Heugelijk nieuws vandaag! Het Lievegoed Fonds (voluit: Stichting Prof. Dr. Bernard Lievegoed Fonds, fonds voor antroposofisch wetenschappelijk onderzoek) heeft zijn website ge-update, zoals het zo mooi in goed Nederlands heet. Nog geen drie weken geleden, op 9 februari, moest ik in ‘Vruchten van onderzoek’ nog constateren:
‘er lijkt wel niets gebeurd sinds de laatste keer. [Die vorige keer was 11 juli 2008.] Geen teken van leven op deze website in ieder geval. Dat nodigt dan ook niet uit om geld aan dit fonds te doneren voor zijn mooie doelstellingen, zoals gevraagd wordt.’
Februari is nog niet om, of op deze laatste dag van de maand kan ik precies het tegenovergestelde komen melden. De indeling in het linkermenu onder het kopje ‘Informatie’ is veranderd. Afgevallen zijn items als ‘Nieuws’ en ‘Onderzoek’, terwijl ‘Verslagen’, ‘Agenda’ en ‘Jaarverslag’ (en tot slot samenvattend ‘Downloads’) een nieuwe inhoud hebben gekregen.
Onder ‘Verslagen’ is nu van de netwerkuniversiteit van 16 januari opgenomen:
‘Inleiding Jana Loose over het Lievegoed Fonds op 16 jan 2009
Presentatie Klaas van Egmond Netwerkuniversiteit 16 jan 2009’
Onder ‘Agenda’ wordt vermeld:
‘Bestuursvergadering 5 maart 2009
Bestuursvergadering 5 juni 2009
Bestuursvergadering 4 september 2009
Bestuursvergadering 10 december 2009
Volgende bijeenkomst Netwerkuniversiteit 11 september 2009’
En bij ‘Jaarverslagen’:
‘Het jaarverslag over het eerste (verlengde) boekjaar 2006/2007 kunt u lezen als PDF of downloaden. Jaarverslag over het verlengde boekjaar 2007’
Kijk, dat is nou een openheid die ik zeer kan waarderen. Uit de genoemde inleiding van Jana Loose op 16 januari vind ik een heleboel informatie, die antwoord geeft op veel van mijn vragen. Zij is secretaris van het fonds, blijkens de lijst met bestuursleden: ‘Drs. A.A. (Jana) Loose, egyptologe, namens de AViN (secretaris)’. ‘AViN’ is de afkorting van Antroposofische Vereniging in Nederland. Jana Loose is trouwens ook bestuurslid van deze vereniging en hoofdredacteur van het maandblad Motief. De inleiding heeft als titel ‘State of the art van het Bernard Lievegoedfonds’. Daarin staat (ik zal het in zijn geheel gaan weergeven) om te beginnen iets over de ontstaansgeschiedenis:
‘Ruim twee jaar geleden werd de Stichting Prof. Dr. Bernard Lievegoed Fonds, het fonds voor antroposofisch wetenschappelijk onderzoek, opgericht in een tijd waarin in de antroposofische beweging het thema antroposofie en wetenschap steeds meer in de belangstelling kwam. Het was zo’n honderd jaar geleden dat Rudolf Steiner de antroposofie in de wereld had gezet en in de loop van de jaren waren – ook in Nederland – veel initiatieven ontstaan in verschillende werkgebieden. “Antroposofie werkt”, zo klonk het en zo is het ook: in de geneeskunde, in de vrijescholen, in de combinatie Landbouw en Zorg, in de heilpedagogie, in de psychiatrie – in het therapeutische en in het sociale. En toch wordt steeds weer pijnlijk duidelijk, dat antroposofie geen factor van betekenis is in de maatschappij. Zelfs daar waar antroposofie duidelijke antwoorden zou kunnen geven op vragen die elders onbeantwoord blijven, blijft het vaak erg stil. HOE werkt antroposofie? Die vraag wordt steeds dringender in een wereld waar protocollen en regels de ankers vormen in de stormachtige ontwikkelingen. Waar blijven de wetenschappers die zich laten inspireren door de antroposofie en die het daarbij horende mens- en wereldbeeld omarmen? Waar blijven de onderzoekers die toch zeker de antroposofische inzichten en methodes wel zouden willen toetsen en onderzoeken in samenhang met hun vakgebied? Het was en is aan de tijd om de mogelijkheden en antwoorden van de antroposofie in een wetenschappelijk kader te onderzoeken, te verantwoorden en in een duidelijke taal de wereld in te brengen.
In 2005 was door de AViN een kleine internationale conferentie georganiseerd waarin het thema “Paradigmaverschuiving en het etherische” centraal kwam te staan. Het werd tijd om het leven te onderzoeken, niet alleen de dode materie. Direct gevolg van deze conferentie was een drietal onderzoeksopdrachten die de AViN verstrekte aan verschillende werkgebieden. Een daarvan is onlangs afgerond met een publicatie over Paradigmaverschuiving in Landbouw en Zorg en een film. De AViN heeft voor dit soort opdrachten slechts een beperkt budget voorhanden. Doordat een jaar later het Bernard Lievegoed Fonds in leven werd geroepen, werd een nieuwe stimulans gegeven aan de mogelijkheid antroposofisch onderzoek in de wereld te zetten. Het eerste doel van het fonds is immers: antroposofisch wetenschappelijk onderzoek te financieren en te stimuleren, met name Nederlands antroposofisch wetenschappelijk onderzoek, zowel binnen universiteiten en hogescholen als op antroposofische onderzoeksinstellingen en alles wat daartoe ondersteunend kan zijn. Het kan – zo staat in de doelstellingen – zowel fundamenteel onderzoek betreffen: de ontwikkeling van theorie, van methoden en technieken, als toegepast onderzoek.’
De volgende vraag is natuurlijk wat dan tot dit antroposofisch onderzoek behoort. Daarop gaat Jana Loose vervolgens in:
‘Het Lievegoed Fonds gaat uit van een zeer ruime definitie van antroposofisch wetenschappelijk onderzoek, namelijk: dát onderzoek dat op welke wijze dan ook voortbouwt op de antroposofisch-wetenschappelijke impuls van Rudolf Steiner. Gezien de veelheid aan benaderingen binnen het antroposofisch-wetenschappelijke veld committeert het Lievegoed Fonds zich niet aan één bepaalde visie op wat het object en de methode van dit onderzoek behelzen, maar laat het uitdrukkelijk aan de vrijheid van de onderzoek(st)er over om hier een eigen inhoud aan te geven. Een van de criteria voor de onderzoeksaanvrage betreft het antroposofisch wetenschappelijk karakter, dat duidelijk moet worden omschreven.
In het bestuursoverleg worden we geconfronteerd met de vragen als: in hoeverre kan een bepaald regulier onderzoek of onderzoek door reguliere onderzoekers, dat wordt gedaan ten behoeve van antroposofische instellingen of werkgebieden, worden gezien als noodzakelijke opmaat voor toekomstig echt antroposofisch wetenschappelijk onderzoek? Of: hoe wordt in een bepaalde onderzoeksaanvraag het antroposofische gehalte gekenmerkt? Of: Welke voorwaarden zijn nodig om resultaten uit antroposofisch geesteswetenschappelijk onderzoek in logische begrippen te vertalen zodat ze overdraagbaar en toepasbaar worden? Er is een belangrijk onderscheid tussen de methoden uit de reguliere wetenschap en die van de geesteswetenschap, waar Rudolf Steiner op wijst en waar ook het fonds in de afwegingen rekening mee moet houden: de reguliere wetenschap werkt inductief, door het bestuderen van het bijzondere van een verschijnsel komt men tot begrip van het algemene, van wetmatigheden; de geesteswetenschap kan alleen maar deductief te werk gaan: geestelijke feiten zijn alleen te vinden in de geestelijke wereld, daarvan moeten eerst de wetmatigheden gekend worden voor ze als verschijnselen in de uiterlijke wereld te herkennen zijn. De geestelijke wetmatigheid verwijst ernaar: geesteswetenschap gaat van begrip van het wetmatige naar het verschijnsel. (GA 176 – “Menschliche und menschheitliche Entwickelungswahrheiten – das Karma des Materialismus”, Berlijn 29 mei-25 sept. 1917).
Elders maakte Steiner het overigens heel duidelijk dat “een onderzoeker nog zoveel kan onderzoeken in geestelijke sferen, het zal zonder waarde voor hemzelf en voor anderen blijven als hij het geschouwde niet in de sfeer van het gewone kennen uitdrukt, maar [verkeerd vertaald: hier staat geen ‘maar’, maar ‘en’, anders wordt het onbegrijpelijk, MG] in zodanige voorstellingen en begrippen, dat de natuurlijke waarheidszin en de gezonde logica de zaak kunnen begrijpen. De waarde ervan begint daar, waar de logische toetsing begint.” (GA 124, “Exkurse in das Gebiet des Markus-Evangeliums” – Berlijn, 17 okt 1910-10 juni 1911)’
Er valt natuurlijk nog veel meer over die criteria te zeggen. In het volgende gedeelte gaat het echter over de meer praktische zaken:
‘Om de doelstellingen van het Bernard Lievegoed Fonds te kunnen realiseren zijn twee zaken nodig: onderzoekers met onderzoeksvragen en fondswerving. Wat het laatste betreft: het BLF is van start kunnen gaan door een royale gift van de Triodos Bank en doordat drie andere fondsen erin zijn opgegaan. In de afgelopen twee jaren zijn daar enkele giften en donaties bijgekomen. Al met al zijn het geen fabelachtige bedragen – we zitten nog pas op een derde van het eerste miljoen – maar een eerste tiental onderzoekaanvragen kon worden toegewezen en voor een deel gefinancierd. Bij de eerste netwerkuniversiteit in mei vorig jaar presenteerden drie onderzoekers, Erik Baars, Guus van der Bie en Karin Wuertz, de stand van zaken rond hun onderzoek. Aan de hand daarvan ontstond een boeiend debat over de methodologie van de antroposofische wetenschap, de relatie daarvan met de reguliere wetenschap. Een debat dat vandaag zeker vervolgd zal worden.
Om meer financiële ruimte te creëren is meer fondswerving nodig. Directie en bestuur van het BLF hebben om die reden het besluit genomen om een professionele fondswerver te engageren in de persoon van Max Rutgers. Hij heeft zich in eerste instantie met name beziggehouden met netwerken, gesprekken voeren, ontmoetingen tot stand brengen en hij heeft – met behulp van anderen – kans gezien de lijst van potentiële wetenschappelijke onderzoekers voor de Netwerkuniversiteit aanzienlijk uit te breiden.
En dan moet hierna de fase aanbreken waarin onderzoeksprojecten en fondswerving elkaar gaan opstuwen in hun vaart. Hoe krijgen we potentiële fondsverstrekkers geïnteresseerd in ons fonds? Door ambitieuze en baanbrekende onderzoeksprojecten en onderzoeksresultaten die hun weg in de samenleving vinden en antroposofie op de kaart zetten. Hoe groter het fonds, hoe ambitieuzer de onderzoeksprojecten kunnen worden. In de reguliere wetenschap wordt steeds meer interdisciplinair samengewerkt om een onderzoeksthema van verschillende kanten te belichten en uit te diepen. Ook in het antroposofische wetenschapsveld kan daarnaar gezocht worden. We zijn ervan overtuigd dat er veel potentieel is in Nederland en dat veel mensen in de werkgebieden alleen een duwtje in de rug nodig hebben om ze te enthousiasmeren tot het doen van onderzoek. De bedoeling van de netwerkuniversiteit is het samenbrengen van onderzoekers om nieuwe ontmoetingen te arrangeren en nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Daarnaast is het idee ontstaan om themagroepen te vormen, waaruit zich wellicht officiële BLF onderzoeksgroepen zullen vormen, die gaan werken aan een bepaald thema met als einddoel een publicatie of presentatie. In de toekomst wil het BLF zich proactiever gaan opstellen en voorwaarden scheppen om meer aanvragen te genereren, gekoppeld aan kwalitatieve en kwantitatieve doelen die binnen termijn bereikt moeten worden. Tot de plannen hoort ook het organiseren van rondetafelgesprekken rond een bepaalde onderzoeksvraag.’
Tot besluit van deze inleiding van Jana Loose schrijft zij:
‘Onlangs heeft het bestuur het plan opgevat om onderzoekers en hun aanvragen niet alleen te koppelen aan de portefeuillehouder van diens vakgebied in het bestuur en de directie die voor de verdere afwikkeling zorgt, maar om ook de mogelijkheid te bieden voor een ontmoeting tussen bestuur en onderzoeker(s) waarbij de onderzoeksvraag nader kan worden toegelicht.
Het bestuur van het BLF is zich bewust van het mogelijke karmische karakter van wat het – ook op deze manier – helpt om geboren te worden, waarbij het fonds een soort schaal vormt waarbinnen het antroposofische onderzoek kan gaan gedijen. In een reactie op de uitnodiging voor de vorige Netwerkuniversiteit schreef Ferd van Koolwijk ons: “Naar mijn oordeel heeft Bernard Lievegoed gedurende zijn 17 jaren NPI de grondslag gelegd voor een wetenschapsgebied dat er nog niet is, en dat hij zelf nooit zo heeft genoemd: de samenwerkingskunde.” De naamgever van het fonds pleitte steeds voor het verzorgen van sociale processen, het BLF kan als wegbereider en voorwaardenschepper meehelpen aan zo’n nieuw wetenschapsgebied. De idealen en ambities van het BLF zijn groot. De hoop is dat veel onderzoekers en fondsverstrekkers hun weg vinden naar het Fonds.’
5 opmerkingen:
ob sie deinen blog wohl gelesen haben udn daraufhin die webseite auf einen neuen stand gebracht haben?
Op de fotopagina zou nog wel vermeld mogen worden wie wie is; insiders misschien wel, algemeen geïntereseerden hoogstwaarschijnlijk niet bekend.
Zie: Foto's - Netwerkuniversiteit en benefietdiner 30 mei 2008
Het mogelijke ...'karmische karakter'... en ...'samenwerkingskunde'..., uit inleiding van Jana Loose.
Hoed je voor elitarisme; tot nu toe komt het me teveel over als een besloten clubje. Intranet is op zich geen probleem, daar maken zoveel organisaties gebruik van, kan handig zijn. Per slot van rekening hoeft niemand constant in een glazen huis te leven.
Maar toch, be ware of the happy few.
Toch sta ik inhoudelijk bezien wel achter dit initiatief, het is echt aan de tijd om meer tot een vergelijk te komen met andere wetenschappen/toepassingswetenschappen. Prima ook die voordrachten uit GA 124 en GA 176.
Met vergelijk bedoel ik niet het sluiten van wezensvreemde compromissen, maar actieve deelname aan multidisciplinaire wetenschaps- en onderzoeksprojecten.
Een reactie posten