Veel gaande momenteel in het wereldje van de gezondheidszorg en de geneeskunde. Zoals men daar elkaar in de haren kan vliegen; ik geloof dat deze heftigheid nergens geëvenaard wordt. Nog even en je gaat vrezen dat men elkaar werkelijk fysiek te grazen neemt. Hoe was het ook alweer: haat zaaien creëert een klimaat waarin op een gegeven moment een gek kan opstaan, die tot werkelijkheid maakt wat bij anderen alleen in hun woorden besloten ligt. Het is dus gevaarlijk, zoals we in het recente verleden in Nederland hebben kunnen zien. Sommige mensen zijn er echter zeer bedreven in om deze haatzaaierij listig te maskeren, zodat het niet meteen opvalt. Maar het zaad van de haat woekert onder het oppervlak onstuitbaar door.
Vermoedelijk is het zo dat juist mensen die beroepshalve hebben geleerd om mensen te genezen, het beste in staat zijn om hiermee juist ook tot het tegenovergestelde te realiseren. Daar hebben ze immers de kennis voor en vaak ook de vermogens. Hoezo heeft de psyche geen invloed op het lichamelijk welbevinden? Wordt maar constant onterecht beschuldigd, voor leugenaar uitgemaakt, gepest, uitgescholden, verbaal aangevallen. Daar word je bijna vanzelf lichamelijk ziek van. Zo komt er de rot in die mooie beroepen die de gezondheidszorg en de geneeskunde in onze moderne maatschappij zo’n hoog aanzien hebben bezorgd. Waar blijft het zelfreinigend vermogen van deze omvangrijke beroepsgroep? Kan men niet meer zien wat normaal en redelijk is en wat niet?
In dit weblog heb ik regelmatig verslag gedaan van de botsingen tussen de Vereniging tegen de Kwakzalverij aan de ene kant, en de complementaire geneeswijzen bij monde van zijn tegenwoordig bekendste vertegenwoordiger in het openbaar, Jan Keppel Hesselink, voorzitter van Iocob. Als exemplarisch voor de eerste kan het bericht ‘Pijlen’ op 9 september dienen, voor de tweede het bericht ‘Niet objectief’, gisteren nog. Niks tegen botsingen, ook niet tegen heftige, wanneer tenminste slagen met navolgbare argumenten worden uitgewisseld, zodat men rijker uit de strijd komt, niet armer, en uiteindelijk liefst het redelijke en gezonde zegeviert. Maar daar schort het gauw aan in deze discussies, zoals hier al eerder te lezen was.
Het lijkt erop dat we nu weer een nieuw hoogtepunt in de strijd tegemoet gaan. Of moet je dat een dieptepunt noemen? In ieder geval heeft de Vereniging tegen de Kwakzalverij vorige week haar jaarlijkse Meester Kackadorisprijs-nominaties weer bekendgemaakt: voor personen of instellingen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de bevordering van de kwakzalverij in Nederland. Dat klinkt misschien humoristisch, maar dat is niet zo. Dat zou alleen zo zijn, wanneer die met een knipoog genomen werden, het wordt echter bloedserieus in de media overgenomen. Natuurlijk bestaat er echte kwakzalverij en die moet wel degelijk bestreden worden. Maar ziektekostenverzekeraar Azivo, de rector magnificus van de Vrije Universiteit prof.dr. Lex Bouter, het grootste maandblad over gezondheid in Nederland ‘GezondNu’ (van Biohorma, oplage 92.000), het televisieprogramma ‘Uitgedokterd?!’ van de NCRV, het ledenblad ‘Arts & Auto’ van de Vereniging van Artsen Automobilisten met 90.000 leden – allemaal kwakzalvers? Alleen omdat de Vereniging tegen de Kwakzalverij niet kan accepteren en nog minder begrijpen waarom en hoe complementair aan elkaar geneeswijzen werken? Je zou toch zeggen dat dit een zwaktebod van jewelste is, dat iedereen meteen doorziet.
Dat lijkt echter niet zo te zijn, gezien de echo die deze vereniging telkenmale in de media weer weet te bewerkstelligen. Vandaag nog in dagblad Trouw, zoals op de website van Iocob te lezen valt. Voorzitter Cees Renckens mag uitleggen wat zijn gedachten zijn achter de nominaties. Mikpunt hierbij is de NCRV, immers: ‘NCRV is forum voor kwakzalvers’; altijd al geweest trouwens. In het weerwoord van de Iocob worden zijn argumenten, onder andere persoonlijk gericht tegen Jan Keppel Hesselink, ontmaskerd als verdraaiingen en leugens. Het is goed dat Iocob zijn eigen platform heeft, waar het deze dingen kan rechtzetten. Want bij de Vereniging tegen de Kwakzalverij zelf op haar website kan dit niet: een teken aan de wand dat het debat juist niet gezocht wordt.
In dit licht is een interview elders op de Iocob-website bijzonder illustratief. De directeur beleid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (KNMG), Lode Wigersma, laat daarin zien hoe een en ander in zijn werk is gegaan. Hij doet dit trouwens in een interview dat door Arie Bos is afgenomen en dat geplaatst is in het Weleda Artsen Forum van september 2008. Arie Bos en Weleda, geen van beide is hier onbekend, ze zijn al vaker op dit weblog aan bod geweest (als u die berichten wilt zoeken, simpelweg de naam linksboven als zoekwoord intikken en op enter drukken). Het onderwerp van gesprek zijn de nieuwe gedragsregels voor artsen sinds april dit jaar. De directeur beleid vertelt in alle eerlijkheid dat de KNMG met een probleem te kampen heeft. Dit werd opgeroepen door
‘een rede die onze voorzitter, Peter Holland, eind 2006 op een vergadering van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) heeft gehouden over het al jaren geldende standpunt van de KNMG. Dat werd hem niet in dank afgenomen. Het leverde een hoop gekrakeel op en niet alleen op die vergadering.’
Want ook binnen het bestuur bleek hierover op de keper beschouwd ‘geen consensus’ te heersen. En wat doe je dan? Je houdt districtsvergaderingen en een enquête onder artsen. Die zouden tot een breder gedragen standpunt moeten leiden. Maar wat gebeurde er? Lode Wigersma denkt met afschuw terug aan zo’n vergadering in Zwolle:
‘Die vergadering werd door de VtdK gedomineerd. Sommige van hun leden voerden zo’n platvloerse discussie. Dat was echt niet leuk meer. Er werd geschreeuwd en gescholden. Ik kon me soms nauwelijks verstaanbaar maken. Het was ontluisterend. Er zijn VtdK-aanhangers die het idee hebben dat er maar één waarheid is, dat je maar op één manier kunt denken. Daarbij zijn ze fanatiek en humorloos.’
Maar de KNMG is redelijk. Er werd een nieuw standpunt geformuleerd ‘dat voor alle artsen geldt: regulier of niet regulier, dat maakt niet uit’. Alleen werd dit door velen geïnterpreteerd als gedragsregels die voorschrijven hoe wel of niet te handelen. Maar dat is niet het geval. Over de rol van Evidence Based Medicine (onweerlegbaar wetenschappelijk bewijs, alleen te verkrijgen met de grootste moeite, vaak door de werkelijkheid naar je eigen hand te zetten; zie het bericht van gisteren) zegt Wigersma dan ook:
‘van alle dingen die je als arts doet is hoogstens 30 procent evidence-based. Als je je daar toe zou beperken, zou je de patiënt tekort doen. In ons standpunt over professionaliteit staat dan ook dat je primair het belang van de patiënt voor ogen moet houden. Ook als je daarvoor af moet wijken van EBM.’
Hij heeft dit intern ook binnen de KNMG zelf gecommuniceerd, zoals in het eigen tijdschrift ‘Medisch Contact’ (MC):
‘Ik heb in mei een stukje in MC geschreven, omdat de commentaren op het nieuwe standpunt de indruk konden wekken dat de KNMG helemaal in de hoek van de VtdK was gaan zitten. Iedereen ging ermee aan de haal, zoals bijvoorbeeld Van Dam in De Telegraaf, die beweert dat de CAM-artsen de KNMG zouden worden uitgezet. Maar royeren kunnen wij niet – je moet wel zo ongeveer crimineel zijn, wil de rechter een royement goedkeuren – en royeren willen we ook helemaal niet.’
Goed om te weten dat er mensen in de hogere regionen binnen de KNMG zijn die openlijk hun mening hierover durven te geven. Maar eigenlijk is het te gek voor woorden dat ik dit zo moet opschrijven, alsof het niet de gewoonste gang van zaken is dat mensen hun mening geven. En dat binnen de KNMG? In dit licht is een andere gebeurtenis interessant. Sinds kort is bekend dat de KNMG met ingang van volgend jaar een nieuwe voorzitter krijgt. In Medisch Contact staat een kennismakingsinterview met deze Arie Kruseman, onder de veelzeggende titel ‘Polariseren leidt tot niets’, dat op 3 september op hun website werd geplaatst. Hij zegt daarin:
‘Van polariseren ben ik inmiddels een verklaard tegenstander. Het leidt meestal tot niets. En ongeduldig voor de troepen uitlopen, heeft geen zin. Als bestuurder moet je inzien waar je even moet wachten en waar je ruimte moet geven. Zonder draagvlak kom je niet ver. Mensen die daarbij spelletjes spelen, zijn bij mij aan het verkeerde adres.’ En: ‘Ik zeg wel eerlijk wat ik denk, neem geen blad voor de mond. Het maakt niet uit tegen wie. Als ik ergens enthousiast of verontwaardigd over ben, hou ik dat niet voor mij. Ik zal als voorzitter dus zéker aanwezig zijn. Ik heb ambitie en zal echt niet alleen op de winkel passen. Ik zal mensen uitdagen om over de rand van hun schuttersputje heen te kijken. Als het moet, kan ik goed besluiten nemen. Daar heb ik geen ingehuurde externe adviseurs voor nodig. Meestal zonde van het geld. Met gezond verstand en durf kom je een heel eind. Dat heb ik wel geleerd. Soms moet je ook juist geen besluit durven nemen, maar eerst draagvlak zoeken.’
Interviewer en hoofdredacteur van Medisch Contact Ben Crul schrijft:
‘Rondlopend in zijn tempel van de geneeskunde wijst Kruseman naar de eed van Hippocrates op de muur in de hal: “We beloven in die tekst dat we de patiënt centraal stellen. Diens zorgvraag moet leidend zijn. Dat is momenteel ook het politiek correcte antwoord. Maar in de uitvoering valt daar nogal wat op af te dingen. (...)”.’
En over Medisch Contact zelf zegt Kruseman:
‘Goed en leuk blad. Essentieel dat het redactioneel onafhankelijk is; dat moet ook zo blijven. Controle op inhoud vanuit het bestuur, zoals sommige universiteiten dat bij hun bladen lijken na te streven, heeft niet mijn steun. Er moet een natuurlijke spanning zijn tussen bestuur en redactie. Soms kan er bewust iets uitlekken, soms staat er iets in dat een bestuurder helemaal niet leuk vindt. Dat alles maakt het extra leesbaar.’
Hij is expliciet over alternatieve geneeswijzen:
‘Niet-evidentie-geneeskunde moet je als arts niet aanbieden. Alternatieve geneeskunde is geen alternatief en kan dus ook niet interfereren met reguliere geneeskunde. Die suggestie moet je ook niet wekken door het te verbieden. Als additief heb ik er geen probleem mee, maar als alternatief voor reguliere geneeskunde zeker wel. Soms, zoals bij Sylvia Millecam, is het zelfs misdadig.’
Tussen twee haakjes, deze uitspraak over artsen is ook interessant:
‘Een arts moet behalve dienstbaar aan de patiënt ook dienstbaar aan de organisatie kunnen zijn. Tijdens mijn rectoraat heb ik ervaren dat artsen vaak minder professioneel zijn in organisatievraagstukken dan andere beroepsgroepen. Bij juristen of economen bijvoorbeeld is het debat klaar zodra er een besluit is genomen. Artsen willen het debat nog wel eens reanimeren als de uitkomst hen niet bevalt, alsof het om een patiënt met een circulatiestilstand gaat.’
Over de toekomst van de gezondheidszorg zegt hij, sprekend over de komende generatie artsen:
‘Zeer gemotiveerd en inhoudelijk geïnteresseerd. Ze zoeken meer dan wij vroeger naar de kwaliteit van leven in een goede verhouding tussen werk en privéleven. De toename van het aantal vrouwen heeft het vak goed gedaan. De menselijke artsen zijn in aantal gegroeid ten opzichte van de machoartsen.’
Dat klinkt toch zeker allemaal redelijk en weldenkend? Heel anders dan die lui van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Dan wordt de enige reactie die onder het interview staat, van een psychiater, wel heel kenmerkend (ik zal die hier maar niet herhalen, zo giftig is het). Zou die soms ook lid van deze vereniging zijn?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten