Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

donderdag 7 mei 2009

Vriendschap

Ik kom nog een keer terug op De Digitale Verbreding nr. 4. Daar besteedde ik op 31 maart in ‘Drank’ aandacht aan. Inmiddels zijn de nummers 5 en 6 al uitgekomen, want met iedere twee weken een uitgave gaat het snel. In nr. 4 stond de aankondiging van een nieuwe bijeenkomst in het teken van de ‘Ontmoetingen rond de Bernard Lievegoed Leerstoel’, op vrijdagmiddag 15 mei 2009, 14.00-17.00 uur, in de Toermalijnzaal van Camphillgemeenschap Christophorus, Duinweg 35, Bosch en Duin: ‘De kracht van ervaringskennis. De verborgen bron van de zorg’. Ik haalde daarbij de tekst van de aankondiging aan, en ik doe dat hier nog een keer:

‘Naarmate de zorgpraktijk met behulp van indicatoren en richtlijnen transparanter en explicieter wordt gemaakt, verdwijnt – vreemd genoeg – de ervaringsdeskundigheid van de professionals zelf uit beeld.

Het alledaagse handelen bestaat niet alleen uit verrichtingen en handelingen die langs de meetlat van output-indicatoren en van gevalideerde (evidence-based) kennis-standaarden kunnen worden gelegd. Het bestaat ook in het vermogen, in de concrete situatie adequaat te handelen door de juiste toon te treffen, de passende inval te krijgen, de goede draai te geven.

Het gaat in de praktijk van het zorgen niet alleen om te weten, dat in geval x de handeling y in het algemeen uitgevoerd dient te worden, maar ook te weten, hoe in situaties te handelen. Dit laatste wordt ook wel stilzwijgende kennis (tacit knowledge), praktische wijsheid of intuïtief handelen genoemd.

In dit symposium willen wij de waarde van deze ervaringskennis belichten en ook de vraag stellen hoe de praktische wijsheid binnen de moderne zorgorganisatie een structureel aandachtspunt kan zijn.’

Een van de sprekers op deze bijeenkomst zal uiteraard Hans Reinders zijn, want hij bezet als hoogleraar ethiek de Bernard Lievegoed Leerstoel aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Nu was er gisteren aan de VU een bijeenkomst over zijn vorig jaar verschenen boek: ‘Receiving the Gift of Friendship. Profound Disability, Theological Anthropology, and Ethics’. In het Engels, jazeker. Naar aanleiding van deze nieuwste publicatie van Hans Reinders plaatste het blad ‘Cupertino, kwartaalblad over levensbeschouwing en ethiek in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking’, in het vierde en laatste nummer van 2008, blz. 14-17, een interview door hoofdredacteur Martin Ruppert met Hans Reinders, getiteld ‘Vriendschap’. Ik laat dit interview hier integraal volgen:

‘Op de 13e verdieping van de betonnenkolos in Amsterdam-Zuid die Vrije Universiteit heet, vind je de werkkamer van professor Hans Reinders. Als hij onder het nadenken naar buiten kijkt, ziet hij de Zuidas van Amsterdam in wording: zoiets als het beloofde land, maar dan voor projectontwikkelaars en bankiers. Ooit moet dit hét financiële hart van Nederland worden. Nu speelt zich daar een belangrijk deel van de huidige kredietcrisis af.

13 Hoog is wel ver weg van de werkvloer. Toch is Hans Reinders een man van de werkvloer. Al vanaf het begin van de jaren negentig is hij nauw betrokken bij de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Bij zorg gaat het altijd om mensen die zorg behoeven én om mensen die zorg geven. De betrokkenheid van Hans Reinders betreft beiden.

Mensen met een verstandelijke beperking zijn hem zeer nabij. Jaren geleden kwam ik hem tegen op een groot congres in Frankrijk, met in zijn kielzog een aantal cliënten van Nederlandse zorginstellingen. Hij was van mening dat je alleen over mensen met een verstandelijk handicap kunt praten in aanwezigheid van hen. En hij is met veel plezier lid van de Raad van Toezicht van de LFB, de landelijke belangenvereniging van mensen met een verstandelijke beperking. Hij werd hiervoor gevraagd om in die raad juist het belang van het cliëntperspectief te vertegenwoordigen.

Zijn betrokkenheid gaat ook uit naar de werkers in de zorg. Mijn stellige indruk is dat hij niet graag meer “optreedt” voor bestuurders en managers van de steeds maar groter wordende stichtingen/concerns. Des te liever gaat hij met groepsmedewerkers en hun leidinggevende het gesprek aan over waarden en normen in de praktijk van de zorgverlening. Oftewel over ethiek. Wat is goede zorg en wat is een goede zorgverlener?

“Teveel met bestuurders en managers praten, betekent dat jezelf meewerkt aan de scheiding tussen besturen en uitvoeren.” Hij vindt dat er in de zorg sprake is van een overwaardering van management en bestuur, en een onderwaardering van de werkers,van het feitelijke werk, van waar de zorg om gaat: “Bestuurders weten wat er in hun tent beter moet, maar het zijn altijd de uitvoerders die het anders moeten doen”, aldus Hans Reinders.

Goede zorg
In een tijd waarin zorg wordt aangeprezen als een product, maakt Hans Reinders in zijn Werkboek Ethiek aan de groepsmedewerkers duidelijk dat goede zorg geen koopwaar is. Goede zorgverlening is niet via een contract te regelen. Natuurlijk, in zo’n contract staan zaken als voeding, medicijnen, dagbesteding. Verstrekkingen die door professioneel handelen geleverd worden. “Maar wat je niet in een contract kunt regelen is dat zorgverleners geduld met de cliënt hebben, dat ze zich aan zijn tempo zullen aanpassen, dat ze zich zullen inspannen niet aan zijn vragen voorbij te lopen. Goede zorgverlening is een kwestie van de manier waarop, waarvoor de zorgverlener vooral zichzelf moet willen inzetten. Goede zorg wordt belichaamd”, aldus Hans Reinders. “Ook in het productenboek, waarover tegenwoordig iedere zorginstelling beschikt, komt goede zorgverlening niet voor. Want aan goede zorg komen goede zorgverleners te pas en die staan niet in het productenboek.”

Als je dit leest in zijn Werkboek of als je hem hoort zeggen dat deze manier van besturen pas overgaat als er een andere besturingsfilosofie komt, vermoed je een cynisch ingesteld mens voor je te hebben. Die indruk is onjuist. Hij wordt wel steeds kritischer. Aan de andere kant ziet Hans Reinders wat er aan positieve energie tussen zorgvrager en zorgdrager vrijkomt. Dat geeft kracht en dat zal naar zijn mening in de komende jaren van steeds groter belang worden.

Cliënt en burger
Kritisch is Hans Reinders ook over het feit dat zorgorganisaties zijn gaan denken in termen van cliënt en dus van cliëntisme: “De organisatie creëert de cliënt. Maar de cliënt ziet zichzelf helemaal niet als cliënt. Net zo goed als de cliënt de professional niet als professional ziet.

Wat wil de persoon waar het overgaat? Hij wil graag wonen in zijn eigen huis, een eigen woonomgeving hebben. Hij wil zich op zijn gemak voelen. Hij wil mensen kunnen vertrouwen en samen op vakantie gaan. Dit zijn zo maar een paar verwachtingen die hij heeft. Maar op hetzelfde moment begint de organisatie signalen af te geven dat dit allemaal niet zomaar kan.”

En kritisch is Hans Reinders ook over het alom gehoorde volwaardig burgerschap van mensen met een verstandelijke beperking: “Dat de overheid dat hanteert ligt voor de hand. Een overheid verstaat zich immers met zijn burgers. Met het erkend krijgen van de rechten van mensen met een verstandelijke beperking gaat de door de overheid beheerde institutionele ruimte voor hen open: de school, werk en inkomen, vervoer. Maar dat zorgorganisaties het streven naar een volwaardig burgerschap in hun banier zetten geeft ernstig te denken. Mensen zijn niet in de eerste plaats burgers. Mensen willen in de eerste plaats ervaren dat het fijn is dat zij er zijn. Vertrouwen en vriendschap, daar gaat het om. Dat zij kunnen rekenen op een ander. Maar dat zijn dingen die gaan over een geheel andere werkelijkheid. En dat zijn ook de dingen waar een zorgorganisatie niet mee uit de voeten kan. Juist op het punt van het relationele, waar mensen met een verstandelijke beperking heel erg van afhankelijk zijn en behoefte aan hebben, schiet de zorgorganisatie te kort. Het is georganiseerde ontrouw dat geboden wordt”, aldus Hans Reinders. En hij voegt daar de stelling aan toe: “Medewerkers van zorginstellingen met de grootste betrokkenheid op mensen met een verstandelijke beperking zijn het meest ongelukkig in hun werk.”

Professioneel handelen
Hans Reinders geeft de volgende toelichting op deze stelling: “In de werkopdracht van professionals ligt besloten om op een bepaalde, ook overdraagbare manier met de cliënt om te gaan. Variatie tussen professionals wordt meer en meer gezien als het gevolg van persoonlijke willekeur. Het mag niet uitmaken of Jan door mij wordt begeleid of behandeld of door jou. De omgang en bejegening van een bepaalde cliënt moet vanuit het team op dezelfde wijze gebeuren. En tegelijkertijd weet iedereen met een beetje ervaring in de zorg dat de impact van de contacten van teamleden met die cliënt heel verschillend kan zijn. De ene medewerker voert geheel volgens de afspraken binnen het team iets uit en krijgt vervolgens groot gedonder met de cliënt. En de ander doet hetzelfde – dus volgens hetzelfde afsprakensysteem – en draait de cliënt om zijn vinger.”

Hans Reinders ziet dat van de bewoner verwacht wordt dat deze zich open stelt voor de ander, terwijl dat tegelijkertijd niet wordt verwacht van de professional. Datgene dat een bewoner zou kunnen bieden, namelijk zijn vriendschap en genegenheid, wordt niet geaccepteerd. “Sterker nog”, zegt Hans Reinders, “we erkennen niet dat het bestaat. We verbieden het zelfs.”

“Daarmee kan niet voldaan worden aan datgene dat de diepste wens is van mensen: het zich gekend voelen door anderen, het zich geborgen weten bij anderen, het zich onvoorwaardelijk gewaardeerd en gerespecteerd voelen, en het vertrouwen mogen hebben dat de ander eigenlijk ook zonder voorwaarden voor hem beschikbaar is.”

In een column op internet schrijft Hans Reinders met begrip over de moeilijke positie van de professionals; die willen immers graag goede zorg bieden. Hij stelt dat professionals hard nodig zijn, maar vooral voor zaken waar hun professionaliteit op betrekking heeft. Ze zijn nodig voor goed onderwijs, voor goede gezondheidszorg, voor de aanpak van gedragsproblemen, enz. “Maar”, schrijft hij, “niemand wordt opgeleid voor het leren samenleven met anderen. De enige school waar je dat leert is het leven zelf. Leren samen leven is van een andere orde. Dat gaat niet via werkhypothesen en methoden en dus heb je aan theorieën niet zoveel. Dat gaat alleen van binnenuit. Er zijn mensen die dat durven en er zijn mensen die dat niet durven. Mensen met een beperking kennen het verschil tussen die twee.”

Vriendschap
Tot zover de analyse van de ethicus in Hans Reinders over wat er allemaal gaande is op de “werkvloer”. Maar de ethiek die hij bedrijft komt voort uit zijn theologische visie op de mens.

In de afgelopen jaren is Hans Reinders de uitdaging aangegaan om zijn visie op de mens, en dan met name op mens met een ernstige verstandelijke handicap (“profound disability”) in een breder kader te toetsen, te onderzoeken en uiteen te zetten. Hij heeft dit vastgelegd in een bijzonder theologisch boek dat in Amerika is uitgegeven: Receiving the Gift of Friendship. Met dit boek stort hij zich in een gapend gat binnen de theologie, aldus zijn eigen bewoordingen. “Een gat dat zelden wordt waargenomen als het gaat om mensen met een ernstige verstandelijke beperking. In het theologische denken over de relatie tussen God en mens is de bijbelse notie dat de mens geschapen is naar het beeld van God dominant. De mens als imago Dei. Maar als je ziet hoe de theologie dat uitlegt, blijkt altijd weer dat mensen zich als beeld Gods onderscheiden omdat ze iets kunnen, redelijk denken en willen. Intrinsieke kwaliteiten dus, waaraan mensen met een ernstige verstandelijke handicap niet kunnen voldoen. De mens is door zijn imago Dei geroepen tot het ontwikkelen van zijn redelijke, geestelijke vermogens, want daarmee kan hij zich stellen in de relatie tot God en zijn medemensen. Maar mensen met een verstandelijke handicap verstoren de orde, die we in onze redelijke wereld hebben gecreëerd met onze opvattingen over menszijn”, aldus Hans Reinders. “Het wezen van de mens moet niet worden opgevat als een redelijke ziel, maar worden verstaan als een mysterie, dat haar oorsprong heeft in God. Als je van daaruit over ethiek nadenkt, kom je eerder bij vriendschap uit dan bij burgerschap.
Vriendschap is een ‘Gift’, waar niemand aanspraak op kan maken.
Vriendschap is iets dat je overkomt; het is geen verworvenheid, en ligt niet voor het grijpen.
Vriendschap is ook geen beloning, als loon na goede werken. Het doen van goede werken, liefdadigheid – charitas – is vaak bezien als de manier waarop je de liefde van God kon verwerven, of Zijn genade kon afroepen. Maar liefde en genade zijn geen beloning, omdat Gods liefde onvoorwaardelijk is. Die gaat altijd vooraf. Wanneer de vriendschap van God afhankelijk zou zijn van onze actie of reactie, dan zouden wij deze vriendschap al lange tijd geleden hebben verloren.”

Vriendschap tussen gelijken?
De “vriendschap van God” is dus het vertrekpunt. Daarin komt de roeping van de mens tot gemeenschapszin tot uitdrukking.

Ook Hans Reinders moet zich de vraag stellen of vriendschap met mensen met een verstandelijke handicap werkelijk mogelijk is. Opvattingen van Aristoteles, dé Griekse filosoof in de Oudheid, weerspreken dat. Volgens Aristoteles kan er alleen sprake zijn van vriendschap tussen mensen die gelijken van elkaar zijn. Oftewel tussen iemand met een verstandelijke handicap en iemand die normaal begaafd is kan geen vriendschap bestaan. En ook niet tussen mens en God. Deze visie van Aristoteles is nog altijd actueel. Volgens Hans Reinders wordt vriendschap anno 2008 nog altijd beleefd als “iets” tussen gelijken / gelijkgestemden.

Hans Reinders confronteert deze visie met de praktijk van gemeenschapsbeoefening, zoals we deze aantreffen in de Arkgemeenschappen, waar “normaal begaafde mensen”, vooral jongeren, kunnen deelnemen aan het leven van mensen met een verstandelijke beperking, en waar vriendschappen voor het leven uit voortkomen.

Charitas als antwoord
Hans Reinders bespreekt verder ook de visie van Thomas van Aquino, dé katholieke theoloog uit de Middeleeuwen. Daarin staat de charitas (liefdadigheid) centraal in het spreken over vriendschap. Charitas heeft niets te maken met “goed doen” voor de behoeftige medemens. Dat is een 19de eeuwse verdraaiing. Charitas is antwoord geven op wat je van God hebt ontvangen. De beoefening van de charitas brengt de vriendschap met God. Thomas van Aquino beziet “charitas” zelfs als een ultieme liefdesrelatie met God, maar ook hij zegt dat die relatie van God uitgaat: charitas is het antwoord op de vriendschap van God die ongevraagd tot ons komt. De vriendschap van God is niet het sluitstuk, dat volgt op de ontwikkeling van een natuurlijk vermogen. De ontdekking van de vriendschap van God als een niet gevraagde en niet-verwachte gave, is het begin voor de mens om andere mensen te dienen. Charitas in de vorm van dienstbaarheid en beschikbaarheid voor de onbekende naaste, de vreemdeling in ons midden, is eigenlijk het enige antwoord op God’s vriendschap. Dat sluit alle mensen in, hoe gehandicapt ze verder ook mogen zijn.

Adam en Sven
Hans Reinders illustreert dat aan de hand van het verhaal over de vriendschap tussen Henri Nouwen en de gehandicapte Adam. Henri Nouwen heeft dit beschreven in het boek Adam. Uit de door Henri Nouwen beschreven ervaringen blijkt dat het samenleven met mensen met een verstandelijk gehandicap het eigen leven niet alleen kan verdiepen, maar ook betekenis geeft aan het leven van iemand met een verstandelijke handicap. Het heeft het leven van Henri Nouwen zelf en van Adam ingrijpend veranderd. Henri Nouwen vertelt in zijn boek over Adam dat hij na het overlijden van Adam tijdens de viering van de eucharistie zijn eigen leven en dat van zijn vriend in een ander licht is gaan zien. Toen besefte hij iets van het “mysterie”.

In het verhaal van Sven, dat ook in dit nummer van Cupertino staat (pag. 8 e.v.) komt men dezelfde elementen tegen.

Ten slotte
Het is te hopen dat een uitgever Hans Reinders weet te motiveren om een gepopulariseerde versie ervan in het Nederlands te schrijven.

De Amerikaanse editie levert in ieder geval een markante bijdrage aan de bezinning op het gehandicapte bestaan. Een bijdrage als deze is hard nodig, omdat mensen met een verstandelijke handicap nog altijd – ook in kerk en theologie – als een soort sluitpost fungeren. Dat is onder andere te wijten aan het feit dat er onvoldoende wordt nagedacht over de ethische implicaties van onze mensvisies, ook in de zorg!

Hans Reinders is hoogleraar ethiek aan de theologische faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam. In het bijzonder houdt hij zich bezig met ethische vraagstukken in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Hij doet dat in opdracht van de Bernard Lievegoed Leerstoel.

Hans Reinders, “Receiving the Gift of Friendship. Profound disability, Theological anthropology, and ethics”, William B. Eerdmans Publishing Company, Grand Rapids, Michigan / Cambridge, 2008

Hans Reinders, “Ethiek op de werkvloer, een werkboek. Dagelijkse praktijk in de zorg en ondersteuning van mensen met een verstandelijk beperking”. Uitgave ’s Heeren Loo Zorggroep, Amersfoort’

Zoals in een eerder nummer van Cupertino stond (nr. 2 van 2007), is Hans Reinders medeoprichter van de European Society for the study of Theology and Disability (ESSTD). De oprichtingsbijeenkomst vond plaats in Scorlewald:

‘Oprichtingsconferentie in de vorm van een zomerkamp van de European Society for the study of Theology and Disability. Initiatiefnemers: John Swinton, Hans Reinders en Herman Meininger. Plaats: Scorlewald, een antroposofische woon- en werkgemeenschap voor mensen met een verstandelijke beperking in Schoorl.

Het doel is theologische reflectie en praktisch engagement te stimuleren met het oog op een zinvolle deelname van mensen met een beperking aan de samenleving.

Deze organisatie (ESSTD) wil de diverse aspecten van dit terrein bij elkaar brengen – visies op handicap, normen en waarden, zorg- en ondersteuningspraktijken, overheidsbeleid, maatschappelijke ontwikkelingen – opdat de dagelijkse werkelijkheid van mensen met een beperking in alle opzichten serieus wordt genomen. Bestudering van deze aspecten vanuit de Christelijke traditie is hierbij het uitgangspunt.’

Begin juli dit jaar zal er door deze organisatie in Zwitserland een conferentie worden gehouden:

‘1 t/m 4 juli – Tweejaarlijkse conferentie van ESSTD in Boldern, Zwitserland
De European Society for the Study of Theology and Disability (ESSTD) organiseert van 1 t/m 4 juli 2009 in Boldern (nabij Zürich, Zwitserland) haar tweejaarlijkse conferentie over theologie en handicap onder het thema “Divine Story – Human Context”. Op deze conferentie zal verkend worden hoe een christelijk spreken over God richtinggevend kan zijn voor een verstaan van mens-zijn. Als hoofdsprekers zijn o.a. uitgenodigd Jean Vanier, Hans Ulrich, Ralph Kunz, Hans Reinders, Simea Schwab en John Swinton. De conferentie staat open voor theologen, therapeuten, onderwijzers, ouders, verwanten en anderen die wetenschappelijk en / of praktisch betrokken zijn bij het leven van mensen met een handicap.

De voertaal van de conferentie is Engels, de hoofdlezingen worden vertaald in het Duits. De kosten voor de conferentie variëren van EUR 200 t/m EUR 400; dit is inclusief verblijf op basis van vol pension. Er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar. Voor meer informatie en aanmelden kunt u terecht bij mw. A. Bernhard: fam.bernhard@freeler.nl.

ESSTD werd in 2005 geïnitieerd door prof. H. Reinders (VU Amsterdam) en prof. J. Swinton (University of Aberdeen). Het gezelschap heeft tot doel de bevordering van internationaal (met name Europees) theologisch onderzoek en reflectie met betrekking tot het leven van mensen met een handicap en hun families. Zie ook: www.abdn.ac.uk/cshad/EASTD.htm’

En nu weer terug naar de inhoud van het boek Receiving the Gift of Friendship. Een korte ‘Description’ in het Engels ervan is als volgt:

‘Does what we are capable of doing define us as human beings? If this basic anthropological assumption is true, where can that leave those with intellectual disabilities, unable to accomplish the things that we propose give us our very humanity? Hans Reinders here makes an unusual claim about unusual people: those who are profoundly disabled are people just like the rest of us.

He acknowledges that, at first glance, this is not an unusual claim given the steps taken within the last few decades to bring the rights of those with disabilities into line with the rights of the mainstream. But, he argues, that cannot be the end of the matter, because the disabled are human beings before they are citizens. “To live a human life properly,” he says, “they must not only be included in our institutions and have access to our public spaces; they must also be included in other people’s lives, not just by natural necessity but by choice.”

Receiving the Gift of Friendship consists of three parts: (1) Profound Disability, (2) Theology, and (3) Ethics. Overturning the “commonsense” view of human beings, Reinders’s argument for a paradigm shift in our relation to people with disabilities is founded on a groundbreaking philosophical-theological consideration of humanity and of our basic human commonality. Moreover, Reinders gives his study human vividness and warmth with stories of the profoundly disabled from his own life and from the work of Jean Vanier and Henri Nouwen in L’Arche communities.’

En hier heb ik een heel mooie recensie door Richard B. Steele van de Seattle Pacific University in de ‘Catholic books review’:

‘Three things stand out about this book. First, it has a clear—and deceptively simple—thesis. Second, its thesis is offered as the best way to understand a clear—and deceptively simple—story. And third, its argument shows why the thesis and the story are not as simple as they seem.

Reinders gets straight to the point: “This book makes an unusual claim about unusual people: it says that people with profound intellectual disabilities are people just like other people” (1). This sounds at first like a pious truism, a sentimental appeal to be kind to the wheelchair-bound and the institutionalized. But it’s much more. For if what makes people “people” is a firm sense of self, the capacity for reason, the use of language, or the ability to make choices and decisions, then people who lack these things aren’t really “people” at all. So what are we to make of them? What are we to do with them?

That brings Reinders to the story—or rather two stories—which give the book its pathos and force. The first is the story of Oliver, as told by his younger brother, Christopher de Vinck, in his book The Power of the Powerless (New York: Doubleday, 1990). Oliver was severely brain damaged and completely helpless, but he was the object of his parents’ and siblings’ unfailing love, and was felt by them to be “a true presence of peace” in the household. One day Chris, a high school teacher, told his class about Oliver, and a student said, “You mean he was a vegetable.” To which Chris responded, “I presume you could call him a vegetable, but we just called him Oliver.” But if he was nothing more than a “vegetable,” was there any moral rationale for calling him “Oliver,” for loving him as one of the family? And if he was more, what exactly made him more? The second story is about Kelly, whom Reinders met at a group home for persons with intellectual disabilities. Reinders was struck by how the staff and other residents talked to her as if she could understand, commented on her moods as if she had moods, and treated her like a human being and a neighbor as if she were one. Reinders deeply admired their care for Kelly, but wondered if it made sense, given all those spooky “as-ifs.”

The remainder of the book shows why it does make sense. Reinders inventories several views of disability which do regard persons with profound intellectual disabilities as human beings, but which make assumptions that unwittingly contradict that very conviction. The traditional Roman Catholic account of human personhood, for example, asserts that one is human if he or she has a human origin (i.e., is born of human parents) and a human telos (i.e., the potential for free, conscious union with God). But Reinders points out that although Oliver and Kelly have the former quality, they lack the latter. Are they then not fully human? The disability rights movement rightly campaigns for “full access,” but as Reinders notes, its rationale for doing so, namely it appeal to “human rights,” hardly applies to people who cannot know that they have rights, much less how to exercise them. Those who apply the methods of liberation theology to disability argue that the real problem which disabled persons face is not disability but oppression, and affirm that knowing that Christ identified with the oppressed empowers them to demand a place at the table—in this case, the Lord’s table. Fine, says Reinders, but what of persons who lack the capacity for knowledge or abstract thought? Reinders even engages the Orthodox theologian, John Zizioulas, whose Trinitarian thought, when applied to theological anthropology, makes “relationality” the distinguishing characteristic of personhood. Reinders’ worries that this identifies the humanum with “subjectivity,” and once again excludes those with profound disabilities.

All this sets up Reinder’s constructive proposal, namely, that what makes us truly and fully human is nothing intrinsic to ourselves, but the fact that we are the objects of God’s love, which is extended to us graciously in Jesus Christ, regardless of our faculties of reason and will, regardless of our moral deserts or devotional activities, regardless of our ability to exercise our human rights or enter consciously into relationship with God or others. Reinders’ argument is thoroughly “evangelical” in its insistence that God has befriended us—all of us—in Christ, the disabled and the “temporarily able-bodied and sound-minded” alike, and that we possess sacred dignity and worth, not because of our own capacities or accomplishments, but because of God’s irrevocable gift. It is this which gives moral intelligibility and spiritual value to the work of those who lovingly befriend and care for the Olivers and Kellys among us.

Receiving the Gift of Friendship is a deeply moving book, and an enormously learned one. It is must reading for hospital chaplains and Christian mental health care professionals, and it would round out the syllabus of graduate-level courses in Christian ethics and theological anthropology.’

Je weet niet altijd wat er allemaal achter iemand schuilt als je hem of haar voor het eerst ontmoet. Ken je iemand al wat langer en leer je hem of haar daardoor beter kennen, dan kunnen onvermoede werelden opengaan. Dat is wat mij betreft bij deze hoogleraar die op dit moment de Bernard Lievegoed leerstoel bezet ook het geval.

1 opmerking:

velvis zei

Naar aanleiding van opmerkingen over professionals in de zorg:
Een fantastische lezing over het verlies aan betrokkenheid in de zorg is te volgen via onderstaande link. Barry Schwartz schetst hoe wij een samenleving creëren gebaseerd op kwantiteiten i.p.v. kwaliteiten en daarmee het opslaan van wijsheid en ervaring binnen instituties om zeep helpen.

http://www.ted.com/index.php/talks/barry_schwartz_on_our_loss_of_wisdom.html

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)