Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

woensdag 6 mei 2009

Lo-ve-ren-da-le

Weer een stukje geschiedenis van de biologisch-dynamische landbouw ontsloten. In de praktijk valt dat namelijk nogal tegen. Er is niet zo heel veel over te vinden. Misschien dat dat beter wordt wanneer de website van de bd-vereniging eindelijk vernieuwd is, zoals daar nu al maanden beloofd wordt. Maar tot nu toe is het behelpen. Er is wel een en ander te vinden op de website van Loverendale, onder het kopje ‘Geschiedenis’. Daarvoor moet je op de homepage vreemd genoeg wel eerst naar ‘Organisatie’ gaan, anders kom je er niet. Onder dat kopje is dit te lezen:

‘Loverendale is opgericht in 1926 als een van de eerste biologisch-dynamische landbouwbedrijven in de wereld. Zij is daarmee één van de pioniers op het gebied van de ontwikkeling van de biologisch-dynamische landbouwmethode.

De naam Loverendale is afkomstig van het toenmalige woonhuis van de oprichtster Maria Tak van Poortvliet. Op de plaats waar nu het Badhotel Domburg staat stond vroeger Villa Loverendale in het “lover”.

Door de jaren heen heeft Loverendale zich ook als merknaam ontwikkeld voor producten uit de biologisch-dynamische landbouw. Sinds begin 90er jaren geeft Loverendale haar merk in licentie uit aan diverse productie- en handelsbedrijven. In 1992 heeft Loverendale zich operationeel teruggetrokken uit de dagelijkse exploitatie van boerderijen en richt zich nu uitsluitend op het financieel deelnemen in biologisch-dynamisch werkende landbouwbedrijven.

Met de inkomsten uit haar merk ontwikkelt zij de gemengde biologisch-dynamische boerderijen waarin zij deelneemt. Middels haar merk geeft zij een gezamenlijke identiteit aan een stroom boerderijproducten.’

Kortom, Loverendale bestaat niet meer als bd-boerderij. Hoe het destijds was, is dus te lezen onder ‘Geschiedenis’. Maar een nog veel interessantere link en invalshoek is die, welke Roel van Duijn in augustus 2001 in Trouw publiceerde. Roel van Duijn, een naam met een bijna magische klank. Toen hij eind vorig jaar na veertig jaar afscheid nam van de politiek, stond er een mooi portret van hem door Marcel Wiegman in BN/De Stem (BN staat trouwens niet voor Bekende Nederlander, maar voor Brabants Nieuwsblad).

‘“De omgekeerde Don Quichotte” doopten zijn politieke vijanden Roel van Duijn in de jaren zeventig: Hij vocht een leven lang vóór windmolens. In 1969 al wist Van Duijn als gemeenteraadslid van het door hem meeopgerichte Provo de Amsterdamse volksvertegenwoordiging over de rooie te jagen door in een vergadering een gedicht voor te dragen over kabouter Piggelmee. De katholieke KVP eiste onmiddellijk een spreekverbod.

Het incident was het startsein voor de Kabouters en hun Oranje Vrijstaat. In 1970 marcheerde Van Duijn als aanvoerder met vijf zetels de gemeenteraad binnen. Het idee deed hij op bij een biologisch-dynamische boerderij waar geen lawaaiige landbouwmachines werden gebruikt omdat die de kabouters zouden verjagen.

Roeland Hugo Gerrit van Duijn heeft de lichtgeaffecteerde dictie van het keurige, burgerlijke, Haagse Bezuidenhout nooit afgeleerd. Vader accountant, moeder theosofe, zes kinderen, de jonge Roel opstandig. Spijbelen om in het verdorven Amsterdam te demonstreren tegen de atoombom. Onder de dekens de geschriften lezen van de Russische anarchist Peter Kropotkin. Het Haags Montessori Lyceum gebood vader het “warhoofd” naar de psychiater te sturen of hem van school te nemen.

Mooie tijden. Het witte fietsenplan dat Amsterdammers aan een gratis karretje moest helpen. Happenings bij Het Lieverdje met antirookmagiër Robbert Jasper Grootveld. Krenten uitdelen aan verbouwereerde voorbijgangers en dan de politieknuppel erover.

Amsterdam moest, aldus de opperkabouter in die magische jaren, een urbagrarische metropool worden, een milieuvriendelijk midden tussen stad en platteland. Volkstuinen achter dure grachtenpanden, heideplantjes en geiten op de daken. Boerderijen in het centrum en bloemperken op voorbijrazende auto’s. De beweging ging kapot aan de strijd tussen rekkelijken en preciezen. Van Duijn behoorde tot de pragmatici die het níet zo’n goed idee vonden een tachtigjarige Kabouteroorlog te beginnen. Even rook hij in 1974 aan de macht voor de christenradicalen van de PPR. Hij werd wethouder in een college met de PvdA, de pacifistische PSP en de communistische CPN.’

Er gebeurde daarna nog een heleboel meer, maar dat voert hier nu te ver. Dit is genoeg om zijn verhaal in Trouw van augustus 2001 te kunnen plaatsen. Dat staat op zijn eigen website (tenminste, dat wás zo, die wordt nu vernieuwd en ik weet niet of dit artikel weer terugkomt; dan is het maar goed dat ik het voor hier heb kunnen bewaren), het is tenslotte door hemzelf geschreven. Het artikel volgt nu integraal.

‘Als ik de oude boerderij nader voel ik een steek in m’n borst. Tussen de abelen duikt een neo-klassicistische voorgevel op. Is dit werkelijk het historische huis Ter Linde van Loverendale, waar ik drieëndertig jaar geleden uit een diepe depressie ontwaakt ben? Hetzelfde als waar de oorsprong van de biologische landbouw in Nederland zich bevindt en waar mijn tweede wieg gestaan heeft? Ik kan mijn ogen niet geloven.’

Zo begint het lange verhaal. In het vervolg vertelt hij vanuit zijn eigen optiek over de oorsprong van een bijzondere episode in de vaderlandse geschiedenis.

‘In de winter van ’67-’68 lag ik op bed. Ziek was ik. Zo zwaar dat ik vreesde door het bed te zakken. Te tobben lag ik over de dood van Provo, dat kort daarvoor opgeheven was. Was het wel nodig geweest de beweging op te heffen? Hoe konden we er een nieuwe draai aan geven, zodat de lieve revolutie beter op gang kon komen? De dokter kwam en schreef me aspirine voor en toen dat niet hielp penicilline en toen ook dat geen verandering bracht was ik er zeker van dat ik kanker had. Mijn vriendin huilde.

Maar de dokter kwam opnieuw, onderzocht me en gaf – hoewel hij zich niet realiseerde (zoals ik nu doe) dat ik rouwde over de het sterven van mijn club – me een geniale raad: “Je mankeert niets. Kom eruit en ga iets heel anders doen. Ga eens op een boerderij werken!” Ik stak trillend een been onder de dekens uit en het enige wat mij over het landleven te binnen wilde schieten was de verre klank Lo-ve-ren-da-le.

Mijn ouders aten wel eens volkorenbrood dat naar die naam luisterde en in gedachten zag ik een paard onder het lover een dal ploegen. De inlichtingendienst wist het nummer. Mijn persoon moet vervolgens in ditzelfde huis gezeten hebben om kennis te maken, aan het andere eind van het land, op een puntje van een schiereiland met de onbegrijpelijke meervoudsnaam Walcheren. “Je kunt hier een aantal maanden komen werken” zei de boer, “op voorwaarde dat je je baard afscheert.” Ik aarzelde niet en greep trillend mijn kans om glad een nieuwe wereld in te schieten.’

Wat de man hem op een gegeven moment wist te vertellen, sloeg in als een bom.

‘“Boer zijn is geen beroep” leerde de boer me, “maar een levenswijze”. Wat bedoelde hij precies? Hij heette Matthias Quèpin. Ik sliep op de zolder en terwijl ik met het onkruid dat ik gewied had voor ogen insliep, vroeg ik me af hoe het verder moest in Amsterdam. Voor het eerst met m’n handen werkend verzwolg ik voedsel alsof ik nog niet eerder gegeten had en aan tafel zat ik naast een jongen van acht die Maarten heette. Aan het hoofd zat de boer en ik vroeg deze bevlogen pionier het hemd van het lijf. Ik achtervolgde hem en hij kwam alleen van me af door me resoluut aan het schoffelen of Sportkoeken-bakken te zetten, waarbij ik in het gezelschap belandde van het Zeeuwse personeel dat weinig oor had voor de verheven tonen van de antroposofie.

Op een vroege lentedag, na maanden van pogingen om alles uit de boer te krijgen, had ik hem. We stonden op een aardappelveld dat geoogst moest worden. Gangbare boeren, legde hij uit, laten op zulke momenten wel een loofklapper over het veld stormen, maar wij biologisch-dynamische boeren doen zoiets nooit. Wij weren luidruchtige machines. Waarom, vroeg ik weer. “Omdat we dan” – hij zweeg en keek om zich heen – “ hen zouden verjagen die we voor de groei van de gewassen zo hard nodig hebben. De kabouters.”

Ik greep zijn hand om hem te bedanken. De zon gleed over het loof. Ja, begreep ik, wij mensen hebben de mentaliteit van de kleine wezens nodig om de natuur te hulp te schieten; dat zou de basis van een nieuwe levenswijze van de stadsbewoner moeten worden. Definitief genezen vroeg ik hem verlof om nog diezelfde dag terug te gaan. Ik zei het hem niet maar het was om in de hoofdstad, waar zo weinig groeide, het begin van een staat van cultuurkabouters te gaan stichten.’

Er volgt nu eerst een stuk geschiedenis, waar wij al mee kennis hebben kunnen maken. Hoewel dit ook enige zaken belicht die elders niet zo expliciet te vinden zijn.

‘Destijds was de NV Cultuurmaatschappij Loverendale het middelpunt van de biologische landbouw en veeteelt. Het aantal biologische of bd-bedrijven was nog aan de vingers van twee handen te tellen.

Loverendale is een van de oudste bd-bedrijven ter wereld en het eerste in ons land. Het is in 1926 ontstaan uit de inspiratie die de rijke dame Maria Tak van Poortvliet kreeg, toen zij in het centrum van Rudolf Steiner, het Zwitserse Dornach, de lezingen volgde van diens volgeling Ehrenfried Pfeiffer. Deze legde zich vooral toe op de werking van de befaamde “dynamiserende” preparaten zoals de koehoorn gevuld met mest, of de koeiedarm gevuld met kamille. Maria Tak besloot haar rijke bezit aan boerderijen in Zeeland geheel in dienst te stellen van de nieuwe richting in de landbouw. Zij moet een dappere, lesbische vrouw geweest zijn, die faliekant tegen de stroom in durfde te roeien, want in de orthodoxe provincie was spot haar deel.

In de gang van Ter Linde hangen nog de portretten die haar metgezellin Jacoba van Heemskerck van de monumentale Zeeuwse agrariërs schilderde. Maria en Jacoba waren vrienden met de schilders Piet Mondriaan en Charley Toorop, met wie zij de Domburgse kunstenaarskring vormden. Een van haar bd-boerderijen noemde Maria liefkozend de Jacobahoeve. Pfeiffer was de directeur die, als jood, in 1939 afscheid nam en naar Amerika vertrok om daar lezingen te geven. Hij gaf het ongeschoolde personeel instructies om kwarts te spuiten, hertenblaas met Duizendblad te vullen om in compost te verwerken. Die zij braaf opvolgden. Toen ik in mijn vraag-en-draaf-maanden met hen samenwerkte trof ik mensen die in van alles behalve in kabouters of andere “elementairgeesten” geloofden.’

Maar dan wordt toch weer de verbinding met Amsterdam gelegd:

‘De personeelssamenstelling veranderde. Of ik niet een consumentenkring in de stad kon opzetten, vroeg de boer nog, toen ik mijn overall en in de klei gesopte laarzen uitdeed. Maar weldra vernam hij uit de Provinciale Zeeuwse Courant dat er in Amsterdam zogenaamde cultuurkabouters aan het werk waren en werd hij vanuit nieuw gestichte “kabouterwinkels” in de steden verzocht om brood, koeken, groente en fruit te leveren. Meer dan hij en zijn schaarse collega’s produceren konden, zodat er spoedig nieuwe biologische bedrijven werden gesticht – nu zijn dat er ongeveer 1300.

Die uitbreiding had tot gevolg dat ook het opleidingscentrum voor biologische of bd-boeren, de “Warmonderhof”, groeide tot een flinke school; weldra in Thedingsweert bij Tiel. Elk jaar meldden zich daar een paar honderd jongeren wier ideaal het was bd-boer of -tuinder te worden. De school zit nu in Dronten. In 1976 is Matthias Quèpin er medewerker geworden. Toen ik (inmiddels zelf boer in Oost-Groningen) er eens een lezing hield, zag ik hem met rode wangen de koeien in de potstal melken, ondertussen met armgebaren de leerlingen over de nieuwe levenswijze instruerend.

Aan het leven op Loverendale is dit alles niet voorbij gegaan. Geleidelijk wisselde de nieuwe directeur, Dick Schäfer, de onopgeleide loonarbeiders in voor tientallen afgestudeerde Warmonderhoffers. Wat deze niet voorzien had, was dat daarmee voor het eerst na zestig jaar de patriarchale structuur van het bedrijf onder vuur zou komen te liggen. “Zo voorlijk als het qua werkwijze was, zo achterlijk was Loverendale in sociaal en organisatorisch opzicht”, zegt Piet Korstanje, de buurman, die de bd-boomgaard van Ter Linde samen met zijn vrouw, nu als zelfstandig bedrijf, beheert. Was er niemand geweest die zich beraden had over een democratische bedrijfsorganisatie? Jawel, Maria Tak van Poortvliet zelf had in de jaren twintig al Steiners brochure “Kernpunkte der sozialen Frage” vertaald. Maar dit werkje over de broederschap in de economie had al die tijd tussen de zaaikalenders in de kast gelegen.’

Er dreigden echter nog meer moeilijkheden, al leek dat aanvankelijk bepaald niet zo. Van dien aard, dat het bedrijf op termijn zelfs over de kop ging.

‘Vanaf de jaren zeventig groeiden de omzet en de oogsten op Loverendale. Er werd winst gemaakt. Dat was niet alleen te danken aan het feit dat het bedrijf schuldenvrij functioneerde, maar ook omdat de productiviteit per hectare en per koe toenam. Bijna een miljoen broden verlieten jaarlijks de bakkerij. Overmoed sloeg toe. Niet voldoende besefte men dat het succes van de bd-landbouw ertoe geleid had dat nu ook in de onmiddellijke omgeving van de grote steden biologische of bd-boerderijen en bakkerijen waren gesticht die concurrentie veroorzaakten. Welke broden en koekjes smaakten verser: die ter plaatse uit de oven kwamen of die van Loverendale, die pas na een flinke reis in de winkel arriveerden?

Onder die omstandigheden werd de révolte van de Warmonderhoffers niet soepel opgevangen. Medewerkers die zich tot de commissarissen wendden, kregen te horen dat zij alleen met de directeur mochten praten. Eind jaren tachtig zocht de bedrijfsleiding zijn toevlucht in overspannen aankopen van de Manna-winkelketen en zelfs van een nieuw, 120 hectare groot landbouwbedrijf bij de Biesbosch, de “Steenen Muur”; dit alles gelardeerd met reclameteksten. De uitgaven overtroffen de inkomsten structureel en in 1990 hing het noodlot het boegbeeld van de bd-beweging boven het hoofd. Jan Saal, adviseur van de Triodosbank, rapporteerde in de lente van ’91 dat er te veel gelet was op de mogelijkheden om de liquiditeit te verruimen en te weinig op de beperking van de kosten van het arbeidsintensieve bedrijf en dat het voortbestaan van Loverendale alleen mogelijk was als tot drastische sanering werd overgegaan. “Indien dit niet gebeurt zal binnen enkele weken faillissement aan de orde zijn.”

Maarten Quèpin is nu, met zijn kinderen, de bewoner van het huis Ter Linde. Hij is optimistisch over de toekomst van de biologische landbouw. “Boeren doe je vanuit de overtuiging dat je gezond voedsel moet produceren en goed moet zijn voor de aarde.” Dezelfde stralende blik als de vader en hetzelfde rood op de konen. Met de ogen dicht is het even als toen.

Alles is echter anders. “Loverendale” mag het bedrijf niet meer heten. De sanering heeft tot gevolg gehad dat Steenen Muur verkocht is, evenals de gebouwen van het bedrijf Ter Mee, alsook de boomgaard van Ter Linde. De Pannehoeve, in West-Brabant, was al eerder verkocht. “Loverendale” is nog slechts een merknaam, waaronder o.m. ijs verkocht wordt. “Ter Linde” heet nu de Commanditaire Vennootschap die voor het vervolg ter plaatse zorgt. Maarten Quèpin is een van de zeven vennoten en hij, de akkerbouwer, leidt ons langs voedergranen, pastinaken, aardappelen, pompoenen. Waar wij vroeger brood en Sportkoeken bakten is nu de kaasmakerij. In een supermoderne potstal staan de droogstaande koeien met hun fraaie hoorns; de ruime kudde loopt op de weiden buiten. Klaver is daarvoor de basis van de stikstofvoorziening in de grond. Op het erf is het een wirwar van kampeerders en klanten van de winkel: dit is dus “multi-functionele” landbouw. Van isolatie is geen sprake meer.

Ze hebben het overleefd, vertelt Maarten Quèpin, door de grond te verkopen aan Biogrond, nu het Groenfonds van Triodos. De productiviteit is opnieuw gestegen. Het loopt, maar onverdeeld gelukkig is hij niet. Elk jaar betalen de vennoten 2000 gulden per hectare pacht; voor het geheel van 85 ha een-en-driekwart ton. “Dat noemt men groen beleggen”, zegt hij bitter, “het rendement is voor de beleggers, terwijl de boeren plat liggen.”

Piet en Heleen Korstanje hebben, tussen hun appels en peren, iets op het probleem van de wurgende grondlasten gevonden. Zij hebben een stichting opgericht die d.m.v. schenkingen en zachte leningen elk jaar een stukje grond vrijkoopt, zodat er geleidelijk meer adem komt voor de boer. Kan dat recept dan niet ook voor Ter Linde zelf? “Triodos stelt ons niet in staat de grond terug te kopen, hoewel zij dat bij de overdracht wel mondeling toegezegd hebben. Korstanje heeft met de RABO te maken. Het wrange is, dat je daarmee beter een contract kunt hebben dan met het Triodos-Groenfonds; dat officieel bestaat ter wille van de biologische landbouw.” Binnenkort gaat Maarten (vergezeld van mijn allerhartelijkste groeten) naar zijn nu 70-jarige vader, die zich vanuit Engeland onvermoeibaar blijft inzetten voor de verbreiding van de bd-gedachte.

Als Maarten ’s ochtends gaat wieden, is ’t met het nieuwe “wiedbed”. Een frame achter de trekker, waarin acht matrassen voor wiedende kinderen zijn aangebracht. Ik ga er tussen liggen en merk dat wieden op deze manier een spelletje is. De jongens en meisjes verdienen een beetje, maar dat kan uit. “Bij een demonstratie van dergelijke innoverende apparaten, op ons bedrijf, waren vorige week tientallen Zeeuwse boeren komen kijken”, zegt Maarten met gepaste trots.

Dat staatssecretaris Faber nu een tienjarenplan voor de afschaffing van chemische bestrijdingsmiddelen heeft aangekondigd versterkt Maartens optimisme; nauwelijks getemperd door de wetenschap dat de regering ook in 1990 al met een zelfde plan gekomen is. Wij worden het er over eens dat de biologische landbouw het uiteindelijk alleen winnen kan als het nadelige prijsverschil ongedaan wordt gemaakt door heffingen op pesticiden, kunstmest en krachtvoer, bij wijze van ecologische marktregulering. Politiek mensenwerk kortom.

Als we langs de potstal teruglopen, horen we het ijselijke lawaai waarmee de tankwagen de gier uit de kelder zuigt. Ik kijk Maarten fronsend aan. “De kabouters” lacht hij, “dragen hier tegenwoordig oordoppen.”’

Hoe het tegenwoordig met Ter Linde gesteld is, is trouwens op deze website te zien. Het valt dus weer gewoon onder Loverendale. Maar nu in andere verhoudingen. Net als het geval is met Triodos Bank.

2 opmerkingen:

John Wervenbos zei

Leerzaam artikel. Prachtig verhaal ook over Roel van Duijn en zijn inspiratiestof voor stedelijke cultuurkabouters.

Michel Gastkemper zei

Beste John,
Bedankt voor je laatste link naar het artikel van Roel van Duijn voor het Goethe-Instituut. Dat kende ik niet. Prachtige website trouwens, met heel veel informatie.
Met hartelijke groet,
Michel

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)