon zich een gesprek onder leiding van Jos Dries en Jelle van der Schuit, die samen met Adri Benschop, de directeur van de NVAZ, de initiatiefnemers van deze dag waren. Met zijn tweeën vormen zij ook de officiële vertegenwoordigers van de therapeutica binnen de Ledenraad van de NVAZ.

Een bonte verscheidenheid aan thema’s kwam ter sprake. Een belangrijk item was het werken aan kwaliteit. Hoe doe je dat? Is het maken van een kwaliteitsjaarverslag daartoe een goed middel? Je kunt hier op heel verschillende manieren invulling aan geven. Je kunt gebruik maken van een vast raamwerk dat je elk jaar opnieuw invult; niet alleen individueel als huisartsen en therapeuten, maar ook het therapeuticum als geheel. Een therapeuticum hoeft niet alles in zijn eentje te doen, men kan hierbij ook profiteren van de expertise die anderen hebben opgebouwd.

De vraag is of het alleen een eis van buitenaf is, of dat zo’n jaarverslag ook een middel kan zijn om de eigen ontwikkeling bewust ter hand te nemen. Als een manier om bewustzijn te kweken en aan eigen kwaliteitsverbetering te werken. Het regelmatig houden van een patiënttevredenheidsonderzoek vertelt je bovendien het nodige over jezelf. Gezondheidscentra dienen voor deze twee zaken te zorgen. Een kwaliteitsjaarverslag is daarbij een vereiste van de Inspectie. Niet dat hier nu veel mee gebeurt. Maar als zich problemen mochten voordoen, kun je deze dingen tonen. Ook het hebben van een vertrouwenspersoon of goede toegankelijkheid bij de klachtenprocedure kunnen in zulke gevallen helpen problemen te boven te komen.

Jos Dries liet weten dat voor gezondheidscentra die aan de eisen voldoen een bedrag beschikbaar is tot een maximum van 35 euro per patiënt, om juist het werken hieraan te kunnen financieren. Hij rekende voor dat, als alle therapeutica hun patiënten bij elkaar optellen en gezamenlijk om deze ondersteuning vragen, er in theorie een totaalbedrag van 1,6 miljoen euro klaarligt. Daarmee zouden heel wat financiële knelpunten in therapeutica kunnen worden opgelost. Hij dacht hoe dan ook in veel grotere perspectieven. Nederland kent bijvoorbeeld de grootste therapeuticadichtheid ter wereld, en kan daarmee als voorbeeld voor andere landen dienen.

Maar de zorgen van de meeste aanwezigen betroffen zaken die dichter bij huis lagen. Zoals het bespreken van concrete problemen. Anderen gaven echter de raad in zo’n geval een nabijgelegen therapeuticum te consulteren, dat werkt net zo goed, of zelfs beter dan in een grote groep. Een goede andere vorm is de van tevoren afgesproken visitatie, het bij elkaar op bezoek gaan en bij je in de keuken laten kijken. Voorbereiding door het therapeuticum dat bezoek krijgt hoort hierbij: zo krijgen zelfreflectie en je best doen om je kwaliteit te verbeteren een plaats in het werkproces. Dit betekent ook dat je elkaar interdisciplinair bekijkt. Er is altijd angst dat je daar dan op afgerekend wordt. Maar mensen die hier ervaring mee hebben, vertellen dat het juist leuk is om te doen, je leert er veel van.

Er werd ook gevraagd naar intervisie. Maar was dit wel de juiste plek hiervoor; dit gebeurt immers in principe al via de eigen beroepsvereniging. Uitwisselen, elkaar informeren over ontwikkelingen en eraan werken om gezamenlijk naar buiten te treden, dat leek een geëigender taak voor een therapeuticadag als deze.

Net als het werken aan een specifiek thema dat met eigenheid en identiteit heeft te maken. Het is immers belangrijk om de antroposofische meerwaarde expliciet te maken en zo mogelijk op te nemen in een protocol. Een van de vragen in dit verband was of er geen artsenrichtlijnen vanuit de antroposofie ontworpen kunnen worden. Natuurwetenschappelijk gebruik is om vanuit herhaling tot een logische volgende stap te komen. Terwijl elke ziekte weer een nieuwe individuele vraag stelt, waarop een eigen antwoord moet worden gevonden. Geesteswetenschappelijk gebruik is er juist op gericht iets nieuws te scheppen.

Eén ding werd niet expliciet naar voren gebracht, terwijl dat toch kenmerkend is voor therapeutica: als enige sector van de NVAZ biedt deze eerstelijnszorg. Het is hier dat heel Nederland direct in aanraking kan komen met antroposofische geneeskunst, zonder dat er eerst een drempel wordt opgeworpen. Daarmee wordt ook aangetoond dat dit antroposofische aanbod in de gezondheidszorg algemene geldigheid heeft, en niet alleen telt voor bepaalde groepen in de samenleving. De organisatoren zullen waarschijnlijk in het najaar voor een nieuwe dag zorgen, met een passend programma, en dan ook met een plan voor de langere termijn komen.’

Dat vervolg in het najaar is nu dus het voorjaar van 2009 geworden. In De verbreding, 1e jaargang nummer 4 van december 2007, dus een half jaar voor dit artikel, was al een door mij geschreven portret opgenomen van genoemde Jos Dries (die onlangs, op 8 april, op deze weblog figureerde in Regie’). Het was in het kader van zijn lidmaatschap van de Ledenraad van de NVAZ. Ook dit ging over therapeutica, want het had de titel ‘Therapeutica: natuurlijk samenwerkingsverband in de eerstelijnszorg’:

‘Een tijd van rijping, een groeiproces, noemt huisarts Jos Dries uit Alkmaar de afgelopen tien jaar. In deze tijd bestond er geen geregeld overleg tussen therapeutica meer, waardoor deze allemaal apart, ieder op zichzelf, aan het werk moesten. Samen met muziektherapeut Jelle van der Schuit uit Zoetermeer is Jos Dries dit overleg in NVAZ-verband nu weer aan het oppakken. Met zijn tweeën vormen zij de vertegenwoordiging van de sector therapeutica in de Ledenraad. In 2008 zullen de eerste duidelijk zichtbare stappen volgen, zoals het organiseren van een landelijke therapeuticadag.

Jos Dries legt uit: “Therapeutica hebben veel verschillende gedaantes, met eigen vragen. Een arts samen met euritmietherapeut en fysiotherapeut die zich een therapeuticum noemt, is heel wat anders dan vier huisartsen met een heel scala aan therapeuten die al dertig jaar samenwerken. In Nederland zijn 35 tot 40 therapeutica, in het veel grotere Duitsland ook, terwijl er wereldwijd ongeveer 120 zijn. Wij hebben dus de grootste dichtheid, en daarmee een soort voorloperfunctie. De patiënten hebben hier veel inspraak, de therapeutica worden van onderaf opgebouwd.”

In de FAG-tijd nam Jos Dries al deel aan het overlegorgaan voor therapeutica en organiseerde hij bijeenkomsten, bijvoorbeeld over hoe jaarverslagen te maken. Maar het was moeilijk om de continuïteit te verzorgen. Hij is blij dat hij nu een nieuwe poging kan wagen. “Therapeutica zijn een jong verschijnsel, ze bestaan pas zo’n dertig jaar. Nu is er genoeg ontwikkeld om verdere stappen te ondernemen. Zij ontwikkelen zich richting een gezondheidscentrum. Hoe kunnen zij ook mensen bereiken die daar komen? Therapeutica hebben bewezen goed werk te doen. Ze zijn deskundig op het gebied van moderne gezondheidscentra, maar hebben ook een aanvullende visie. Voor bepaalde ziektes kan bijvoorbeeld kunstzinnige therapie worden ingezet, wat nieuw is voor gezondheidscentra. Er zijn niet genoeg antroposofische huisartsen, maar wel kunstzinnig therapeuten. Zo kan er integratie van antroposofische geneeskunde in de maatschappij tot stand komen. Zorgverzekeraars tonen interesse, bijvoorbeeld Menzis in Groningen, vanwege de interdisciplinaire samenwerking in therapeutica. Verzekeraars willen samenwerkingsverbanden stimuleren ter versterking van de eerstelijnszorg en ontdekken dat therapeutica dit al van nature hebben.”

Jos Dries ziet nog meer mogelijkheden. Hij wil therapeutica en heilpedagogische intramurale zorgaanbieders bij elkaar brengen. Ze weten nog te weinig van elkaar. “Wat heeft de heilpedagogie als institutionele aanbieder ontwikkeld? Daar werken managers, in therapeutica echter niet, want die zijn te klein en hebben er het geld niet voor. Maar deze professionalisering kan ook voor therapeutica goed zijn. In Noord-Holland zie ik bijvoorbeeld hoe de Raphaëlstichting vanuit het grote naar het kleine toewerkt. Die twee bewegingen moeten elkaar toch ergens tegen kunnen komen.”

In 1991 begon Jos Dries een eigen huisartsenpraktijk. In drie jaar tijd ontwikkelde dit zich tot een therapeuticum. “Mijn taak in de Ledenraad is een vertaalslag te maken naar individuele therapeutica. We gaan ze stap voor stap allemaal bezoeken, gespreid over twee jaar: ik Noord-Nederland, Jelle Zuid-Nederland. Het is anders dan tien jaar geleden. Er is nu e-mail: binnen enkele dagen kregen we al reactie op onze plannen voor 2007 en 2008, dat is heel leuk. Mensen zijn benieuwd en willen uitwisselen. Om maar wat te noemen: hoe hebben anderen zich gemoderniseerd, met welk computersysteem? Artsen gebruiken die al, maar hoe kunnen therapeuten dat ook doen? Er kunnen interessante dingen ontstaan, ook in samenspraak met zorgverzekeraars.”’

Nu bestaat het programma voor 18 april ook uit een gesprek over de organisatieaspecten van een therapeuticum en over een praktijkonderzoek via Hogeschool Leiden naar ‘Optimaal organiseren van antroposofische gezondheidszorginstituten’. Hiervoor zijn Erik Baars en Adriaan Bekman aanwezig.

Van Adriaan Bekman kwam in 2005 het boek Besturen in antroposofische organisaties’ uit:

‘De auteur wil met dit boek een bijdrage leveren aan de gezondmaking van de antroposofische impuls in onze samenleving met daarbij in het bijzonder het verlangen dat de sturing en besturing van antroposofische instituten op een gezonde leest geschoeid kan worden. Daarmee wordt ruimte geschapen voor een verdere ontwikkeling van deze impuls en kunnen nieuwe generaties uit vrijheid zich ermee bezighouden. Het boek is bestemd voor bestuurders en medewerkers van antroposofische instituten, voor door de antroposofie geïnspireerde werkers en voor allen die belangstelling hebben in antroposofische werkpraktijken en zich openstellen voor inspirerende ideeën die vanuit de antroposofie zijn voortgebracht en die een grondslag vormen voor antroposofische initiatieven. Adriaan Bekman adviseert organisaties in binnen- en buitenland, geeft leiding aan IMO Instituut voor mens- en organisatieontwikkeling en doceert aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Christelijke Hogeschool Nederland.’

Het gaat Adriaan Bekman echter niet alleen om antroposofische organisaties. Vorig jaar schreef hij een nieuw boek, over zingeving. Robert Veenstra, voorzitter van het College van Bestuur van CHN, schreef hierover op 4 augustus 2008 op zijn weblog:

‘Adriaan Bekman, lector aan de Stenden Hogeschool te Leeuwarden, vraagt zich af hoe het staat met de bezieling van de Nederlandse samenleving en zijn burgers. Deze vraag heeft hem er toe verleid daarover een boek te schrijven. De titel: “Op zoek naar zingeving in de Nederlandse samenleving”.

Het is een vraag die voortgekomen is uit zijn persoonlijke zorg dat het de Nederlandse gemeenschap, welvarend als nooit tevoren, momenteel mogelijk aan zingeving en zinbeleving ontbreekt. Zijn zorg komt voort uit de waarneming gedurende zijn voortdurende verblijf buiten Nederland, dat Nederland zijn elan en reputatie als een tolerant en vernieuwend land in de internationale gemeenschap aan het verliezen is. Wij worstelen in Nederland met onze maatschappelijke vraagstukken en zijn, zoals hij in dit boek beschrijft, niet voldoende in staat tot zinvolle vernieuwende initiatieven op de vele maatschappelijke gebieden waar dat wel gevraagd is.

Het is tevens een vraag naar de zingeving in ons persoonlijke leven en huidige bestaan in een druk en georganiseerd Nederland. Zijn ontmoeting met velen die zich deze zingevingvraag persoonlijk stellen heeft hem bemoedigd dit boek te publiceren.

Het antwoord dat Adriaan Bekman op deze vraag naar meer bezieling geeft is mogelijk wat ongebruikelijk. Hij komt niet met voorstellen voor allerlei infrastructurele verbeteringen, hij belaagt niet de politiek met allerlei voorstellen, hij legt de verantwoordelijkheid niet bij allerlei instanties en instituten. Zijn antwoord richt zich op het scheppen van zingeving vanuit een persoonlijk initiatief dat genomen wordt om te beantwoorden aan een werkelijke behoefte van de ander. Waar wij de zondag als bezinningsdag hebben afgeschaft, in organisaties de ruimten en tijden hebben weggesaneerd voor bezinning op waar wij mee bezig zijn, daar doet hij een appèl op het leiderschap van ieder individu en zij die verantwoordelijkheid in organisaties dragen deze bezinningsruimten en tijden op een nieuwe manier in te richten. Dat is roeien tegen de stroom in van de steeds efficiëntere oplossingen voor immer lastiger vraagstukken, die steeds meer van onze tijd en energie kosten. Eens stil staan, zich bezinnen, luisteren naar de innerlijke stem gedurende ons hectisch leven geeft een beter aanknopingspunt voor antwoorden op vragen van deze tijd. Vragen naar veiligheid en zekerheid, vragen naar zinvol werk en zinvolle ontmoeting, vragen naar het omgaan met verschillen, de ontmoeting met het onbekende.

Adriaan Bekman (1947) is oprichter en algemeen directeur van IMO, instituut voor mens en organisatieontwikkeling.
Sinds 1 mei 2005 is Adriaan lector Mens en Organisatie aan de Stenden Hogeschool te Leeuwarden.
Bekman geeft leiding aan mens en organisatie ontwikkelingsprocessen in ondernemingen in Nederland, in andere Europese landen en in Brazilië en Rusland. Hij begeleidt mensen en gemeenschappen over hoe zij de vernieuwing en verandering van hun organisatie kunnen realiseren.
Adriaan is docent aan het SIOO en de Baak.
Adriaan Bekman is Chief Development Officer van Innotiimi, een Fins adviesbureau (55 adviseurs) met verschillende Europese vestigingen.
Hij publiceert regelmatig bij uitgeverij Van Gorcum.’

Er is een foto bij geplaatst, met het volgende onderschrift:

‘Stenden-lector Adriaan Bekman presenteert zijn boekje “Op zoek naar zingeving in de Nederlandse samenleving” aan Doekle Terpstra, voorzitter HBO Raad in Den Haag.’

Op de website ‘ScienceGuide’ is over hem nog het volgende te lezen:

‘Vanaf 1978 tot 2004 was Bekman werkzaam als senior adviseur bij het NPI, Instituut voor Organisatie Ontwikkeling. Bekman studeerde bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit en promoveerde in 1998 op het proefschrift “Bewogen Organisaties” aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. (...)

Het lectoraat Mens en Organisatie richt zich op drie onderzoeksthema’s: leiderschap, de organisatie als gemeenschap en de christelijke impuls in werk en leven. De kenniskring komt vijf keer per jaar bijeen om de onderzoekprogramma’s voor deze thema’s af te stemmen en om elkaar daarin van advies te dienen. Deze onderzoekprogramma’s proberen in relatie tot de drie genoemde thema’s organisatiepraktijken en theorie bijeen te brengen. Dat moet leiden tot allereerst regelmatige publicaties en interessante onderzoek en ontwikkelprocessen in geselecteerde organisaties in Nederland en daarbuiten. Er is de mogelijkheid, op verzoek, voor geïnteresseerde docenten, hierin een bijdrage te leveren.

Doel is het samenbrengen en verdiepen van de deskundigheid op dit terrein binnen de hogeschool, zodat een CHN-expertisecentrum voor mens- en organisatiestudies ontstaat. Door studieprojecten en publicaties zal de kenniskring een kwaliteitsimpuls kunnen geven aan het onderwijs van zowel bachelor- als mastersopleidingen. In internationale contacten is gebleken dat de CHN vanwege de specifieke aandacht voor het thema mens en organisatie een eigen inbreng heeft op het gebied van mens, organisatie en maatschappijstudies. Die eigen invalshoek zal door lectoraat en kenniskring verder ontwikkeld worden. Ook zal de kenniskring diensten leveren aan bedrijven en instellingen in de regio die een beroep op haar doen.’

Op de website van zijn eigen IMO staat nog veel meer van en over Adriaan Bekman, zoals enkele artikelen die hij gepubliceerd heeft, onder andere over ‘De methodologie van de evidentie’. Ik denk dat De Digitale Verbreding niet overdrijft, als daarin over de therapeuticadag op 18 april staat:

‘Kortom het belooft een interessante dag te worden.’

Geen opmerkingen:

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)