Het verbinden van antroposofie met actuele maatschappelijke vraagstukken. Dat was de intentie van Bernard Lievegoed (1905-1992). In navolging van deze intentie werd in september 2005 door het toenmalige Heilpedagogisch Verbond (HPV) de Bernard Lievegoed leerstoel aan de Vrije Universiteit voor een periode van vijf jaar ingesteld. ‘De leerstoel stelt het HPV in staat om zorg en hulpverlening vanuit antroposofische instellingen te ondersteunen met wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Naar verwachting heeft dit ook een vruchtbare werking op sociaalpedagogische studies in het hoger beroepsonderwijs.’
In de nieuwste Raat-uitgave nr. 15 (in mei uitgekomen), met een verslag van de Herfstconferentie voor heilpedagogen en sociaaltherapeuten van 25 tot en met 27 oktober 2007, wordt op blz. 43-45 ook een ‘Stand van zaken Bernard Lievegoed leerstoel’ gegeven. Wij zijn daar uiteraard zeer benieuwd naar. Maar ter verduidelijking eerst het volgende uit het voorwoord:
‘Sinds 1979 organiseerde het Heilpedagogisch Verbond (HPV) regelmatig themadagen en iedere twee jaar een herfstconferentie voor medewerkers, ouders en belangstellenden. Van verschillende conferenties en themadagen van het HPV zijn verslagen verschenen in de serie Raat. De activiteiten van het HPV zijn inmiddels overgenomen door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) en het Edith Maryon College (EMC), onder wiens verantwoording deze Raat is uitgekomen.’
De vraag is: hoe staat het er nu, na bijna drie jaar (op het moment van de conferentie zelf twee jaar), voor met deze Bernard Lievegoed leerstoel? Vanwege het informatieve gehalte ervan laat ik de genoemde tekst hier integraal volgen, zonder blikken of blozen, ik heb namelijk geen toestemming gevraagd om deze over te mogen nemen (de tekst is helaas niet op internet te vinden, terwijl het toch goed en belangrijk is om hiervan te weten, vandaar). Er staat niet bij wie dit verslag heeft geschreven, ik vermoed dat Alexandra Buijsman (zij heeft de eindredactie over deze uitgave, samen met Bernard Heldt) hiervoor verantwoordelijk is.
In de samenleving worden de laatste jaren veel processen rond professionalisering ontwikkeld waardoor de regelgeving en standaardisering toeneemt. Door deze ontwikkeling verschijnen er steeds meer protocollen en technische opvattingen over de zorg. Ze hebben het resultaat dat ieder in de zorgverlening hetzelfde moet gaan doen, zowel in Texel, Appelscha als Zutphen.
“Deze gestandaardiseerde zorg lijkt mij een slechte ontwikkeling”, aldus Hans Reinders. “Denk maar aan de HKZ [Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector]. Kwaliteitszorg is tot geschreven papier verworden. Dit kan niet, in de antroposofische zorg al helemaal niet.” Kwaliteit is een eigenschap van mensen, die kun je niet door controlesystemen vervangen. Veel hangt dus af van de vraag wie de zorgverleners zijn, wat hen beweegt en wat ze willen en kunnen realiseren in hun werk. Daarom onderzoekt hij de professionals met de volgende vraagstelling: Wie bent u? Hoe krijgt de antroposofische zorg, professionaliteit en identiteit gestalte in uw werk? Met hulp van anderen werkt hij aan de drie onderdelen van het onderzoek:
1. Pim Blomaard, filosoof en bestuurder van de Raphaëlstichting, werkt aan een proefschrift over vrijheid in de filosofie van Rudolf Steiner. Hij begint vanuit de waarneming dat in het denken over verhoudingen tussen zorgverleners en zorgvragers steeds meer in termen van rechtsverhoudingen worden gedacht. Daarmee domineert in feite het gezichtspunt van zeggenschap en macht. Echter de kern van het werk, zo zegt ook de antroposofische zorg, is de verbinding tussen die twee. Pim gaat uit van de veronderstelling dat het onderliggende probleem met het vrijheidsbegrip te maken heeft. Hoe zit dat begrip in elkaar?
2. Karen Wuertz, cultureel antropoloog, zal samen met anderen de komende twee jaar onderzoeken wat antroposofie betekent voor de professional, de antroposofisch geschoolde managers, behandelaars, begeleiders. Ze zullen interviews houden met kwantitatieve en kwalitatieve vragen. Wat doen ze? Waarom doen ze het zo? In welke elementen komt de antroposofie tot uitdrukking? En dan zullen ze woongroepen van binnenuit beschrijven, vanuit de waarneming. Wat is volgens bewoners en begeleiders antroposofische zorg? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de maaltijd, het werk en de vrije tijd? Wordt er gewerkt vanuit de constitutiebeelden en de opvatting dat het bestaan van cliënten een doel heeft? Truida de Raaf zal met enkele studenten van de SPH-opleiding aan Hogeschool Leiden assisteren bij dit onderzoek.
3. Hans Reinders, theoloog, onderzoekt de volgende vraagstelling: Heeft tegenwoordigheid van geest te maken met de geestelijke wereld? En kunnen we uitleggen wat dat is? Het is een manier van aanwezig zijn. De euritmiegroep Zilt verwoordde het doel van de euritmie als: presentie van de geestelijke wereld. Presentie is echter niet hetzelfde als representatie. Representatie vindt plaats door middel van ideeën (theorieën), maar ook door symbolen, rituelen. Bijvoorbeeld de jaarfeesten, handelingen en spreuken vertegenwoordigen iets. Net als de verhalen die vertellen over hoe de wereld in elkaar zit. Daarmee leef je deze realiteit nog niet, ben je nog niet present.
Hoe wezenlijk is het voor de antroposofische zorg dat er uiterlijke dingen, zoals spreuken en jaarfeesten zijn? Dat is een intrigerende vraag. Is het nodig deze inhoudelijke kennis en uiterlijke vormen te handhaven of zouden ze ook afgeschaft kunnen worden? Dit is een spanningsveld waar alle religieuze stromingen mee te maken hebben. Wat is er voor nodig om de volgende generatie met de boodschap te bereiken? Hans wil met een spiegel gaan rondlopen, om te laten zien: “dit zijn jullie”. De resultaten van het onderzoek moeten in beleidsinstrumenten uitmonden. Daar ideeën voor aan te dragen is de taak van Hans Reinders en Pim Blomaard.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten