Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

donderdag 17 september 2009

Historiek

Het nieuws van de dag komt vandaag uit Appelscha. Trots wordt daar vandaan gemeld dat sinds gisteren de website van OlmenEs is vernieuwd. Dus het ‘oude en oubollige’ is eraf. En hoe! Het ziet er prachtig uit. Instelling OlmenEs wordt er nu betiteld als ‘woon- en werkgemeenschap voor mensen met een verstandelijke beperking’. Overigens bestaat deze gemeenschap intussen al vijftien jaar en dat wordt volgende week zaterdag gevierd met een Open Dag. Maar dat meldde ik al op 28 augustus in ‘Uitbreiding’.

En nu ik toch websites van instellingen in de gehandicaptenzorg aan het bekijken ben, kan ik ook wel eens een keer bij het Maartenhuis op Texel langsgaan. Die kwam op 12 juli al voorbij in ‘Bliksem’, maar dat betrof daar vooral het verleden. Hoe zou het in het heden daarmee staan? Een virtueel bezoekje is eenvoudig te regelen.
‘Vlak achter de duinen, omgeven door de prachtige Texelse natuur en even buiten het plaatsje de Koog ligt het Maartenhuis, een AWBZ-erkende instelling op antroposofische grondslag met de functies Verblijf (Wonen) en ondersteunende en Activerende Begeleiding (Dagbesteding). 
In onze huizen vinden 31 volwassen bewoners met een specifieke zorgvraag hun thuis. Voor de dagbesteding komen er dagelijks nog zo'n 30 eilandgenoten bij, om gezamenlijk aan het werk te gaan in en om het Maartenhuis. 
Het Maartenhuis maakt deel uit van de internationale Camphillbeweging. Dat betekent, dat bewoners met een zorgvraag en hun verzorgende medebewoners, al of niet met hun gezin, onder één dak wonen en hun leven delen.’
Dit staat meteen op de homepage. Maar nu moet je vooral doorklikken op ‘Woonhuizen’. Dan krijg je toch een prachtige aanblik voorgeschoteld. De foto’s zijn echt fantastisch!
‘Het Maartenhuis heeft vier woonhuizen:
Avalon, genoemd naar het eiland waar volgens de legende koning Arthur begraven ligt;
Brendaan, naar de monnik Brandaan, die na vele jaren zwerven eindelijk zijn plek vond;
Maarten, naar Sint Maarten, de heilige die de helft van zijn mantel schonk aan een bedelaar;
Michaël, de aartsengel van onze tijd. Strijder voor harmonie en evenwicht;

In de huizen wonen ook medewerkers met hun gezin. Andere medewerkers wonen elders op het eiland of aan de vaste wal. Indien nodig worden ook professionele oproepkrachten uit de nabije omgeving voor extra hulp aangetrokken. 
Aan de bouw en de inrichting van de woonhuizen, werkplaatsen en gemeenschapsruimte van het Maartenhuis is speciale aandacht besteed. Voor de vormgeving van de gebouwen is uitgegaan van de omhullende, “helende” werking, die de vorm en de inrichting van de gebouwen kan overbrengen.’
Ja, dat kun je wel zien. De hele website is zo keurig verzorgd. Onder het kopje ‘Nieuws’ is als meest recente ‘Maarten’s Nieuwsbrief 31 zomer 2009’ te vinden. Daarin schrijft Franck van den Broeck, directeur/bestuurder Maartenhuis:
‘Zoveel goede berichten zijn er, dat Maarten’s nieuwsbrief dit keer eigenlijk Maarten’s GOEDnieuwsbrief zou moeten zijn. 
Het cultureel menu was weer rijk gevuld, de kwaliteitszorg kreeg een impuls en wij staan op de drempel van een interessante samenwerking. Hierover in de nieuwsbrief meer. Verder hebben wij het jaar 2008 kunnen afsluiten met een positief resultaat en zijn de tussenberichten van 2009 eveneens positief. 
Valt er nog meer te wensen? Toch wel. Helaas is er nog steeds veel onzekerheid over de zorgzwaartebekostiging en de gevolgen daarvan. Dat is eigenlijk ongehoord want over 6 maanden gaat dit nieuwe stelsel in. We willen ook dat het Maartenhuis een paar extra bewoners kan gaan opnemen. Dat betekent dat we moeten uitbreiden. Maar dat is voor de langere termijn. Eerst maar eens van de zomer genieten.’
Kijk, dat is nog eens een ander geluid.
‘De afgelopen maanden en zeker de laatste weken hebben we op het Maartenhuis hard gewerkt aan de implementatie van de HKZ-eisen. Behalve dat ons kwaliteitshandboek werd afgerond zijn er ook veel praktische dingen aangepakt. Bovendien werden diverse bestaande, vaak ongeschreven, regels nog eens onder de loep genomen en hier en daar wat strakker opgevolgd. 
Eind juni was voor ons het moment van de waarheid; oftewel de audit. Drie dagen zijn we geïnterviewd en is er onderzoek gedaan door TNO Quality. Het resultaat kon niet beter. Wij hebben het HKZkeurmerk gehaald! 
Het officiële certificaat moeten we nog ontvangen maar we hebben ons zelf alvast getrakteerd op heerlijke taart.’
Het doet me denken aan negentien jaar terug, aan een artikel in de Sampo, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, dat ik geschreven heb (in nr. 9 van najaar 1990), met de titel ‘Texel en het realiseren van sociaaltherapie’. De ondertitel luidde ‘Het Maartenhuis werkt hard aan nieuwbouw’. Het is natuurlijk oude koek, uit de oude doos, maar toch wel leuk om eens terug te lezen, na zo veel tijd. Bovendien bevat enige historisch interessante elementen, waardoor het een verbinding legt met dat eerdere bericht van 12 juli.
‘Het is een merkwaardige gewaarwording om per boot het vertrouwde vasteland in de kop van Noord-Holland te verlaten en dan voet aan land te zetten op het eiland Texel. Goed, misschien is het niet zo vreemd om als vakantieganger in de zomer zo’n overtocht te maken. Maar om het hele jaar op zo’n afgelegen eiland te wonen, en alleen per boot bereikbaar te zijn? En dat dan als sociaal-therapeutisch instituut! Dit nu is het geval met het Maartenhuis op Texel. 
De eilandbewoners zijn gastvrij. Ze weten wat het betekent om van ver te komen. Bezoekers worden van de boot opgehaald en rijden dan al gauw door het karakteristieke landschap van het eiland Texel. Met schilderachtige plaatsnamen zoals Den Burg en De Koog. Het is verbazingwekkend dat zich daar van die typisch Hollandse, oude smalle straatjes bevinden. Maar voor de rest is alles op Texel wijds en winderig. 
De natuurlijke gesteldheid – in de elementen alomtegenwoordig fysiek geweld – bevordert het ontstaan van hechte gemeenschappen. Het ontwikkelen en tot bloei brengen van het culturele kan men daarbij als een belangrijke opgave beleven. Als eilandbewoner moet men berekend zijn op extreme omstandigheden en enorme weerstanden. Die heeft men in het verleden op het Maartenhuis dan ook wel leren kennen. De geschiedenis van het Maartenhuis is er vol mee. Maar daarover straks meer. 
Aangekomen bij het Maartenhuis maakt de buitenkant geen al te florissante indruk. Het doet denken aan een aantal oude houten schooltjes bij elkaar. Dat past misschien wel bij het vakantiegevoel. Het was vroeger dan ook bedoeld als vakantiekolonie. Het enige stenen gebouw dat er staat, het Maartenhuis zelf genaamd, werd in 1953 gebouwd. De overige gebouwen zijn van hout en stammen vrijwel zonder uitzondering uit 1970. Ze werden voor niet veel meer dan tien jaar gebouwd, dus geen wonder dat ze er nu zo uitzien. 
Van binnen ontmoet de bezoeker echter direct, misschien wel juist dankzij deze houtbouw, veel sfeer. Deze lijkt voort te komen uit een soort vergroeid zijn van de mensen met hun directe leefomgeving. Men heeft steeds naar hartelust, en naar de steeds wisselende behoeftes, de indeling binnenin aangepast. Maar dat neemt niet weg dat het er in koude jaargetijden tochtig en guur kan zijn. Aangetast houtwerk, en daarmee kieren en gaten, zijn ondanks voortdurend opknappen overal terug te vinden. Daarnaast is het ook gewoon te klein, waardoor het uit zijn voegen is gaan barsten. 
Organische bouwstijl op Texel 
Er is duidelijk een fase aangebroken, waarin nieuwbouw zijn beslag zal moeten krijgen. De medewerkers hebben gezamenlijk een lang en intensief proces gevoerd, waarin het wat en hoe van zo’n nieuwbouw zich langzaam uitkristalliseerde. Nico Engelaer, één van de medewerkers, vertelt dat men wat de bouwstijl betrof organische architectuur wilde nastreven. In dit verband heeft men gekozen voor de architect Piet Ruyssenaars, die binnen de heilpedagogie en sociaal-therapie de nodige ervaring heeft opgedaan met organisch bouwen. Toch wilde men ook een Texelse architect bij het project betrekken, al heeft deze nog geen ervaring met organische bouw. Hierbij is de keuze gevallen op Jan Pelgrim, die tot nu toe alleen op Texel gewone woonhuizen en bedrijfsgebouwen heeft ontworpen. Het motief hiervoor was om een sterkere integratie met het eiland zelf en zijn bewoners te bewerkstelligen. 
Dat was een gedurfde zet, want wie weet nu van twee mensen die elkaar niet kennen, of zij met elkaar kunnen samenwerken? Jan Pelgrim: we voelen elkaar wonderwel aan. Wanneer er een bespreking is samen met de gemeenschap op het Maartenhuis komt Piet Ruyssenaars helemaal naar Texel. Daarna gaat hij met mij mee en kunnen we in mijn atelier samen rustig aan het werk. Dan gaat hij naar huis, en onderhouden we telefonisch contact met elkaar. Mijn ideaal voor de leefgemeenschap die het Maartenhuis is, is een groot alles overkoepelend dak te maken. Zo’n dorp-idee spreekt mij wel aan: een centrum met daaromheen woonhuizen. En ik zou de natuurlijke gegevenheden, zoals de westwind die de golven opstuwt en de duinen tekent, in de architectuur terug willen laten komen. 
Jan Pelgrim beschouwt het als zijn eigenlijke opgave als architect om wat de mensen zèlf willen in bouwkundige vormen te vertalen. Maar zoiets gaat natuurlijk niet zomaar. Het zijn de aanwezige financiële middelen die altijd een sterke beperking inhouden voor wat anders mogelijk zou zijn. 
Ondertussen zijn de eerste tekeningen gereed, en kan het bouwen van het eerste woongebouw dit najaar starten. Om te beginnen wil men drie woonhuizen bouwen, waar drie groepen bewoners plus medewerkers gehuisvest kunnen worden. 
In ’t westen de duinen, in ’t oosten een dijk 
Het eiland Texel kent plusminus 14.000 bewoners, vertelt Hannelore Speelman, eveneens werkzaam en woonachtig op het Maartenhuis. In de zomer groeit dit aan tot een totaal van zo’n 60.000 mensen; deze blijven echter niet langer dan circa twee-en-een-halve maand. Texel is van een beperkte omvang, het bevindt zich tussen afzienbare grenzen. In het westen zijn de duinen en het strand een natuurlijke begrenzing, in het oosten is er de dijk. Dat maakt dat bewoners van het Maartenhuis gerust hun eigen gang kunnen gaan. Krijgt er één onderweg bij het fietsen een lekke band, dan is er altijd wel iemand die het probleem onderkent en behulpzaam is met opbellen naar het Maartenhuis. 
De bewoners zijn ondertussen, in de tien jaar dat het Maartenhuis bestaat, in de dertig geworden. In het begin, toen ze nog twintig waren, hadden ze genoeg aan het groepsgebeuren. Het culturele leven in huis (bijvoorbeeld toneel, sport en spel, volksdansen en natuurlijk het paradijs- en het kerstspel, en ook de andere jaarfeesten) bood voldoende op dit gebied. En nog steeds wordt hier veel tijd aan besteed. Daarnaast willen de bewoners er nu echter ook individueel op uit gaan. Er is een trek naar buiten die veroorzaakt wordt door wat het eiland Texel biedt: clubs, uitjes, een toernooi, de bioscoop. Zo is het belangrijk een goede evenwichtige wisselwerking tot stand te brengen tussen wat er binnen het Maartenhuis gebeurt en wat er buiten aan mogelijkheden wordt aangeboden. 
De eerste bewoners kwamen in 1980 vanuit het heilpedagogisch instituut Christophorus in Bosch en Duin, waar woningnood was voor de oudere bewoners. Men ging op zoek naar een geschikte woonplek. Na lang zoeken en dubben besloot men het Maartenhuis op Texel te betrekken. Van het begin af aan koos men voor de vorm van een leefgemeenschap. Net zoals de bewoners afkomstig waren uit een Camphill-gemeenschap, wilde men voor hen als volwassenen vanuit dezelfde Camphill-optiek voor een sociaal-therapeutische leefomgeving zorgen. Dat betekent dat medewerkers – hetzij met een gezin met kinderen, hetzij als alleenstaande – tussen de bewoners in wonen en in velerlei opzichten het leven en werken met hen delen. Dat bepaalt in hoge mate nu nog steeds de sfeer op het Maartenhuis. 
Er gaat het verhaal dat er al in een heel vroeg stadium een zekere verbinding van Camphill met het eiland Texel ontstond: Karl König (de stichter van Camphill) en Lies Rijsselberghe zouden samen over het eiland zijn gereisd, op zoek naar geschikte locaties. Karl König wees daarbij op plekken die hem geschikt leken voor een heilpedagogisch instituut. Het was Lies Rijsselberghe die in 1964 vanuit Rotterdam gestalte gaf aan een uitbreiding van Huize Thomas door het Maartenhuis op Texel te beginnen. Nadat deze gemeenschap in 1976 verhuisd was naar Bergen in Noord-Holland om daar het Raphaëlhuis te vormen, woonde er vier jaar niemand. 
Daarom moest er heel wat gebeuren, toen men vanuit Christophorus hierheen kwam. Vier jaar leegstand had zijn tol geëisd. Vooral Rudolf Geraets was in die tijd een drijvende kracht. Of er echter met zo’n behuizing werkelijk perspectief voor de toekomst inzat? 
Werkkarakter in een leefgemeenschap voor volwassenen 
Al in 1981 diende men bij de overheid een aanvraag tot erkenning in. Subsidie bleef echter uit. De eerste zeven jaar werd het Maartenhuis daarom financieel zwaar ondersteund uit het zogeheten “Sociaal Fonds” van de Stichting Christophorus. Pas in 1987 ontving men overheidssubsidie met een tijdelijk karakter, omdat er geen definitief erkenningskader was. Er volgde een ingewikkeld heen-en-weer langs overheidsvoorzieningen, zoals de Tijdelijke Subsidieregeling Maatschappelijke Dienstverlening (TSMD) en de regeling Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg en Algemeen maatschappelijke hulpverlening (AGO), om uiteindelijk te belanden bij een erkenning als Gezinsvervangend Tehuis (GVT). 
Voorwaarde voor deze erkenning was echter wel vervanging van de bestaande houten gebouwen. Deze waren door de Rijksgebouwendienst afgekeurd. Dat was op zich geen overheidsoordeel dat onwelkom was. Maar met de erkenning van het Maartenhuis puur als GVT is het alleen maar de woonsituatie waarvoor overheidsgeld ontvangen wordt. Voor de bewoners is het echter niet alleen een plek om te wonen, maar ook om te werken! Er bevinden zich verschillende werkplaatsen: een boerderij en een tuinderij, een weverij en een houtwerkplaats, terwijl ook het huishouden een zelfstandig werkgebied is. 
In de weverij is Hannelore Speelman werkzaam. Zij vertelt: veel meer dan je in eerste instantie zou denken bij een leefgemeenschap, staat het werken centraal. Eigenlijk treedt alleen in het weekend de leefsfeer op de voorgrond. Door de week heerst er een werksfeer. We zouden graag de werkplaatsimpuls nog verder uitbouwen. We werken aan beroepsvorming; vakmanschap ontwikkelen is daarbij onontbeerlijk. Dat kan echter bijna alleen maar met individuele programma’s, op maat gemaakt. 
Ze laat enkele weefgetouwen zien die verschillend ingericht zijn, zodat de bewoners overeenkomstig hun diverse mogelijkheden er op aan de slag kunnen. Het is heel belangrijk, vertelt ze verder, dat je als werkplaatsleider je ook zelf met het vak verder ontwikkelt. Dat je je er verder in blijft verdiepen. Daarom leven er net zo goed vragen over ons eigen werk- en beroepsleven. En dat is goed, want tenslotte schuilen er bij de medewerkers dezelfde gevaren als bij de bewoners: zoals in je dertiger jaren al voor de rest van je leven vastgeroest op dezelfde plek te geraken. 
Investeren op de lange termijn en dan vooral in kwaliteit 
Onder een erkenning als GVT vallen geen werkplaatsen. Officieel mógen die er zelfs niet zijn. Werkplaatsen vallen onder Dagverblijven Voor Ouderen (DVO). En dat is een ander soort erkenning, die niet verleend wordt aan een GVT-instelling. Toch hoopt men op het Maartenhuis in de toekomst de werkplaatsen wel als zodanig erkend te krijgen. Enige hoop daarop is er wel; besprekingen erover zijn in gang. Ondertussen wordt er in de werkplaatsen gewoon gewerkt zoals altijd, dat is tenslotte ook de bedoeling ervan! 
Nico Engelaar: we willen graag het hele Maartenhuis vernieuwd zien. Behalve de drie woonhuizen voor in totaal 18 bewoners en 4 medewerkersgezinnen met 12 kinderen en 4 medewerkers, ook de drie werkplaatsen en een gemeenschapszaal. Dan zouden we in de toekomst ook makkelijk kunnen uitbreiden, om te beginnen naar 24 bewoners. Al deze plannen kosten bijzonder veel geld. Het bouwen wordt mede daarom gefaseerd aangepakt. Deze herfst wordt de eerste wooneenheid gebouwd. Als alles goed gaat de volgende in het voorjaar en de derde daarna. De overheidssubsidie helpt het Maartenhuis een eind op weg, maar is toch niet voldoende om alles wat er voor hun eigen manier van leven en werken nodig is, te bekostigen. De gemeenschap van het Maartenhuis is gelukkig zelf in staat met een groot bedrag bij te dragen om tot realisatie van de medewerkersgedeeltes in de woonhuizen te kunnen komen, die niet vallen onder het totaalbedrag dat de overheid voor nieuwbouw (in geval van erkenning van GVT plus DVO) ter beschikking stelt. Dat geld is namelijk alleen bestemd voor de bewonershuisvesting en de werkplaatsen. Het bedrag dat het Maartenhuis zelf voor de rest op kan brengen is echter nog niet voldoende. Wanneer men bedenkt wat er verder allemaal nodig zal zijn, wordt gauw duidelijk dat er nog meer geldschieters gevonden zullen moeten worden! En daar is nu het zoeken naar. 
Neem bijvoorbeeld de boerderij. Zelfs als deze als werkplaats binnen een DVO wordt erkend, dan nog is er minstens 40 procent bovenop nodig om het werkelijk een volwaardige boerderij te laten zijn zoals deze binnen de leef- en werkstijl op het Maartenhuis onontbeerlijk is. En zo zijn er nog meer dingen. Er is een gastenopvang nodig. Komt namelijk iemand op bezoek, dan kan hij ’s avonds niet terug omdat de laatste boot om negen uur vaart. Behalve woonruimte voor de medewerkers is er ook een vierjarig kind van twee bewoners dat woonruimte moet hebben, waarvoor geen subsidie ontvangen wordt. Enfin, al met al reden te over, als men hier op het eiland Texel sociaal-therapie wil realiseren, er hard aan te gaan trekken. Dat hoort bij het Maartenhuis en zijn situatie, naar het schijnt. 
(Dit artikel kwam mede tot stand dankzij de activerende medewerking van Herman Dikker.)’
Wat opvalt in dit verhaal, is de anekdote over Karl König en Lies Rijsselberghe die samen op Texel naar een geschikte locatie zouden hebben gezocht voor de ouder wordende kinderen van Huize Thomas in Rotterdam. Zo begon in 1964 het Maartenhuis. In de tekst die ik op 12 juli in ‘Bliksem’ aanhaalde, stond dat het Maartenhuis in 1967 werd verworven en tien jaar heeft gefunctioneerd, tot 1977. In 1980 werd het door Christophorus gekocht en daarmee werd het een Camphillgemeenschap. Maar de bewoners die er voordien woonden, waren ondertussen verhuisd naar Bergen in Noord-Holland en vormden daar het Raphaëlhuis. Na jaren vond er weer een verhuizing plaats, nu naar het voor hen nieuw gebouwde Midgard in Tuitjenhorn. Ook dat is weer een heel verhaal. Maar dat komt zo. Eerst wil ik de nieuwe directeur van Midgard aan het woord laten. Hij doet zijn verhaal namelijk in de nieuwste uitgave van het nieuwsblad van de Raphaëlstichting, ‘Kristallijn nr. 03 Sept. 2009 – kunt u hier downloaden’, staat er op de website van deze antroposofische zorgaanbieder, voornamelijk in Noord-Holland. Het is opgetekend door Jan Verweij onder de titel ‘Hier worden cliënten echt als gelijkwaardige benaderd’:
Na het vertrek van de vorige directeur van Midgard, Jos van Es, ging het bestuur van de Raphaëlstichting op zoek naar een interim-directeur voor een half jaar. Deze ‘interimmer’ kreeg ondermeer de opdracht om een profielschets voor een nieuwe directeur te maken. Maar zover kwam het niet. Otto Moison bleek bij zijn eerste interimklus er al snel achter te komen dat ‘interimmen’ eigenlijk niets voor hem was. ‘Ik merkte dat ik niet alleen wilde constateren, maar dat ik het ook wilde doen. En gelukkig was dat op ’n zeker moment ook de vraag van de Raad van Bestuur.’ En zo kwam het dat de ‘interimmer’ zélf de nieuwe directeur werd... 
Otto Moison vervulde in de jaren ’80 zijn vervangende dienstplicht bij Nieuw Unicum (zorginstelling voor mensen met een lichamelijke beperking in Zandvoort). Het was een moeilijke tijd om een baan te vinden en dus ook een die aansloot bij zijn opleiding aan de Hogere Bosbouw- en Cultuurtechnische school. Vandaar dat hij besloot te solliciteren als ‘onbevoegd groepsleider’ bij een zorginstelling in Haarlem. Daar werd hij adjunct-hoofd van een dagcentrum. Ondertussen volgde hij een HBO-opleiding inrichtingswerk, waarna een studie Sociale Wetenschappen (richting bestuurskunde) aan de VU in Amsterdam volgde. Hij werd ondermeer divisiemanager van de intramurale zorg bij de Hartenkamp. 
Otto: ‘Toen ik twee jaar geleden 50 jaar werd, dacht ik wel bij mezelf: ga ik bij de Hartenkamp nog 15 jaar door, of is het tijd voor een frisse wind? Om een lang verhaal kort te maken: Marinus van der Meulen kreeg te horen dat ik op zoek was naar interim-werk en belde me op. De bedoeling was om niet meteen op zoek te gaan naar een nieuwe directeur, maar om een interimdirecteur eerst in kaart te laten brengen wat er op Midgard speelde en waar Midgard voor de toekomst behoefte aan zou hebben. Van daaruit zou een nieuw proces gaan starten waar een geschikte directeur bij moest worden gezocht. Dit om te voorkomen dat een nieuw iemand meteen weer een nieuwe koers in zou zetten. Ik begon in januari en schreef in april een tussenrapportage waarin ik aangaf wat langer te willen blijven om het omschakelingsproces te begeleiden. Dat mocht. Op een gegeven moment werd ik gevraagd te willen blijven. En dat wilde ik! 
Ik constateerde dat het op Midgard wat ontbreekt aan een gedragen visie en perspectief. Ik trof een naar binnen gekeerde instelling aan; een beetje een eiland. Wel was er vanuit de inhoud volop ontwikkeling gaande. Zo werd er al veel zorgvuldiger omgegaan met cliëntbesprekingen en contacten met ouders. Maar er is nog weinig visie ontwikkeld over ‘wat Midgard wil zijn’ en bijvoorbeeld hoe we ons voorbereiden op de ouder wordende bewoner. 
Een vraagstuk dat momenteel speelt is die van de heterogene groepen. De gedachte daarachter, dat de ene bewoner de ander kan bijstaan, is natuurlijk prima. Maar met een toenemend aantal bewoners met gedragproblematiek kun je je afvragen of de veiligheid van de anderen die op zo’n groep wonen, wel gewaarborgd kan blijven. Is het concept van gezamenlijke woonkamer met individuele slaapkamers wel voor alle groepen geschikt? En hoe zorg je ervoor dat groepsleiding voldoende professionaliteit ontwikkelt om met die bewoners om te gaan?’ 
Onder Otto’s voorganger was een nieuwe – gelaagde – organisatiestructuur ontstaan met clustermanagers als middenmanagement tussen de directeur en de uitvoerenden in. Otto: ‘Uit een enquête bleek dat deze verandering niet echt als een verbetering werd ervaren. Maar er is ook veel verloop geweest in personeel, waardoor je ook kunt zeggen dat het niet echt een goede kans heeft gehad. Hoe dan ook, men vindt de afstand tussen beleidsvoerders en uitvoerenden groter geworden, waardoor de betrokkenheid tot het beleid is afgenomen. Momenteel zit ik met de clustermanagers eens in de twee weken samen met de teamleiders aan tafel. Van daaruit gaan we kijken hoe we de structuur gaan aanpassen en de betrokkenheid weer kunnen vergroten. 
Op de vraag naar hoe hij de overgang van een reguliere naar een antroposofische instelling heeft ervaren, antwoordt Otto: ‘Zo’n belangrijk iets als de viering van de jaarfeesten voelt, vanwege mijn katholieke achtergrond, niet wezensvreemd aan. Bijzonder is wel dat het zo’n grote rol speelt in de cultuur van de instelling en dat men er zo bewust mee omgaat. Wat me erg opviel was de open en vriendelijke ontvangst. Ook zag ik dat groepsleiders cliënten als gelijkwaardige benaderen. Aandacht en respect zijn hier echt zichtbaar. In mijn vorige werk kwam ik wel eens tegen dat er tijdens het aanhoren van een verhaal van een cliënt ondertussen sms-jes werden verstuurd... Dat kom je hier echt niet tegen!’
En ook hier kan een oud verhaal, uit de oude doos, oude koek dus, tegenaan gelegd worden. Eveneens uit de Sampo, maar dan van een jaar eerder, toen dit tijdschrift in feite nog geen eigen naam had, maar alleen ‘tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie’ heette. Het was nr. 5 van najaar 1989, en het eerste artikel dat ik voor dit blad schreef, als nieuwbakken verslaggever tussen de zeer ervaren heilpedagogen-redactieleden van het eerste uur Juske Manssen, Dick Hütter, Jac Net en Arie Veldhuijsen. De titel zegt eigenlijk al waar het om gaat, ‘Officiële opening van Midgard’:
‘Voor het nieuwe heilpedagogische instituut Midgard stond de laatste week van september 1989 geheel in het teken van de opening van hun nieuwe behuizing. Het ligt midden in de polder in Noord-Holland, en er omheen verrijzen gestaag de nieuwbouwhuizen van de inwoners van het plaatsje Tuitjenhorn, die Midgard tot een wijk in een wijk zullen maken. Het middelpunt van Midgard wordt gevormd door de Hiëramzaal die, gelegen aan een pleintje, omgeven wordt door verscheidene woonhuizen waarin kinderen en volwassenen leven. Het is aan alle kanten open zodat gemakkelijk tussen de huizen door naar buiten gelopen kan worden. Ter gelegenheid van de openingsweek was er met de bewoners een spel ingestudeerd, dat verschillende keren werd opgevoerd. Op dinsdag werd het getoond aan het bevriende instituut Scorlewald, op woensdag bij de interne opening aan Midgard zelf, en op zaterdag tijdens een open dag aan de ouders en inwoners van Tuitjenhorn. 
De officiële opening vond echter plaats op vrijdag 29 september en zou verricht worden door Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana, die in 1981 ook Scorlewald geopend had. 29 September is eveneens de dag waarop het Michaëlsfeest in alle heilpedagogische instituten gevierd wordt, en er werd gefluisterd dat het op uitdrukkelijke wens van Prinses Juliana zelf was dat deze vrijdag was uitgekozen. Ze wilde zoveel mogelijk gewoon onder de bewoners zijn, en zou daarom vrijwel alleen komen. Helaas moest de voorzitter van de Raphaëlstichting voor Sociale Heilpedagogie, de heer Mathijsen Gerst, in zijn openingswoord mededelen dat de Prinses door een griep verhinderd was. Hij kon enkel een gelukstelegram dat zij gestuurd had, voorlezen. Dat was een domper op de vreugde van de bewoners en medewerkers van Midgard, die zich samen met de inwoners van Tuitjenhorn zozeer op haar komst verheugd hadden. 
Mevrouw Lievegoed-Schatborn van de Zonnehuizen in Zeist vertelde daarna iets uit de historie van Midgard. Zij heeft de meer als 55 jaar oude geschiedenis van de heilpedagogische beweging bijna van het begin af aan zelf meegemaakt. Daarom kon zij uit eigen ervaring vertellen over de historie van Midgard, die ouder is dan je op het eerste gezicht zou verwachten. Al in november 1964 werd daartoe door mevrouw Rijsselberghe vanuit Rotterdam de eerste aanzet gegeven. Om tot de verzorging van een interne behandeling te kunnen komen, richtte zij op Texel het Maartenhuis op, dat zich bevond in het voormalige gebouw van een droogdok-maatschappij. Na twaalf jaar werd er verhuisd naar het Raphaëlhuis in Bergen, in Noord-Holland. Dat zou een tussentijdse behuizing zijn omdat het gevestigd was in een oud kloostergebouw met drie verdiepingen, dat eigenlijk ongeschikt was voor het dertigtal bewoners dat zich voor het merendeel moeilijk kon voortbewegen. 
Nog eens twaalf jaar duurde het echter, tot mei 1988, voordat de eerste 15 kinderen in Midgard hun intrek konden nemen. Op 26 november van datzelfde jaar, de eigenlijke verhuisdag, werd door de resterende bewoners het totale aantal van een tachtigtal plaatsen ingenomen. En daarmee was in drie stadia het eindpunt van een ontwikkeling bereikt, die in de loop der jaren tot drie verschillende namen had geleid. Het Maartenhuis is genoemd naar Sint Maarten, die het ideaal van de christelijke ridder in praktijk brengt door de helft van zijn mantel weg te schenken. Het Raphaëlhuis heeft zijn naam te danken aan de aartsengel Rafaël, die de mens helpt aardse stoffen tot geneeskrachtige substanties om te vormen. Het vertrekpunt van een nieuwe ontwikkeling heeft nu echter een naam gekregen die de aarde zelf beduidt: Midgard, de gaarde in het midden. Het is het land van het midden waar het evenwicht gezocht wordt tussen geest en stof. 
Dat werd daarna in beeld gebracht door een imposante uitvoering van “Het sprookje van de groene slang en de schone lelie”, dat door Goethe rond 1800 werd geschreven. De bewoners van Midgard brachten daaruit zeven scenes op het toneel. Ze werden steeds begeleid door “schaduwspelers”, medewerkers die hen ondersteunden bij het spelen. Op deze wijze zekerheid biedend, kwamen de bewoners tot opmerkelijke prestaties. Daartoe droeg ook de creatieve en kunstzinnige vormgeving bij, die geheel was verzorgd door mensen uit eigen huis. De in prozaritme herschreven tekst, het koorspreken, de zelf gecomponeerde en uitgevoerde muziek, zowel vocaal als instrumentaal, en de decors, kostuums, belichting en regie: alles was van eigen hand. Heel praktisch bleek de oplossing om de spelers op het toneel niet zelf te laten spreken, maar de teksten door een zang- en een spreekkoor vanachter uit de zaal te laten uitvoeren. De bewoners hadden vooral langdurig geoefend op vereenvoudigde bewegingen die een ritmisch karakter hadden, die eigen waren aan de karakters die werden gespeeld. 
Het geheel leverde een indrukwekkend schouwspel op waarin de verschillende beelden uit het sprookje, zoals de dwaallichten, de veerman, de slang, de oude man met de lamp en de metalen koningen, tot leven kwamen. Vooral de middelste scene liet een diepe indruk achter. Nadat de oude man met de lamp antwoord had gegeven op de vragen van de gouden, de zilveren en de ijzeren koning, vertelde hij dat hij drie geheimen kende. Toen sloop de slang op hem toe en fluisterde hem het vierde, dat hij nog niet kende, in het oor. Daarmee was het moment aangebroken waarop hij als een bazuin uitriep: “Het is aan de tijd!” Het klonk als het werkelijke openingsmoment van instituut Midgard, door de bewoners en medewerkers zelf voltrokken. 
Na deze buitengewone belevenis in klank en kleur bracht de oud-burgemeester van Harenkaspel èn Warmenhuizen zijn gelukwensen over. Al in 1973 waren de beginideëen voor Midgard ontstaan, en in 1976 werd er eerst met de gemeente Alkmaar contact gezocht om daar een geschikte plek te vinden. Toen dat niet doorging was het aan de enthousiaste inzet van burgemeester Wesseling te danken, dat Midgard naar Tuitjenhorn werd gehaald. Door zijn onvermoeibare ijver ontstond er een vruchtbare samenwerking. Dat werd bevestigd door Kees van Eijck van Scorlewald, die vertelde dat de burgemeester de plannen sneller wilde realiseren dan dat zij konden uitvoeren. Het bestemmingsplan was al gewijzigd ten gunste van Midgard voordat zij het in de gaten hadden. Dat hadden ze nog nooit meegemaakt, netzomin als het feit dat door de inwoners van Tuitjenhorn geen enkel bezwaarschrift daar tegen werd ingediend. Uit naam van de gemeente bood de heer Wesseling een grote klok aan, die in F gestemd was. Deze hing al buiten aan het klokkengestoelte te pronken en wachtte erop geluid te worden door de gedeputeerde van de provincie Noord-Holland, de heer Corver, die hiermee Midgard officieel zou openen. Om half één zong de mooie klok korte tijd over het terrein, totdat de klok onder hilarisch gelach stokte, omdat hij door het enthousiaste trekken aan het klokketouw was omgeslagen en tegen het afdak vastzat. Dat kon gelukkig snel verholpen worden. 
Het programma werd ’s middags om twee uur hervat met een voordracht van de 84-jarige professor Lievegoed, die de nestor is van de heilpedagogische beweging in Nederland. Het thema dat hij behandelde stond zowel in het teken van het Michaëlsfeest, als van de opening van Midgard die op één en dezelfde dag plaatsvonden. Hij begon met te spreken over de twee polen in het zieleleven van de mens: het lichamelijk-psychische en het geestelijk-psychische. Tot het eerste behoren de instincten, driften en begeerten die op dwingende wijze uit het lichamelijke van de mens opstijgen. Tot het tweede behoren het, van oudsher als platonische begrippen bekendstaande, ware, schone en goede. Deze laatste drie zijn echt Michaëlisch, omdat ze de mens vrij laten om daarmee tot zingeving en reële waarde-oordelen te komen. 
Uitvoerig sprak professor Lievegoed over de differentiatie die in de loop der mensheidsgeschiedenis is ontstaan, waardoor niet alleen hele mensengroepen, maar zelfs ieder individueel mens verschillend is van de ander. Deze differentiatie is het eerst begonnen in het gebied van het lichamelijk-psychische, maar heeft zich later ook doorgezet in het gebied van het geestelijk-psychische. Het opmerken van zulke feitelijke verschillen wordt tegenwoordig niet erg gewaardeerd, omdat men juist vindt dat de mensen gelijk moeten zijn. Wanneer je echter de verschillen die er nu eenmaal zijn onder ogen durft te zien, kan pas de mogelijkheid ontstaan deze ook te overwinnen. Dit kan gebeuren als onderling geheel verschillende mensen en groepen proberen te streven naar broederlijke samenwerking. Dat is geen gemakkelijke opgave, maar met zo’n instelling in het leven staan werkt stimulerend om de dingen op eigen wijze te doen, en ze in vrijheid in te voegen in het geheel. Daardoor kan een vruchtbare samenwerking ontstaan, die geheel nieuwe en ongekende dingen tot stand brengt die de wereld verrijken. Zo begroette professor Lievegoed instituut Midgard, de nieuwe loot aan de heilpedagogische tak in Nederland. 
Om half vier werd buiten op het pleintje door Scorlewald, bij monde van Norbert Visser, een bronzen beeld van de veerman uit het sprookje van Goethe, aan Midgard aangeboden. Het was gemaakt door een Scorlewalder, Rino van Voorbergen, en werd in ontvangst genomen door Hennie van Dijk (zijn bureau bleek nog steeds ergens op Scorlewald te staan). De veerman is uitdrukking van het oversteken van de stroom, vertelde Norbert Visser. Niet alleen de stroom tussen Texel en Noord-Holland is overgestoken, maar steeds weer opnieuw zal tussen Scorlewald en Midgard de stroom die als Noordhollands kanaal Bergen en Schoorl van Tuitjenhorn scheidt, overgestoken moeten worden. Maar wie van de twee, vroeg hij zich af, bevindt zich nu dichter bij het rijk van de schone lelie? Dat er een brug tussen de twee werelden te vinden is als je er naar op zoek gaat, bewees een stralende regenboog die op dat moment aan de noordoostelijke hemel verscheen. 
Na de traditionele drakenslag die door de kinderen van Midgard in de open lucht gestreden werd om een angstig gillende schone jonkvrouw te bevrijden, werd deze bijzonder geslaagde dag besloten met een receptie waar geschenken en toespraakjes hun plaats konden vinden. Alleen architect Van der Pluijm wil ik memoreren, die sinds het begin van de bouw in het voorjaar van 1987 zoveel regen uit de lucht had zien vallen, dat hij sprak van een zondvloed. Op de foto’s die hij toonde waren alleen waterplassen te zien waarin de bouw in wording werd weerspiegeld. Net zoals de schenkers van de grote klok geheel in stijl de aanbidding der drie koningen erop hadden laten graveren, bood de architect een prachtig calvairebeeld aan, voorstellend de vlucht naar Egypte, zoals deze in de middeleeuwen in Finistère, een streek in Bretagne, gemaakt werden. Zo kwam aan deze dag van de officiële opening van Midgard een einde. Drie jaar geleden werd deze kleigrond nog door de boeren opgegeven omdat hij dood- en platgereden was, en alleen goed werd geacht voor het groeien van onkruid. In het licht daarvan is het niet te geloven wat kinderen en volwassenen van Midgard hebben gepresteerd om in dit stukje aarde weer nieuw leven te blazen. In november nog moesten vele bomen die net geplant waren eruit gehaald worden omdat ze niet aansloegen. Sindsdien wordt er door bewoners en medewerkers gezamenlijk intensief gewerkt aan het Landbouw Ontwikkelings Project, waarin door middel van een biologisch-dynamische landbouwvoering met houtwallen, heidecompost, wilgenbeschutting, preparatengebruik en dergelijke, geprobeerd wordt de bodem weer levenskrachtig te maken. En dat het lukt om leven en werken zo in te richten dat daardoor het natuurlijke leven weer begint aan te slaan, was op deze Michaëlsdag 1989 al duidelijk te zien en te beleven. Maar daarvoor werd dan ook, officiële openingsdag of niet, ’s ochtends vroeg alom zeven uur de dag gezamenlijk begonnen met het strooien van preparaten over het land...’
Dit was twintig jaar terug in de tijd. Waarmee weer een aardig stukje historie van de heilpedagogie en sociaaltherapie is geschilderd, toepasselijk bij dit jaargetij.

2 opmerkingen:

Ramon DJV zei

Leuk verhaal, Michel. En nu gaat erbij mij een lampje branden. Ik was afgelopen vakantie met het gezin in Texel (de Koog) en af en toe zei mijn oudste: 'Kijk papa, sofen'. 'Hoe kom je daarbij', dacht ik dan. Wist ik veel dat daar een heilpedagogisch instituut is.
In Den Hoorn heb ik wel de Novalishoeve gezien, maar niet van hun bd-ijs geproefd. Wat ik wel zonde vind. Zal voor een andere keer zijn.
Ken jij de Camphillbeweging trouwens goed? Om de een of andere reden (weet niet precies waarom) krijg ik een onbehaaglijk gevoel bij die beweging.

John Wervenbos zei

Prima artikel. Het 'verhalen van (goede) verhalen' is een goede zaak. Legt een basis voor (meer) historisch besef en opent de ogen voor subtiele samenhangen. De boekwerken van Karl König kan ik ook waarderen. (Zie literatuuropgave - Werke (auf Deutsch)- in het WikiPedia artikel.) Met name zijn De eerste drie kinderjaren kon ik zeer waarderen. Respect voor mensen die met toewijding in de gehandicaptenzorg werken; zeker ook binnen een Camphill gemeenschap.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)