Nu was mijn oog in het blad gevallen op dit onderwerp, getiteld ‘Michael Pollans Open Brief’:
‘Geen Amerikaanse president is in zijn eerste honderd dagen met zulke hoge verwachtingen op voedselgebied begroet. De Amerikaanse journalist Michael Pollan schreef Obama een lange Open Brief. Een dringende oproep om een halt toe te roepen aan de jarenlange subsidiëring van maïs en fastfood, en een verzoek om de gezondmakende krachten in de Amerikaanse samenleving een steuntje in de rug te geven. Michael Pollan vertelt over het ontstaan van zijn befaamde Open Brief.’
Dit had ik ook gesignaleerd op 12 februari in ‘Een Groot Idee’. Maar het interessante is nu dat VA-hoofdredacteur Bart Hommersen een reactie naar NRC Handelsblad had ingestuurd naar aanleiding van de column van Louise Fresco over Pollan (ook in mijn eerdere weblogbericht te vinden en te lezen). De link met ‘Louise Fresco’s column in de NRC over een sympathieke, misleidende goeroe’ leidt verder naar deze reactie. Want daar staat dit, onder de titel ‘Een sympathieke misleid(st)er’:
‘Na de verkiezing van Barack Obama schreef voedseljournalist Michael Pollan een Open Brief aan de nieuwe Farmer in Chief: een oproep tot transformatie van de Amerikaanse voeselproductie. Aan de vooravond van Pollans bezoek aan Nederland schreef Louise Fresco een column in NRC-Handelsblad over een “sympathieke, misleidende goeroe”. VA stuurde de volgende ingezonden brief naar de NRC, die op verzoek van de redactie tot 300 woorden werd teruggebracht maar uiteindelijk niet werd geplaatst.’
Wat volgt is de ingezonden brief van 900 woorden. Daar staat een heleboel in, dus ik kan me voorstellen dat de redactie vroeg deze in te korten (die ingekorte versie is hier ook opgenomen). Maar het is zonde om hem niet in zijn geheel te lezen. Dus volgt hij onbelemmerd en onbekommerd hier:
‘Wie in Fresco’s column (“Een sympathieke, maar misleidende guru”) op zoek gaat naar de misleidingen en demagogie waar de auteur en hoogleraar Journalistiek uit Berkeley, Michael Pollan, in zou grossieren krijgt allereerst een proeve van eigen kunnen. We krijgen te horen dat Pollans universiteit “niet toevallig” in Berkeley kan zijn gelegen, omdat de “tegenbeweging uit de jaren zestig” aldaar experimenteerde met “spannende combinaties als boeddhisme en brood bakken” en er dus “alle reden is Pollan serieus te nemen.”
Fresco blijkt te weten waarom Pollan zo populair is. “Hij appelleert aan het romantische beeld van het ouderwetse platteland.” En voor wie niet op eigen kracht kan bedenken hoe verschrikkelijk dit stigma is: “Het verlangen naar het voedsel en de samenleving van vroeger is ten diepste egocentrisch.”
Het is alsof Michael Pollan voor Fresco het schrikbeeld symboliseert van iemand die niet van de tijd is en de verworvenheden van de landbouw terug zou willen schroeven, richting vooroorlogse prehistorie (En nu even de ogen uitwrijven: “waar dieren weer het land bewerken”). En dan volgt een litanie van schimpscheuten over diens “kortzichtige” ideeën die boeren tot “zwaar werk en armoede” zullen veroordelen en groente en fruit tot een privilege van de rijken zullen maken.
We nemen het voorbeeld van East New York, een buurt in Oost-Brooklyn, waar in het huidige tijdperk met zijn “geweldige vooruitgang op gebied van hygiëne en voedselsamenstelling” (om Fresco nog maar eens aan te halen) op elke hoek een fastfoodtent zit, maar verse groenten niet te krijgen zijn.
In deze wijk van New York, zoals de New-Yorkse journalist Bill Moyers eind 2008 duidelijk maakte, is er in een straal van vele kilometers geen supermarkt te bekennen. Wie een groente wil kopen, moet zijn heil vele kilometers verderop zoeken.
Sinds kort is er op zaterdag echter een boerenmarkt. Een van de duizenden die er de afgelopen jaren landelijk zijn bijgekomen. “Met een prachtig aanbod aan verse kruiden, groenten en vis.” Groenten en fruit afkomstig van toeleveranciers net buiten de stad en voor een deel afkomstig uit een opgeknapt stuk land binnen de eigen buurt dat van een soort vuilnisbelt is omgetoverd in een groene oase, zoals Moyers tevreden vaststelt. Elke zaterdag wordt er een verse voorraad kruiden, oregano, boerenkool, bonen en bieten geoogst. Voor een appel en een ei kunnen buurtgenoten hun eigen stukje land bijhouden.
Bill Moyers: “Er is sprake van een gezondheidscrisis in East New York. Een op de zes volwassenen kampt met diabetes – bijna twee keer zoveel als het gemiddelde in de hele binnenstad van New York. Bijna een op de drie mensen kampt met overgewicht. De belangrijkste oorzaak van voortijdige sterfte: hartproblemen. In tien jaar tijd is het aantal mensen dat hiervoor medisch behandeld wordt met 35% gestegen.” In dit licht bestempelt Moyers de beschikbaarheid van goed voedsel als een kwestie van leven en dood. Meer in het algemeen: “Er is sprake van een crisissituatie als het gaat om de beschikbaarheid van vers voedsel in Amerikaanse binnensteden.”
Het pleidooi voor meer ‘locaal’ voedsel is aan Fresco niet besteed. Volgens haar vergeten we de stedelijke armen. “We” worden in het algemeen ook helemaal niet ongezonder, weet Fresco, om het vervolgens te doen voorkomen alsof het voorkomen van voedingsgerelateerde chronische ziekten een relatief probleem is dat serieuzer lijkt dan het is door het afnemen van de sterfte aan infectieziekten. Zouden statistieken in Amerika dan niet kloppen? Is het aantal diabetespatiënten in de VS in de afgelopen 25 jaar dan niet verdrievoudigd?
De realiteit is dat in de Amerikaanse landbouwpolitiek, zoals Obama recentelijk nog aanstipte miljarden aan belastinggeld weglekken naar grote industrieel werkende boeren, terwijl familiebedrijven de grootste moeite hebben het hoofd boven water te houden. Een van de politieke discussiethema’s op dit punt is het door elkaar lopen van politiek en agro-industriële belangen in Washington.
Waar het om gaat is dat de Amerikaanse landbouwpolitiek zwaar inzet op het financieel ondersteunen van slechts een handvol landbouwgewassen (soja, mais, rijst, tarwe), met een trits aan neveneffecten. In plaats van grass-fed runderen, om een voorbeeld te noemen, zet Iowa zwaar in op de productie van fastfoodingrediënten, omdat de subsidie daar heengaat. Een op de drie Amerikanen heeft last van zwaarlijvigheid. En de Amerikaanse landbouw zet zijn kaarten op maïs en soja, alsof er sinds Nixons landbouwminister Earl Butz (die op zijn oude dag overigens ook zo geërgerd kon raken door alles wat riekte naar organic en local) niets in de VS is veranderd.
De Amerikaanse landbouw is een landbouw die gesubsidieerde maïs en soja omzet in goedkope, maar tegelijk uitermate winstgevende “burgers, chops, and kipnuggets”. In de woorden van Pollan: “We zetten maïs om in fructoserijke maïssiroop om frisdranken mee te zoeten. We zetten maïs en soja om in goedkoop bio-industrieel vlees. Van soja maken we verder gehydrogeneerde sojaolie, waar we alle fastfood in bereiden, berucht vanwege de schadelijke transvetzuren. Feitelijk subsidiëren we in Amerika fastfood.”
Berkely, door Frecso fijntjes neergezet als bakermat van “spannende combinaties van boeddhisme en broodbakken” kent ook een buurt als East New York. West Oakland genaamd. In de woorden van Pollan: “West Oakland is een wijk die zo’n 26 gemakswinkels en drankenzaken telt die verpakt voedsel verkopen, en niet één supermarkt. Ook hier geen mogelijkheid aan verse producten te komen. Het zou kunnen dat je in zo’n gemakswinkel wat uien of aardappelen kunt kopen, maar daarmee heb je het wel gehad. En ja, de buurt zit vol fastfoodtenten. Een complete versvoedselwoestijn.”
Zo simpel kan het zijn: een pleidooi voor meer lokaal geproduceerd voedsel. Zou Fresco zelf geloven wat ze daar beweert: dat Pollan zou vinden dat al die extra arbeidsintensieve landbouw dan maar in ontwikkelingslanden moet plaatsvinden (“Pollans hoogtepunt van kortzichtigheid”)?
Een sympathieke, maar misleidende columniste.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten