Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

zaterdag 19 september 2009

Zelfzin

‘Door steeds zichzelf te scheppen
wordt zielezijn zichzelf gewaar:
de wereldgeest streeft verder,
door inzicht in zichzelf opnieuw gewekt
en schept uit zieleduisternis
de wil als vrucht der zelfzin.’

Zo luidt de weekspreuk van deze week, gemunt door Rudolf Steiner in 1912. De vertaling door Wijnand Mees stamt uit het boekje Meditaties voor de weken van het jaar uit 2000. Er is inmiddels ook een tweede druk uitgekomen. Of die ook is nagezien, weet ik niet. Dit is namelijk een lastige spreuk. Dat zijn de meeste spreukteksten van Steiner wel, maar ze hebben ook een bepaalde helderheid, die zo mooi geïllustreerd wordt in het nawoord bij het boek ‘Gedichten, spreuken, meditaties’, waar ik het hier al eens eerder over gehad heb (op 23 augustus 2008 in ‘Honderd’ bijvoorbeeld).

De mens is geest, is het uitgangspunt. Maar zo eenvoudig is dat natuurlijk niet. Hij is het wel, in principe, maar moet het ook nog worden. Daartoe moet hij zich in verbinding stellen met het geestelijke in de wereld. Maar mag zichzelf daarbij niet opgeven. Dat is een ingewikkelde situatie, een toestand die niet makkelijk te bereiken is. In de bovenstaande spreuk komt dat tot uiting. Het gaat over de ziel, een immaterieel gegeven dat geen vaststaand feit is, maar pas een zekere mate van bestaan krijgt als het ook actief gewild wordt. De mens moet willen dat hij een ziel is, dat moet hij waarmaken, dan kan hij ook op bewuste wijze een geestelijk wezen worden. De wil wordt aangesproken. Dat is niet zomaar in dit jaargetijde; we zijn immers op weg naar het Michaëlfeest over tien dagen precies (op 29 september). Daar speelt die geestelijke wil een grote rol.

Nu is er iets geks met die bovenstaande spreuk. Natuurlijk is het een precaire situatie, de toestand die de mens als geestelijk wezen en het geestelijke in de wereld bij elkaar brengt. In welke verhouding staan zij tot elkaar? In tweeduizend jaar christendom is hier dikwijls hevige strijd om geleverd, om inzicht hoe dit in werkelijkheid zit.

Als je die spreuk goed leest, kun je je vragen stellen of die relatie wel in evenwicht is. Okee, de ziel schept zichzelf, onophoudelijk doet hij dat, want dat is voorwaarde om zich als ziel van zichzelf bewust te kunnen worden. Maar dan? Opeens treedt ‘de wereldgeest’ op, wat dat ook moge inhouden, die inzicht in zichzelf heeft gekregen en daardoor opnieuw wordt opgewekt. Dat geeft hem de mogelijkheid om uit ‘zieleduisternis’ een belangrijke vrucht van de wil te creëren, dé vrucht van de wil zelfs. Ik begin me hierbij onbehaaglijk te voelen; als ziel vind ik mezelf aanvankelijk terug in een bijzondere, maar evengoed herkenbare situatie. Maar als die wereldgeest het overneemt voel ik me ongemakkelijk; waar blijf ik dan? En wat doet hij met mij? Het ziet er naar uit dat hij de zaken zo overneemt en ik er willoos bijhang. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, zo lijkt mij.

Wat zegt Wilfried Nauta? Hij heeft ook de weekspreuken in vertaling beschikbaar gesteld, zoals ik op 24 juni in ‘Johannesfeest’ schreef. Toevallig heeft hij hem net weer op de homepage van AntroVista gezet, deze ‘Nieuwe weekspreukenkalender’:

‘Versie 7 van AntroVista’s Weekspreukenkalender is gratis te downloaden. Deze digitale kalender was al heel handig, maar heeft nu nog meer mogelijkheden.’

Zijn vertaling luidt:

‘Door zich steeds opnieuw te scheppen
wordt de ziel het eigen zijn gewaar;
De wereldgeest streeft voort
door zelfinzicht tot nieuw leven gebracht,
en schept uit zielenduisternis
de wilsvrucht van de eigenzin.’

Hij noemt het hier ‘eigenzin’; al net zo’n vreemd woord voor het Nederlands als de ‘zelfzin’ van Wijnand Mees. Van Dale kent ze allebei niet. Het moet om ‘Selbstsinn’ bij Steiner gaan. Of dat in het Duits ook zo’n ongewoon woord is, weet ik eigenlijk niet. – Maar de vraag waar het mij om ging, blijft ook hier staan: de wereldgeest heeft hier dezelfde taakopdracht als in de eerste versie.

Nu staat er achterin het boekje een ‘Verantwoording’:

‘De teksten van de 52 meditaties zijn vertaald door Wijnand Mees en gebaseerd op de uitgave in: Gedichten, spreuken, meditaties (Zeist 1999) in de serie Rudolf Steiner, Werken en voordrachten.’

Kijk, dat zei ik al. Laat ik die er nou eens bij pakken. Hee, wat zie ik nu: daar staat het toch wel een beetje anders. Die ene regel ‘door inzicht in zichzelf opnieuw gewekt’ krijgt hier twee regels. Ik doe de regel ervoor er ook bij, dan wordt het verschil duidelijker:

‘De wereldgeest streeft verder,
door inzicht in het zelf
opnieuw gewekt tot leven, (...)’

Dat is dus iets heel anders! Niet de wereldgeest is hier de actor, degene die actief is. Okee, hij streeft dan wel verder, maar hij moet ondertussen wel tot nieuw leven worden gewekt. En dat gebeurt door inzicht in het zelf te krijgen. Wat dan weer terugslaat op de ziel die steeds zichzelf schept. Kijk, dan krijgt het zin. Dan wordt het vervolg ook heel anders. Want dan wordt de wereldgeest door mijn inbreng als scheppende en zichzelf bewust wordende ziel in de gelegenheid gesteld om ‘uit zieleduisternis de wil als vrucht der zelfzin’ te scheppen. Waarbij het dan steeds meer voor de hand ligt, ook al wordt dat er niet expliciet bij gezegd, dat het mijn zieleduisternis is die als basis dient om mijn eigen wil als vrucht van de ‘eigenzin’ (mooi woord van Wilfried Nauta) te creëren.

Ja, zo krijgt het zin. En hoe staat het dan in het Duits? Daar had ik natuurlijk ook meteen kunnen kijken. Maar ik ga liever eerst bij het Nederlands te rade, want ik ben geen Duitser, maar een Nederlander. En die wil het toch het liefst gewoon in zijn moedertaal zien en horen. Bovendien weet je in het Duits nooit of je het wel écht begrepen hebt. Zeker bij Steiner niet, want het zijn nu eenmaal geen gewone woorden en zinnen en teksten en inhouden. (Jelle van der Meulen zou ongetwijfeld schrijven: geen gewone woorden & zinnen & teksten & inhouden.)

Dus in het Duits:

‘Sich selbst erschaffend stets
Wird Seelensein sich selbst gewahr;
Der Weltengeist, er strebet fort
In Selbsterkenntnis neu belebt
Und schafft aus Seelenfinsternis
Des Selbstsinns Willensfrucht.’

Er staat dus helemaal geen ‘door inzicht in het zelf’, maar ‘in inzicht in het zelf’. Ik kan wel begrijpen waarom Wijnand Mees dat niet met ‘in’ heeft vertaald, want dat klinkt gewoon niet goed, twee keer ‘in’ achter elkaar. Oorspronkelijk had hij van die ene zin ‘In Selbsterkenntnis neu belebt’ in vertaling twee regels gemaakt: ‘door inzicht in het zelf / opnieuw gewekt tot leven’. Om er één regel van te maken, zoals in het Duitse origineel, werd het ‘door inzicht in zichzelf opnieuw gewekt’. Waarmee echter de zin (de inhoud bedoel ik) verloren ging, of liever gezegd een andere betekenis kreeg.

Ik vind het echter gek dat hij niet voor een logische oplossing heeft gekozen, die ook redelijk voor de hand ligt, en ook heel eenvoudig te realiseren is:

‘Door steeds zichzelf te scheppen
wordt zielezijn zichzelf gewaar:
de wereldgeest streeft verder,
in zelfkennis opnieuw gewekt
en schept uit zieleduisternis
de wil als vrucht der zelfzin.’

Waarbij ‘zelfkennis’ bovendien een Nederlands woord is dat zelfs Van Dale vermeldt.

Nu is het vandaag 19 september, en dat noopt mij nog tot iets anders over te gaan. Maar misschien toch ook weer niet zo heel anders. Op 14 juni schreef ik in ‘Honderdjarig’:

‘Op 14 juni 2009 bereikt dokter Schatborn, met haar volledige naam Nel Lievegoed-Schatborn, de onvergelijkbare leeftijd van honderd jaar. Zij was er als arts in opleiding bij toen op 19 september 1931 de officiële opening plaatsvond van het eerste heilpedagogische instituut in Nederland, het Zonnehuis. De initiatiefnemer was de 26-jarige Bernard Lievegoed, met wie zij drie jaar later zou trouwen. Zij zou na hem de leiding over de instelling op zich nemen en 66 jaar lang ten nauwste verbonden zijn met het reilen en zeilen ervan.’

Vandaag is die 19e september dus aangebroken, en dat betekent dat 78 jaar geleden de heilpedagogie in Nederland officieel begon. Nu verscheen er drie jaar terug, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van Zonnehuizen, een interview met Nel Lievegoed-Schatborn in het tijdschrift van deze instelling, waarin zij onder meer terugblikte op die tijd. En dat laat ik hier graag volgen. Ook voor het historisch bewustzijn, zullen we maar zeggen. Het verscheen in nr. 2 van ‘Zon’, het blad van Zonnehuizen, van september 2006. Het droeg de titel ‘Een leven lang de Zonnehuizen’; de auteur wordt niet vermeld.

Wat deed u besluiten drie jaar na de oprichting in het de Zonnehuizen te gaan werken?

‘De praktische uitleg is dat Bernard, die ik had leren kennen via de Antroposofische Vereniging, dringend om een tweede arts verlegen zat. En ik had zojuist mijn artsexamen gehaald. Maar ik geloof er heilig in dat ik was voorbestemd mijn levenslot te verbinden aan dat van de heilpedagogie. Al op vroege leeftijd drong bij mij het besef door dat ik niet voor het eerst op deze aarde verkeerde. De aanleiding was de eerste ontmoeting met een jongen, die zijn beide ouders had verloren aan de Spaanse griep. Het eerste wat ik dacht toen ik hem in de verte zag staan, was: aan jou heb ik iets goed te maken. Wat, dat wist ik niet. Maar ik heb het wel gedaan. Toen hij als twintiger in Nederlands-Indië was gelegerd, schreef ik hem iedere twee weken een lange brief. Later liet hij mijn moeder weten dat die brieven hem door die moeilijke periode heen hebben geholpen. Ook dat ons gezin via een kennis in aanraking kwam met de antroposofie is naar mijn overtuiging geen kwestie van toeval geweest.’

Wat vond uw familie ervan dat u zich in de ongewisse toekomst van het antroposofische pionierswerk begaf?

‘Eigenlijk was het mijn bedoeling de eerste antroposofisch georiënteerde huisartsenpraktijk in Rotterdam te openen. Daarnaast had ik de mogelijkheid in Berlijn als arts aan de slag te gaan. Maar dat aanbod had ik al gauw naast mij neergelegd: de politieke situatie was toen al redelijk onheilspellend. Mijn moeder – mijn vader is overleden toen ik 11 was – was niet erg enthousiast over mijn keuze. ‘Kind, maar daar verdien je toch helemaal niets mee!’, was haar reactie. Ook Bernard had met de nodige weerstand in zijn omgeving te kampen. Hij was een uitmuntende student medicijnen. Iedereen ging er vanuit dat hem na de nodige specialisaties een glansrijke universitaire carrière wachtte. Maar het zou anders lopen, dankzij een bezoek aan het heilpedagogisch instituut Lauenstein in Duitsland. De manier waarop daar met verstandelijk gehandicapte kinderen werd omgegaan, trof hem zodanig dat hij besloot in Nederland eenzelfde instituut op te zetten.’

Wat was er zo anders aan de manier waarop die kinderen werden behandeld?

‘Zij zaten daar bijvoorbeeld in een kring en waren enthousiast aan het klappen en zingen. Tegenwoordig zou je zeggen: wat is daar nu bijzonder aan? Maar dat was in die tijd ronduit revolutionair! In Lauenstein waren ze ervan doordrongen dat ook kinderen met een verstandelijke handicap een individuele ontwikkeling doormaken. Dat ieder kind recht heeft op enige vorm van onderwijs, recht heeft zich te ontplooien. Hoe klein de stapjes ook waren, het waren stapjes vooruit! Zwakzinnige kinderen, zoals we ze toen noemden, werden hier in Nederland wel opgevangen, maar daar bleef het ook bij. Meer dan verplegen was het niet. En in sommige gevallen was ‘verplegen’ een groot woord. Ik wil daar niet nader op ingaan. In Lauenstein werden de kinderen niet alleen liefdevol opgevangen, er werd ook iets met ze gedáán. En dan bleek dat ze veel meer in hun mars hadden dan hun ouders ooit hadden durven dromen! Een van de eerste kinderen die wij zelf zouden opvangen was Annemarietje. Dat meisje kwam uit een boerenfamilie die haar letterlijk verborgen hield voor de buitenwereld. Een goede boer had nu eenmaal geen gestoorde kinderen. Dat zij tot een van onze betere leerlingen zou uitgroeien, had iedereen voor onmogelijk gehouden. En zo verliep het met meerdere kinderen.

Bernard is zich vervolgens gaan oriënteren in heilpedagogisch instituut Sonnenhof in het Zwitserse Arlesheim, bij de befaamde antroposofisch arts Ita Wegman. Hij nodigde mij uit daar nog tijdens mijn studie ook een trimester te volgen. Een onvergetelijke tijd was dat, waarin ik ontzettend veel heb geleerd. Bernard heeft met Ita Wegman vervolgens besproken eenzelfde instituut te willen openen in Nederland. Dat gebeurde op 19 september 1931, in Bosch en Duin. Ik was bij de feestelijke opening aanwezig. Wat me daar nog heel goed van bijstaat, is de indruk die het vijftal kinderen waaruit de groep toen bestond, op mij maakte. Ik voelde al heel snel dat hier mijn toekomst lag, ook al zou het nog een paar jaar duren voor ik naar de Zonnehuizen kwam. Ik mag wel zeggen dat mijn man en ik in Nederland pionierswerk hebben verricht. Bernard is geen man geweest die is blijven dromen; hij heeft zijn idealen omgezet in daden. Hoe moeilijk de situatie ook was, we deden het gewoon.’

Nederland verkeerde in de jaren dertig in een economische crisis. Hoe kwam u desondanks aan voldoende financiële middelen en personeel?

‘In de beginjaren was het puur overleven. Wanneer er een nieuw kind kwam, moest Bernard snel een triplex bedje in elkaar timmeren. Met de koop van het Veldheim-gebouw nam Bernard bijvoorbeeld een groot financieel risico. Aan bevlogen medewerkers heeft het ons nooit ontbroken. De grote werkloosheid in die tijd was ergens zelfs een zegen voor ons: men was al blij met kost en inwoning. Dat was lange tijd het enige wat wij mensen konden bieden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we het nooit breed hebben gehad. Lang niet alle ouders waren in staat de kosten op zich te nemen. Maar wij hebben nooit een kind willen weigeren om financiële redenen. Dus zaten we ’s avonds laat met de handen in het haar naar een stapel rekeningen te turen: welke betaling zouden we nog even kunnen uitstellen?

Toen eind jaren zestig de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zijn intrede deed, had dit behalve veel positieve gevolgen voor ons ook een keerzijde. Het betekende namelijk ook dat we op den duur onze lang gekoesterde vrijheid zouden verliezen. We kregen te maken met steeds meer regels die de overheid instelde.

Met welke regels had u zoal moeite?

‘Bijvoorbeeld met de CAO-regeling. Wij begeleiders vormden in die tijd een gemeenschap met de kinderen. Dat samenleven en samenwerken was een van onze idealen. Wij namen voor een heel groot deel de ouderschapstaken over. Als een kind door een bepaalde begeleidster ’s morgens gewekt was, moest zij door diezelfde begeleidster ook weer naar bed worden gebracht, vonden wij. Maar volgens de afspraken in de CAO mochten we niet langer in gebroken diensten werken. Voor sommige kinderen was het verdwijnen van die continuïteit een redelijk rampzalige ontwikkeling.’

Hoe kwamen de kinderen bij de Zonnehuizen terecht?

‘Dat ging toen nog vooral via via. Officiële doorverwijzingen bestonden helemaal niet. Het personeel kwam vanuit het hele land hier naartoe. Dat komt doordat mijn man zich altijd zeer heeft ingezet voor het bekendmaken van het werk binnen de heilpedagogie. Er kon geen internationaal Antroposofisch Congres plaatsvinden zonder dat hij er een lezing gaf. Wij hebben ons nooit beziggehouden met zieltjes winnen. Wij hoefden anderen niet te bekeren tot de antroposofie. Laten zien waar we voor stonden, dat was het enige wat telde. Wij hebben ook nooit kinderen uitgesloten. Ook diegenen die het reïncarnatieaspect van de antroposofie verwierpen, waren bij ons welkom. Het was voor ons genoeg wanneer kinderen en ouders de vruchten plukten van onze aanpak. Vooral na de oorlog nam het aantal kinderen snel toe en moesten we de groei het hoofd bieden door een nieuw pand aan te kopen. Dat werd Stenia, waar we de moeilijk lerende kinderen onderbrachten. De problematiek van de kinderen veranderde toen overigens sterk. Veel voogdijverenigingen stuurden nu ook kinderen die intellectueel nauwelijks een achterstand hadden, maar vanwege de oorlog ernstig getraumatiseerd waren.’

Hoe kijkt u terug op die oorlogsjaren?

‘Dat was uiteraard een verschrikkelijke periode. Het werk van onze collega’s in Duitsland werd al jaren ontmoedigd door de Nationaal Socialisten. Antroposofie was in hun ogen een occulte zaak, en dus verwerpelijk. Bovendien verdroeg het individualisme dat antroposofen uitdroegen zich bijzonder slecht met de wetten van een totalitair regime. Onze gebouwen werden vlak voor de oorlog gevorderd door Nederlandse militairen. Later namen de Duitsers er hun intrek en moesten wij van de ene op de andere dag vertrekken. We vonden een tijdelijk onderkomen in Den Haag. Toch heb ik vreemd genoeg ook wel warme herinneringen aan die tijd. In tijden van oorlog draait het ineens om existentiële dingen. En prijs je jezelf al gelukkig dat je met z’n allen rond een minuscuul kacheltje zit. Wie ik niet zal vergeten, is het joodse jongetje van een jaar of zes dat op een dag bij de ingang stond. We wisten niet hoe hij heette en waar hij vandaan kwam. Uiteraard hebben we hem liefdevol opgevangen. Na de bevrijding kwam zijn dolgelukkige vader hem ophalen. Hij had hem bij ons afgeleverd in de hoop dat wij ons over hem zouden ontfermen. Als dank heeft hij onze door de Duitsers vernielde tapijten gerepareerd.’

Hoe werd door de buitenwereld tegen de Zonnehuizen aangekeken?

‘Ach, er waren genoeg mensen die onze mens- en wereldvisie maar vreemd vonden. Maar wij hebben altijd volop deelgenomen aan het openbare leven. Mijn man heeft zich ook sterk op de wetenschappelijke kant van de antroposofie gericht. Na de oorlog schreef hij een boek over de ontwikkelingsfasen van het kind, dat van groot belang is geweest voor de Vrije Scholen. En sinds de jaren zestig hadden we goed contact met het reguliere circuit en de overheid. Zo was ik voorzitter van een samenwerkingsverband voor de Kinderbescherming. Dingen uit de reguliere zorg drongen ons instituut binnen en aspecten uit de antroposofie werden elders gemeengoed. Het enige wat wij nooit hebben gedaan is ons liëren aan een politieke stroming.’

Wat zijn persoonlijke hoogtepunten geweest in de geschiedenis van de Zonnehuizen?

‘Och, dat zijn er teveel om op te noemen! Het zijn nooit de grote mijlpalen, maar altijd de kleine dingen die je bijblijven. Zoals toen Willemijntje, een zeer zwak begaafd meisje dat nauwelijks kon lopen, op een dag weer een enkel stapje zette. En ieder jaarfeest was een hoogtepunt op zich. Vooral van de voorpret van het organiseren ervan kon ik ontzettend genieten. Kerstmis en de kerstspelen, het Michaëlsfeest, het Sint-Jansfeest, dat we destijds ook al buiten vierden met kraampjes en een groot vuur. Ik vind het prachtig dat die feestelijke tradities nog steeds voortleven.’

Wat is de grootste verandering in de behandeling en opvang van kinderen met een verstandelijke handicap geweest?

‘De kennis van de verschillende ziektebeelden is natuurlijk enorm toegenomen. Lange tijd hadden we vooral te maken met de symptomen en de behandeling daarvan; nu weten we ook waardoor iets ontstáát. Aan de andere kant: sommige ziektebeelden hebben nu alleen een andere naam gekregen. In het proefschrift over muziektherapie, waarop mijn man in 1939 promoveerde, beschrijft hij de casus van een jongen, die we met de wetenschap van nu de diagnose ‘Asperger’ zouden geven. En dan is het frappant hoezeer Bernard op de dingen vooruitliep. Niemand twijfelt er nu meer aan dat ritmiek en muziek een zeer positieve invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen met een verstandelijke handicap. Dat was toen absoluut nog geen gemeengoed.

Wat ik jammer vind, is dat in deze maatschappij alles snel, snel, snel moet. Ik ben ervan overtuigd dat sommige kinderen jaren begeleiding nodig hebben om vooruitgeholpen te worden. Bovendien is de problematiek tegenwoordig gecompliceerder. We hebben nu ook te maken met kinderen van een andere sociaal-culturele afkomst. En toch: vergeet niet dat de tegenstelling tussen een kind dat op het platteland opgroeide en een kind uit de grote stad tot ver na de oorlog gigantisch groot was. Iets wat in het geheel niet is veranderd, is de liefde voor het vak die je bij alle medewerkers ziet. Wat dat betreft is ons vak nog altijd een roeping. De verbondenheid die mensen voelen met de kinderen, dat is in mijn ogen nog altijd de essentie van de Zonnehuizen. Naast een veilige en vertrouwde omgeving, waardoor kinderen leren het beste uit zichzelf te halen.’

U en uw man hebben uw leven in dienst gesteld van de Zonnehuizen.

‘Ja, en daar heb ik nooit een seconde spijt van gehad. Tot 1937 woonden Bernard en ik – wij trouwden in de herfst van 1935 – in huis Veldheim. Later kregen we ons eigen huis, waar vijf van onze zeven kinderen geboren zijn. Dat huis grensde aan de tuin van Veldheim. Privé en werk liepen voortdurend in elkaar over. Ons gezin maakte gewoon deel uit van het Zonnehuisleven. In de jaren tachtig heb ik mij langzaam teruggetrokken uit de organisatie. Maar emotioneel voel ik mij nog altijd zeer verbonden met de Zonnehuizen. Ik spel nog altijd de nieuwsbrief, en heb regelmatig contact met oud-medewerkers, van wie sommigen nu in hetzelfde verzorgingstehuis wonen als ik. En ik vind het fantastisch om te horen hoe het oud-pupillen is vergaan. Want om hun geluk is het ons uiteindelijk allemaal te doen!’

2 opmerkingen:

Ad van der Hulst zei

Dank. Ik had het interview met Dr. Schatborn nog nooit gelezen. Ik zie haar zo weer staan in een wolk van lavendel bij ieder ochtendlied (Sweet memories).

Groet Ad.

Anoniem zei

Fijn dat je zo naar die spreuk kijkt, het wordt er wat toegankelijk en van toepassing door, Astrid, ja de jouw bekende.

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)