Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

donderdag 31 juli 2008

Masterplan

Het Masterplan stamt uit 2004 en gaat langzaam zijn realisatie tegemoet. We kwamen het gisteren al even tegen (maar toen werd het het Masterplan 2003 genoemd). De plannen van Antropia (of is het De Reehorst?) behelzen niet alleen nieuwbouw van het Louis Bolk Instituut. Er wordt gesproken van ‘rehabilitatie van het landgoed’, dat ‘projectgewijs’ wordt aangepakt.

1. Het begint met het Iona-gebouw (hier schreven we dinsdag ook al over):

‘Dit project wordt beschouwd als het meest urgente project uit het Masterplan. Er bestaat een grote onevenwichtigheid tussen de capaciteit van de grote zaal en het restaurant. Door de aanbouw van een glazen, duurzame en innovatieve serre aan het restaurant ter plaatse van het bestaande terras, kan een beter evenwicht met de vergadercapaciteit worden verkregen.’

Het plaatje op de volgende webpagina is gefotoshopt, zodat de bezoeker niet echt weet hoe het er nu uitziet. Het laatste bericht erover stamt van april dit jaar:

‘Het is essentieel dat de restaurantvoorziening wordt aangepast aan de zaalcapaciteit. (...) Hierdoor kan aan aanzienlijk grotere groepen een volledig verzorgde congresfaciliteit gegeven worden dan thans het geval is. Bovendien is door de aanbouw van een glazen serre de beleving van met name de centrale open as van het landgoed veel beter mogelijk.’

2. Het volgende project is de herinrichting van het parkeren op het terrein. Ook dit wordt zeer urgent genoemd:

‘omdat dit een enorme kwaliteitsverbetering van de landschapsbeleving zou zijn. Immers, juist op de dagen dat de meeste mensen van het landschap zouden kunnen genieten, wordt dit meer dan eens bedorven door fout geparkeerde auto’s.’
Nu is hiervoor een ‘samenwerkingsverband met de Nederlandse Spoorwegen’ aangegaan. Waardoor ‘het reizen met de trein door alle treinreizigers naar Antropia vanuit het gehele land’ tegen ‘een gereduceerd tarief’ kan worden aangeboden. Namelijk voor een vaste prijs van € 15,00. Het schijnt dat je dit wel bij Antropia van tevoren moet aanvragen; dat wordt mij niet helemaal duidelijk.

Er is sprake van ‘parkeerplaats voor 130 auto’s’. Waarom dit nog niet gerealiseerd, is mij een raadsel. Het bericht stamt uit maart 2007. Er staat alleen een beetje raadselachtig:

‘Over de uitvoering wil Antropia, Cultuur- en Congrescentrum graag overleggen met de betreffende gemeentelijke diensten. Antropia hoopt gebruik te mogen maken van de gemeentelijke expertise over milieuaspecten in deze kwestie.’

3. Wat wel is gerealiseerd, in eerste aanleg tenminste, is ‘Zorgboerderij Fase I’:

Stichting de Reehorst heeft Stichting de Wederkerigheid gevraagd om samen met mensen met een hulpvraag mee te helpen – onder begeleiding – het landgoed te onderhouden. De boerderij op het landgoed dient als gemeenschappelijke basis van waaruit vele handen het landgoed met zorg omringen.’

De link die hierbij aan Stichting de Wederkerigheid is gegeven, leidt echter nergens toe. Dat wil zeggen, alleen naar de naamgeving van Antropia. Die wil ik hierbij ook wel meteen geven:

‘De naam Antropia is een samenvoeging van twee Griekse woorden; antropos (mens) en ia (de stem). De stem van de mens mag klinken. Zo klinkt bij ons bijvoorbeeld de stem van Stichting Wederkerigheid (een zorgboerderij op het landgoed) en andere samenwerkingen.’
Op deze manier wordt een verband met deze zorgorganisatie gelegd dat nogal boerderig, om niet te zeggen ezelig overkomt. Deze informatie is trouwens nóg ouder, van september 2005. Maar de link hier leidt nu wel eens direct naar de zorgboerderij zelf (hoewel deze website momenteel nog altijd de officiële opening en de Open Dag op 21 juni aankondigt). Die oude berichtgeving van september 2005 heeft echter ook weer een reden. Namelijk:

‘Sinds 1 juli 2005 is er een samenwerkingovereenkomst tussen de gemeente en Landgoed De Reehorst. Het betreft afspraken over onder meer het beheer, de controle en zorg voor materialen voor het hertenkamp op Beerschoten-Willinkshof. (...) In overleg met de gemeente heeft de zorgboerderij het beheer van het hertenkamp op zich genomen. Dit houdt onder meer in dat zij de herten gaan voeren, brandnetels afmaaien, de hekwerken controleren etc.’

Al eerder konden we dit lezen over de huisvesting:

‘Omdat de boerderij, bewoond door de vroegere parkbeheerder, vrij kwam werd het plan opgevat hier een zorgboerderij van te maken. In de boerderij is plaats voor een woning voor het echtpaar, dat leiding geeft aan de werkzaamheden, en bovendien is in de vroegere stal plaats voor ontmoetings- en werkruimten voor de medewerkers, alsmede twee kleine appartementen voor voltijdsdeelnemers. Uiteindelijke doel is een geïntegreerde woon-werkgemeenschap (...) De bestaande gebouwen zullen hiertoe grotendeels in hun oorspronkelijke functie worden hersteld. Randvoorwaarde bij de verbouwing is een stijlgetrouwe aanpassing.’

4. Het vierde en laatste project van het Masterplan, nieuwbouw van het Louis Bolk Instituut, kennen we inmiddels al.

‘Het Masterplan is in 2004 opgesteld met als doel een concreet uitvoeringsplan te presenteren van projecten’, namelijk door het bestuur van Stichting de Reehorst.

‘Als centraal onderdeel van de Poort tot de Heuvelrug kan het landgoed tevens een belangrijke beeldbepalende rol vervullen voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de gemeente Zeist, zeker als hierbij een goede afstemming plaatsvindt met de vormgeving van het nieuwe station.’

‘Het nieuwe station’, dat klinkt veelbelovend. Onder ‘Nieuws’ staat inderdaad vermeld:

‘Al een aantal jaren staat de stationsrestauratie van het station Driebergen/Zeist leeg. Aangezien het stationsgebied over circa 5 jaar geheel wordt gereorganiseerd, vinden wij het nú tijd om een pilot-project op te zetten waarbij integraal en duurzaam ondernemen centraal staat. Een co-creatie die in samenwerking met organisaties tot stand komt. Een voorbeeldproject dat navolging gaat krijgen.’

‘Op 19 september 2008 vindt de opening plaats van de stationsrestauratie van het station Driebergen/Zeist. De eerste stationsrestauratie in Nederland waarbij een restaurant wordt gecombineerd met een bezoekerscentrum Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug en een VVV.’

‘Wij hebben inmiddels een huurcontract afgesloten met NS Vastgoed en streven naar een unieke samenwerking van organisaties en activiteiten. RAU, architect van onder meer het CO2 neutrale hoofdkantoor van het Wereld Natuur Fonds in Zeist, heeft een uniek concept ontwikkeld met als uitgangspunt om zo min mogelijk energie te verbruiken. Een innovatief en duurzaam totaalconcept, met een spraakmakend interieur ontwerp.’

In oktober 2006 sprak men op de website van Antropia hier al over:

‘De Poort tot de Heuvelrug dient in onze visie in de komende 10 jaar tot een tot de verbeelding sprekende hoogwaardige parel aan de ketting van de Stichtse Lustwarande ontwikkeld te worden!’

Die Stichtse Lustwarande kwamen we dinsdag ook al tegen. Op het gevaar af te veel in de details te duiken (maar het zijn mooie details) hierover het volgende:

‘Landgoed de Reehorst is een prachtig parklandschap, onderdeel van de Stichtse Lustwarande, een reeks landgoederen tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Kromme Rijn nabij Utrecht die ooit pretentieus vorm gaven aan en gebruik maakten van de overgang van de Utrechtse Heuvelrug naar het Kromme Rijn landschap. In 1840 begon de ontwikkeling van de eerste buitens, die nu samen het huidige Landgoed vormen. De vormgeving is voortgekomen uit een oud agrarisch landschap en aangepast in een Engelse landschapsstijl. De diversiteit in boom- en struiksoorten is groter dan in een natuurlijk bos aanwezig is als gevolg van het aangelegde parklandschap.’

Het is echter hierom belangrijk:

‘Het Masterplan voorziet in een versterking van de voor de Stichtse Lustwarande kenmerkende landgoedstructuur van de Reehorst én een versterking van de economische basis van het landgoed.’

‘Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft geld vrijgemaakt voor een totaalpakket aan maatregelen om de stationsgebieden Driebergen-Zeist, Bunnik en Maarsbergen aan te passen aan de hedendaagse tijd. Ingrijpende maatregelen in een uniek, cultuurhistorisch en groen gebied.’

Dit laatste staat in een ‘Terugblik congres “Duurzaamheid en innovatie in ruimtelijke ordening”’, waarbij onder het kopje ‘Platform duurzame ontwikkeling’ werd gemeld:

‘Op woensdag 8 november jl. [2006] vond bij Antropia, Cultuur- en Congrescentrum het congres “Kans om duurzaamheid en innovatie in ruimtelijke ordening te integreren in het groen” plaats. Doel van het congres, een inititatief van Antropia, Cultuur- en Congrescentrum, was een platform bieden aan de betrokkenen voor discussie over de mogelijkheden deze gebieden intergraal duurzaam te ontwikkelen als pilot project en voorbeeld voor Nederland met als voorbeeld een eerder gepresenteerde duurzame visie voor het stationsgebied Driebergen-Zeist.

Gedurende het congres namen meer dan 80 mensen deel aan een platform voor discussie over de mogelijkheden om het stationsgebied Driebergen-Zeist integraal duurzaam te ontwikkelen w.o. vertegenwoordigers van de NS, Rijkswaterstaat, ProRail, Utrechts Landschap, bouwers en politiek participanten.’

Er was toen al een complete visie ontworpen ten aanzien van de toekomst:

‘Op de middellange termijn (2006-2010) en lange termijn (2010-2015) zal deze lijn voortgezet en versterkt dienen te worden, hetgeen tot een uitbreiding van het hier beschreven Masterplan zal leiden. Omdat hierbij in toenemende mate ook relaties met de omgeving een rol gaan spelen, heeft Stichting de Reehorst inmiddels initiatieven genomen om in samenspraak met gemeente, naburige grondeigenaars en ontwikkelaars en overige belanghebbenden een discussie op te starten over een samenhangende ontwikkeling van het gehele stationsgebied als integraal onderdeel van de Stichtse Lustwarande.

Ons beleid is dat Landgoed de Reehorst hierbij qua ruimtelijke kwaliteit een mede-sturende rol moet spelen. Wij stellen daarbij als uitdrukkelijke uitdaging om tot een ontwerp voor het gehele stationsgebied te komen dat door innovatieve en milieu- en maatschappijvriendelijke oplossingen een grote meerwaarde zal opleveren voor alle betrokken partijen.’

In dit licht moet waarschijnlijk ook de passage (op blz. 19) in het jaarverslag 2007 van de Antroposofische Vereniging in Nederland (AViN) worden gelezen. Waarbij men bij de juistheid van de stevige bewering meteen in de eerste zin wel een vraagteken kan plaatsen (zie ook de eerdere berichten hier, over de oorsprong van de Vrije Hogeschool):

Het landgoed De Reehorst, gelegen in het centrum van Nederland, is begin jaren ’70 verworven ten behoeve van de antroposofische beweging. Voor de ontwikkeling van antroposofie in Nederland is deze strategische aankoop van onschatbaar belang geweest. Voor talloze initiatieven en de diverse instellingen die daar gevestigd zijn heeft het landgoed door zijn ligging en infrastructuur een cruciale rol gespeeld en doet dat nog altijd.

Door dit belang is steeds sprake geweest van een sterke formele bemoeienis van de AViN met de Stichting De Reehorst. Was de formele zeggenschap van de AViN aanvankelijk groot, in de loop der jaren is deze gewijzigd naar een meer evenwichtige en meer werkbare onderlinge verhouding. Dit werd temeer noodzakelijk nadat de Reehorst in 2007 het landgoed met 17 ha heeft uitgebreid en de juridische structuur gewijzigd werd volgens het z.g. Raad van Toezicht model. De invloed van de AViN kan zich nu meer doen gelden in een geformaliseerd periodiek overleg met de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur van De Reehorst, overigens nadat de AViN eerst volledig heeft ingestemd met de vernieuwde statutaire doelstelling van De Reehorst.’

Interessant is ook de melding van ‘Plannen nieuwbouw op de Reehorst’ op blz. 18:

In de jaarvergadering van 2007 heeft het bestuur van de AViN de mededeling gedaan dat het overweegt om de AViN op het landgoed De Reehorst te huisvesten. Belangrijke overweging daarbij is dat activiteiten op De Reehorst over het algemeen gericht zijn op “ontmoeting met de samenleving” en dat de AViN zich bij dit “gebaar” zou willen aansluiten. In de periode daarna is onderzocht of ook de koepelorganisaties uit de antroposofische gezondheidszorg en de vrijeschoolbeweging zich in één gebouw met de AViN zouden willen vestigen. De gesprekken hierover zijn in 2008 voortgezet.’

Update 1 augustus: ik heb de vier projecten genummerd, zodat het geheel wat overzichtelijker wordt. En ik heb nog wat meer kleine aanpassinkjes gedaan in opmaak en formulering.

woensdag 30 juli 2008

Nieuwbouw

Deze foto hoeft geen nader betoog meer, het is intussen duidelijk wat hier te zien is.

We blijven nog even op De Reehorst. Want ergens in een hoekje op de website van Antropia wordt ook melding gemaakt van het Luis Bolk Instituut. In een bericht dat gedateerd is op 29 november 2006, met als titel ‘Nieuwbouw Louis Bolk Instituut’, staat te lezen:

‘Het Louis Bolk Instituut is achter op het landgoed gevestigd in twee bouwketen, een tijdelijk demontabel gebouw van ca. 600 m2 en twee kleinere oude gebouwtjes, die vroeger als chauffeurswoning en tuinopslag dienst deden. Een volwaardige huisvesting van het Louis Bolk Instituut heeft door de vertraging in de planvorming over HSL en verbreding A12 reeds veel te lang op zich laten wachten. Niet alleen heeft dit een volwaardige ontwikkeling van het Louis Bolk Instituut, een gerenommeerd onderzoeksinstituut op het gebied van biologische landbouw en voeding, belemmerd, het heeft ook een professionele exploitatie van de gebouwen verhinderd. Nieuwbouw zal leiden tot een aanzienlijk efficiënter gebruik van de beschikbare ruimte.’

Op de website van het Louis Bolk Instituut zelf valt hierover niets te vinden. Ook niet in het meest recente jaarverslag, dat over 2007. Maar wel in een reportage in Motief nr. 45 uit oktober 2001, ‘Een volwassen pionier’, naar aanleiding van het destijds 25-jarige bestaan. Alle daarin genoemde nieuwe managementleden zijn inmiddels vertrokken (alleen Erik Baars is nog als senioronderzoeker aan het instituut verbonden). De toenmalige nieuwe algemeen directeur, vanaf begin 2000, was Herman Crum. De situatie die hij aantrof was die van een pioniersinstituut, dat zich nog in een pioniersfase bevond:

‘We hebben berekend dat we eigenlijk drie keer zoveel ruimte nodig hebben, namelijk vijftienhonderd vierkante meter. Met elkaar hebben we besloten dat we op deze plek willen blijven, we voelen ons historisch verwant met het landgoed De Reehorst. Dat betekent nieuwbouw plegen. Maar we doen er verstandig aan eerst de geplande verbreding van de A-12 hier vlakbij af te wachten. Tot die tijd zullen we ons een aantal jaar moeten behelpen met noodbebouwing. In november wordt hierachter een barak van twee verdiepingen geplaatst. Dan hebben we er zeshonderd vierkante meter bij, die nu al helemaal volgepland zijn.’

In een bericht op de website van Antropia, dat zes jaar later is geschreven, namelijk op 4 oktober 2007, staat nog steeds te lezen:

‘Het Louis Bolk Instituut is achter op het landgoed gevestigd in twee bouwketen. Momenteel wordt serieus gedacht aan nieuwbouw; een innovatief en milieuvriendelijk ontwerp dat volledig past in het landgoedkarakter.’

Het eerste geciteerde bericht uit 2006 vermeldt nog wat meer bijzonderheden:

‘Op basis van een inventarisatie, die bij de opstelling van het Masterplan 2003 gemaakt is, wordt de ruimtebehoefte geschat op ca. 2.500 m2. Voorwaarde voor de nieuwbouw is een innovatief en milieuvriendelijk ontwerp dat volledig past in het landgoedkarakter. De uitstraling van deze nieuwbouw zal een nieuw accent geven aan het landgoed en zal beeldbepalend bij moeten dragen aan het karakter van het nieuwe Landgoed de Reehorst.’

Of deze nieuwbouw momenteel nog altijd op de agenda staat, kon ik, zoals ik schreef, niet achterhalen.

dinsdag 29 juli 2008

De Reehorst in Driebergen

We kijken nu regelrecht naar het westen en ontwaren heel in de verte, precies de straat uitkijkend, de Euromast, van H.A. Maaskant uit 1960. De brede uitkijkpost (het ‘kraaiennest’) is op honderd meter hoogte van de betonnen toren, terwijl de ‘Space Tower’ al ronddraaiend langs de smalle, ranke schacht tot 176 meter gaat en een prachtig uitzicht rondom biedt.

In Driebergen, dat moet ik er wel bijzeggen, want er is ook nog een Reehorst in Ede.

‘In 1969 werd het Landgoed de Reehorst in haar geheel aangekocht door professor dr. B.J. Lievegoed (1905-1992) die verregaande plannen met het landgoed had. Alles was gericht op ontwikkeling, de jonge mens en met de intentie de antroposofie cultuurfactor te laten worden. In 1971 richtte hij de Vrije Hogeschool (VH) op voor opleiding, onderzoek en studievaardigheid, in de vorm van een propedeutische jaar.’

Zo wordt het vermeld de website van Antropia, Cultuur en Congrescentrum in Driebergen. En het gaat verder:

‘In 1977 is in zijn opdracht door architect J. Risseeuw het Iona-gebouw gebouwd, het huidige hoofdgebouw van Antropia, Cultuur- en Congrescentrum. Gekozen werd voor een zogenaamde organische bouwstijl, rekening houdend met de omgeving en de plek waar het geplaatst werd. Het Iona-gebouw is tot 1997 bewoond geweest door de Vrije Hogeschool die daarna verhuisd is naar de Witte Villa en het Koetshuis op het Landgoed.’

Verderop op de website legt men de link naar het heden:

‘Vanaf 1997 vervult het Iona-gebouw de functie van cultuur- en congrescentrum en biedt jaarlijks ruimte aan circa 50.000 bezoekers. Met het 30-jarig bestaan van het Iona-gebouw is besloten om het gebouw in 2007 te upgraden naar een cultuur- en congrescentrum dat past in de 21e eeuw. Naar ontwerp van architect Jan Kooyman heeft het gebouw een complete restyling ondergaan.
Kenmerkende eigenschappen van het Iona-gebouw zijn onaangeroerd gebleven, zoals het gebruik van natuurlijke materialen en aan de natuur ontleende vormen zoals de gebogen lijn. Deze vorm van bouwkunst is niet slechts functioneel, maar appelleert ook aan het gevoel en de verbeelding.’

De historie vertelt verder over de huidige locatie van de Vrije Hogeschool:

‘Op het Landgoed de Reehorst is de Witte Villa aangemerkt als gemeentelijk monument. De Witte Villa is in 1900 gebouwd voor de Amsterdammer J.W.H. Crommelin. Het ontwerp is van architect C.B. Postumus Meyjes uit Amsterdam. Deze architect heeft ook de koepel in het park Beerschoten-Willinkshof ontworpen. De koepel is nog in neostijl ontworpen. Na de eeuwwisseling schakelde Postumus Meyjes over op een Berlagiaans getinte Jugendstil. De Witte Villa is een van zijn eerste gebouwen in die stijl.’

En over landgoed de Reehorst zelf:

‘Het Landgoed de Reehorst is een zogenaamde buitenplaats van vóór 1850. Het Landgoed is ontstaan uit een samenvoeging van twee landgoederen, oud-Dennenoord en de Reehorst. De stichter van de buitenplaats oud-Dennenoord Jan Kol, bankier, was eigenaar van verscheidene landgoederen aan de Stichtse Lustwarande. Hij stichtte op het landgoed villa oud-Denneoord (zie foto) op de plek waar nu het Iona-gebouw is gesitueerd. De villa oud-Denneoord is na een brand herbouwd als Rose-Villa.’

Nu is het leuke dat je op de website van Antropia een virtuele rondleiding door Antropia kunt maken. Die is echt aan te raden (hij wordt aangegeven op de homepage, op de zijbalk). Je kunt alle plekken en accommodaties op het landgoed langsgaan. Helaas kan ik geen directe links geven, dus zal ik de mogelijkheden hier opsommen. De onderdelen zijn bij Antropia: Cultuur, Grote Zaal, Restaurant, Vergader. En bij Landgoed: Zorgboerderij, Koepeltje, Kantoor, Bruggetje, Villa, Orangerie, Beuken. Tot slot is er nog een Routebeschrijving. Dit alles tegen de achtergrond van, en zelfs ook een plaats gegeven op de tekening van het Masterplan van het landgoed. Doen hoor, die virtuele tour, want die geeft een mooi ruimtelijk en visueel inzicht.

Update 30 juli: ik heb gisteren verzuimd de geciteerde tekstblokken te laten inspringen. Het zit er bij mij nog niet helemaal in, terwijl het als automatisme zou moeten werken; het is niet geïnternaliseerd, zoals dat zo mooi heet. Daarom dit vaandaag alsnog gedaan.

maandag 28 juli 2008

Universitair bestel

Hier kijken we van de Erasmusbrug schuin naar beneden, naar de Maas, waar enkele boten (schepen) van het rondvaartbedrijf Spido liggen te wachten op de eerste bezoekers op die zondag. Rechts is het hotel Tulip Inn nog net te zien. Recht tegenover staat het havengebouw, met daarachter de hoogste woontoren van Nederland, de Montevideo. Die zullen later nog terugkomen.

Gisteren was ik in mijn boekenkast (een van mijn boekenkasten) op zoek naar een boek dat ik maar niet kon vinden. Ik kwam echter iets anders tegen dat ik een tijdje uit het oog verloren was. Een kleine brochure met als titel ‘de vrije hogeschool’. Deze hogeschool is hier inmiddels al verschillende malen aan bod gekomen. Het is een dun boekje van achttien bladzijden zonder jaartal. Het moet enkele jaren na het begin in 1971 zijn geschreven.

Het begint met ‘Het propaedeutisch jaar als vrij studiejaar tussen eindexamen en verdere studie’ van drs. Ernst Amons. Dan volgen ongesigneerde hoofdstukjes over ‘Duur en indeling van het propaedeutisch jaar’, ‘De Vrije Hogeschool’, ‘Onderzoek en Wetenschapsbeoefening’ en ‘Enkele praktische gegevens’. Vóór het laatste is een wat langer hoofdstuk opgenomen, dat wél gesigneerd is, door de rector namelijk, prof.dr. B.C.J. Lievegoed, en dat als titel draagt: ‘Het huidige wetenschappelijk onderwijs in historisch perspectief’.

Dit nu laat ik hier integraal volgen, compleet met de merkwaardige alinea-indeling en interpunctie uit het boekje. Deze is apart, maar wel kenmerkend voor Lievegoed. Ik doe dit ook omdat ik deze tekst van hem nergens heb kunnen terugvinden; ik vermoed dat hij later niet herdrukt is. In ieder geval is hij niet opgenomen in ‘Bernard Lievegoed. Lezingen en essays 1953-1986’ uit 1987.

Het huidige wetenschappelijk onderwijs in historisch perspectief

Het Hoger Onderwijs is in een crisissituatie gekomen. Is deze crisissituatie iets van de laatste jaren òf is hij van oudere datum?

Ons Europese Universitaire bestel kent twee wortels.

Ten eerste een streven naar universaliteit dat na het jaar 1000 n. Chr. zijn uitdrukking vond in de toen gestichte universiteiten, waarbij weldra Parijs en Bologna centra werden.

Het zuiverste kwam dit streven naar voren in de universiteit van Chartres die, tezamen met de kathedraalbouw, door Bemardus van Chartres in de 11e eeuw werd gesticht en waar later de grote leraren Alanus ab Insulis en Bemardus Sylvestrus de glanspunten waren.

Het programma van deze universiteit was de algemene propaedeuse, de studie in de ‘zeven vrije kunsten’, op het westportaal van de kathedraal van Chartres afgebeeld als zeven jonkvrouwen, elk met het symbool van een wetenschap.

De zeven vrije kunsten waren gesplitst in het Trivium en het Quadrivium:

Trivium

[in een driehoek]

Grammatica

Rhetorica Dialektica


Quadrivium

[in een vierkant]

Arythmetica Geometrica

Astronomia Musica


Met een enkele oogopslag valt op, dat deze indeling nog altijd de grondslag vormt voor onze alpha en bêta faculteiten:

de grammatica (algemene taalwetenschap) stond bovenaan, omdat mense­lijke cultuur pas door taalontwikkeling mogelijk wordt;

de rhetorica was de kunst en de kundigheid zich van de taal te bedienen en anderen zijn gedachten over te dragen;

de dialektica was toen datgene wat men tegenwoordig inleiding in de filo­sofie zou noemen.


De mathematische wetenschappen van de bêta faculteiten waren:

arythemetica – de rekenkunde;

geometrica – de landmeetkunde;

astronomica – de berekeningen van de omlopen der planeten;

musica – de getallenverhouding van de intervallen; men zou het tegen­woordig de leer van de getallenreeksen noemen.

Deze studie werd besloten met een Baccalaureaat in de Vrije Kunsten, terwijl een klein aantal verder studeerde en magister werd.

Wij kennen deze studievorm nu nog in de Angelsaksische landen in de algemene studie, eindigend met een B.A. (Bachelor of liberal Arts), de academische studie voor het grootste aantal studenten in Engeland en Amerika.

De universele studie in de zeven vrije kunsten heeft hoogstens een twee eeuwen gebloeid. Omstreeks 1250 werd er al geklaagd, dat men om deze zeven vrije kunsten te kunnen bestuderen een aantal universiteiten moest bezoeken om hier het ene en daar het andere te bestuderen. De academische studie was toen zuiver wetenschap-gericht en de studenten trokken naar die universiteit waar grote leermeesters waren.


Een tweede wortel was de studie van de toegepaste wetenschappen, af­komstig van de Arabieren. Via Spanje hadden deze reeds eeuwen de studie­vakken van het Quadrivium beïnvloed.

Hun grote invloed kwam na 1200 toen Keizer Frederik II van Hohenstaufen in Palermo op Sicilië een universiteit stichtte met Arabische hoogleraren. De reeds in 1060 door de Arabier Constantinus Africanus gestichte univer­siteit van Salerno kreeg in 1231 het alleenrecht voor medische studie op het vaste land, eveneens met Arabische docenten. De Arabieren brachten een ‘modern’ natuurwetenschappelijk denken en de materialistische wereld­beschouwing in de universiteiten.

Na de 13e eeuw zien wij dan ook twee stromingen in de universiteiten te­zamen gaan:

De universele studie: de propaedeuse der zeven vrije kunsten waardoor men een ontwikkeld mens werd.

De hogere vakstudies, ook de ‘gouden studies’ genoemd: de juridische en de medische studie, waarmee later geld verdiend kon worden.

In deze tijd woedde aan de universiteit de Universaliën-strijd, de strijd tussen de realisten (die de geest reëel, dus primair zagen) en de nomina­listen (die de ideeën zagen als de schepping van de mens).

De filosofische strijd tussen de beide richtingen is tot op heden niet beslist; maar in de praktijk kreeg de wetenschappelijke houding van de nominalisten steeds meer invloed. Dit voerde er toe dat de aandacht gericht werd op het onderzoeken van de materiële wereld en op het beheersen van de natuur­krachten.

Ook kreeg de beroepsopleiding steeds meer aandacht.


Na de Reformatie, toen in Duitsland elke Groothertog zijn eigen universiteit wilde hebben, werd de belangrijkste studie de juridische, als opleiding voor toekomstige staatsdienaren.

In de Nederlandse universiteitsgeschiedenis is er een novum, wanneer in 1600, onder Prins Maurits, Simon Stevin in Leiden geroepen wordt om ‘oefeninge in het ingenieurscap’ te doceren.

Simon Stevin kondigde aan: ‘Hiertoe sal men leren die arithmetique oft het tellen ende het landmeten, maar alleenlijk van elk soe veel, als tottet dade­lijke gemeene ingenieurscap nodig is’; Hij voegt er tenslotte aan toe: ‘Die soe vern gekomen syn, hebben se als dan de lust die diepzinnige dingen grondelijkcker te ònderzoeken, dat sullen sij mogen doen’.

Hier werd voor het eerst in de Nederlandse taal college gegeven: een on­gehoorde nieuwigheid!

In 1669 moest het toch weer Latijn worden en daarmee was deze eerste ingenieursstudie snel verdwenen. In de eeuwen daarna zakken de Univer­siteiten en Hogescholen steeds meer af tot beroepsscholen binnen een enge conservatieve sfeer.


Een andere ontwikkeling is ook interessant, omdat deze de sociale plaats van de universiteit tekent. Vanaf het eerste begin in de 11e eeuw waren de universiteiten vrije republieken binnen de staten waarin zij gevestigd waren. Zij waren exterritoriaal gebied en waar de staatsmacht of de kerk dreigde in te grijpen, dreigden de studenten met het massaal verlaten van de universiteit. Het was een vrije republiek van studenten en geleerden: de ‘univer­sitas magistrorum et scolarium’.

Inderdaad zijn door het verlaten van een plaats met bedreigde vrijheid vele nieuwe universiteiten ontstaan.

Weet onze huidige studentengeneratie, die oude privileges wil afschaffen, dat zij zich op een oeroud voorrecht beroept als zij verontwaardigd is als er politie op een universiteitsterrein verschijnt?

Na de neergang der universiteiten in de 18e eeuw, kwam – na Napoleon – ­een vernieuwing door het universiteitsmodel van Von Humboldt, dat van een extreme visie uit, op de ontwikkeling van de mens was gericht. De uni­versiteit moest weer uitsluitend ‘Bildungsanstalt’ worden. Het humanistische ideaal, de klassiek gevormde mens, de levensvorm van het ‘gebildete Dasein’ werd ideaal voor de universitaire vorming; ‘de totale mens’ het slagwoord van Von Humboldt.


De universiteit werd in de vorige eeuw tot ‘wetenschapsklooster’, de studen­ten waren er voor de professoren, terwille van de wetenschapsbeoefening door deze professor.

De universiteit van Von Humboldt was vijandig aan elke vorm van toe­passing voor het leven. Techniek werd door Von Humboldt geringschattend ‘Gewerbefleiss’ genoemd; met toepassing diende men de platvloerse nuttigheid en de verwerpelijke economie. De studietijd was het hoogtepunt van het leven, de maatschappij ‘de kille’.

De Humboldtse universiteit heeft ook in Nederland de vorige eeuw be­heerst. Pas in 1905 werd de Delftse Hogeschool in het hoger onderwijs opgenomen en het heeft nog veel langer geduurd voor technici en wat later economen binnen de universiteitswereld voor vol werden aangezien. Deze universiteit zelf echter was en is nog slechts een losse organisatie van faculteiten, eigenlijk een conglomeraat van hogescholen.

En zo kon niet lang geleden een Engelse Rector Magnificus zeggen: ‘een universiteit is een aantal gebouwen, verbonden door de centrale verwarming’.


Hoewel dus haast alle problemen van onze universiteiten en hogescholen een eeuwenoude oorsprong hebben, zijn er toch ook problemen waarmee vorige eeuwen niet te kampen hadden.


Dit zijn: 1. de massaliteit van de studenten-aantallen

2. de versnelde ontwikkeling van de (exacte) wetenschappen zelf


1. Voor de student betekent het eerstgenoemde probleem de kans lopen aan te komen met bijvoorbeeld 1800 jaargenoten in één faculteit. Massa­communicatie en computerexamens moeten de situatie dan wel ken­merken. Van persoonlijke ontmoetingen met enthousiaste dragers der wetenschappen kan dan geen sprake meer zijn.

2. De snelle veroudering van wetenschap betekent dat het niet meer mogelijk is de student voor zijn verdere leven zijn wetenschappelijke bagage mee te geven.

De studietijd moet (weer) worden:

het zich eigen maken van de grondslagen van wetenschapsmethoden, waar­mee later de verdere ontwikkelingen bijgehouden kunnen worden. Dit gezichtspunt komt weer in conflict met een verkorting van de studieduur indien geen mogelijkheid bestaat voor persoonlijke studiebegeleiding.

Deze twee nieuwe facetten van het wetenschaps-‘bedrijf’ zijn de oorzaak van de noodzaak het universitaire bestel te herzien. Dat hierbij van over­heidswege de weg is gekozen van de extreme beroepsvoorbereiding door middel van een efficiënte korte studie van 4 jaar, is begrijpelijk vanuit economisch gezichtspunt, maar in wezen even eenzijdig als de Humboldtse ‘Bildungs’-universiteit zonder tijdsgrenzen. Het actuele Plan-Posthumus betekent een race door een stuk beroepsvoorbereiding en laat door zijn strenge selectie en tijdsdruk geen enkele aberratie in algemeen interesse toe. Een voordeel van het studieplan volgens Posthumus is, dat de programma’s grondig herzien zullen moeten worden, waarbij veel dood hout weggesneden zal kunnen worden. Maar dit voordeel zou ook te bereiken zijn zonder daaraan een rigide studieplan te verbinden, geprogrammeerd met ‘objec­tieve’ meting van studieresultaten.

Want ‘objectief’ betekent hier: precies volgens de keuze en het plan van de samensteller van de programma’s. Deze programma’s moeten van tevoren vastliggen, opdat de student precies kan weten ‘waar hij aan toe is’. De goede studenten zijn nu zij, die zich het beste bij het programma aanpassen en die de Quiz-mentaliteit ontwikkeld hebben van de multiple-choise examens.

Zonder een omvattend beleid voor het gehele tertiaire onderwijs brengt het plan-Posthumus geen soulaas voor de overvolle universiteiten.

Reeds vele malen hebben perioden, waarin de mensvorming en die waarin de beroepsvorming op de voorgrond stonden, elkaar afgewisseld. Kennelijk is nu weer de extreme beroepsvorming aan de beurt. En zo gaat de ontwik­keling in de komende jaren in de richting van wat de Amerikaanse studenten de ‘rat-race’ noemen, waarbij onverbiddelijke computertests bepalen wie er verder mag gaan.

Hierbij is op deze ‘tocht door de woestijn’ enige ‘leeftocht’ nodig, die de middelbare scholen niet meegeven.

Het propaedeutische brugjaar van de Vrije Hogeschool wil deze leemte opvullen en jonge mensen met een eindexamen helpen zichzelf te vinden, sociale vaardigheid te oefenen en studievaardigheid te veroveren.


Waar in bijna elke studie een of meer jaren ‘verloren’ gaan, zal in de totale duur van een studie een succesvol propaedeutisch jaar betekenen, dat dit later niet nodig is en dat onderweg meer tijd overblijft voor de algemene interessen die in het propaedeutisch jaar gewekt zijn.

Om de bovengenoemde doelstellingen te kunnen bereiken zal de omgang van docenten en studenten een geest ademen van vrijheid van ontwikkeling voor allen, naar eigen keuze en mogelijkheden.

B.C.J. Lievegoed

zondag 27 juli 2008

Felle strijd

Hier is geen fotobijschrifjt meer bij nodig, dunkt me: de Erasmusbrug vorige week zondag om vijf voor acht s ochtends.

Sinds gistermiddag, tot diep in de nacht, maar ook vanochtend vroeg al, wordt er felle strijd gevoerd voor complementaire geneeswijzen op de website van De Journalist (vanaf de reactie van 26 juli 2008, 14:05 aldaar). Ik heb hier al verschillende keren gewag van gemaakt (donderdag nog voor het laatst). De huidige felheid is echter ongekend; maar naar mijn smaak is de discussie nog altijd zinvol. Er wordt naar beide zijden fel om zich heen geslagen; en waar gehakt wordt, vallen spaanders. Soms wordt er, nadat er flink gas is gegeven, ook weer wat gas teruggenomen, en dat geeft enige lucht.

Er heeft zich een kankerpatiënt gemeld die bijzonder slechte ervaringen heeft met mensen uit een bepaalde alternatieve behandelhoek. Het probleem was dat zij er sterk van weerhouden werd, na in de alternatieve sector om raad gevraagd te hebben, ook een reguliere behandeling te ondergaan. Vanwege deze ervaringen is zij een paar weken geleden lid geworden van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (wegens ‘de treurigmakende discussies over de geniale therapie van de al even geniale Tullio Simononci met natriumbicarbonaat als geneesmiddel tegen kanker’. En: ‘Over Robert Gorter zal ik het maar helemaal niet hebben’). Nu eist zij dat de alternatieve sector zelf opruiming houdt en schoon schip maakt: de rotte appels moeten eruit.

Vanochtend vroeg kreeg zij bovendien morele, maar niet zachtzinnige ondersteuning van een medestandster. Waarop Engelbert Valstar wel heel hard van leer trok tegen beiden, in respectievelijk de reactie van 27 juli, 08:10 en 08:11. Hij had zich al eerder zeer stijdbaar betoond. Nu vroeg hij zich zelfs af of de eerstgenoemde niet een neppatiënt was, door de Vereniging tegen de Kwakzalverij in de strijd geworpen. Nu net is er een uitgebreide en persoonlijke reactie van haar hierop verschenen, de honderdste al intussen, waaruit blijkt dit dit helaas echt niet het geval kan zijn.

Ondertussen wordt ook in de zijlijn van dit gevecht op het scherpst van de snede nog een aantal hete hangijzers inzake complementaire behandelwijzen besproken. Hierbij worden de discussiepunten op een zinvolle manier gewikt, gewogen en verworpen, dan wel aangenomen. En dat is verhelderend. Maar je moet er inderdaad tegen kunnen.

In de reactie van 24 juli, 18:06 was het al begonnen: daar werd gemeld dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij het presteerde om een recente foto van Karadzic op haar website te plaatsen, in zijn vermomming als alternatief genezer, met bijpassende tekst die natuurlijk niets heel liet van alternatieve behandelwijzen. Nog erger: die (oorlogs)misdadig zouden zijn. Geen wonder dat hierna fel gereageerd werd. Ook op de website van Iocob werd hier zeer verontwaardigd gewag van gemaakt; weliswaar naar aanleiding van een bericht in De Telegraaf, echter van dezelfde strekking. Nu is zelfs ook daar een discussie ontbrand (wat gewoonlijk bij Iocob niet of maar heel weinig voorkomt), waarbij gedeeltelijk dezelfde discussianten als bij De Journalist in de reacties zijn terug te vinden.

Verdere items in de discussie op de website van De Journalist zelf zijn: de reden dat het forum op de website van het Koningin Wilhelmina Fonds (KWF, oftewel Kankerfonds) werd gesloten, de keuzevrijheid van patiënten voor regulier en/of complementair, alsmede het respecteren hiervan door de andere sector, de wetenschappelijke bewijsvoering van complementair, de onbewezenheid van vele reguliere behandelwijzen, kwakzalverij in de reguliere sector, de gekmakende overvloed aan alternatieve kankertherapieën, de onwetenschappelijkheid en vooringenomenheid van de leden van Vereniging tegen de Kwakzalverij. Reden genoeg om de discussie op de voet te blijven volgen.

Update om 14.11 uur: blijkbaar zijn er maximaal maar honderd commentaren mogelijk, want nu zijn er al elf commentaren bijgekomen, waarvan de laatste echter nog steeds nr. 100 draagt. Aan de onderkant verdwijnen er dus commentaren. Voor de vindbaarheid geef ik daarom nu datum en tijd in plaats van de nummers. De links blijven gewoon geldig, want die gaan rechtstreeks naar de desbetreffende commentaren zelf.

Update 31 juli: vanochtend vroeg is nu al het tweehonderdste commentaar geplaatst bij het bewuste opinieartikel op de website van De Journalist. Het gaat maar door, men weet van geen ophouden. Dat betekent dat de eerste honderd niet meer te lezen zijn en dus ook niet waar ik in bovenstaand bericht op duidde.

zaterdag 26 juli 2008

‘De eerste new age-beweging’

Dit is wel een heel toepasselijk plaatje bij dit onderwerp. En ik heb het niet eens speciaal uitgezocht, het is gewoon de achtste foto op rij die ik die ochtend gemaakt heb. We kijken in de richting van het oosten (jawel!) en zien daar in de verte (u kunt op de foto klikken, dan ziet u het beter) ‘De Hef’, de oude spoorbrug van Rotterdam over de Maas, die allang niet meer in gebruik is en daarom altijd omhoog staat, om eventueel scheepvaartverkeer (het bevindt zich namelijk niet boven de hoofdstroom van de rivier) door te kunnen laten.

Vraag me niet hoe het kan. Maar het gebeurt gewoon. Ik kan wel zeggen hoe het gegaan is. Namelijk zo.

Ik keek eens naar wat oude stukken die ik in het verleden heb geschreven (in de periode tussen 4 oktober 2006 en 9 maart 2007 om precies te zijn) voor de rubriek AntroBoulevard van AntroVista. Een soort voorloper van dit weblog dus. Ze zijn tegenwoordig niet meer in te zien, dus speelde ik met de gedachte om, als ik eens weinig tijd zou hebben, zo’n oude tekst hier opnieuw te plaatsen.

Zo keek ik naar mijn eerste bericht van destijds, geplaatst op 4 oktober 2006, met als titel ‘Judas en antroposofen’:

‘Sinds deze zomer is John van Schaik, katholiek én antroposoof (een redelijk zeldzame combinatie), hoofdredacteur van Bres, het eerbiedwaardige tijdschrift met een veertigjarige geschiedenis op het gebied van vrij denken. Het oktober-novembernummer gaat over het pas ontdekte Evangelie van Judas. De eerste Engelse vertaling werd dit voorjaar door National Geographic, die alle rechten op dit evangelie bezit, ingeluid met een documentaire op haar eigen televisiekanaal, daarmee een wereldwijde mediacampagne lancerend.

Van Schaik schrijft: “Enige jaren geleden werd tot ieders stomme verbazing het Evangelie van Judas gevonden. Dat een dergelijk evangelie er moest zijn geweest, wisten we al van kerkvader Irenaeus uit de tweede eeuw. Het evangelie blijkt een geheel ander beeld van Judas te geven dan het ons bekende uit de Bijbelse evangeliën. Judas blijkt zomaar de grootste ingewijde van Jezus de Verlosser te zijn.”

Van Schaik vraagt zich af: “Is na Maria Magdalena het beeld van Judas aan revisie toe?” Om vervolgens uit te roepen: “Judas als de grootste ingewijde van Jezus!? Het zal toch niet waar zijn!”

In zijn nieuwe tijdschrift komen verschillende mensen uit de school van professor Gilles Quispel (die heel vertrouwd met antroposofie, maar beslist niet eenkennig was) hierover aan het woord: Hans van Oort, Annine van der Meer, Jacob Slavenburg en John van Schaik zelf. Prof.dr. Hans van Oort (met wie ook een interview is opgenomen) verzorgde de wetenschappelijke Nederlandse vertaling met toelichting van het evangelie van Judas, verschenen bij Uitgeverij Ten Have. Deze werd op 16 september gepresenteerd tijdens een symposium in Driebergen. De genoemde auteurs leverden een bijdrage aan dit symposium, die nu hun plek in deze Bres-uitgave hebben gevonden.

Zij en nog enkele anderen schilderen diverse aspecten van de apostel Judas, zoals die door de nieuwe vondst bekend zijn geworden. Van Schaik stelt zich daarbij de vraag of Judas nu inderdaad zo’n grote ingewijde is geweest. Deze Bres 240 moet de lezer in staat stellen zich een eigen oordeel te vormen.’

Nu was ik nieuwsgierig hoe het er momenteel voor staat, met John van Schaik (ik heb hem destijds, in oktober 2002, voor Motief geïnterviewd), en bij Bres Magazine. En of ik deze uitgave nog kon terugvinden. Maar nee, dat bleek te lang geleden, helaas. Ik zocht in het menu naar vorige uitgaven, maar kwam niet ver. Hooguit van vier nummers terug waren nog wat inhoudsopgaves en voorwoorden te lezen. Alleen het huidige nummer gaf enige inhoud prijs, dat wil zeggen, niet de hele artikelen, maar slechts het begin.

Dus toeste ik ‘240’ in (het eerste nummer dat Van Schaik verzorgde en waaraan ik refereerde). En wat kreeg ik? Zowaar de inhoud van nummer 247 voorgeschoteld (met andere nummers is me dat, ook na enig zoeken, niet gelukt). Maar dit is wel een heel interessante aflevering, met als thema: ‘De eerste new age-beweging’ en ondertitel ‘Vrijmetselaars, theosofen, antroposofen, rozenkruisers van 1900 tot heden’. Nergens meer te krijgen natuurlijk (hooguit in een bibliotheek), en misschien wordt dit binnenkort wel van de site afgehaald, wie weet. Dus reden genoeg om het begin van de meest boeiende bijdragen hier over te nemen (hoewel de mogelijkheid bestaat dat via Google cache oude webpagina’s toch bewaard blijven, maar daar ga ik niet op gokken). In zijn voorwoord schrijft hoofdredacteur John van Schaik:

‘Aan het einde van de negentiende eeuw duiken – om het zo te zeggen – uit alle hoeken en gaten van Europa en Amerika esoterici op. Van het keizerlijk hof in Rusland tot in Den Haag. Van New York tot Berlijn. En al die esoterici herkennen elkaar in één ding: de cultuur is veel te materialistisch geworden. Helena Petrovna Blavatsky wordt zelfs door haar mathatma’s naar Amerika gestuurd om daar het spiritisme – als een vorm van materialisme – te bestrijden. Spiritisme is dus geen esoterie. Al deze esoterici hebben contact met elkaar en wisselen ervaringen uit. Het liefst sturen ze elkaar allerlei gewichtige oorkonden en charters toe waarin ze elkaar bevestigen in niet-reguliere vrijmetselaarorden. Vrijmetselarij en esoterie horen nu eenmaal bij elkaar, al zullen lang niet alle reguliere vrijmetselaars het hiermee eens zijn. Men kan aan het einde van de negentiende eeuw rustig spreken van een ‘eerste new age-beweging’, die zich op alle levensgebieden doet gelden. Bijvoorbeeld in de kunst. Wist u dat onze eigen Mondriaan zonder de invloed van theosofie zijn schilderijen waarschijnlijk niet zou hebben geschilderd? Natuurlijk komt de esoterie niet zomaar uit de lucht vallen. Zij heeft vele wortels in het oude Europa. Zo had bijvoorbeeld onze eigen Willem van Oranje belangrijke esoterici als raadgever, iets wat koningin Juliana eeuwen later zwaar aangerekend werd.

Waar zijn al die esoterici en de bewegingen die zij gesticht hebben, zoals de theosofie, de antroposofie en de rozenkruisers, eigenlijk gebleven in de twintigste eeuw? Aan al deze wetenswaardigheden, ontwikkelingen en vragen proberen we in deze Bres aandacht te besteden. Wij wensen u veel leesplezier.’

Marty Bax, kunsthistorica en gepromoveerd op de relatie tussen theosofie en kunst vanaf circa 1850, schrijft over:

‘De moderne theosofie en de kunst rond 1900. Streven naar het hogere

Aan het einde van de jaren zestig van de twintigste eeuw groeide in kunsthistorische kringen, zowel in Nederland als in het buitenland, het besef dat de theosofie een essentiële inspiratiebron is geweest voor veel vooroorlogse avant-gardekunstenaars. Dat was een grote ontdekking, want de kunstkritiek werd na de oorlog met name bepaald door een formalistische, anti-ideologische stijl. Verwijzingen naar esoterische inspiratie waren taboe. Maar de invloed van de westerse esoterie op de kunst is vanaf circa 1880 groot geweest, groter dan men nog steeds wil inzien, aldus auteur Marty Bax: “Het is niet overdreven om te zeggen dat de moderne kunst, zoals wij die definiëren, niet was ontstaan als esoterische kunstenaars zich er niet mee hadden bemoeid.”
In haar boek Het web der schepping legt Marty Bax op overtuigende wijze de esoterische wortels bloot van Nederlandse kunstenaars rond 1900.

In Nederland is met name de Theosofische Vereniging de motor geweest van allerlei nieuwe ontwikkelingen in de kunst. De moderne theosofie onderscheidt zich van andere westerse esoterische stromingen door de integratie van oosterse denkbeelden in haar leer, vooral het idee van “karma”. Het ledental van de vereniging in Nederland was niet groot, maar de propaganda was intensief en doeltreffend. Uit de theosofische beweging zijn ook allerlei nieuwe richtingen en organisaties ontstaan – zoals de gemengde vrijmetselarij in Nederland, de Antroposofische Vereniging in Duitsland, de levensfilosofie van Krishnamurti (1895-1986) – die in de meeste gevallen van invloed op de kunst zijn geweest. In het kort beschrijf ik hier de invloed van de theosofie op de kunstnijverheid en architectuur enerzijds en de beeldende kunst anderzijds, tussen circa 1895 en 1920.

De Vahânaloge
In 1896 richtte een aantal theosofische architecten en kunstnijveren in Amsterdam een loge op, die als de “kunstenaarsloge” de geschiedenis is ingegaan: de Vahânaloge. De architecten Karel de Bazel (1869-1923) en Mathieu Lauweriks (1864-1932) waren hiervan de bezielende leiders. De Bazel ontwierp onder meer het kantoorgebouw van de Nederlandsche Handel-Maatschappij aan de Vijzelstraat in Amsterdam (bekend als gebouw De Bazel), maar ook de wieg van prinses Juliana in 1909. De Vahânaloge werkte nauw samen met de Haarlemse en de Haagse loges, die ook mede door kunstenaars waren opgericht. Maar juist de Vahânaloge ontwikkelde zich tot het nationale zenuwcentrum van kunst.

De naam Vahâna, Sanskriet voor “voertuig” of “vehikel”, was niet zomaar gekozen. De leden van de loge zagen het kunstwerk – als een materieel voorwerp met een bepaalde vorm en structuur – als een “voertuig” waarin allerlei onzichtbare kosmische wetmatigheden tot uitdrukking kwamen.

(Het volledige artikel bevat 2566 woorden)’

Wim Leys, die lezingen geeft over diverse esoterische onderwerpen en cursussen over de geschiedenis van de filosofie, schrijft over:

‘Wat hebben theosofie en vrijmetselarij gemeen? “Hopelijk ontstaat er een hernieuwde belangstelling voor elkaars geestelijke werk”

Onder de zoekers naar geestelijk inzicht die aangetrokken werden tot de Theosophical Society bevonden zich ook veel vrijmetselaars. Ze constateerden tot hun verbazing dat Madame Blavatsky – naast haar grote kennis van religies, filosofie, de klassieke oudheid en esoterie – heel veel wist over de geheimen van de vrijmetselarij, meer eigenlijk dan zijzelf! Gevraagd naar de oorzaak hiervan, ze was immers vrouw en lid van geen enkele loge, vertelde zij over de bibliotheek van haar grootouders waar zij als kind uren doorbracht. Dit was oorspronkelijk de bibliotheek van haar overgrootvader, prins Pavel Dolgorukiii, de vader van Helena’s grootmoeder van moeders kant. Bovendien kregen Helena Blavatsky’s grootouders regelmatig bezoek van prins Alexander Golitsyn, een vrijmetselaar met een grote esoterische kennis, bij wie ze met haar vragen terecht kon. Nog een belangrijke uitspraak van Madame Blavatsky hieromtrent was: “Oude en moderne vrijmetselarij zijn een verplichte studie voor iedere oosterse occultist.”

Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891) vertelde dat er in India al eeuwenlang, onafhankelijk van het Westen, een oosterse vrijmetselarij bestond. Ze bezigde het begrip vrijmetselarij vaak in de ruime zin van het woord. Volgens haar was de moderne vrijmetselarij weliswaar in 1717 ontstaan, maar de oude vrijmetselarij stamde uit de antieke mysteriën, meer dan tweeduizend jaar geleden, en uit deze de eerste christelijke ritualen van de jonge kerk in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Ze staafde deze bewering onder meer met de uitspraak van Paulus in 1 Corinthiërs 3:10 waarin hij aangeeft een “meesterbouwer” te zijn, en de uitspraak van Ovidius, die Medea beschrijft als gaande “met arm, borst en knie ontbloot, de linkerschoen met afgetrapte hak”. De oude mysteriën, en dus de oervrijmetselarij, waren volgens haar te traceren tot in Atlantis en zelfs tot het “derde wortelras”, Lemurië, miljoenen jaren geleden – om het in Bijbelse woorden te zeggen: “vanaf Adams val”.

Madame Blavatsky sprak herhaaldelijk haar voorkeur uit voor “het oude en oosterse” boven het “moderne en westerse”. Ze vond het Westen in spiritueel opzicht ietwat gedegenereerd. “Het vergeten woord” van de vrijmetselarij, althans voor wat de esoterische kennis betreft, was volgens haar de oude oosterse wijsheid, die zij opnieuw naar het Westen bracht in de vorm van theosofie. In de eerste New Yorkse jaren bespraken de oprichters nog de mogelijkheid de theosofie als hogere graad binnen de vrijmetselarij op te nemen, maar toen de Society snel begon te groeien zag men in dat men op eigen kracht verder moest. In 1888 breidde Blavatsky de Society uit met een “Esoteric Section”.

(Het volledige artikel bevat 3025 woorden.)’

Govert Snoek, die promoveerde op een onderzoek naar de rozenkruisers in Nederland in de eerste helft van de zeventiende eeuw, schrijft over:

‘Opkomst en wederopstanding: de rozenkruisers in Nederland. De vroege rozenkruisers konden zich niet vinden in de intolerante lutherse kerk en zochten naar een innerlijk beleefd christendom

De eerste geschriften van de rozenkruisers kwamen begin zeventiende eeuw naar Nederland en genoten een grote bekendheid. Veel “vooraanstaande burgers” sympathiseerden met het gedachtegoed van deze esoterische beweging. De interesse kwam echter niet uit de lucht vallen. Al in de zestiende eeuw kende Nederland een “esoterisch netwerk”, waarvan een aantal leden nauwe betrekkingen met Willem van Oranje onderhield. Dit netwerk was als het ware de voedingsbodem voor de boodschap van de rozenkruisers. Hoe zag dit “esoterisch netwerk” eruit en hoe overleefden de rozenkruisers de Verlichting?

Prins Frederik Hendrik (1584-1647), de enige zoon van Willem van Oranje en Louise de Coligny, wordt in 1625 stadhouder in de Nederlanden. Op 11 juli 1630 verleent hij een zekere Johannes Torrentius (1589-1644) op voorspraak van koning Karel I van Engeland gratie. Torrentius is een Nederlandse schilder en na zijn gratie wordt hij hofschilder van Karel I. De aanklacht tegen Torrentius was godslastering, aldus lezen we bij een schilderij van hem in de catalogus het Rijksmuseum. Maar wat er niet bij staat is dat Torrentius een rozenkruiser is. In 1624 stelt het Hof van Holland een onderzoek naar hem in. De onderzoeksopdracht luidt:
“Ons is ter handen gesteld dit bijgaande examen over de onbekende en nieuwe broederschap van degenen die zich laten noemen La roze Croix.”

Anderhalf jaar later komt het Hof met haar bevindingen. Daarvoor hebben zij onder meer Leidse professoren in de theologie geraadpleegd. In het rapport wordt Torrentius genoemd als “een van de principaelsten” van de “seckte den Roose Cruce”. Kennelijk heeft deze sekte veel invloed op belangrijke politieke en culturele lieden in Nederland. Er bestaat namelijk een spotprent van de hoofdpersonen (zie afbeelding). Naar alle waarschijnlijkheid zien we Joost van den Vondel, Constantijn Huygens, Torrentius dus, Roemer Visscher (1547-1621), zijn dochter Maria Tesselschade Visscher (15941649), Theodoor Rodenburg (1580-1643) en Pieter Cornelisz Hooft (1581-1647). In de tekst onder de gravure staat onder meer:
“Alwaer de broederschap vergaert van ’t roode kruis”. Al met al een niet gering gezelschap, allen behorend tot de Muiderkring. Er is haast maar een conclusie mogelijk: de rozenkruisers zijn goed vertegenwoordigd in Nederland in de Gouden Eeuw.

(Het volledige artikel bevat 2181 woorden.)’

Tot slot schrijft ook de hoofdredacteur zelf, John van Schaik dus, over:

‘Rudolf Steiners kritiek op de reguliere vrijmetselarij rond 1900. Vrijmetselarij: niet meer dan een ernstig spel?

Volgens de inaugurator van de antroposofie, Rudolf Steiner (1861-1925), hebben de vrijmetselaarsrituelen en -symbolen oorspronkelijk een diep occulte betekenis. De huidige vrijmetselarij is nog maar een schaduw van wat ze ooit geweest is. De rituelen en symbolen komen voort uit de oude voorchristelijke mysteriescholen, maar daar weet de vrijmetselarij niets meer van, meent Steiner. Het is niet veel meer dan een ernstig spel, waardoor vrijmetselaars weliswaar veel humane doelen nastreven – men wil een beter mens worden –, maar met de oorspronkelijke occulte betekenis heeft het niet veel meer te maken. Toch hebben mensen behoefte aan ernstige rituelen. Ook esoterici. En dus moeten we gebruikmaken van bestaande vrijmetselaarsrituelen die we vervolgens vullen met de oorspronkelijke, occulte inhoud. Maar omdat de reguliere vrijmetselarij geen gevoel meer heeft voor de diepere bronnen, moeten we eigen loges oprichten en de bestaande rituelen op een eigen manier inrichten en vormgeven, waardoor er meer recht wordt gedaan aan de oorspronkelijke betekenis. Aldus Rudolf Steiner en zo ongeveer alle esoterici rond 1900.

Aufklärung en Erleuchtung
En zo ontstaat er in de esoterische kringen aan het einde van de negentiende eeuw een waaier aan zogenaamde irreguliere vrijmetselaarordes, ter onderscheiding van de bestaande reguliere vrijmetselarij. De reguliere vrijmetselarij wordt in Nederland vertegenwoordigd door de Orde van de Vrijmetselarij van het Grootoosten der Nederlanden. De reguliere vrijmetselarij staat veelal in de traditie van de Verlichting, de Aufklärung. Rond 1800 zijn er bijvoorbeeld in Wenen twee grote concurrerende vrijmetselaarordes. De ene heet Zur Wahren Eintracht, waarvan in die tijd zo ongeveer alle invloedrijke politieke personen in het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije lid zijn. De andere heet Zur Gekrönten Hoffnung. Zur Wahren Eintracht is “de enige loge die van alchemistische beroeringen is vrijgebleven”, schrijft een tijdgenoot. In Zur Gekrönten Hoffnung worden de meer occulte rituelen gepraktiseerd. Zij streven naar Erleuchtung. Twee keer verlichting dus: maar Aufklärung is iets heel anders dan Erleuchtung. Erleuchtung is veel meer verlichting in de innerlijke betekenis. Mozart was lid van Zur Gekrönten Hoffnung. Zijn opera Die Zauberflöte zit vol esoterisch vrijmetselaarsgedachtegoed. De geschiedenis laat echter zien dat de Aufklärung-vrijmetselarij “gewonnen” heeft en dat het esoterische gedachtegoed in de vrijmetselarij goeddeels verdwenen is.

(Het volledige artikel bevat 1250 woorden.)’

Interessant is ook nog de pagina met meer informatie over verschillende van de genoemde organisaties (sommige links zijn verouderd, maar dat weten de trouwe lezers van dit weblog al, pint u me daar dus niet op vast):

‘Theosofie
De Theosofische Vereniging in Nederland (TVN) maakt deel uit van de internationale Theosophical Society, waarvan het hoofdkwartier sinds 1882 gevestigd is in Adyar, India. Enkele jaren na H.P. Blavatsky’s dood splitste de Theosophical Society zich in twee organisaties: de Society die H.S. Olcott en Annie Besant volgde in Adyar, en de Society die W.Q. Judge volgde, met haar internationale hoofdkwartier in Californië. In Nederland heten zij respectievelijk de TVN (www.theosofie.nl) en het Theosofisch Genootschap
(Pasadena): www.theosofie.net.

Antroposofie
Vanuit de antroposofische beweging in Nederland is een breed scala aan maatschappijvernieuwende initiatieven ontstaan. Zowel over deze initiatieven als over de geschiedenis en het gedachtegoed van de antroposofie kunt u op de site www.antrop-ver.nl terecht.
Zie verder ook www.antrovista.com, de gids voor antroposofisch Nederland en www.antropozorg.nl, de site van de Federatie Antroposofische Gezondheidszorg.

Rozenkruisers en martinisten
www.lectoriumrosicrucianum.nl is de homepage van de Internationale School van het Gouden Rozenkruis ofwel het Lectorium Rosicrucianum. Met links naar geschiedenis, symboliek, leer en doelstellingen, leerlingschap, literatuur en activiteiten. Via de website van de Bibliotheca Philosophica Hermetica (www.ritmanlibrary.nl) is zeer veel literatuur over de geschiedenis van de esoterische bewegingen te vinden.
www.amorc.org is de internationale site - met Nederlandse link - van de Rozekruisers Orde AMORC, de Aloude Mystieke Orde Rosae Crucis, met informatie over doel, werkwijze en geschiedenis van de orde.
De link “De weg van het Martinisme” geeft informatie over de Traditionele Martinisten Orde, waarmee AMORC geaffilieerd is. Dit is een “inwijdende orde en een school van moreel ridderschap, waarvan de basis voornamelijk berust op de joods-christelijke mystiek. Het is een broederschap die zowel openstaat voor mannen als voor vrouwen”.

Vrijmetselarij
www.vrijmetselarij.nl is de officiële website van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. U vindt hier uitgebreide documentatie over de uitgangspunten en achtergronden van de vrijmetselarij en informatie over de loges. www.nggv.nl is de website van de Nederlandse Grootloge der Gemengde Vrijmetselarij. Deze loge is zowel voor mannen als vrouwen toegankelijk.
Hetzelfde geldt voor de Nederlandse Federatie van de Internationale Orde der Gemengde Vrijmetselarij Le Droit Humain (www.droit-humain.org).
Op www.stichtingovn.nl (stichting ter bevordering van wetenschappelijk Onderzoek naar de geschiedenis van de Vrijmetselarij in Nederland) is eveneens veel informatie over de geschiedenis van de vrijmetselarij te vinden.

Algemeen
Op www.esswe.org, de Engelstalige website van de European Society for the Study of Western Esotericism, vindt u (wetenschappelijke) achtergrondinformatie over westerse esoterie. Verder ook veel informatie over opleidingen, publicaties en activiteiten.
Aan de Universiteit van Amsterdam is het mogelijk om de masteropleiding Mysticism and Western Esotericism te volgen. Deze opleiding is ook parttime te volgen. Zie www.studeren.uva.nl en klik op “Masterprogramma’s”.’

vrijdag 25 juli 2008

Enthousiasmerend

Hier wordt de makke volop zichtbaar van een camera met een groothoeklens: naarmate gebouwen of andere rechte verticale lijnen meer aan de rand van het beeld staan, lijken ze wel scheef, als een toren van Pisa. Nou ja, dat moeten we maar op de koop toe nemen. Rechts is in ieder geval de Maastoren uit 1956 te zien, veertien verdiepingen hoog. We kijken opnieuw naar het noorden, en zien links wederom, zoals op dinsdag, een van de Hoge Heren, een gebouw uit 2001. Ik kan nu zelfs de architecten erbij geven, dankzij de Architectuurgids Rotterdam (Architectural Guide Rotterdam, inderdaad, tweetalig) uit 2007 van Paul Groenendijk en Piet Vollaard. Die architecten zijn respectievelijk H.D. Bakker en W.M. J. Arets.

Een maand geleden meldde ik dat de Vereniging van Vrijescholen het programma voor haar Michaëlconferentie 2008 op haar website had gezet. Wat er toen stond, was nog een beetje mager: inhoudelijk bekeken in feite maar drie vragen. Meer niet. En drie sprekers. Maar er stond toen ook: ‘De informatie wijzigt regelmatig.’ Dat is nu inderdaad gebeurd, en behoorlijk grondig, zo valt op.

De titel is nog steeds ‘Samen bindend samenwerken’, maar hier is aan toegevoegd: ‘kom meepraten over vrijeschoolonderwijs’. Zouden ze soms mijn weblog op 25 juni hebben gelezen? Dat ging juist hierover. Het zal wel niet. Maar misschien werkt het toch op een of andere manier door en zijn er mensen die dezelfde gedachten hadden. Tegelijk wordt er nu in de tekst een verantwoording gegeven voor de keuze van de sprekers. Dit staat er nu:

‘Het bestuur van de Vereniging van vrijescholen nodigt u van harte uit om mee te praten over de ontwikkeling van het vrijeschoolonderwijs. Uitgangspunt daarbij is samenwerking. Kwaliteiten en vaardigheden van mensen, opvattingen over vrijeschoolonderwijs en de toekomst zijn heel divers. En in die verscheidenheid zit de kracht. Een breed perspectief op één doel – kwaliteit van vrijeschoolonderwijs. Daarom werken er aan de conferentie ook mensen van binnen en buiten de vrijeschool mee: verscheidenheid in vaardigheden, expertise en verschillende posities in het onderwijslandschap moeten leiden tot heldere uitgangspunten om toe te werken naar nieuwe horizonten.

Doel dat we nastreven is: objectiveren van onze uitgangspunten en de functie daarvan. Waarom doen we wat we doen? Uiteraard is het achterliggend doel, het versterken van vrijeschoolonderwijs. We delen dezelfde inspiratie en we kunnen de beeldvorming positief versterken. Deze willen we onderling en met onze omgeving delen.’

Dat geeft wel een heel andere indruk dan een maand geleden. Deze aanpak lijkt me behoorlijk enthousiasmerend.

donderdag 24 juli 2008

‘Zogenaamde Lievegoedimpuls’

Het is nog altijd dezelfde tijd; we kijken nu in de andere richting, naar het noorden, en zien daar links het Golden Tulip Hotel staan op de kruising tussen Maasboulevard en Schiedamsedijk.

Een bijzonder genoegen is het altijd om een jaarverslag te mogen doornemen. Doornemen, want lezen is hierbij meestal niet gegeven. En niet alleen omdat het vaak over nogal droge feiten en getallen gaat, maar ook omdat er soms zo verschrikkelijk ambtelijk wordt gedaan, met bijbehorende stijl. Maar we laten ons daardoor niet afschrikken.

Op de website van Zonnehuizen (of is het tegenwoordig Zonnehuis; ik moet altijd weer kijken hoe men zichzelf nu weer noemt), om preciezer te zijn: van Zonnehuizen Kind en Jeugd, is het jaarverslag over 2007 te vinden. Ze noemen het zelf anders; want onder Nieuws heet het: ‘Jaarverantwoording Zonnehuizen Kind en Jeugd 2007. Klik hier voor Jaarverantwoording Zonnehuizen Kind en Jeugd deel I, Maatschappelijk verslag. Klik hier voor Jaarverantwoording Zonnehuizen Kind en Jeugd deel II, Jaarrekening.’

Er is trouwens ook een ‘Jaarverantwoording Bronlaak-Heimdal 2007. Klik hier voor Jaarverantwoording Bronlaak-Heimdal 2007, Maatschappelijk verslag en Jaarrekening.’ Die is te vinden onder Zonnehuizen Volwassenen, ook onder Nieuws.

Wat hier in ieder geval gememoreerd moet worden voordat we verder gaan, want dan wordt de samenhang met de rest duidelijker, is dat deze instelling in 1931 werd opgericht door Bernard Lievegoed (het kwam gisteren al even kort ter sprake toen het over Daniël van Bemmelen ging). Er heeft zelfs tot in de jaren tachtig (of was het de jaren negentig?) een ‘Van Bemmelenhuis’ op het terrein van Zonnehuis Veldheim gestaan.

Waar het me om gaat, is echter het jaarverslag Zonnehuizen Kind en Jeugd, omdat daar dingen in staan over iets waarover ik al eerder bericht heb, op 7 mei namelijk al, met de titel ‘Fusiegeweld’. ‘Stichting Michaelshoeve-Overkempe werkt toe naar een fusie met Zonnehuizen per 1 januari 2009’, dat was toen het nieuws. Dit wordt nu bevestigd in het jaarverslag op blz. 20 (Michaelshoeve en Overkempe samen heten ‘de Bellisgroep’):

‘Tevens is een belangwekkend verzoek van de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur a.i. van de Bellisgroep aan de orde geweest. Het betrof een verzoek tot een op fusie gerichte samenwerking op korte termijn. Daarbij werd aangegeven dat – onverlet de specifieke kwaliteiten van de onderscheiden afdelingen – de Bellisgroep onvoldoende over ontwikkelcapaciteit, ervaring en knowhow beschikt om op eigen kracht tot een bevredigende situatie te komen. Die mening werd onderschreven door onder meer de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het zorgkantoor AGIS en Salland.

Diverse aspecten van de uitvoering van de vraag naar een op fusie gerichte intensieve, niet vrijblijvende samenwerking van Zonnehuizen met De Bellisgroep zijn in het overleg met de Raad van bestuur aan de orde geweest. Diverse specifiek opgestelde plannen van aanpak zijn met de Raad van Toezicht besproken.

In beginsel heeft de Raad van Toezicht zijn goedkeuring gegeven aan het voorgenomen besluit van de Raad van Bestuur om – mede vanuit de fusieorganisatie van Zonnehuizen Kind en Jeugd en Bronlaak-Heimdal per 01-01-2008 – een intensief traject van begeleiding, ondersteuning en van organisatieontwikkeling te entameren ten aanzien van de meest noodleidende onderdelen van de Bellisgroep. Dit ontwikkelingstraject is erop gericht om de Bellisgroep bestuurlijk en organisatorisch zodanig in te richten dat een duurzame situatie kan worden bewerkstelligd en een juridische fusie met Zonnehuizen per 1 januari 2009 kan volgen.’

Ja, er staat inderdaad noodleidende. Misschien is dit toch geen verschrijving, maar geeft het aan dat het echt ernstig is.

Op blz. 42-43 wordt nader ingegaan op welke steun Zonnehuizen hierbij kan bieden.

‘De Bellisgroep is een samenwerkingsverband van antroposofische zorginstellingen in Oost Nederland. De Bellisgroep omvat de Stichting Michaelshoeve Overkempe en de Stichting Verdandi. Verdandi in Loenen is een zorgboerderij voor jongvolwassenen met een verstandelijke beperking. De Michaelshoeve in Brummen is een orthopedagogische behandelvoorziening voor kinderen en jeugdigen, en Overkempe is een woon-werkgemeenschap voor volwassenen in Olst.

Medio 2007 heeft de Bellisgroep de vraag gesteld aan de bestuurders van Zonnehuizen Kind en Jeugd en Bronlaak-Heimdal tot samenwerking bij de noodzakelijke herinrichting van zorg- en dienstverlening van Michaelshoeve en Overkempe. De achtergrond voor de vraag is dat onder meer door toenemende complexiteit van de zorgvragen en het ontbreken van de vereiste deskundigheid en expertise, de kwaliteit van de zorg- en dienstverlening van de Michaelshoeve en Overkempe ernstig te wensen overlaat. Voor waarborging van de continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening blijkt samenwerking met een gespecialiseerde professionele instelling noodzakelijk.

Om verschillende redenen is door de zich ontwikkelende fusieorganisatie Zonnehuizen in oprichting (i.o.) in beginsel voorzichtig positief op de vraag tot samenwerking gereageerd. Op de eerste plaats gebeurde dit vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid en een verbondenheid met de Bellisgroep. Op de tweede plaats omdat Zonnehuizen mogelijkheden ziet om de zorg- en dienstverlening van Michaelshoeve en Overkempe te ontwikkelen tot voorzieningen die niet alleen in bedrijfseconomisch en organisatorisch opzicht gezonde eenheden zullen vormen, maar die ook alles in zich hebben om kwalitatief goede zorg te verlenen.

Voorwaarde in deze was dat een samenwerking met de Bellisgroep het fusieproces van het nieuwe Zonnehuizen i.o. op geen enkele wijze negatief mocht beïnvloeden. In 2007 richt de samenwerking met name op inzet van expertise en professionaliteit van Zonnehuizen Kind en Jeugd en Bronlaak-Heimdal om op die wijze bij te dragen aan verbetering van de situatie. Tevens is in 2007 een traject gestart tot onderzoek van de gewenste samenwerkingsvorm in deze.’

Wat wil Zonnehuizen eigenlijk zelf? Op blz. 38 wordt hierop antwoord gegeven in het kader van het meerjarenbeleidsplan:

‘Het meerjarenbeleid van Zonnehuizen Kind en Jeugd wordt gevormd door het Strategische beleidskader “Zonnewijzer” voor de jaren 2007-2012, dat voortbouwt op het strategische beleidsplan ‘Zonneklaar’ voor de jaren 2002-2005. In dit strategisch beleidskader, dat begin 2007 is uitgebracht, staan de ontwikkelingsrichting en het tempo aangegeven voor de verdere ontwikkeling en positionering van Zonnehuizen Kind en Jeugd.

Het betreft in essentie de ontwikkelingsambitie en profilering van Zonnehuizen Kind en Jeugd als hét (landelijk werkend) expertisecentrum op het snijvlak van GGZ-Jeugd, Gehandicapten Zorg voor kinderen en jeugdigen en Speciaal (Voortgezet) Onderwijs.

De antroposofische zorgmethodiek, de gezinstherapie, de meervoudige klachtgerichte benaderingen, de pedagogisch-didactische onderwijsmethodiek, alsmede de individuele spirituele inspiratie van onze medewerkers zien we daarbij als belangrijke inhoudelijke motor binnen onze organisatie. Voorts wil Zonnehuizen Kind en Jeugd met name een ontwikkelinstituut blijven, waarbij vernieuwing bedoeld is in termen van de zogenaamde Lievegoedimpuls. Dit wil zeggen: het in dienst willen stellen van de ontwikkeling van de cliënt – door onze visie op mens, maatschappij, gezondheidszorg, speciaal onderwijs en ethiek – voortdurend aan de praktische uitvoering van onze zorgtaak te toetsen en verder te ontwikkelen.’

De kop van deze bijdrage ontleen ik dus uit dit stukje van het jaarverslag, in de laatste alinea.

Het blijkt dat Zonnehuizen in 2006 een wat moeilijk jaar heeft gehad, met een negatief resultaat. Dat is niet fijn. Alle zeilen werden uiteraard bijgezet om deze ontwikkeling te keren, met resultaat. Op blz. 24 onder ‘Bedrijfsvoering’ wordt dit uit de doeken gedaan (de afkortingen GGZ, KJP, GHZ betekenen respectievelijk Geestelijke Gezondheidszorg, Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Gehandicaptenzorg):

‘Het aandachtsgebied bedrijfsvoering heeft in 2007 bijzonder aandacht gehad van de Raad van Bestuur en het Managementteam in het kader van een doelmatigheidsproject dat vanaf het tweede kwartaal 2007 van start ging. Doelstelling van dit project was gericht op een doelmatigheidsverbetering van idealiter 5% op alle niveaus van de organisatie.

De aanleiding hiertoe vormden de uitkomst van de zorgcontractering 2007 met het zorgkantoor, een compensatiedoelstelling van het negatieve resultaat over 2006, de realisering van een forse productie-uitbreiding met 14 plaatsen KJP, 12 plaatsen GHZ en van uitbreiding extramurale zorg, alsook een aangescherpte sturing van het productiemanagement (in brede zin). Hiertoe zijn meerdere daartoe specifieke ingerichte sessies belegd met het Managementteam.

Per afzonderlijke divisie, ondersteunende dienst en stafafdeling/functie zijn plannen ontwikkeld en uitgevoerd ter realisering van deze doelstelling. Vanuit een integrale en gedifferentieerde aanpak is een krachtig en effectief signaal uitgegaan met betrekking tot doelmatigheid naar de interne organisatie en de sturing van de bedrijfsvoering. Dit heeft geleid tot het bottom up vrijkomen van creatieve geestkracht en daaruit voortkomende concrete uitvoeringsvoorstellen, en heeft per saldo een positief effect gesorteerd op de productierealisatie en een vermindering van de exploitatie-uitputting. Daarmee heeft het project bijgedragen aan het positieve exploitatieresultaat voor 2007.’

Ja, wat je je daar nu bij moet voorstellen: ‘Dit heeft geleid tot het bottom up vrijkomen van creatieve geestkracht en daaruit voortkomende concrete uitvoeringsvoorstellen, en heeft per saldo een positief effect gesorteerd op de productierealisatie en een vermindering van de exploitatie-uitputting’? En dit is ook een sterk staaltje van ambtelijk taalgebruik: ‘Vanuit een integrale en gedifferentieerde aanpak is een krachtig en effectief signaal uitgegaan met betrekking tot doelmatigheid naar de interne organisatie en de sturing van de bedrijfsvoering.’ Als redacteur leer je dat je zulke zinnen net zo goed weg kunt laten; er staat zo goed als niets in. Waarschijnlijk is men vergeten deze tekst te laten redigeren.

Anyway, op de volgende bladzijde, blz. 25, staat (HKZ is Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector):

‘Concluderend kan worden gesteld dat de maatregelen die Zonnehuizen Kind en Jeugd heeft genomen naar aanleiding van het negatieve resultaat over 2007 effect hebben gehad. Dit mag een bijzondere prestatie worden genoemd, gelet op de omvangrijke doorgevoerde productie-uitbreidingen met een exploitatiegroei van ruim vier miljoen euro, het behalen van de HKZ- certificaten voor zowel de GGZ als de GHZ, de verbeteringen van het kwaliteitssysteem in de Zonnehuisschool en de voorbereidingen in 2007 van fusie met Bronlaak-Heimdal.’

Zo is het maar net. Wat me nog wel puzzelt is de mededeling op blz. 21, maar aangezien hier verder niets over wordt losgelaten, kan ik die hier alleen maar aanhalen en in spanning toekomstig nieuws afwachten: ‘een ingekomen brief van de Raad van Bestuur van Stichting Christophorus te Bosch en Duin aan Zonnehuizen Kind en Jeugd inzake de situatie van Christophorus en de toekomstige ontwikkelingsrichting’.

Update 25 juli: ik heb nu pas door hoe je geciteerde tekstblokken kunt laten inspringen. Het is een beetje geschiedsvervalsing om dat nu in alle voorafgegane bijdragen te doen. Maar hier mag het wel en is het ook op zijn plaats, want nu wordt meteen veel duidelijker wat citaat is en wat niet.

Nieuws van het front

De foto van vandaag laat hetzelfde zien als op afgelopen maandag, maar nu duidelijker, namelijk het gebouwtje met de naam van het rondvaartbedrijf Spido. Ik meen te weten dat daar beneden tickets voor de verschillende rondvaarten over de Maas worden verkocht.

‘Jan Willem, wat een onzin, en dat weet jezelf ook best!!!’ Zo schrijft een zekere Irene op de website van De Journalist, in reactie op het hier al vaker genoemde opinieartikel van Frits van Dam, secretaris van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Op zijn eigen website zijn dan nu eindelijk toch een paar nieuwe berichten verschenen. Ze kruipen uit hun schulp, zogezegd. En nu worden ze daar weer hardhandig in teruggeduwd. Terwijl het al zo lang heeft geduurd, weten de lezers van dit weblog.

Jan Willem is natuurlijk Jan Willem Nienhuys, die poogde bij De Journalist zijn sceptische (zeg liever cynische) medestander Van Dam te hulp te schieten. Terwijl hij ondertussen Jan Keppel Hesselink en Robert Gorter onder handen nam op de website van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. De Iocob-website van Jan Keppel Hesselink stelde zich hier al verschillende keren tegen teweer. Bijvoorbeeld in een bericht van 20 juli over het onvermogen om in discussie te gaan, wordt de stand 40-0, zoals bij tennis, gegeven voor ‘Rupert Sheldrake against Jan Willem Nienhuys’.

Een bijzonder gegeven haalt de bovengenoemde Irene aan. Zij heeft het weer uit het British Medical Journal. Voor het goede begrip eerst voorafgegaan door wat een Cochrane review is, uit Wikipedia:

‘Een Cochrane review is een publicatie door de Cochrane collaboration. Dit instituut heeft zich ten doel gesteld om belangrijke vragen in de geneeskunde te trachten te beantwoorden door een werkwijze die gebaseerd op wetenschappelijk bewijs, ook wel evidence-based medicine genoemd. Daartoe maakt ze gebruik van een meta-analyse van gecontroleerde klinische onderzoeken naar het probleem, zoals dubbelblinde tests en randomised controlled trials (RCT). De term “Cochrane review” is in de geneeskunde een wereldvermaard begrip.’

Op 20 juli 2008, 11:47, reageert Irene op De Journalist met het volgende citaat:

‘Dr Iain Chalmers, the director of the UK Cochrane Centre and a vociferous proponent of systematic reviews, told delegates:
“Critics of complementary medicine often seem to operate a double standard, being far more assiduous in their attempts to outlaw unevaluated complementary medical practices than unevaluated orthodox practices.”
He said:
“These double standards might be acceptable if orthodox medicine was based solely on practices which had been shown to do more good than harm, and if the mechanisms through which their beneficial elements had their effects were understood, but neither of these conditions applies.”
It is thought that more than 60% of orthodox treatments have not been scientifically proved.
Dr Chalmers added that the aim should not be to indulge in “data free” arguments, but to find a range of reliable tools to assess the effectiveness and safety of any healthcare intervention, be it orthodox or complementary.
Bron: Double standards exist in judging traditional and alternative medicine by Hilary Bower, London, BMJ 1998;316:1694.’

In haar volgende reactie, tien minuten later, blijkt dat er aan de biografie van Jan Keppel Hesselink, die hier ook is besproken, weer een element is toegevoegd: ‘In de periode 1992-1995 ontwikkelde hij aan de Universiteit van Witten de blauwdruk van de post-doc opleiding Pharmaceutical Medicine.’ Weten we dat ook weer.

Een dag later geeft ook oud-rechter N.H. de Vries opnieuw een reactie, over effectiviteit en bewijsbaarheid. Hij stelt voor om de naam van de Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) te veranderen in ‘Vereniging tegen onbewezen geneeskunde’, dat geeft een zuiverder discussie.

Gisteren mengde Engelbert Valstar himself zich in het debat. Wij hebben hem al eerder leren kennen. Zijn drie openingszinnen luiden: ‘Van Dam en Nienhuys begrijpen als medisch onbevoegden minder van geneeskunde dan de gemiddelde journalist. Beiden heb ik al meermalen in de pan mogen hakken. Graag doe ik dat nog eens dunnetjes over.’

De meest recente bijdrage is echter van Kees Braam, die al eerder voor Robert Gorter in de bres is gesprongen. Hij schrijft:

‘Geachte heer van Dam, heeft u en de VdtK niet ook geprobeerd afgelopen jaren dr. Robert Gorter in diskrediet te brengen? Als zou hij een kwakzalver zijn? We zullen u en de journalistiek verrassen. A.s. maanden zullen we een aantal videofilms presenteren van patiënten die met hulp van dr. Robert Gorter en zijn behandelingen met hyperthermie en dendritische celtherapie volledig herstellen vanuit een situatie met ongeneeslijke kanker.’
Update 25 juli: ook hier heb ik nu de geciteerde stukken laten inspringen, ten dienste van een betere leesbaarheid.


Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)