Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zaterdag 19 juli 2008

Oorsprong

De uitspraken, overdenkingen en beweringen van Jeroen Lutters ten aanzien van de Vrije Hogeschool die ik gisteren aanhaalde, kunnen afgezet worden tegen de woorden van de oprichter van de Vrije Hogeschool, Bernard Lievegoed. Over het ontstaan hiervan schreef Lievegoed in 1982 in het boekje ‘De Vrije Hogeschool. Tien jaar ervaringen. Perspectieven voor de toekomst’. Mede-auteurs waren Jan Vis, Rinke Visser, Doorlie Gerdes, Ernst Amons, Ate Koopmans en Cees Zwart: ieder nam een eigen hoofdstuk voor zijn rekening. Aan het eind van het boekje stond ook een ‘Overzicht van cursussen en activiteiten’ en ‘Organisatie en adressen’.

In het openingsartikel ‘Tien jaar Vrije Hogeschool’ begint Bernard Lievegoed met: ‘Het begin van de conceptie van een propaedeutisch jaar ontstond bij ondergetekende in de jaren 1954-1964, in de tijd dat naast een onderwijstaak ook de functie van studentenpsychiater aan de Rotterdamse Economische Hogeschool werd vervuld.’

‘Reeds toen ontstond de behoefte te zoeken naar een weg om profylactisch te kunnen werken, niet achteraf ná studiekeuze en ná studieproblemen. De ervaringen werden verdiept in het propaedeutisch jaar, dat in de beginnende Technische Hogeschool te Enschede kon worden ingericht, doch langzamerhand groeide het besef: wil hieraan iets worden gedaan, dan zal er een situatie geschapen moeten worden waarin studiekeuze en studievoorbereiding centraal staan.
In een gesprek over deze materie met de toenmalige staatssecretaris en de minister van Onderwijs (Veringa) kwam van deze zijde de suggestie om een bijzondere instelling van wetenschappelijk onderwijs te creëren, gebruikmakend van de artikels 144/145 van de wet op het wetenschappelijk onderwijs. Tenslotte, zo werd gezegd, zijn meerdere instellingen voor wetenschappelijk onderwijs op deze wijze gestart (Rotterdam, Tilburg, V.U. Amsterdam, K.U. Nijmegen).
Dit gesprek, eind jaren zestig, heeft vorm gegeven aan het initiatief: Vrije Hogeschool, bijzondere instelling van wetenschappelijk onderwijs.’ (blz. 7-8)

Een kleine tien jaar later komt in ‘Het oog van de naald. Bernard Lievegoed over zijn uiterlijke en innerlijke strijd. Een vraaggesprek door Jelle van der Meulen’ uit 1991 (een jaar voor Lievegoeds dood) de oprichting van de Vrije Hogeschool opnieuw ter sprake (op de blz. 71-73).

‘In 1971 volgde de oprichting van de Vrije Hogeschool te Driebergen. Net als bij het NPI zat daar een esoterische en een exoterische kant aan. De exoterische was dat ik tien jaar lang op verzoek van de curatoren van de Economische Ho­geschool te Rotterdam studentenpsychiater ben geweest. In die tien jaar gaf ik één dag per week college en één dag hield ik daar spreekuur voor de studenten.
Ik kreeg daar te maken met studenten die in het derde of vierde jaar tot de ontdekking kwamen dat ze een ver­keerde studie hadden gekozen. Daardoor raakten ze in in­nerlijke problemen verzeild, depressies, hopeloosheid... (...)
Voor de eerstejaars ben ik toen colleges gaan verzorgen over: studeren en student zijn. Zalen met duizend studen­ten ... Na een half jaar gaf ik de moed op. Praten met duizend mensen tegelijk, dat ging niet. Toen is het idee ontstaan van een propedeutisch jaar voor studenten. Dat leidde uitein­delijk tot de inrichting van zo’n jaar in Twente aan de Tech­nische Hogeschool daar, en later in het kader van de Vrije Hogeschool in Driebergen. Dat jaar bestaat nog steeds.

Het andere was dat ik dacht: we zijn met de antroposofie doorgedrongen in het kleuteronderwijs, het lagere onder­wijs, het voortgezette en middelbare onderwijs, maar nog niet in het hogere onderwijs. We hebben de mensen, mis­schien niet om hele faculteiten te bemannen, maar wel om een begin te maken. In 1956 had Zeylmans een begin ge­maakt door een psychologische faculteit te starten voor stu­denten uit Leiden en Delft, ondanks het feit dat er niet voldoende docenten voor waren. Het is niet gelukt. Ik wilde met die ervaring in mijn achterhoofd niet meer doen dan we werkelijk konden waarmaken. Nu is de situatie zo dat er aan de Vrije Hogeschool ook allerhande post-doctorale cursussen worden gegeven die beschouwd kunnen worden als een kiem voor iets groters.

We hebben nu twintig jaar Vrije Hogeschool achter de rug. Als je ziet hoeveel van die meer dan tweeduizend stu­denten actief zijn geworden in de antroposofische bewe­ging ... Niet dat wij hen die antroposofie hebben opgedron­gen, want dat is niet zo, maar die studenten zijn tijdens dat propedeutisch jaar wakker geworden.
Er moeten steeds meer van dat soort instituties worden geschapen, waar jonge mensen, die aan het eind van deze eeuw en aan het begin van de volgende eeuw de grote geestesstrijd moeten voeren, wakker kunnen worden. Er is in het huidige onderwijs een enorme culturele en geestelijke armoede. Daarom moet eerst de horizon breder worden gemaakt, vóór die studenten zich op een studie storten. Het historisch bewustzijn, het cultureel bewustzijn, een elemen­tair inzicht in de psychologie van Freud, Jung en Assagioli ... dat zijn heel belangrijke dingen als fundament voor latere bewuste keuzen.

Is de Vrije Hogeschool na twintig jaar niet toe aan de inrichting van enkele faculteiten?
Die deur staat nog steeds open. Er is inderdaad veel veran­derd in die twintig jaar. De huidige rector Cees Zwart heeft voor het curatorium een aantal hoogleraren weten te vinden ­die ook antroposoof zijn. Ik geloof inderdaad dat de Vrije Hogeschool zo langzaam aan in een nieuwe fase komt. De vraag is natuurlijk wel hoe je dat vorm moet geven. Bo­vendien is er nog het financiële vraagstuk. De hele Vrije Hogeschool drijft op het geld dat jaarlijks wordt binnengebracht door zo’n honderdtwintig studenten. Subsidie is er niet.’

Een derde bron is het interview dat Lievegoed gaf in november 1973 aan de Geneeskundige Gids (vierde jaargang, nummer 11, herdrukt in Bernard Lievegoed, ‘Lezingen en essays 1953-1986’. Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist 1987). Het staat er niet bij wie hem interviewde, maar ik vermoed dat dit Hugo Verbrugh is geweest. Het is dus vlak na de oprichting van de Vrije Hogeschool in 1971 gehouden, waarvan Lievegoed in 1982 afscheid nam als rector.

‘De werkende jeugd heeft altijd mijn belangstelling behouden. Van 1967-1969 kon ik als voorzitter van de departementale commis­sie meewerken aan het ontwerpen van een nieuwe onderwijsvorm voor deze zeer grote groep jeugdigen: het zogenaamde participatie­onderwijs, waarin vorming en vakopleiding verenigd worden. Het is mijn overtuiging dat elk mens recht heeft op voor zijn aanleg passend onderwijs tot het achttiende jaar.

Ondertussen had men mij aan de Economische Hogeschool (thans Erasmus Universiteit) in Rotterdam gevraagd studentenpsy­chiater te worden. Dat was toen iets nieuws en ik leerde in dit werk de problemen van de studenten kennen, zoals vereenzaming, foute studietechniek, het vermoeden van een verkeerde studiekeuze, vaak pas in het derde of vierde jaar, homofilie, waar je in die tijd nog niet over kon spreken, en dergelijke. Echt psychiatrisch werk was er maar weinig; ik heb een enkele maal een beginnende schizo­frenie gehad, maar de voornaamste problemen hingen met de stu­die samen. 80 tot 85% van de gevallen die bij mij kwamen, waren doodeenvoudig studiemoeilijkheden, vereenzaming, verkeerde studiekeuze. Ik kreeg al gauw het gevoel: “Daar moet wat aan te doen zijn” en ik dacht: “Wat is het inefficiënt, je moet met al die jongens apart zitten praten. Zou het niet veel efficiënter zijn als men dat in grote groepen kon doen?” Nu leende zich de Economische Hogeschool daar toen helemaal niet voor. Ik had wel mijn eigen kamertje, dat was het togakamertje, daar was net plaats voor een heel klein bureautje en twee stoelen. Ik had gezegd: “Geef het me maar, dan heb ik tenminste mijn eigen spreekkamer,” want alle an­dere kamers had je met vier hoogleraren samen en dan moest je dus met elkaar afspreken wanneer je daar zat.

Toen kwam in 1963 tot mijn verbazing de vraag van minister Cals of ik bereid was om aan de nieuwe Technische Hogeschool in Twen­te de studierichting maatschappijwetenschappen op te bouwen. Ik dacht: “Dan kan ik een deel van mijn idealen verwerkelijken.” Een van mijn idealen was een algemeen propaedeutisch jaar, zodat een werkelijk definitieve keus aan het eind van dat jaar mogelijk zou zijn, waardoor dus een stuk sociale emotionele weerbaarheid opge­bouwd werd, horizonverwijding, waarin sociale vaardigheid geleerd zou worden, kennismaking met wat er allemaal aan mogelijk­beden bestond om in de loop van dat jaar tot een verantwoorde keuze te komen. Dit propaedeutisch jaar is nog altijd aanwezig, zij het niet meer helemaal in zijn oorspronkelijke vorm. Het tweede ideaal was het experiment van de campus, waar ik mij erg voor ingezet heb, en het derde was het opbouwen van het programma van de maatschappijwetenschappen. Het vierde was dat ik vanaf bet begin besloten had om een afstudeerrichting “bedrijfskundig in­genieur” op te richten. Dat is me gelukt. In 1969 hebben we daar de toestemming van de minister voor gekregen, zelfs vóór Rotterdam en Delft. Dit is een groot succes geworden. Deze periode heb ik afgesloten toen ik 68 jaar werd.

De TH-Twente knoopte dus aan bij mijn studentenpsychiater­schap te Rotterdam, maar ik had er gezien dat je een dergelijk plan toch niet uit kunt voeren aan een volledige universiteit, waar zoveel hoofden en zoveel zinnen zijn en zoveel tegenstrijdige belangen. Ik had het gevoel: “Dat moet opnieuw geprobeerd worden.” Zo begon de Vrije Hogeschool. Eerst heb ik een brochure geschreven en toen heb ik dat zo maar eens rondgestuurd. Ik dacht: “Ik zal maar eens wachten wat daar op komt. Als het plan goed is komt er ook geld. Dat is mijn vaste overtuiging. Als er geen geld komt, is voor mijn gevoel het plan niet goed.” En zie, er kwam geld. Een paar mensen die geld aanboden, een stichting die geld aanbood, particulieren die geld aanboden, kleine bedragen, grote bedragen, schenkingen en leningen tegen een hele lage rente. Het was de opzet dat wij eerst ons bestaansrecht wilden bewijzen alvorens bij de overheid aan te kloppen. Bovendien zou de belofte van steun van de overheid en/of subsidiëring een veel te wankele basis zijn in verband met de budgetteringsproblemen. Bovendien heb je dan, ook al ben je experimenteel, toch niet die beweeglijkheid die je moet hebben.

Wij hadden net als toen met dat propaedeutisch jaar in Twente een ontwerp van een jaarprogramma gemaakt, eenvoudig vanuit de ervaring, met de doelstelling om jongelui die eindexamen gedaan hebben en die nog niet weten wat ze nu eigenlijk zullen gaan stude­ren, de gelegenheid te geven gedurende een jaar een stuk algemene ontwikkeling door te maken, een stuk persoonlijkheidsontplooiing te krijgen. Ze kunnen een aantal studietechnieken oefenen en er is zeer veel tijd beschikbaar voor studiekeuzevoorlichting, ontmoe­tingen met mensen die in een bepaalde richting werkzaam zijn. Zo­dat ze aan het eind van dat jaar een gemotiveerde keuze gedaan hebben en voorbereid zijn, zodat ze, wat wij noemen, “universiteits­weerbaar” geworden zijn. Ze hebben dan geleerd een project aan te pakken. Ze hebben geleerd hun werk te evalueren enzovoort. Ze zijn een stuk rijper geworden. Ze gaan dan aan een of andere acade­mie of universiteit studeren en weten wat ze willen.’
(‘Lezingen en essays 1953-1986’, blz. 20-22)

Update 25 juli: ook hier heb ik nu de tekstblokken met uitvoerige citaten laten inspringen.

1 opmerking:

Anoniem zei

es ist immer wieder erstaunlich, was ein einzelner bewirken kann, wenn er von etwas überzeugt ist

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)