‘Odin, het bedrijf achter de biologische groentetas met steeds wisselende inhoud, bestaat 25 jaar. De tas heeft de laatste jaren veel concurrentie gekregen.’
Zo begint het artikel van Jeroen den Blijker, ‘Moeder aller groentetassen’, in dagblad Trouw van afgelopen vrijdag 7 november 2008. Zo’n jubileum is voor de krant blijkbaar reden genoeg hier eens goed aandacht aan te besteden.
‘Wat schaft vandaag de groentetas? Andijvie en venkel uit Noord-Brabant, groene kool en ui uit Zeeland en een knots van een paprika uit Frankrijk. Alles biologisch of biologisch-dynamisch. En natuurlijk horen daar ook een recept en uitleg over de producten bij, zegt Koos Bakker (58), directeur en een van de grondleggers van Odin, het bedrijf dat aan de wieg stond van het groenteabonnement en dit jaar 25 jaar bestaat. “Dat maakt het verhaal rond. Communicatie met onze klanten is heel belangrijk.”
Bakker staat in een bedrijfshal in Geldermalsen waar de Odin-groentetassen worden ingepakt. De tas waarop de consument zich kan abonneren is verreweg het bekendste product van het bedrijf. Odin is verder actief als handelsonderneming voor biologische producten, beschikt over een webwinkel en over biologische speciaalzaken (Estafette). Volgende week gaat de twaalfde Estafettewinkel open, in de Haagse nieuwbouwwijk Leidschenveen.’
Dat is ook nieuws. Op 8 juli 2008 schreef ik in ‘It’s the economy’ nog over elf winkels van
‘de Estafette Associatie met de aloude Odin abonnementen, maar ook met de Estafette winkels, een groep van elf professionele winkels in biologische en biologisch-dynamische voeding gevestigd in Amsterdam Westerpark, Amsterdam Zeeburg, Maastricht, Nijmegen, Ede, Breda, Utrecht, Dordrecht, Driebergen, Arnhem en Zutphen’.
Dat was in het kader van mijn bericht over de manier waarop men dit deel van het ‘economisch leven’ had georganiseerd. Dat gebeurde door middel van een overkoepelende stichting:
‘Stichting Sleipnir is in het leven geroepen door de vennoten van groothandel Odin CV (nu deel van Estafette Associatie), bij de oprichting van het bedrijf in 1983. Zij waren van mening dat hun economische initiatief een goede verbinding moest hebben met het culturele leven, omdat dat de bron is van de door hen gebruikte inzichten en achtergronden. Bovendien wilde men een goede bestemming geven aan “overwinsten” die in het economische leven ontstaan en wilde men het bedrijfskapitaal neutraliseren.
Uitgangspunt daarvoor was dat medewerkers bij Odin geen werknemers, maar mede-ondernemers zouden moeten kunnen zijn, om vol in het leven en het werk te kunnen staan. Deze gedachten en uitgangspunten werden door enkele andere ondernemers herkend, waardoor tot nu toe een zestal bedrijven zich bij Sleipnir heeft aangesloten.’
Op de website van Stichting Sleipnir wordt nog vermeld:
‘Wekelijks halen bijna 20.000 Odin-abonnees bij één van de circa 400 Odin-Afhaalpunten in Nederland hun Groente- en/of fruitabonnement op.’
Maar uit het artikel in Trouw blijken momenteel andere getallen te gelden:
‘Odin heeft op deze manier zo’n 15.000 vaste klanten, goed voor zo’n dertig procent van de inkomsten van het bedrijf. Dat is wel minder dan vroeger, beaamt Bakker. Acht jaar geleden waren er zelfs twee keer zoveel Odin-abonnees. Maar toen was het biologische product nog een zeldzaamheid in de supermarkt, legt Bakker uit. “Gelukkig is dat nu anders.” En natuurlijk is het idee van de groentetas ook links en rechts nageaapt, door regionale initiatieven. Ook dat vindt Bakker niet echt een probleem. Hoe meer biologisch wordt gegeten, des te beter, redeneert hij. “Bovendien: verschillende van deze initiatieven haken weer aan onze teeltafspraken met boeren.” Want zo gaat Odin te werk: het bedrijf maakt met een groep van zo’n honderd boeren afspraken over teelt en volume en verzekert hen dus van afzetmogelijkheden; de groentetas is daarbij een belangrijk kanaal.’
‘Het idee voor de Odin-groentetas ontstond in 1994. Odin was toen een handelshuis tussen boeren en afnemers. Odin-directeur Koos Bakker: “Medewerkers namen aan het eind van de week wat mee naar huis. Wie om twaalf uur vertrok, kreeg vaak een mooie bloemkool mee, wie aan het eind van de dag naar huis ging, moest genoegen nemen met de restjes.” Toen ontstond het idee om voor elke werknemer een kistje groenten klaar te zetten. “Het was elke keer een verrassing”, herinnert Bakker zich. Om ook de consument dat feest te gunnen, is de groentetas ontwikkeld. Al is de verrassing tegenwoordig wat minder groot; de inhoud is iedere week op de site van Odin na te lezen.’
Jeroen den Blijker komt ook over de bedrijfsstructuur te spreken en hoe die is ontstaan. Alleen geen woord over de eerdergenoemde Sleipnir. Bij hem gaat het juist over de ‘stichting Vidar, die als stille vennoot verder geen invloed heeft op de gang van zaken bij Estafette’. Wat is er aan de hand? Heeft de journalist zich vergist en de namen verwisseld? Of heeft er soms een naamsverandering plaatsgevonden? Op de website van Stichting Sleipnir kan ik echter geen vermelding van Stichting Vidar vinden. Maar wel op de website van de Estafette Associatie:
‘Stichting Vidar brengt een jaarverslag uit, dat alle deelnemers toegezonden krijgen. Het bestuur van de Stichting bestaat uit de volgende personen: Jan Saal (in het dagelijks leven directeur van de BD landbouwschool de Warmonderhof en voorzitter van de BD vereniging, Jos Willemse, ondernemer en directeur van Kaarsenmakerij Dipam CV en Koos Bakker, ondernemer en directeur van Estafette Associatie CV.’
Jeroen den Blijker brengt op zijn beurt het een en ander zo onder woorden:
‘De bedrijfsstructuur van Odin is bijzonder. Het bedrijf is onderdeel van Estafette Associatie, dat ook de Estafette-winkels omvat en aan 220 mensen werk biedt. Estafette Associatie is een commanditaire vennootschap (cv) en kent geen aandeelhouders. Het kapitaal wordt verstrekt door de stichting Vidar, die als stille vennoot verder geen invloed heeft op de gang van zaken bij Estafette. Daarvoor zijn twaalf beherende vennoten verantwoordelijk, van wie Koos Bakker er een is. Bakker was in 1983 een van de oprichters van Odin en werkte eerder bij een coöperatie. Het beherend vennootschap staat in principe voor alle medewerkers open.
Vennoten delen in winst, maar ook in verlies. Voordeel van deze cv-constructie is dat belangen zijn verdeeld over diverse partijen en niemand zich dus eigenaar kan noemen. Betrokkenen bij de biologisch-dynamische landbouw – boer, werknemers maar ook consumenten – kunnen wel financieel deelnemen, door participaties over te nemen van Vidar.
Participaties zijn al deels onderhands uitgegeven aan stichtingen die net als Vidar de biologische handel een warm hart toedragen. Hoe consumenten en leveranciers het beste kunnen participeren, wordt nog onderzocht. Juridisch is dat gezien de wetgeving niet eenvoudig.’
1 opmerking:
He visto sus posts y me parecen muy buenas las fotos. No entiendo el texto, pero lo felicito por ellas.
Een reactie posten