Hij schrijft dat hij zich in jonge jaren na zijn vrijeschooltijd ook met verschillende richtingen van de esoterie heeft beziggehouden. Maar dit heeft hij op een gegeven moment toch weer losgelaten.
‘Vanuit de universiteit kreeg ik echter volstrekt ander soort denkbeelden mee (vooral veel postmodernisme en later ook het “postkolonialisme” als ik het zo kan omschrijven, gezien mijn interesse voor hedendaagse kunst en cultuur uit de niet-westerse wereld). Ik ben me ook veel meer daarop gaan richten en heb de esoterie gelaten voor wat die was. Uiteindelijk vond ik het ook veel te megalomaan en, wat betreft de antroposofie, een idee als bijvoorbeeld de Aarde Evolutie en het bestaan van Wortelrassen (en ik verwar deze niet met de huidige mensenrassen, al blijf ik erbij dat het wel wat met elkaar te maken heeft, zie Blavatsky en overigens ook Steiner) werd voor mij een regelrechte absurditeit.’
Herinneringen aan zijn vrijeschooltijd kwamen weer boven toen medio jaren negentig antroposofie in opspraak raakte vanwege racisme. Alle publiciteit daarover liet hem niet onberoerd.
‘Vooral het denken in analogieën (nacht=zwarte ras, ochtend =Aziaten, dag=blanke ras, avond=indianen) was voor mij een schok van herkenning, al had ik het zelf nooit meegekregen dat dit soort modellen ook op mensenrassen werden geprojecteerd. Maar het antroposofisch wereldbeeld (overigens net zo goed andere esoterische denksystemen, maar bijvoorbeeld ook de astrologie) hangen aan elkaar van analogieën, in plaats van causaliteiten. Wat ik hiermee bedoel is dat in de antroposofie het hermetische principe wordt toegepast, het “zo boven zo beneden” beginsel. Krachten en verhoudingen die in de macrokosmos werkzaam zijn, bijvoorbeeld de sterren of de loop van de planeten, zijn ook aanwezig in de microkosmos, bijvoorbeeld de levensloop van de mens, en in het geval van de antroposofie, de mensenrassen. Steiners “de Volkszielen” is gebouwd op analoge causaliteiten of Hermetische “zo boven, zo beneden” redenaties. Zoals Steiner zijn rassenleer in astrologische termen heeft gegoten (...)’
Steen des aanstoots is ‘Die Mission einzelner Volksseelen im Zusammenhang mit der germanisch-nordischen Ideologie’; hiervan volgt, in aanvulling op zijn vorige artikel, een interpretatie van uitvoerige citaten. Met als conclusie:
‘Laten we dus vaststellen dat er wel degelijk sprake is van rassenleer en wel volgens een zeer doordacht en consequent model, al zijn de grondslagen van dat model regelrecht absurd te noemen volgens iedere “normale” logica. Fysionomie, astrologie, geografie en huidskleur, alles samengebracht tot een geheel. Hoe “mooi” de theorie ook in elkaar lijkt te zitten, deze manier van redeneren staat haaks op iedere vorm van academisch of filosofisch redeneren in de wetenschappelijke traditie, zoals die sinds Descartes gebruikelijk is. Dit plaatst de antroposofie ook buiten de wetenschap, hoezeer er in antroposofische kring wordt gesproken van “wetenschap”. Correcter is het om te zeggen dat het om een geloof gaat, al wil ik mij hier niet uitspreken over de mogelijkheid tot schouwen in de Hogere Werelden, zoals Rudolf Steiner zijn ‘Geesteswetenschap’ heeft omschreven (vooral Steiners ‘Wetenschap van de Geheimen der Ziel’ is op dit gebied zeer onthullend). Het gaat mij er hier overigens niet om, om een uitgebreide beschouwing te houden over wat wetenschap is en wat niet (dat is filosofisch nogal complex en voert dus wat ver), maar ik denk dat de vaststelling dat de antroposofie vooral een “geloof” is en geen “wetenschap” hier volstaat.’
Even later spreekt Floris Schreve zich zo mogelijk nog duidelijker uit:
‘De algemene generalisaties en de welhaast monolithische voorstellingen van niet alleen “rassen” maar ook “culturen” zijn een gruwel voor iedereen die vandaag de dag een beetje geschoold is in een historische of cultuurwetenschap. Ook in de culturele antropologie is dit soort etnocentrisch, laat staan racistisch denken (want dat is het) terecht volstrekt uit den boze. De hele theorie van de rassen, maar ook de cultuurperiodes kan wat mij betreft afgedaan worden als negentiende eeuwse eurocentrische rassenwaan, maar helaas tot op de dag van vandaag wordt het binnen sommige antroposofische kringen verkocht en beleden als een diepe mystieke en essentiële waarheid.’
Ook komt hij opnieuw te spreken over De Brug, een antroposofisch tijdschrift uit België, dat op internet zeer ruim is vertegenwoordigd. De vorige keer heeft hij de artikelen uit deze hoek al als volstrekt onder de maat beoordeeld; dat wordt dit keer niet minder. Het gaat er daar zo woest aan toe, dat dit tot een goed advies aanleiding geeft:
‘het lijkt mij genoeg reden voor de gemeenschap der antroposofen om zich definitief van tijdschrift de Brug te distantiëren. (...) Waarom zegt niemand uit antroposofische kring hier iets van?’
Helemaal aan het slot vat hij zijn bezwaren nog een keer samen:
‘Wat mijn probleem met de antroposofie is, is dat het zich allerlei uitspraken permitteert over onbewijsbare grootheden, met een air en een pretentie alsof het de universele waarheid is. Nu doen ook alle religies dat, maar erken dan tenminste dat de antroposofie geen wetenschap is maar een geloof. En voor als je er in kan geloven (en dat kan ik niet meer) waag je dan niet aan allerlei theorieën en uitspraken over rassen, homoseksualiteit (zijn ze bij de Brug heel goed in), over hoe de geschiedenis in rigide sjablonen van cultuurperiodes is in te delen, over de geschiedenis van de aarde, etc.
Ik zie ook wel de goede dingen (bepaalde kanten van het onderwijs en ik ben ook zeker voor ecologische landbouw), maar wat betreft het duiden of classificeren van rassen en culturen en de megalomane visie op de geschiedenis zijn voor mij persoonlijk eren.’
(Hier is blijkbaar iets weggevallen, ‘zijn voor mij persoonlijk moeilijk te verteren’ bijvoorbeeld, maar evengoed is duidelijk wat hij bedoelt.)
‘Ook van dit soort koloniaal gedachtegoed is de antroposofie doordrenkt, zij het dat er een dikke esoterische saus overheen is gegoten, verpakt in een universele en eeuwig geldende kosmologie. Het zou interessant zijn om dat te doorbreken, dan kan de antroposofie zich ook van het racisme bevrijden. Want dat racisme duikt constant in verschillende vormen op.
Ik denk dat dit het probleem is, hoewel het door Geuljans geopperde “ethisch individualisme” wellicht een uitweg biedt. Verder is het in verschillende antroposofische uitingsvormen, in talloze gedaantes, telkens weer raak. De vorm is vaak verschillend, maar de inhoud is steeds dezelfde. Of het nu gaat om de mysterieuze op astrologie en aardkrachten gebaseerde rassenleer van Rudolf Steiner in de Volkszielen (en dat is wel de bron), het kwakkelende betoog voor “rasbewustzijn” van Maarten Ploeger ( zwabberend tussen Senghor en Wounded Knee, waarvan hij de eerste niet begrepen heeft en van het tweede de feiten niet kent), het gezwam van meneer Wiechert over Ajax en wederom Wounded Knee, de agressieve vlucht naar voren methode van de auteurs van de Brug die er allerlei neo-nazi elementen bij sleuren (David Irving), of de kruidenvrouwtjespraat van Mellie Uyldert over het Jodendom en de concentratiekampen; keer op keer steekt het racisme de kop weer op. Dat is precies het probleem, en dat maakt voor mij de antroposofie onverteerbaar en uiteindelijk verwerpelijk. Ik denk dat aan dat racisme probleem echt iets gedaan moet worden. (...) als we wederom de oogst van het bovenstaande eerlijk onder ogen durven te zien lijkt mij een discussie niet meer dan normaal. Maar deze zal vooral door de antroposofen zelf gevoerd moeten worden, want een antroposoof ben ik niet.Nu heb ik zelf geen hekel aan antroposofische mensen en ik meen te weten dat er genoeg rondlopen die dit probleem eigenlijk ook verschrikkelijk vinden, maar het probleem blijft als er niet een keer een gemeende en verinnerlijkte verandering optreedt. En de plaat van het verkeerd citeren, uit de context halen, etc. is langzamerhand wel grijs gedraaid. De tijd van de ontkenningsfase lijkt me nu wel voorbij.’
Nu wil de lezer natuurlijk weten wat ikzelf hiervan vind. Stem ik volledig met Floris Schreve in, ik haal hem hier immers zonder commentaar aan? Nee, dat hoeft helemaal niet. Ik zie genoeg punten waarop een discussie gevoerd kan worden. Dat kan ook al blijken uit hetgeen ik van hem heb geciteerd. Maar dat vraagt nog wel nader onderzoek, om met een gedegen reactie te kunnen komen. Dat vraagt ook tijd. Ik ga mezelf misschien herhalen: is er niet iemand anders die een reactie klaar heeft? Van Paul Heldens is die niet meer te verwachten helaas. Maar van wie dan wel?
2 opmerkingen:
Michel,
Ik vermoed dat er al zo veel in rondjes is gelopen wat Steiner en racisme betreft, dat er door inslijping ondertussen al wel een tunnel tot aan de andere kant van de planeet is ontstaan.
Maar toch een opmerking over het stuk van Schreve (en daarvoor heb ik eerst een stuk van mijn eigen blog gepikt)
Wanneer het echter over de steinerscholen en de kritiek daarop door twee academici gaat, put Schreve voor zijn argumentatie uit zijn eigen ervaring als lagereschoolleerling op een steinerschool. De twee academici, Zondergeld en Van der Tuin, hebben het over het ingieten van occulte zaken in kinderen.
Van der Tuin en Zondergeld:
De leerlingen krijgen een totaalpakket aangeboden, waaraan zij zich nauwelijks kunnen onttrekken. Een onderwijspakket, waarin geloof in reïnkarnatie, karma (Indisch noodlot), aura (onzichtbare uitstraling van ieder mens als ‘tastbaar’ bewijs van zijn geesteslichaam) en allerlei andere totaal onbewezen occulte zaken langzaam maar heel zeker de kinderen wordt ingegoten’ (p. 49.)
Floris Schreve treedt vervolgens Van Manen gedeeltelijk bij.
Hans Peter van Manen zegt in ‘Antroposofie ter discussie’ terecht: ‘Dit is van a tot z de allergrootste kolder. De enige vraag zou kunnen zijn wie dit uit zijn duim heeft gezogen: de auteurs of een kwaadwillende informant’ (p. 47).
Schreve: Hierin moet ik van Manen gelijk geven, als ervaringsdeskundige kan ik mij niet herkennen in het bovenstaande beeld. Zonder meer een punt voor van Manen.
Maar dan vervolgen Zondergeld en van der Tuin: ‘Ook het geschiedenisonderwijs- voor zover dat volgens de voorschriften van Steiner gegeven wordt en dat is volgens ons onderzoek niet altijd het geval- kenmerkt zich door de meest onwaarschijnlijke onzin. Atlantis heeft een miljoen jaar bestaan. Een reeds lang en breed achterhaald bijgeloof dat ook door Mellie Uyldert wordt aangehangen, die zich daarbij beroept op nazi-historicus/charlatan Hermann Wirth’ (p. 49).
En nu het meest interessante, over deze laatste passage zwijgt van Manen, terwijl het in de direct opvolgende zin staat. Dit laatste is namelijk wel waar. Dat van die Nazi historicus en Mellie Uyldert weet ik niet direct (het medium Mellie Uyldert is een beruchte randfiguur binnen de Nederlandse antroposofie, die de Holocaust ‘kharmisch’ weet te rechtvaardigen omdat ‘Joden er zijn om te lijden’ en van ‘Christus stierf voor ons en zij sterven nog steeds met hem mee’, kom ik later op terug). Maar dat je leert dat Atlantis heeft bestaan klopt, zeg ik wederom als ervaringsdeskundige (al ligt de bron daarvan natuurlijk bij Steiner zelf en niet bij een of andere Nazi-historicus, al wil ik meteen geloven dat Mellie Uyldert zich daar maar al te graag op beroept). Zo begon mijn eerste periode geschiedenis in de vijfde klas van de lagere school. Over Manu die het verzinkende Atlantis wist te ontkomen en de beschaving naar het oude India bracht.
Een voorbeeld van manipuleren, vindt Schreve, want volgens hem had Van Manen ook kunnen zeggen:
Wat zij (nvdr. Zondergeld en Van der Tuin) over occultisme op school uitkramen is van a tot z de grootste kolder, maar wij leren onze kinderen wel over het bestaan van Atlantis. Wij antroposofen geloven namelijk dat Atlantis heeft bestaan, zoals Rudolf Steiner dit talloze malen uiteen heeft gezet in oa zijn ‘Akasha Kroniek.
wat zeg ik daarop? Dat het geen kolder is. Zeker niet voor wie zich verdiept heeft in de door Steiner ontwikkelde ‘menskunde’ en de toepassing ervan in de pedagogie. Occult betekent niet voor niets ‘verborgen’. En de meeste kinderen nemen wat volwassenen aanbieden voor vanzelfsprekend.
Op verscheidene plaatsen (onder andere in 'Opvoeding van het kind in het licht van de antropsofie', basiswerkje)spreekt Steiner over het overbrengen van geloof via de overtuiging van de leraar op de leerling waardoor deze ook tot overtuiging kan komen.
Wel: is dat geen ingieten van geloofszaken? Of om het letterlijk met Steiner te zeggen: '...dit geloof gaat als een geheimzinnige stroom van spreker op toehoorder over...'
En wat gebeurt als kinderen niet overtuigd geraken?
Groeten
Ramon
Beste Michel,
We zijn ondertussen een maand verder, maar er is dan toch iemand die volgens mij de handschoen heeft opgenomen (om op je laatste vraag in bovenstaand artikel in te spelen). Op mijn site is namelijk een nu al meer dan 40 reacties (vreemde tijdseenheid) durende discussie aan de gang die doet hopen dat er een antwoord gaat komen op enkele stellingen die Floris Schreve poneert.
Er zit beweging in, dat is al iets.
Groet
Ramon
Een reactie posten