Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

vrijdag 1 mei 2009

Fantasie

Er begint vandaag een nieuwe fotoserie, gemaakt op 16 augustus 2008, rond de Reeuwijkse Plassen. Uitgangspunt was het restaurant Reeuwijkse Hout, om van daaruit via de Reeuwijkse Houtwal en de Raadhuisweg naar de Goudsestraatweg onder de A12 te lopen, en zo verder door.

Deze weblog bestaat vandaag precies één jaar. In dat jaar zijn 319 berichten verschenen en is de weblog meer dan 21.000 keer bezocht, met een gemiddelde leestijd van 4 minuten. Want hij is en blijft een echt leesweblog.

Gisteren was de dag van de honderdste verjaardag van koningin Juliana. Er was echter nóg een verjaardag te vieren, de zeventigste, van een belangrijk man, notabene uit Rotterdam. Ik heb er in de krant niets over gelezen (die hadden het dan ook druk met andere zaken), daarom doe ik het hier, al is het een dag later.

Maar voordat ik daar aandacht aan gaan besteden, eerst een aanloopje om het in de juiste context te kunnen zetten. Daarvoor ga ik naar de website van de Koninklijke Bibliotheek, waar een pagina is gewijd aan Marten Toonder (1912-2005). Hem zou ik eigenlijk niet hoeven in te leiden, zo alom bekend is hij als schepper van de leesstrip Tom Poes en Ollie B. Bommel. De eerste zin luidt daar dan ook:

‘Marten Toonder, betoverend tekenaar, magisch woordkunstenaar en milde maatschappijcriticus overleed op 27 juli 2005, 93 jaar oud. In deze bijna volle eeuw heeft hij grote invloed uitgeoefend op de Nederlandse taal, op auteurs en tekenaars die bij hem het vak leerden, en op generaties enthousiaste kinderen die enthousiaste volwassenen werden.’

De laatste zinnen zijn echter opmerkelijk:

‘Dat Toonder zich sinds zijn vroege jeugd bezig heeft gehouden met mystiek en esoterie is minder breed bekend. In een interview in Motief, het maandblad voor antroposofie, vertelde hij over de enorme inspiratie die voor hem uitging van de natuur en van het zelf “wakker worden” tijdens het schrijfproces. Ook was hij sinds zijn vijftiende bezig met reïncarnatie.’

Inderdaad zegt hij in dat interview door Maud Kips, in Motief nr. 36 van december 2000, met als titel ‘De achterkant van het leven’:

‘Soms, als ik het helemaal niet wist, begon ik maar op goed geluk met iets. Ik had dan wel een begin in mijn hoofd maar geen einde. Dan begon ik te schrijven en naar aanleiding daarvan werd ik zelf wakker, blijkbaar. En dan begon het interessanter te worden. Daarom heb ik het ook altijd erg interessant werk gevonden, dat wist ik van tevoren helemaal niet.’

Hij geeft hiervan een voorbeeld:

‘“Eén zo'n verhaal is ‘De gezichtenhandel’, over de plamoen, een wezen dat het gezicht weerspiegelt van ieder die hem aankijkt. Dat is een schokkende ervaring voor de kijker, die in de plamoen zijn ware gezicht ziet. (...)

Ik dacht toen ik hem opzette: ‘Wat voor gezicht heeft zo iemand?’ Ik begon er aan – en verder heeft het zichzelf geschreven. Dan moet je je ook niet verdiepen in wat je aan het doen bent. Je zit daar, alleen, en je moet in jezelf blijven zitten. Wel door middel van de hersens, hoor, want ik zat gewoon te schrijven. Maar ik begon het steeds prettiger te vinden, niet bewust, maar ik begon te denken dat er misschien wel iets in zou zitten, al wist ik nog niet wat. En langzamerhand ontstond er iets. Dat is natuurlijk het mooiste, het wordt je gewoon gegeven. Op het moment dat die hersens zelf iets gaan verzinnen, komt er iets tussen.”

In zijn autobiografie beschrijft Toonder de schok die hij kreeg, vlak nadat hij het verhaal van de plamoen had afgerond, toen het orakel van Delphi ter sprake kwam: het “Ken u zelf” en hij opeens begreep dat dat het onderwerp was van “De gezichtenhandel”. “Dat is helemaal niet zo leuk, jezelf kennen. Daar kan je behoorlijk van schrikken.”’

Verder verklaarde Toonder:

‘In dezelfde tijd dat Phiny [zijn latere vrouw, MG] en ik elkaar ontmoetten, ver voor de oorlog, had ik de theosofie leren kennen. Daar was ik toen erg van onder de indruk en ik wilde mijn geloof natuurlijk uitdragen. Maar je kunt niemand bekeren, dat moeten mensen zelf doen. (...)

Ik geloof echt in reïncarnatie. En als reïncarnatie bestaat, dan moet er een evolutie, een verbetering plaatsvinden. Als je iets hebt fout gedaan, dan moet dat goed worden gemaakt en als je iets goeds hebt gedaan, moet je worden beloond. Het is me wel duidelijk dat je dat nooit in één leven voor elkaar krijgt, dat ene leven is veel te kort. Er bestaan dingen die je pas heel langzaam ontwikkelt, ontwikkelen kúnt. Dat is karma. Volgens mij is dat niet zozeer geloof, maar gewoon logisch.’

Ook in Vruchtbare Aarde is in die tijd een interview met Toonder verschenen, door Bart Hommersen, ‘De kracht van beelden’. Daarin wordt een citaat van Toonder aangehaald uit Elsevier Magazine:

‘Je hoeft dat magische weten niet kwijt te raken. Als je durft aanvaarden en beleven dat je meer bent dan je rationele verstand en dat er méér is dan de wetenschap hard kan maken, blijft het kind in je zich verwonderen. Dan houd je het gevoel van eenheid met de natuur en dan zie je dat er een geest huist in bomen en stenen, in de zee en de dieren.’

Hommersen vraagt op een gegeven moment:

‘Hebt u altijd het besef gehad van een doel?
“Al vrij vroeg, omdat ik me altijd al afvroeg: wat doe ik hier eigenlijk? Want wat is er voor een kind aan om naar school te gaan? Dingen te leren die je absoluut niet interesseren? Waarom zou je? Er moet iets zijn waarom je groot wilt worden. Waarom je zo groot wilt worden als je vader. Je vader – waarvan je het vermoeden hebt dat die wel heel veel zal weten. Dingen ook die hij nog niet aan ons vertellen kan. En zo blijf je nieuwsgierig. Steeds iets méér te weten willen komen.”’

Even later komt het beeld van Sinterklaas en wat er van dit beeld uitgaat ter sprake:

‘Dat beeld heeft een enorme kracht. Een erg gevoeld symbool. Natuurlijk bestaat Sinterklaas niet als verklede man. Op mijn zesde jaar kreeg ik bezoek van een oude buurvrouw, die zich als kindervriend had verkleed. Ik herkende haar meteen, maar ik accepteerde haar toch als Sint.

En daarom is Sinterklaas maken even belangrijk als het maken van iets materieels. Het is méér dan wat het lijkt. En dat zie je aan de herinnering, aan de emotie die dit soort beelden wakker maakt in kinderen – hoe sterk dat alles is! Het is echter ook een gebied dat anders nooit aangeraakt wordt. Alleen op deze toch afgekauwde manier. Een gebied dat eigenlijk op zoveel meer manieren levend zou moeten blijven.

(...) Hetzelfde geldt voor Sinterklaas: die komt maar niet uit zichzelf. Dat is vervelend. Dat is een tekortkoming. Nu moeten wij met onze geest zorgen dat het weer goedgemaakt wordt. Geest en stof staan niet vijandig tegenover elkaar. Ze kunnen heel goed samenwerken; als de stof maar erkent dat de geest nodig is – in alles wat hij doet.

Het is een wereld die ook bestaat. En nu kun je wel zeggen: ja, ik laat hem bestaan, want ik doe dit en daardoor lijkt het alsof. Maar waar komt het vandaan? Ja, het is zeker ook een kracht die er is. Een kracht die niet met een druk op de knop tevoorschijn komt. Dat maken je hersens er weer van.’

Overigens is Marten Toonder afkomstig uit Rotterdam, zoals Maud Kips in Motief schreef:

‘Marten Toonder werd in 1912 in Rotterdam geboren en is op veel verschillende plekken in en in de wijde omgeving van die stad opgegroeid. Toen hij vijf jaar was, bracht zijn vader, die kapitein was in de koopvaardij, stripverhalen uit Amerika mee. Het stripverhaal was in die tijd een nieuw fenomeen. Marten was gegrepen door het kunnen “lezen” van die beeldverhalen en wist vanaf de eerste kennismaking daarmee dat hij verhalen wilde tekenen.’

Na deze lange aanloop kom ik bij een andere, nog levende Rotterdammer, die gisteren zeventig jaar is geworden: Martin Lodewijk (en hier is zijn vermelding in de Nederlandse Stripgeschiedenis van stripantiqariaat Lambiek). In de nieuwste vernieuwde Eppo, nr. 7 van 23 april, lees ik:

‘Na de Tweede Wereldoorlog was Marten Toonder vele tientallen jaren de peetvader van de Nederlandse strip met zijn Toonder Studio’s. Vanaf 1974 kreeg Martin Lodewijk die rol, toen hij werd gevraagd om art-director van het stripweekblad Eppo te worden. Zijn opdracht was om nieuwe strips voor het blad te ontwikkelen en de stripmakers te begeleiden. In die rol is hij daarna verder gegaan. Tot op de dag van vandaag adviseert en stimuleert hij Nederlandse en soms ook buitenlandse stripmakers. Martin Lodewijk mag dan ook gezien worden als de peetvader van de Nederlandse stripwereld.’

Daarmee is geen woord teveel gezegd. We raadplegen opnieuw de website van de Koninklijke Bibliotheek:

‘Al veertig jaar lang schrijft en tekent Martin Lodewijk (geboren 30 april 1939) de avonturen van geheim agent Hendrik IJzerbroot, beter bekend onder zijn codenaam Agent 327. Iedere keer als het land in gevaar dreigt te komen, wordt hij er op uitgestuurd om ervoor te zorgen dat de Nederlandse bevolking weer rustig kan slapen. (...)

Aanvankelijk maakte Lodewijk korte verhalen van steeds vier pagina’s (eenentwintig in totaal), maar in 1968 waagde hij zich voor het eerst aan een lang verhaal, Dossier Stemkwadrater, dat eveneens in Pep verscheen. Waren de korte verhalen hoofdzakelijk anecdotisch van aard, in dit lange verhaal kon hij zich helemaal uitleven in de plot en in een lange reeks grappen en verwijzingen naar het spionage-genre. De schurk uit het verhaal heet bijvoorbeeld Dr. Maybe, er was tenslotte al een Dr. No en zelfs een Dr. Yes. Vanaf dat moment zou Lodewijk hoofdzakelijk nog lange verhalen maken, die zich over de hele wereld afspeelden. De verhalen werden ook steeds meer satirisch en stoelden minder op het spionage-genre.

In 1975 werd het stripblad Pep opgeheven en ging samen met Sjors over in het nieuwe blad Eppo. Frits van der Heide was hoofdredacteur van dit nieuwe periodiek en Martin Lodewijk werd aangesteld als art-director. Samen zetten ze het blad op poten. Uiteraard verhuisde Agent 327 mee naar de Eppo, maar er moesten ook talrijke nieuwe series worden opgezet. Lodewijk speelde daarbij een belangrijke rol en stond aan de wieg van series als Steven Severijn en Storm. Vooral die laatste zou een serie van wereldfaam worden, niet in het minst door de verbluffende, in kleur geschilderde tekeningen van de Engelsman Don Lawrence. (...)

Ondertussen schreef en tekende hij lustig door aan Agent. Hij stuurde IJzerbroot naar Paaseiland, Zuid-Amerika, maar ook naar Amsterdam waar hij de diefstal van de Nachtwacht – en de Staatsgeheimen die op de achterkant waren geplakt! – wist op te lossen. Tot 1983, want toen verdween Agent van het toneel. Tijdelijk, zo bezwoer Lodewijk, maar het zou tot 2000 duren eer Agent 327 weer volledig werd gereanimeerd. (...)

De verhalen van Agent 327 zijn over de hele wereld gepubliceerd, zowel in tijdschrift- als boekvorm. Martin Lodewijk kreeg in zijn lange loopbaan menige prijs uitgereikt, waaronder de Stripschapprijs en voor Agent 327 maar liefst drie Stripschappenningen voor beste album van het jaar.’

Wikipedia weet over de geheim agent te melden:

‘Hendrik IJzerbroot: held, slim, snel, goed in vechtsporten en snelle reflexen. Hendrik woonde als klein jongetje in Rotterdam, Feyenoord, waar zijn moeder (later weduwe) een snoepwinkeltje had op nummer 38a, een buurt waar hij af en toe nog eens komt zoals in het dossier Hotel New York. (...)

De sfeer en de humor in de strip verwijzen nadrukkelijk naar Nederlandse plaatsen, personen, reclamespots, tv-series, stripverhalen, politici en andere Nederlandse culturele fenomenen. Zo spelen veel verhalen zich af in Rotterdam en wordt er regelmatig verwezen naar zaken die toen het verhaal gepubliceerd werd actueel waren of enkel in Nederland bekend zijn.’

In de bijzondere uitgave ‘The making of Agent 327’ uit 2003, schrijft Jan Kruis, de geestelijk vader van de beroemde strip ‘Jan, Jans en de kinderen’ (uit Libelle), in het voorwoord:

‘Tot de dag dat Martin in 1962 bij ons voor de deur stond van onze flat op Rotterdam-Zuid, genoot ik in mijn vriendenkring een zeker aanzien als stripkenner. Maar zodra had Martin zich bij die kring gevoegd of mijn ster verbleekte. Hij wist alles beter. Het was niet alleen zijn grote kennis van strips waarmee hij mij ver overtrof en tot op heden mijn vraagbaak is gebleven, hij opende voor mij ook de wereld van de Amerikaanse illustratoren. (...)

Ooit hebben we samen tussen de hanebalken van een van de groene torentjes van het Holland-Amerika Lijn kantoor gestaan, met knikkende knieën, dat wel, maar met warm kloppend hart. Je bent Rotterdammer, of je bent het niet!

Agent bij een dropautomaat in Katendrecht, Olga hangend aan de Euromast, het silhouet van de Hef, de herrezen uitkijktoren van Blijdorp, de wereld van onze gezamenlijke jeugd.

Maar als in “De Wet van Alles” (de naam alleen al) Agent niet alleen Rotterdam, of de wereld, maar het hele universum voor de ondergang moet behoeden, duizelt het mij. Een van de ruiters van de Apocalyps staat even zijn plaats af aan Agent! Je gelooft je ogen niet...

Het is soms voor een oudere collega wat vermoeiend, maar het genot en de energie waarmee Martin dit alles schrijft en tekent straalt er zo krachtig af, dat het een feest is om je willoos te laten meevoeren op zijn tomeloze fantasie.’

In een interview met Jef Nieuwenhuis vertelde Martin Lodewijk hoe een verhaal zichzelf schrijft.

‘Dat wordt beïnvloed door de vorm van het verhaal, het onderwerp en de stijl van de tekenaar. (...) Dat ontstaat vanuit de figuur, vanuit een wereld die eigen wetten kent. Ik heb ontdekt dat Agent 327 bepaalde dingen wel en niet kan doen en hetzelfde geldt voor Storm. Agent 327 heeft ook zijn beperkingen. Hij zal nooit vanaf de Euromast een gat in de grond kunnen vallen en dat afdoen met een “Amaai”. Dat heeft te maken met het feit dat zo’n karakter leeft. Ik loop dan zelf ook tegen grenzen aan. (...) In zekere zin dwingt je eigen kreatie zoiets af. Vroeger las ik meesmuilend de verhalen van schrijvers die beweerden dat hun karakters met hen op de loop gingen, maar als het karakter goed is klopt het wel. Net als Onze Lieve Heer maak je Adam en Eva uit klei en, potverdomme, jaren later belazeren ze je. (...)

Ik heb tien jaar lang rondgelopen met het idee voor Dossier Heksenkring. Ik had een boek gelezen over heksen die een kring rond Engeland legden en dat gegeven wilde ik gebruiken. Ik kon echter niet bedenken op welke wijze Agent 327 betrokken zou kunnen worden bij heksen in Engeland. Op een gegeven moment kreeg ik echter de inval om niet Agent 327, maar de bijfiguur Barend te gebruiken. Dat was niet zo’n probleem, want die jongen kon probleemloos met een gitaar naar Londen om daar de folk-clubs af te lopen. Dan kom je vanzelf gekke mensen tegen. Zo’n motivatie zoek ik dan. Er moet een reden zijn waarom de gebeurtenissen in een verhaal plaats vinden.’

Aan het eind van het interview verklaart hij:

‘Een uitzondering daargelaten zijn de beste stripmakers echte stripmakers en geen stripschrijvers of striptekenaars. Tekenen is niet zo belangrijk en schrijven is niet zo belangrijk. Maar als je iets wil mededelen en je gebruikt daarvoor de strip, dan moet je vertellen en komt het schrijven en tekenen vanzelf. Mijn enige pretentie is dat ik pretentieloos ben. In de zeventiger jaren ben ik daar allergisch voor geworden. Naar mijn smaak hebben teveel tekenaars en schrijvers zich aan hun pretenties vertild. In sommige gevallen zelfs op dramatische wijze. Die pretentieuze onzin was eigenlijk maar een scheet in de wind. Juist de stripmakers die gewoon een verhaal vertelden, hadden vaak de meeste impact.’

Op de pagina’s 19 en 21 van ‘The making of Agent 327’ worden de bijzondere omstandigheden rond de ontstaansgeschiedenis van deze figuur uit de doeken gedaan:

‘Jan Kruis moedigt Lodewijk aan door te gaan als freelancer en stelt genereus een werkplek in zijn studio ter beschikking. De samenwerking is hecht en beperkt zich niet alleen tot reclamewerk. Gezamenlijk reizen de inmiddels bevriende auteurs op zekere dag af naar Brussel, waar Jan Kruis zijn gagstrip Gregor weet te slijten aan de Nederlandstalige editie van Kuifje.

Dat is niet Lodewijks eerste bezoek aan de burelen van een Belgisch stripweekblad. Eerder, in 1958, lift hij naar Brussel en presenteert Peter Middelkoop, de hoofdredacteur van Robbedoes, het plan om tijdens een voorgenomen wereldreis voor Robbedoes een maandelijks geschreven en geïllustreerd reisverslag te maken. Het voorgestelde honorarium van negentig gulden valt tegen, toch lokt het avontuur. Een verheviging van de astma-aanvallen die Lodewijk sinds zijn jeugd plagen, voorkomt dat hij op reis gaat.

Enkele jaren later is het dezelfde Peter Middelkoop die, nu als hoofdredacteur van Pep, Jan Kruis opdracht geeft een parodie te maken op het spionagegenre dat onder meer door de vier eerste Bond-films – elk jaar een nieuwe Bond – wereldwijd furore maakt. Jan Kruis speelt de opdracht door naar vriend en collega Martin Lodewijk en op 21 mei 1966 kan het strippubliek in stripweekblad Pep voor het eerst kennismaken met Agent 327, die op de eerste pagina vermomd als vissersvrouw in klederdracht onopvallend een steegje binnenschiet. “Grutjes-nog-an-toe. Wat een geheim agent al niet moet doen om incognito op zijn kantoor te komen.”

Met deze legendarische opening begint de carrière van Agent 327.’

7 opmerkingen:

John Wervenbos zei

Mooi eerbetoon aan Marten Toonder en interessante teksten /verwijzingen over en naar ook andere Nederlandse striptekenaars en -verttellers.

Fijn zo'n fotoserie van de Reeuwijkse plassen.

Indachtig het tragische gebeuren van gisteren, de waanzin daaraan verbonden en helaas niet weerhouden van, nog een muzieknummer van Supertramp: Asylum, hier de lyrics.

Adri zei
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
Adri zei

Beste Michel,

Van harte gefeliciteerd met dit 1-jarig bestaan van je weblog. Ik heb al eens eerder gezegd dat ik het knap vind dat je dit zo consequent volhoudt. Je bewijst er velen een dienst mee, getuige ook het aantal hits dat je in één jaar hebt gescoord.

Leuk ook om het steeds te starten met een foto. Als voormalig inwoner van Rotterdam heb ik heel veel plekjes herkend. Ik ben benieuwd naar de Reeuwijkse Plassen. De eerste foto belooft gelijk al veel goeds.

Persoonlijk heb ik nooit zoveel gehad met Marten Toonder. En Agent 327 zegt me ook niet zoveel. Ik weet niet of ik jou of iemand anders hiermee beledig. In dat geval mijn oprechte excuses. Zoals dat een heer betaamt.

Ik wens je ook het komend jaar veel genoegen bij het zoeken naar en schrijven over Antroposofie in de pers.

Hartelijke groet,

Adri

Adri zei

Sorry,

Ik moest er even een foutje uithalen en heb het vorige bericht dus verwijderd. Ik zie dat Google dat dan netjes vermeld.

Adri zei

...vermeldt.

barbara2 zei

lieber michel,
auch von mir glückwünsche zum einjährigen! fast jeden tag (ausser deine ferien im frühjahr) einen bericht, das ist eine leistung. und nun noch eine neuen fotoserie, da bin ich gespannt.
hezrlich
barbara
p.s. leseblog ist nett, bei der förstelisle gibt es schon einen link zu einem schnellkurs in niederländisch

ed taylor zei

beste Michel,
ik ben een van die vele geregelde bezoekers van je weblog. ik stel je weblog bijzonder op prijs en wil je hartelijk danken voor al die inspanningen en het vele werk. hopelijk knoop je er nog een jaar aan vast.
vriendelijke groet,
ed taylor

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)