‘Doctors, therapists and patients seeking information about anthroposophical medicine in English now have a new online resource at their disposal.
The website, AnthroMedLibrary (www.anthromed.org), is sponsored by the Physicians’ Association for Anthroposophic Medicine (PAAM) in the United States and maintained by the health magazine Lilipoh Publishing. Its aim is “to create and continually improve a comprehensive international resource on anthroposophical medicine and therapy and improve public awareness of anthroposophical medicine,” Lilipoh says in a press release.
The fully searchable website, which is free to use, currently contains over 500 lectures, articles, books, clinical papers, and research papers. However, some advanced clinical materials appropriate for clinicians only require a password which is available to anthroposophical doctors and other international anthroposophical medical organisations, Lilipoh says.
AnthroMedLibrary is also keen to encourage additions to the site: “A warm invitation is extended to doctors and therapists who wish to submit their work for publication on the site, or have recommended additions,” the press release says.’
Okee, er is natuurlijk wel een heleboel op dit (antroposofische) gebied in de naburige Duitstalige wereld. Maar binnen die grote hoeveelheid van materiaal kan ik tot nog toe mijn weg nog niet zo goed vinden. En dit is in het Engels, dus misschien wel een handige ingang.
Wat heeft die titel ‘Verrijzenis’ vandaag van doen, vraagt u zich misschien af. Ja, daar kwam ik zomaar op. Niet helemaal zomaar, er is wel een aanleiding. Weet u nog dat ik het op 16 oktober in ‘Winterschilder’ had over Frans Olofson en zijn weblog Salicornia? Naar mij pas gisteren is gebleken, had hij twee dagen later een prachtige bijdrage geschreven – niet verschenen op de Trouw-website trouwens – die wel raakt aan verschillende dingen die hier aan bod zijn geweest. Niet heel direct misschien, maar dan wel indirect. En die bijdrage wil ik u graag in zijn geheel laten lezen. De titel luidt ‘Als een Feniks uit de as (van Wognum naar Schoorl)’:
‘Een rondje fietsen in Noord-Holland, dat was het plan, met in ieder geval één ankerpunt: het verbrande duingebied bij Schoorl. Vóór vertrek, via de online-versie van de fietsknooppunten in Noord-Holland, een route uitgezet, redelijk willekeurig. Mooi systeem, die knooppunten, alleen zit er dat typische Tom Tom-nadeel aan vast: je weet niet waar je precies bent. Daarom gebeurde het dat ik tijdens mijn rondje in Wognum terechtkwam ... Wognum ... Wognum ... denk je dan ... ach ja ... natuurlijk ... de DSB-affaire! Ineens ga je dan anders naar zo’n dorp kijken. In de rij bij de bakker luister je mee naar wat de mensen tegen elkaar zeggen ... niets over de bank. Leeft de kwestie dan niet? Verderop kom ik langs een gesloten filiaal van de bank. Rolgordijnen en lamellen voor de ramen. In de muur een betaalautomaat. Toch maar even kijken ... inderdaad ... pinnen onmogelijk ... door een storing tijdelijk buiten gebruik ... even geduld a.u.b. ...
Op een bankje, met uitzicht op de betaalautomaat, eet ik mijn broodjes. Er komen regelmatig mensen langs. Bijna iedereen kijkt in het voorbijgaan naar het verduisterde bankgebouw en naar de betaalautomaat. Misschien is dat ook wel beter: er niet over praten en gewoon, stilletjes, het drama op je eigen manier verwerken.
Als ik Wognum uitrijd komen vanzelf die prachtige woorden in me op. Poëtische woorden die iets ongrijpbaars hebben. Woorden die het, buiten hun financiële context, perfect doen en met iedere trap op de pedalen als mantrams naar boven komen ... sol-va-bi-li-teit ... li-qui-di-teit ... zo kom ik aan in het volgende dorp, Spanbroek, en sta voor de ingang van het Scheringa Museum voor Realisme. Direct stap ik af, om deel te nemen aan deze onverwachte wending, wetende dat het rondje Noord-Holland nooit gehaald gaat worden.
De collectie van het echtpaar Scheringa-de Vries is gevestigd in een oud schoolgebouw, een voormalige huishoudschool, zoals de museumfolder “Word vriend!” meldt. De mevrouw voor me in de rij zegt tegen de caissière: ‘Ik dacht, laat ik maar snel gaan, voordat het niet meer kan! Want misschien gaat het museum wel dicht!’. Met een wat vermoeide blik in de ogen zegt de caissière, desondanks heel beleefd: “Hoop doet leven!” Een beetje schuldig voel ik me wel, tijdens het overhandigen van mijn museumkaart. Ben ik een ramptoerist?
Aardige collectie. Carel Willink, Jan Mankes, Pyke Koch, Dick Ket ... maar is het wel realisme wat er hangt? De schilderijen zijn groter dan de werkelijkheid. Het lijkt meer magisch realisme, of surrealisme.
Weer op de fiets, langs velden met grote, massieve kolen die met combiners geoogst worden. Koeienmest vervliegt in de tegenwind. Niet gezellig, deze streek, en niet in het bijzonder mooi. West-Friesland heeft iets ruigs, er heerst een sfeer van no nonsense. Je ziet het aan de namen van de huizen, zoals buiten Spanbroek: “Huize Familiezweet”. Langzaamaan begin ik die West-Friese Dirk, zoon van een kaasboer, wat beter te begrijpen. Niet denken maar doen. Investeren, hard werken, niet zeuren, niet teveel lullen, gewoon kopen, die polis. Nee, die Dirk krijg je niet zomaar klein en mocht hij ten onder gaan, dan is het als een nuchtere held. Alleen ... zijn voorkeur voor dat realisme krijg ik niet helder. Misschien wil hij zich wel plaatsen in de traditie van rijke mecenassen die geld aan kunst gaven, zoals de Medici’s, de bankiersfamilie uit de vijftiende eeuw. Alleen zal Wognum nooit Florence worden.
Het Noord-Hollandsch Kanaal. In de verte de duinen van Schoorl, het uiteindelijke doel van de fietstocht. Aldaar te voet, omhoog langs de hoogste duinen van Nederland. Het afgebrande gebied oogt als een surrealistisch decor. Als extraatje is er een felle regenbui, begeleid door een regenboog. De zwarte schors is pure houtskool. Dat moet een flinke fik zijn geweest, met al die hars en etherische oliën van de naaldbomen! Als je door de pikzwarte as heentrapt, komt het witte duinzand vrij. Het is stil. Geen vogel te bekennen. En toch weet je dat dit duin zich zal gaan herstellen. Dat er weer planten gaan groeien. Dat de zaden, die de vogels er hebben verstopt, gaan ontkiemen. Dat sommige bomen gaan uitlopen en dat andere afsterven, ruimte biedend aan andere organismen. In de kringloop van leven bestaat de dood, als eindpunt, niet.
Als ik het duin weer afloop, schiet de uitspraak van de caissière door me heen: “Hoop doet leven!” Misschien moet het zijn: “Dood doet leven!” Zeker geldt dit voor de zwarte duinen bij Schoorl. Maar uit de DSB-as, ontstaan door de verbranding van een verstoord financieel ecosysteem, vliegt geen vogel op.’
De reacties eronder van enkele lezers toont hun bewondering voor de beheersing der kunst van het schrijven door Frans Olofson. Daar sluit ik mij bij deze graag bij aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten