Bedoeld is: antroposofie in de media. Maar ook: in de persbak van de wijngaard, met voeten getreden. Want antroposofie verwacht uitgewrongen te worden om tot haar werkelijke vrucht door te dringen. Deze weblog proeft de in de media verschijnende antroposofie op haar, veelal heerlijke, smaak, maar laat problemen en controverses niet onbesproken.

dinsdag 30 juni 2009

Productievermindering

Opwinding in de landbouwwereld. Twee hoogleraren in Wageningen kapittelen het mestbeleid van minister Verburg van Landbouw. Zij doen dat in niet mis te verstane woorden in een opinieartikel in Trouw vandaag. De ene hoogleraar is Edith Lammerts van Bueren, de andere Paul Struik. Stef Severt van het Agrarisch Dagblad bericht hierover; de twee reacties tot nu toe spreken boekdelen (de eerste van ‘landbouwer’, de tweede van ‘melkveehouder’):

‘Struik en Lammers vergeten gemakshalve dat hier in Nederland de opbrengsten van de grond vele malen hoger zijn dan elders in Europa, dat verklaart de aanvraag van de derogatie volledig.’

‘Hoog tijd dat LTO deze “hoogleraren” gaat dagvaarden en aanklagen wegens smaad en laster van de landbouwsector.’

Waar gaat het om? Verburg wil opnieuw ontheffing aanvragen bij de Europese Commissie voor de nitraatrichtlijn:

‘Als de Europese Commissie de derogatie toekent mogen Nederlandse veehouders de komende vier jaar op grasland wederom 250 kilo stikstof uit dierlijke mest opbrengen, in plaats van de voorgeschreven 170 kilo. Ook in de periode 2006-2009 stond Brussel dat toe.’

Morgen debatteert de minister met de Tweede Kamer over het nieuwe mestbeleid voor de komende vier jaar.

Het opinieartikel van Lammerts van Bueren en Struik is een reactie op een eerder artikel van Frits van Beusekom, veehouder in Frankrijk, op 19 juni, ook in Trouw. Die kaartte het mestbeleid van Verburg toen al aan. Hij pleitte in plaats van grotere efficiency en productieverhoging, juist voor productievermindering.

‘Er komt dan weliswaar minder geld binnen uit de verkoop van producten, maar je vervuilt ook minder en hoeft dus minder te investeren in milieumaatregelen. Zo’n strategie sluit duidelijk veel beter aan op wat er thans in de maatschappij leeft met betrekking tot de ecologische en de economische crisis.’

‘De boer levert bij voorkeur niet aan de handel, maar rechtstreeks aan het grootwinkelbedrijf, aan de kwaliteitsslagerij of aan de klant. De voordelen zijn onder meer: minder koeien per hectare, dus minder mest, een minder dure en minder ingewikkelde bedrijfsuitrusting, minder geïmporteerd veevoer, een groot dierenwelzijn en een betere ecologische inpassing in het Nederlandse landschap.’

Lammerts van Bueren en Struik vallen hem daarin vandaag bij:

‘Een Gideonsbende van wetenschappers staat te trappelen om samen met bewuste boeren een bijdrage te leveren aan een ecologische landbouw met minder nadruk op productie en meer aandacht voor het proces. Een niet-industriële landbouw is niet zo utopisch dat zelfs de wetenschap zich daarvan afwendt.

De ontwikkelingen binnen de Nederlandse landbouw zullen spoedig een punt bereiken waarop het onafwendbaar is dat het roer drastisch omgaat. Die noodzakelijke systeemverandering is dichterbij dan velen denken of willen. Er zal dan geen ruimte zijn voor pappen en nathouden, voor nog meer verbetering van efficiëntie om de concurrentie vol te houden. Het zal dan gaan om het ontwikkelingen van innovatief denken dat gevoed wordt door een gezamenlijk optrekken van wetenschap en praktijk. De landbouwwetenschap is aan democratisering toe en boeren moeten de wetenschappers met beide laarzen in de klei houden. Hulde aan Van Beusekom voor zijn appèl. Wij denken graag met hem mee.’

Over het wie en wat van die Gideonsbende is meer te vinden in eerdere berichten op deze weblog. Op 21 augustus 2008 schreef ik in ‘Veredeling’ over Edith Lammerts van Bueren en haar wetenschappelijke werk, maar ook over hoe zij de publiciteit zoekt, onder meer door opinieartikelen. En twee dagen daarvoor, in ‘Oude koeien’, haalde ik haar proefschrift uit 2005 aan. Een van de twee promotoren was Paul Struik. Tegenwoordig doet zij onderzoek naar ‘Stikstofplasticiteit bio-aardappel. Ontwikkeling van selectiecriteria voor veredeling op stikstofplasticiteit bij aardappel’ (geen wonder dat hun mening zulke scherpe reacties oproept). Dit project kent vier fasen en loopt van 2008 tot en met 2011.

‘Inmiddels is een EU project goedgekeurd waarin Wageningen Universiteit (Paul Struik/Gewas fysiologie en Edith Lammerts van Bueren/Plantenveredeling) en Agrico/Sjef Allefs bij betrokken zijn. Dit project is zodanig vormgegeven dat het zoveel mogelijk te zwaluwstaarten is met het LBI project [Louis Bolk Instituut, MG] en er maximale winst te behalen is uit de twee proeven samen. Dit levert in de veldproeven van 2010/2011 verlichting van het benodigde LBI budget doordat er dan proefvelden gedeeld kunnen worden.

Indien na 2009 geen eigenschappen of parameters gevonden zijn die onderscheidend genoeg zijn tussen de rassen zal er bekeken of het project moet stoppen of in een andere vorm voortgezet kan worden.’

maandag 29 juni 2009

Schermen

Ik begin maar even met het sensationele nieuws: Demeter schrijft enthousiast over de Open Dagen bij de boer van drie weken geleden (die eigenlijk ‘Lekker naar de boer’ heten, zie ook Zeventigduizend’ op 8 juni). Dit klinkt nogal sceptisch, om niet te zeggen cynisch, merk ik. Maar zo bedoel ik het toch niet. Ik ben echt blij met elk positief bericht over biologisch-dynamische landbouw en ben dus verrast dat dit gebeurt. Het nieuwsbericht is als volgt (de titel luidt: ‘Open Dagen bij de BD-Boer: bezieling en enthousiasme’).

‘Meer dan 70.000 mensen namen een kijkje achter de schermen van een biologisch en/of biologisch-dynamisch boerenbedrijf.

Bij 22 Demeter bedrijven kon men met alle zintuigen ervaren wat de meerwaarde van Demeter is. Er waren rondleidingen voor jong en oud, blote voetenpaden, proeverijen van smaakvolle Demeter-producten, plukvelden, pizza-oventjes, knuffelhoeken, tractortaxi’s tussen verschillende boeren-buren, en nog veel meer. Op Kavel 55 hadden ze een prachtige publiekstrekker: combinatie KUNST / Biologische producten. “Er zijn bij mij nog nooit zoveel bezoekers geweest en velen waren aangenaam verrast” aldus Bart Pijnenburg van Kavel 55.

Stichting Demeter is blij met de grote inzet van de biologisch-dynamische boeren op deze dagen.

Juist nu zijn de kansen groot voor groei van de biologisch-dynamische landbouw en het Demeter-keurmerk. De eigentijdse consument toont een steeds grotere interesse in de herkomst van wat er op zijn bord ligt. Niet alleen smaak maar ook de toenemende belangstelling voor kwaliteit van leven en spiritualiteit in de breedste zin van het woord beïnvloeden de inhoud van zijn winkelwagentje.

En waar kun je die bezieling en dat enthousiasme beter ervaren dan op de boerderijen zelf?

Op geitenboerderij Hansketien waren tal van dingen te doen. Opvallend waren de rondleidingen waarbij de nadruk lag op het Chevonvlees. Dit is vlees van geitenlammeren van 5 tot 7 maanden oud. Verkoop van geitlammerenvlees is voor de Demeter-boer een mogelijk nieuwe afzetkanaal. Doorgaans worden de lammeren naar Spanje geëxporteerd en daar verder opgefokt. Door de lammeren op eigen bedrijf op te fokken past het in het gesloten kringloopprincipe. Het heeft een heerlijke malse zoetpittige smaak en wordt door goede koks nu al zeer gewaardeerd en toegepast. Bezoekers konden dit proeven bij een kok die deze nog relatief onbekende delicatesse op de boerderij Hansketien klaarmaakte. Live-muziek van een accordeon, een gezellige koffie/thee- en sappenhoek en veel genietende bezoekers maakten de dag heel erg geslaagd.’

Ik moet ook even terugkomen op eerdere berichtgeving. Op 25 juni kwam ik, met dank aan Biologica, in Heilpedagogie’ ook te spreken over gentech in de landbouw, met twee lezingen met Percy Schmeiser. Twee dagen daarvoor had ik, opnieuw dankzij Biologica, gemeld dat minister Verburg zich opvallend positief uitliet over gentech. Beide zaken hebben op de website van Biologica een vervolg gekregen. Ten eerste een weerwoord van Pim Lindhout op het verhaal van Percy Schmeiser. Lindhout is directeur Research & Development van De Ruiter Seeds/Monsanto Vegetables. De eerlijkheid gebiedt hem ook zijn verhaal te laten doen.

‘De Ruiter werd in 2008 gekocht door Monsanto. Lindhout werkt nu dus sinds een jaar voor Monsanto, en vertelt, na het verhaal van Schmeiser, over zijn eigen ervaringen:

“Mijn vader was bollenkweker. Ik groeide op in de jaren ’60/’70, een tijd waarin veel aandacht ontstond voor maatschappelijke issues. Ik heb een huis met zonnepanelen op het dak, dat functioneel organisch is gebouwd. We hebben een Prius voor de deur. We zijn zelfs een van de weinige families met 2 Priussen. Ik heb mijn MSc gedaan in Leiden, later ben ik gepromoveerd in moleculaire virologie. Ik ben al meer dan 25 jaar actief in onderzoek. In 2006 werd ik directeur R&D bij De Ruiter Seeds. Dit werd een jaar geleden opgekocht. Nu werk ik dus voor Monsanto Vegetables. Dit betekende een hoop vragen voor mij, want ik was bekend met de verhalen over Monsanto. Schmeiser vertelde het Canadese verhaal, ik wil daar mijn eigen ervaring tegenover stellen. Monsanto’s verleden is typisch voor de chemische industrie van de jaren ’60 en ’70. We kennen het verhaal van Agent Orange, de pcb’s, de dioxine, corruptie etc. Het gebruik van Agent Orange in Vietnam leidde tot discussie: dit is niet hoe we chemicaliën moeten gebruiken. Al deze zaken zorgden voor een slecht imago. Voor mij is de vraag belangrijk: hoe ziet Monsanto er nu uit? Dit is de situatie: Monsanto richt zich tegenwoordig 100% op landbouw, met een focus op biotechnologie. We doen geen R&D meer op chemicaliën.”’

Hoe Lindhout zijn nieuwe baas ziet, kunt u in zijn verhaal verder lezen. En dan het vervolg op het bericht over minister Verburg. Vandaag meldt Biologica, onder de titel ‘Hoop op besluit transgene teelt per land’:

‘Nog geen twee weken geleden sprak Minister Verburg (LNV) zich in het journaal uit voor toelating van gentechlandbouw in Europees verband. Dat bleek voorbarig, want de situatie in Europa ziet er heel anders uit. Minister Cramer (VROM) stelt nu dat ze verwacht dat Europese landen op afzienbare termijn zelf mogen gaan beslissen of ze gentechlandbouw willen toelaten. Bij EU-beraad afgelopen week kreeg het idee voor nationale besluitvorming steun van 12 landen. Alleen Spanje en Italië waren tegen.’

Daarmee heeft u het laatste biologische en biologisch-dynamische nieuws in huis. Nu moet ik ook nog even melden dat de website van de Begeleidingsdienst voor vrijescholen een nieuw jasje heeft gekregen. Dat is alleen maar een mededeling, maar wel interessant in het licht van de vacature voor een nieuwe directeur, zoals ik eerder berichtte, op 4 juni in ‘Voorkeurspartner’. En als laatste voor vandaag, dat er weer een website is verdwenen. Namelijk die van Daidalos. Sinds wanneer weet ik niet, want ik heb er een tijdje al niet meer op gelet. Ik heb er vorig jaar vrij uitvoerig over bericht (voor het laatst in ‘Restjes’, waar ik het afgelopen vrijdag in een ander verband ook al over had). Maar ik geloof niet dat we daar erg rouwig over hoeven te zijn.

vrijdag 26 juni 2009

Best practices

Een nieuwe stap bij het Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden. Ik heb hier al zo ontzettend vaak over dit lectoraat bericht, dat het te veel is om op te noemen (typ in het zoekvak linksboven ‘Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg’ in, druk op ‘enter’ op uw toetsenbord, en u krijgt ze allemaal voorgeschoteld). Wat trouwens wel schrikbarend is, is dat wat ik een jaar geleden constateerde (weliswaar op de website van de opleiding Kunstzinnige Therapie aan diezelfde Hogeschool Leiden, dus in feite aanpalend aan het lectoraat), twee keer zelfs, eerst op 17 juni in ‘Veroudering’, vervolgens nog een keer op 13 augustus in ‘Restjes’, aan niet-werkende links, van:
Antroposofische Vereniging
Federatie Antroposofische Gezondheidszorg
Patiënten Platform Antroposofische Gezondheidszorg,
namelijk dat deze nog altijd niet verbeterd en hersteld zijn... en dat voor een opleiding; hoe is het mogelijk. Maar dat ter zijde.

Het ging me dus om het Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg en een nieuwe fase in de berichtgeving. Want gisteren, of eergisteren, dat weet ik niet precies, is er een nieuw item in het linkermenu op de website bijgekomen: ‘Nieuwsbrieven’. Klik je daarop, krijg je dit te zien:

‘Hier vindt u de nieuwsbrieven van het Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg. Bent u geïnteresseerd in deze (gratis) nieuwsbrief? Of kent u iemand voor wie onze nieuwsbrief interessant is? Stuur dan een email naar Erik Baars via: baars.e@hsleiden.nl
Nieuwsbrief nr. 4 - 2009
Nieuwsbrief nr. 3 - 2008
Nieuwsbrief nr. 2 - 2008
Nieuwsbrief nr. 1 - 2007

Niet alleen de nieuwste nieuwsbrief, maar ook alle drie voorgaande zijn daarmee in te zien. Die geven een schat aan informatie over ontwikkelingen bij het lectoraat. Om u een idee te geven, komt hier de inhoudsopgave van de meest recente nieuwsbrief:

‘Antroposofische Zorgprogramma’s
Het lectoraat heeft het initiatief genomen om voor en samen met beroepsverenigingen en de zorginstellingen zorgprogramma’s te ontwikkelen. Lees verder...

Enquête Best practices
Een dezer dagen krijgen alle leden van de beroepsgroepen in de antroposofische gezondheidszorg per email een uitnodiging om deel te nemen aan een online enquête over “best practices”. Lees verder...

Database en Communicatieplatform
Het lectoraat is druk bezig met het inrichten en testen van een online communicatieplatform en database. Lees verder...

Praktijkonderzoeken
Het lectoraat werkt in 2009 onder meer aan twee praktijkonderzoeken met leden van een antroposofische beroepsvereniging en een antroposofische zorginstelling. Lees verder...

Actieonderzoek “Optimaal organiseren van therapeutica”
Het Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg, en het Lectoraat Mens en Organisatie, (lector: Adriaan Bekman, Stenden Hogeschool), richten gezamenlijk een praktijkonderzoek in. Lees verder...

Masterclass 2009/2010
In september 2009 zal voor de tweede keer de “Masterclass wetenschappelijk verantwoord onderzoek in de antroposofische gezondheidszorg” van start gaan. Lees verder...

Overig Kort Nieuws
Publicaties van het lectoraat
Drie groepen binnen de kenniskring in 2009
CQI Antroposofische Gezondheidszorg
Samenwerking lectoraat en opleiding KT
Relevante maatschappelijke ontwikkelingen
Symposium Lectoraat 2009

Een goede zaak, dat deze nieuwbrieven die voorheen alleen per e-mail werden rondgestuurd, nu ook gewoon op de website staan, voor iedereen bereikbaar. Uit de inhoudsopgave pik ik een paar onderwerpen uit om hier volledig weer te geven. Om te beginnen de ‘CQI Antroposofische Gezondheidszorg’:

‘In de gezondheidszorg wordt steeds meer aandacht besteed aan het routinematig monitoren van kwaliteit en effecten. In de afgelopen jaren hebben verschillende maatschappelijke partijen, zoals zorgverzekeraars, overheid en beroepsgroepen, de krachten gebundeld om in dit kader op een adequate wijze de klantervaringen in de gezondheidszorg in kaart te brengen. In het afgelopen jaar is door het lectoraat in samenwerking met Antroposana en enkele leden van de antroposofische beroepsverenigingen de CQI Antroposofische Gezondheidszorg ontwikkeld.

Deze vragenlijst kan gebruikt worden voor de ervaringen van de cliënten met de huisartsenzorg en de zorg van therapeuten. Naast bestaande vragen uit de reeds bestaande CQI Huisartsenzorg zijn ook specifieke vragen gemaakt die gericht zijn op het in kaart brengen van de ervaringen met de specifieke eigen kwaliteiten van de antroposofische gezondheidszorg. Deze vragenlijst is inmiddels door de wetenschappelijke adviesraad van het Centrum Klantervaring Zorg goedgekeurd om door middel van onderzoek verder getest te gaan worden. Wanneer de financiering rond is zullen we dit dan ook gaan doen. Wanneer de CQI Antroposofische Gezondheidszorg op termijn gevalideerd is, kan zij gebruikt worden voor de (dan waarschijnlijk verplichte (twee)jaarlijkse) meting van klantervaringen. De resultaten zullen vervolgens op websites als “Kies Beter” gepubliceerd worden. De CQI metingen kunnen gebruikt worden als instrument om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, doordat zwakke punten aan het licht komen en bewust aangepakt kunnen worden. Tevens kunnen de metingen gebruikt worden om verantwoording af te leggen en, indien gewenst, de cliëntervaringen met verschillende zorginstellingen in kaart te brengen en te vergelijken.’

En dan dit bericht, over ‘Actieonderzoek Optimaal organiseren van therapeutica’:

‘Het Lectoraat Antroposofische Gezondheidszorg (AG), en het Lectoraat Mens en Organisatie (M/O), (lector: Adriaan Bekman, Stenden Hogeschool), richten gezamenlijk een praktijkonderzoek in naar het optimaliseren van organisatie inrichtingen voor Antroposofische Gezondheidszorginstituten, in het bijzonder de therapeutica.

Onderzoeksvoorstel
We stellen ons voor gedurende twee jaar actieonderzoek te doen naar het optimaliseren van organisatievormen voor therapeutica op antroposofische grondslag. We streven daarbij naar een samenwerkingsverband tussen therapeutica en de beide lectoraten. We beschouwen hierbij het actieonderzoek als een mogelijkheid voor de therapeutica om te investeren in de verdere ontwikkeling van de eigen organisatie. Therapeutica worden dan ook als de belangrijkste financiers van het onderzoek beschouwd. Het onderzoek gaat z.s.m. van start na een bijeenkomst die op 18 april 2009 heeft plaatsgevonden, waarin uitgenodigde therapeutica zich konden oriënteren over zin en verloop van dit actieonderzoek. We hopen en verwachten daarmee 10 of meer therapeutica te interesseren in dit onderzoek te participeren. Inmiddels hebben al vijf therapeutica hun belangstelling getoond en zijn eerste gesprekken met deze therapeutica gepland.

Vanuit de kenniskringen van de lectoraten AG en M/O worden ieder een onderzoeker geselecteerd die het onderzoek in de praktijk in dialoog met de therapeutica kunnen doen onder begeleiding en supervisie van de twee lectoren. Er is de mogelijkheid studenten van de Stenden University (Leeuwarden, voorheen CHN, Christelijke Hogeschool Nederland), die de minor Mens en Organisatie volgen, in te schakelen voor onderzoekswerk gedurende 10 weken. Januari 2010 volgt de afronding van fase 1, wederom met presentaties van onderzoekresultaten door onderzoekers en betrokken therapeutica en eind december 2010 de afrondende bijeenkomst van fase 2.
Het onderzoek beoogt op grond van best practices en ook uitgevoerde dialogen en experimenten inzicht te verschaffen hoe bijvoorbeeld omgegaan kan worden met de toenemende bureaucratie en administratieve procedures en werkzaamheden die de tijd, aandacht en kwaliteit voor de patiënt door de professionals verminderen. Hierbij zal tevens impliciet en expliciet input geleverd worden uit resultaten van andere, relevante praktijkonderzoeken (bv. het best practice onderzoek van het lectoraat AG) en theorieën over mens en organisatie (bv. de inzichten van Theory U).

Methodologie
Voor het onderzoek zullen we de door lector Adriaan Bekman ontwikkelde 'methodologie van de evidentie' hanteren. Deze methodologie is gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften en wordt gehanteerd in onderzoeken door de kenniskring Mens en Organisatie. In deze methode staan drie onderdelen centraal:
– Het onderzoeken en veranderen van de werkprocessen. Hoe zijn deze ingericht? Zijn ze voldoende klantgericht?
– Het inrichten en beoefenen van de dialoog in de sociale werkelijkheid.
– Het vastknopen van veranderprocessen aan de biografieën van mensen en organisatie.

Kosten
Het werk van de lectoren en de studenten kan vanuit bestaande budgetten grotendeels worden gefinancierd. Voor de bijdragen van de onderzoekers zal financiering gevonden en geregeld moeten worden. Het geheel vraagt een budget van 40.000 euro per jaar. Elk van de 10 deelnemende therapeutica wordt om een bijdrage van 2.500 euro per jaar gevraagd. Aanvullende financiering voor het restbedrag wordt geworven. Indien therapeutica wel willen deelnemen, maar onvoldoende eigen financiële middelen hebben, dan kan door hen een verzoek tot financiële ondersteuning ingediend worden bij enkele antroposofische fondsen, zonder de zekerheid vooraf dat dat dan ook gefinancierd gaat worden.

Opbrengsten en producten
Verwachte opbrengsten en producten van het onderzoekstraject zijn:
– In 10 deelnemende therapeutica is een veranderingstraject op gang gebracht dat leidt tot een concrete verbetering van de organisatie die het mogelijk zal maken de vereiste aandacht, tijd en kwaliteit die aansluit bij de eigenheid van de antroposofische gezondheidszorg aan de patiënt te kunnen geven.
– Een twee- tot drietal minisymposia over het onderzoeksthema voor het antroposofisch gezondheidszorg veld (in 2009 en 2010).
– Een rapport waarin de ontwikkelde kennis en ervaringen ter beschikking is voor de gehele antroposofische gezondheidszorg (2010).

Meer achtergrondinformatie vindt u op: Klantgericht ontwikkelen van leiderschap - Adriaan Bekman en Methodologie van de evidentie - Adriaan Bekman

Erik Baars, Lector Antroposofische Gezondheidszorg (Hogeschool Leiden)
Adriaan Bekman, Lector Mens en Organisatie (Stenden Hogeschool)’

Deze twee onderwerpen kwamen ook ter sprake op de bijeenkomst voor therapeutica op 18 april 2009. Hiervan verscheen enige tijd geleden (al op 27 mei namelijk) een artikel van mijn hand in De Digitale Verbreding nr. 7, onder de titel ‘Therapeuticadag 2009. Praktijkonderzoek optimaliseren samenwerking therapeutica. Verslag van de therapeuticadag op 18 april 2009’. (En wie nog een aantal foto’s ervan wil zien, moet even bij De Digitale Verbreding nr. 6 kijken.) Het is interessant om dit tegen de vorige twee berichten te leggen. De tekst laat ik hier integraal volgen:

‘De therapeuticadag dit jaar vond plaats op 18 april in Zeist, in de Parcivalzaal van Zonnehuizen. Het was de tweede in een nieuwe reeks. Maar, zo rekende inleider Jos Dries voor, als er elk jaar één therapeuticum wordt voorgesteld, zijn we tot bijna de helft van deze eeuw bezig. Hij vertelde over therapeuticum De Wilg in Alkmaar, dat hij met patiënten en therapeuten in 1991 nieuw was gestart. Een middelgroot en heel stabiel therapeuticum met 1600 vaste patiënten en 1500 regiopatiënten (consultatief). Therapeuticum Egelantier in Bergen zit als het ware om de hoek, terwijl er nog twee in de regio zijn: Therapeuticum Artaban in Hoorn en Therapeuticum Raphaël in Zaandam. Samen bieden zij eerstelijnszorg aan alle patiënten in Noord-Holland boven het Noordzeekanaal.

Jos Dries vertelde ook over zijn eigen drijfveren. Na zijn universitaire studie in Utrecht wilde hij vooral vanuit een inhoudelijke achtergrond gaan werken, geïntegreerd met antroposofie. Leidraad werd het boekje van Rudolf Steiner: “De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie”. Daarin wordt gesteld dat je daarbij niet alleen de vier wezensdelen zou moeten kennen, maar ook de drie hogere. Dat is een grote opgave.

Brede interactie met alle partijen
Bij het opbouwen van het therapeuticum trad Jos Dries in een brede interactie met vele partijen. Omgekeerd bleek er ook een brede belangstelling voor het initiatief. Hij vindt het van belang om je maatschappelijk niet te isoleren. Je hebt te maken met dezelfde problemen als in de reguliere zorg. In dit derde deel van zijn verhaal deelde hij de praktische inzichten die hij had opgedaan. Zo moet je niet alleen een kwalitatief jaarverslag maken, maar ook een praktijkplan. Daarmee kijk je vooruit, en plan je dingen die je later ook moet kunnen evalueren. Zijn eigen blik was tevens gericht op grotere verbanden. Op de ketenzorg die zich speciaal gaat richten op afzonderlijke zieke organen, waarbij er verschillende nieuwe ketens ontstaan. Niet meer de hele mens, maar afzonderlijke zorggroepen, met afzonderlijke financiën, afzonderlijke belangen en patiëntegroeperingen, enzovoorts. Daar moet je op bedacht zijn om er goed op in te kunnen spelen.

Jos Dries is samen met Jelle van der Schuit tevens vertegenwoordiger van de sector therapeutica in de NVAZ. Er blijken 22 therapeutica van de 35 lid van de NVAZ te zijn. Nog niet allemaal dus. Welke juridische vorm zou hier het beste bij passen? Twee landelijke vertegenwoordigers zijn te weinig, vond Jos Dries, minstens vijf zijn er nodig. Je zou Nederland moeten opdelen in regio’s. Is dit een gezamenlijke taak voor 2009, zo vroeg hij zich af. En welk therapeuticum presenteert zich de volgende keer?

Onderzoeksvoorstel voor therapeutica
De tweede hoofdmoot van de dag werd verzorgd door Erik Baars en Adriaan Bekman. Als lector antroposofische gezondheidszorg aan Hogeschool Leiden zag Erik Baars het belang van patiënttevredenheidsonderzoeken steeds groter worden. Uiteindelijk zouden die wel eens het voornaamste instrument kunnen zijn dat voor een objectieve beoordeling geëist wordt. Hij noemde hierbij de standaardlijst CQI: de consumer quality index. In antroposofisch ziekenhuis Havelhöhe is een eigen monitorinstrument ontwikkeld, dat vooral op veiligheid is gericht. Alle bijwerkingen bij antroposofische geneesmiddelen zijn hiervoor in kaart gebracht.

Tot de vragen die aan het lectoraat gesteld worden behoort ook die naar de organisatie van antroposofische gezondheidszorginstellingen, onder andere vanwege samenwerkingsproblematiek. Dat bracht hem ertoe contact op te nemen met Adriaan Bekman, tegenwoordig lector mens en organisatie aan de Stenden Hogeschool in Leeuwarden. Hij was vroeger onder meer voorzitter van de FAG, waar Erik Baars bestuurslid was.

Ze hebben samen een onderzoeksvoorstel geformuleerd en fondsen hiervoor benaderd. Die zeiden er unaniem ja tegen, zij vinden het heel belangrijk. Er is ook een veel breder belang dan alleen de gezondheidszorg. Maar het is niet vrijblijvend, men moet zich wel engageren en het zien als een eigen investering. Het is deel van hun ontwikkeling en vraagt daarom participatie. Daarom ook wordt een bijdrage gevraagd van 2500 euro per jaar. Er werd echter uitdrukkelijk bij gezegd dat fondsen bereid zijn dit indien nodig te vergoeden.

Horizontaal leiderschap ontwikkelen
Vervolgens vertelde Adriaan Bekman wat dit praktijkonderzoek inhoudt. Hij put hierbij uit 28 jaar leidinggegeven in het NPI, wat hij tot 2005 heeft gedaan. Daarna is hij een eigen adviesorganisatie begonnen, het IMO, een internationaal instituut met 72 leden. Ook zat hij twaalf jaar in het bestuur van Zonnehuizen, waarvan acht jaar als voorzitter. Het horizontaal leiderschap staat bij zijn lectoraat aan de Stenden Hogeschool centraal.

Als algemeen principe stelde Adriaan Bekman dat je niet alleen met jezelf bezig moet zijn. Ga naar buiten, was destijds ook zijn advies aan de FAG. Diegenen floreren, die de wereld ingaan. Want er komen vragen op en je straalt wat uit.

Een tweede principe dat hij in de praktijk had ervaren, was dat sociale vraagstukken niet natuurwetenschappelijk, sociologisch, te benaderen zijn. Maar net zo min geesteswetenschappelijk. Echter wel interactief, waarbij de ziel in dialoog treedt. Zonder dat gaat het niet. Deze benadering kent ook een eigen methodologie. Namelijk dat er in het sociale geen waarde is die objectief is. Die moet steeds worden geschapen. Rudolf Steiner zegt hierover dat deze waarden werken als een natuurwet als je ze schept. Binnen het NPI is hierover lang geworsteld. Maar het is Adriaan Bekman inmiddels duidelijk geworden dat een gezonde ontwikkeling van het sociaal organisme een ultieme schepping van de menselijke ziel is. Sociale processen spelen zich dialogisch af, waarbij ritme een realiteit is. In het sociale zijn er ook geen modellen.

Deze overwegingen brachten hem tot drie voorwaarden waaraan moet worden voldaan:
1. zijn onze processen op de klant gericht; dan pakken eventuele overheidseisen ook goed uit,
2. alles in dialoog, in vraag en aanbod; dit werkt echter ook omgekeerd: door de vraag ontstaat tevens inzicht bij jezelf,
3. biografisch passend, geënt op de eigen unieke individualiteit.

Dus een drieslag van proces, dialoog en biografie. In het kader van onderzoek noemt Bekman dit de methodologie van de evidentie. Het is ‘action research’ in het sociale: een scheppend proces/onderzoek.

Je moet er geen project van maken, heeft hij ontdekt, dan hebben mensen het alleen over anderen. Mensen moeten daarentegen de kans krijgen hun eigen verhaal over zichzelf te vertellen, dus concreet waar zij mee bezig zijn. Zulke verhalen laten de geest zien die er werkt, terwijl opvattingen alleen dat niet doen.

Vernieuwingsthema’s zo oud als het initiatief zelf
Na deze inleiding van Adriaan Bekman vertelde onderzoekster Jutta Hodapp over een praktijkonderzoek voor een pensioenverzekeraar in Kassel. Dat begon in 2006 bij een aantal vrijescholen die wilden onderzoeken hoe horizontaal leiderschap bij hen gestalte kon krijgen.

Het begon bij individuele gesprekken; bepaalde vraagstukken uit de praktijk kwamen vanzelf naar boven. Het ging meestal om werkprocessen of vernieuwingsthema’s die vaak zo oud waren als de school zelf. Hoe kon je aan ik-versterking doen? Door van elkaar te leren en processen voor leiderschap in te richten en hierbij eventueel het hele college te betrekken. Er bleek dan bijvoorbeeld dat er geen feedbackcultuur was, men sprak elkaar niet aan. Besprekingen werden als zeer vermoeiend en oninspirerend ervaren. Werkprocessen liepen niet door. Er heerste het dogma dat er geen leiding mocht zijn, maar in de praktijk was het omgekeerde het geval.

Uit de ideologische discussie was alleen te blijven door het proces goed te verzorgen. Zo’n ideologische discussie bracht alleen verdeeldheid, geen gemeenschappelijke nieuwe vormen. Maar door open te zijn en verantwoording af te leggen, kon er op horizontale wijze leiding worden gegeven aan het proces. Dit moest dan wel aansluiten bij de concrete vraag, en het hart van de zaak raken.

Commitment van twee jaar gevraagd
Voor zo’n onderzoek als dit is een commitment van twee jaar nodig. Het is geen traditioneel onderzoek, je komt bij je eigen ding. Wat is jouw stap, is de vraag, en dat heeft zijn werking. Ook dit onderzoeksproject begint bij individuele vragen vanuit de eigen biografie en gaat dan in dialoogvorm verder over bijzonderheden van het therapeuticum. Daarna wordt het breder getrokken, bijvoorbeeld door een jaarlijkse conferentie. Die uitkomsten kunnen worden gepubliceerd. Zo worden de resultaten weer landelijk teruggegeven en komen deze beschikbaar voor het hele veld.

Concreet betekent dit dat zo’n tien therapeutica mee zouden moeten doen met dit onderzoek. Vanuit de kenniskring van de beide lectoraten kunnen onderzoekers worden ingeschakeld, evenals studenten van de Stenden Hogeschool, onder begeleiding en supervisie van Erik Baars en Adriaan Bekman. Het moet leiden tot een verdere ontwikkeling van de eigen organisatie van de therapeutica, die aansluit bij de eigenheid van de antroposofische gezondheidszorg.

Bij de deelnemers ontstond veel enthousiasme voor dit aanbod. De onderzoekers vroegen om een snelle reactie vanuit de diverse therapeutica, zodat er binnen afzienbare tijd mee zou kunnen worden begonnen. Dat is in ieders belang; de tijd lijkt er rijp voor. Er is een samenvatting beschikbaar over het “Praktijkonderzoek optimaal organiseren van antroposofische gezondheidszorginstituten”.’

donderdag 25 juni 2009

Heilpedagogie

Genoeg te melden vandaag. Ik heb maar liefst drie items. Het eerste borduurt voort op het thema heilpedagogie van gisteren. Het is immers vandaag exact 85 jaar geleden dat Steiner begon met zijn serie voordrachten voor heilpedagogen, te boek gesteld als ‘Genezend opvoeden’. Een week tevoren, op 18 juni 1924, bezocht hij de allereerste heilpedagogische instelling, de Lauenstein in Jena. Dat was het initiatief van de drie ‘oer-heilpedagogen’ Frans Löffler, Albrecht Strohschein en Siegfried Pickert.

Er wordt over ‘De geschiedenis van de heilpedagogie’ dit gemeld op een oude website over heilpedagogie:

‘Het “oer-tehuis”, waar alles in 1924 begon, was de Lauenstein in het Duitse Jena, begonnen door een driemanschap waar zich al spoedig anderen bij aansloten. In 1923 hadden ze Rudolf Steiner de vraag voorgelegd of het vanuit het antroposofisch mensbeeld ook mogelijk was om inzicht te geven in wat er met deze kinderen aan de hand was en hoe ze te helpen waren. Kort daarop hield hij een serie van twaalf voordrachten voor een klein aantal mensen, onder wie de vraagstellers, waarin hij diepgaand op hun vraag inging. Deze voordrachten staan bekend als de Heilpedagogische Cursus (uitgegeven als: Genezend opvoeden), en vormen de basis voor de praktijk en wetenschappelijke studies.

Hij bracht hen ook in contact met Ita Wegman, arts en leidster van de medische afdeling van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap aan het Goetheanum te Dornach (Zwitserland).’

Op een Duitse website, van een recent gestarte heilpedagogische instelling in Jena, wordt dit nog nader uit de doeken gedaan:

‘Auf der Ostertagung 1924 in Dornach versprach Rudolf Steiner den dreien, sie in Jena auf dem Lauenstein zu besuchen. Und so kam es dazu, dass er auf seiner Rückreise aus Koberwitz, wo er einen Landwirtschaftlichen Kurs gab, nachts auf dem Bahnhof abgeholt wurde. Bereits am nächsten Morgen, am 18. Juni 1924, besichtigte er den Lauenstein und ließ sich Kinder vorstellen.

Franz Löffler erinnert sich: “Es war ein festlicher Augenblick, als am 18.6.1924 Rudolf Steiner mit uns bei strahlendem Sonnenschein vom Lauenstein hinüberschaute zum ‘Paradies’, dem Saaleufer, an dem Goethe wesentliche Eindrücke für das ‘Märchen’ empfing.”

Am 24. August war es dann soweit: der “Verein zur Heilung und Erziehung Seelenpflege bedürftiger Kinder Lauenstein” wurde unter der Nummer 125 im Vereinsregister des Amtsgerichtes Jena eingetragen.

Eine Woche nach Steiners Besuch auf dem Lauenstein, am 25. Juni 1924, begann – dank der Initiative der drei Jenaer Studenten – der Heilpädagogische Kurs. Dies waren grundlegende Vorträge Rudolf Steiners zur Begründung der Heilpädagogik. Man muss sich darüber klar sein, dass dieser Kurs damals nicht als öffentlicher Fachunterricht gehalten wurde, sondern im vertrauten Kreis als persönliche Unterweisung und Schulung dieser Menschen verstanden werden muss. Kinder aus dem Sonnenhof in Arlesheim wurden vorgestellt, darunter war Willfried Immanuel, ein Baby, das im Körbchen hereingetragen wurde.’

Over deze geschiedenis heb ik tien jaar geleden een hoofdstuk geschreven in het boek ‘Oog voor het individu. 75 jaar heilpedagogie. Nederland, Vlaanderen, Suriname’, met de pretentieuze titel: ‘De spirituele impuls van de heilpedagogie’. Ik ben er nog altijd trots op hoe goed het is gelukt om dat verhaal op papier te zetten. Het boek is trouwens bijna nergens meer te krijgen. Nu wil het toeval – maar wat heet – dat op diezelfde dag van 18 juni, vorige week dus, in Haarlem de officiële opening van een nieuw heilpedagogisch initiatief plaatsvond. Het bericht staat op de website van de Raphaëlstichting, met de titel ‘Rozemarijn viert dubbel feest’:

‘Met het “luiden” van zeven klankstaven werd de buurtschap Ferm Rozemarijn in Haarlem officieel geopend. Tevens werd het moment gemarkeerd dat Rozemarijn – dat begon als kinderdagcentrum in Heemstede – inmiddels zeven jaar bestaat.

Ferm Rozemarijn is de jongste loot van de organisatie. In de buurtschap, vlakbij het Spaarne, wonen kinderen met een meervoudige beperking, (begeleid zelfstandige) jongvolwassenen en gezinnen als buren samen. Er is ook een kleine bakkerij en er wordt onderhoud gepleegd aan een tuin. Dankzij diverse giften vanuit het bedrijfsleven is er sinds kort een paardenbak, een schuur en een dierenverblijf in gebruik.

’s Middag werd de binnentuin van de buurtschap in gebruik genomen. De Stichting Vrienden van Rozemarijn zamelde voldoende geld in om de tuinaanleg, de schommels en de tuinmeubelen te bekostigen. Zo is er een prachtige ontmoetingsplek ontstaan temidden van het hoefijzervormige gebouw!’

Ook heeft een nieuwe brochure het licht gezien, waarin alle activiteiten beschreven staan die in het kader van Rozemarijn en Ferm Rozemarijn worden ontplooid. Deze is te vinden op de website van Rozemarijn: ‘Klik hier voor de brochure’.

Het tweede item van vandaag betreft Hogeschool Helicon. Ik heb daarover uitgebreid bericht op 28 september 2008 in ‘Hogeschool Helicon’. Ik besprak het jaarverslag 2007. Daarin stond onder meer dit:

‘Het jaar 2008 is voor de hogeschool een belangrijk jaar. De drie opleidingen worden in dit jaar gevisiteerd door de NQA en moeten hun aanvraag voor de vernieuwing van de accreditatie bij de NVAO indienen. In 2009 zal de NVAO uitspraak doen. De verwachting is dat de uitkomst van de visitaties positief zal zijn en dat de NVAO een positief besluit zal nemen.’

Ik vind vandaag op de website van Helicon onder ‘Nieuws’ dit bericht met de titel ‘Accreditatie lerarenopleidingen basisonderwijs (pabo’s)’:

‘De NVAO heeft op 23 juni 2009 de aanvragen voor accreditatie van de pabo’s afgehandeld. Hogeschool Helicon is één van de pabo’s die deze week een positief accreditatiebesluit van de NVAO kunnen verwachten. Kijk voor meer informatie op www.nvao.net

NVAO blijkt te staan voor ‘Nederlands-Vlaamse accreditatie-organisatie’. Ga ik naar de aangegeven website, vind ik dit nieuws, gedateerd 24 juni:

‘De NVAO heeft op 23 juni 2009 de aanvragen voor accreditatie van de pabo’s afgehandeld. De instellingen hebben de aanvragen voor accreditatie gedaan op basis van rapporten van visiterende en beoordelende instanties (VBI’s). De NVAO heeft de aanvragen als cluster behandeld. Van de op 1 januari 2009 in behandeling genomen 27 aanvragen zijn er 16 beoordeeld door panels van NQA, 7 door panels van Hobéon Certificering B.V. en 4 door panels van Certiked B.V.’

Bij ‘Veelgestelde vragen’ is er ook een over ‘VBI’s, en hoe beoordeelt de NVAO hun kwaliteit?’ Het antwoord daarop luidt:

‘Instellingen nemen een Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI) in de arm om een opleiding te laten beoordelen. De VBI brengt een rapport uit aan de instelling. De instelling stuurt dat rapport vervolgens naar de NVAO die nagaat of het rapport beantwoordt aan de gestelde eisen, verifieert of de visitatiecommissie op grond van de voorhanden zijnde gegevens tot de juiste conclusies is gekomen en het oordeel van de VBI valideert.

Aan de werkwijze van een VBI worden hoge eisen gesteld en de NVAO toetst dat bij ieder VBI-rapport. De eisen die de NVAO stelt aan een VBI staan in het Protocol VBI’s.

De NVAO is in Nederland verplicht om jaarlijks een lijst van organisaties op te stellen die naar haar oordeel voldoen aan de criteria om visitaties te kunnen uitvoeren. Dat een VBI op deze lijst staat, is echter geen garantie dat een door dat VBI opgesteld rapport voldoende basis biedt voor accreditatie. De NVAO beoordeelt ieder VBI-rapport op zijn merites en komt tot een eigenstandig oordeel. Het is mogelijk dat de NVAO oordeelt dat de VBI haar werk niet goed heeft gedaan en dat de NVAO geen accreditatie kan verlenen. In dat geval wordt aanvullend onderzoek verricht en blijft de huidige accreditatiestatus van de opleiding gelden.’

Terug naar het nieuws van 24 juni:

‘De rapporten laten zien dat de aandacht voor het verwerven van “kennis en inzicht” over de hele linie is toegenomen. Bovendien wordt duidelijk dat de opleidingen meer aandacht zijn gaan geven aan het “evidence based”-handelen van aankomende leraren door het opnemen van “onderzoeks-lijnen” in het curriculum. Verder valt op dat stevig wordt ingezet op een versterking van het docentencorps van de pabo’s, zowel door het aantrekken van nieuwe docenten, als door een professionalisering van de zittende staf op inhoud en didactische vaardigheden. Men kan dus concluderen dat de pabo’s een goede uitvoering hebben gegeven aan de beleidsagenda Lerarenopleidingen, zoals overeengekomen tussen de staatssecretaris en de HBO-raad.

Toch zijn waarschuwingen nog niet overbodig. In veel rapporten valt te lezen dat blijvende aandacht nodig is voor de borging van het hbo-niveau van de studenten. Dat geldt zowel voor de wijze waarop de studenten worden getoetst in assessments en tentamens, als voor het niveau dat wordt gerealiseerd in de afsluitende werkstukken en stageverslagen. De diepgang, de verbinding tussen theorie en praktijk en het laten zien hoe men de verworven kennis en inzichten kan toepassen, verdienen nog meer aandacht. Een behoorlijk aantal pabo’s heeft inmiddels overtuigend bewijs geleverd van een succesvolle aanpak op dit terrein, andere hebben vooral in 2008 nog maatregelen genomen.

De NVAO heeft op grond van zijn eigenstandig oordeel over wat de rapporten vermelden, besloten 7 opleidingen nu nog niet te accrediteren, juist op grond van de noodzaak om geen twijfel te laten bestaan over de borging van het hbo-niveau (...)’.

Nu blijkt dat Helicon niet bij deze zeven zit.

‘De andere pabo’s zullen de komende week een positief “voornemen tot besluit” ontvangen, een aankondiging van een positief accreditatiebesluit.’

Dit zijn er veertig, en hier zit Helicon expliciet wel bij. Wel geldt nog dit:

‘Tot slot dient nog een aantal afrondende opmerkingen te worden gemaakt (...)

de oordelen van de panels van de verschillende VBI’s kunnen niet met elkaar worden vergeleken. Dit wordt vooral veroorzaakt door de verschillende wijzen waarop de VBI’s het oordeel “goed” hebben gedefinieerd. De beoordelingsrapporten van NQA bevatten mede daarom aanzienlijk vaker het oordeel “goed” dan die van Hobéon en Certiked (...)’

Maar niettegenstaande dat feit, mag Helicon dus binnenkort een ‘positief accreditatiebesluit’ verwachten.

Dan het derde item van vandaag. Daarvoor keer ik weer terug naar eergisteren, naar de bijdrage van 23 juni met de titel ‘Poll’. Ik meldde een bericht op de website van Biologica, ‘Cruciale ontwikkelingen in gentechdebat’:

‘De komst naar Nederland van Percy Schmeiser op 23 en 24 juni 2009 valt samen met cruciale ontwikkelingen in het Nederlands gentechdebat. Schmeiser, die een jarenlange strijd voerde met de gentechindustrie in Canada, geeft vandaag twee lezingen in Nederland.’

Zijn bezoek is nu achter de rug, en meteen heeft Biologica een verslag opgenomen. Twee verslagen eigenlijk. Biologica levert opvallend goede verslagen van zulke gebeurtenissen, en snel. Elders kom ik die niet tegen. Daarom neem ik ze hier graag over. Het eerste is getiteld ‘Voor het eerst in tien jaar: Monsanto en Schmeiser in zelfde zaal’. Dit bericht volgt nu in zijn geheel:

‘Percy Schmeiser, de Canadese boer die in 2007 de “Right Livelihood Award” kreeg voor zijn strijd voor boerenrechten en tegen gentech in de landbouw, gaf gisteren twee lezingen in Nederland. 's Middags in Den Bosch lag de nadruk op patentrecht. ’s Avonds was er een lezing in Wageningen bij de WUR [Wageningen University Research, MG], in een afgeladen zaal vol studenten. Zeer bijzonder aan deze bijeenkomst was, dat ook Pim Lindhout, directeur R&D [Research and Development, dus Onderzoek en Ontwikkeling, MG] van De Ruiter Seeds, een Nederlandse dochter van Monsanto, aanwezig was en zijn eigen verhaal vertelde. Het was volgens een woordvoerder de eerste keer in tien jaar tijd dat een hooggeplaatste functionaris van Monsanto rechtstreeks in debat ging met Percy Schmeiser.

Percy Schmeiser hield zowel in Wageningen als in Den Bosch een vurig pleidooi tegen co-existentie en tegen het toelaten van gentechgewassen, gebaseerd op zijn eigen ervaringen en op de huidige situatie in Canada. Pim Lindhout – Priusrijder – ging in op het slechte imago van Monsanto en stelde dat het Monsanto zoals hij het ervaart, een ander bedrijf is dan uit de verhalen naar voren komt. Van Pim Lindhout kwam ook een van de meest verrassende uitspraken van de avond: “De honger in de wereld is een kwestie van distributie”. Een opvallende uitspraak, want voorstanders van gentech in de landbouw gebruiken vaak het argument dat gentech nodig is om de voedselproductie te verhogen (daarbij negerend dat Roundup Ready mais en soja in de VS de opbrengsten niet hebben verhoogd tijdens 13 jaar commercialisering). Jurist Bernd van der Meulen ten slotte plaatste kanttekeningen bij de rechtszaak Schmeiser-Monsanto.

De studenten werden tussen twee visies heen en weer geslingerd. Een ontroerende bijdrage aan de avond kwam van een student uit Maleisie, die zichtbaar aangedaan vroeg: “Ik kom uit een ontwikkelingsland. Jongeren daar worstelen met de vraag, wat we moeten kiezen. Moeten we kiezen voor onszelf en carriere maken bij grote bedrijven als Monsanto waar je veel geld kunt verdienen... maar met alles wat daarbij komt? Of moeten we iets anders kiezen? Wat is ons alternatief? Het is heel moeilijk voor ons om daarin te kiezen.”

In dit bericht vindt u een weergave van het verhaal dat Percy Schmeiser ’s middags in Wageningen hield, en in grote lijnen overeenkwam met zijn verhaal in Wageningen. Een weergave van de overige sprekers in Wageningen en Den Bosch volgt.’

Van het genoemde tweede verslag neem ik alleen het begin over, dat is al veelzeggend. En ook lang genoeg. Het bericht heeft deze titel gekregen: ‘Percy Schmeiser, Den Bosch, 23 juni 2009: “Jullie kunnen nog kiezen”.’

‘Nog geen week geleden sprak Percy Schmeiser in Duitsland voor 2500 man publiek. Gisteren was hij in Nederland, in Den Bosch: een collegezaaltje met zo’n 45 aanwezigen. Schmeiser reist de wereld rond om te waarschuwen voor de introductie van gentech in de landbouw. In 2007 kreeg hij samen met zijn vrouw Louise de Right Livelihood Award, de “Nobelprijs” voor duurzaamheid. Zijn boodschap was luid en duidelijk: “Jullie kunnen nog de keus maken. Co-existentie is in Canada volstrekt onmogelijk gebleken. Wij waren niet gewaarschuwd. Jullie nu wel.” Dit is het verhaal dat Percy Schmeiser (79) gisteren hield:

“De ouders van mijn vrouw komen uit Boedapest en Luxemburg. Mijn eigen voorouders komen uit Wenen, Zwitserland en Duitsland. Zij vestigden zich in het westen van Canada, in Saskatchewan. Daar ben ik blij mee, want het is goede landbouwgrond die je voor veel gewassen kunt gebruiken. Wij waren al 50 jaar boer voordat de hele geschiedenis met Monsanto plaatsvond. We verbouwden koolzaad en we waren een bekende koolzaadveredelaar in mijn streek. Na 50 jaar hadden we de belangrijkste koolzaadproblemen overwonnen. Ik was ook actief in de locale overheid, op het gebied van landbouw. Alles wat ik in mijn leven tot mijn leven had gedaan, was gelieerd aan het boerenbestaan.”

“In Canada kwam de gentech in 1996. Er werden 4 gentechgewassen geïntroduceerd: maïs, katoen, soja en koolzaad. Monsanto beloofde de boeren meer opbrengst, minder chemicaliën, meer voedingswaarde. Bijna alle boeren gingen overstag, vooral vanwege het argument minder chemicaliën. Dat is wat ze graag wilden. Minder spuiten. We kregen ook te horen: we zullen nu altijd duurzame landbouw hebben.”

De patentrecht zaak
“Twee jaar na de introductie, in 1998, bleek er GMO koolzaad op ons land te staan. Monsanto klaagde ons aan, omdat wij inbreuk op het patent zouden hebben gepleegd. Wij hadden echter nooit zaad van Monsanto gekocht of contact met ze gehad. Wij schrokken: we zeiden tegen Monsanto: we zijn al vijftig jaar bezig met veredelen van zaad, en als jullie ons land hebben besmet, zijn jullie aansprakelijk. De zaak ging naar het federale hof van Canada. Daar zat niemand in de jury of op de rechterstoel die verstand had van landbouw. De rechter besliste toen iets dat wereldnieuws werd. De rechter zei: het maakt niet uit hoe je land is besmet: of het nu kruisbestuiving is, of wind, of dieren, of insecten. Als het koolzaad het gepatenteerde gen bevat, heeft Monsanto er rechten op. Je bent dus geen eigenaar meer van je zaad, maar Monsanto wordt eigenaar. Het ergste was dat al mijn zaden, 50 jaar onderzoek, ook ineens bezit van Monsanto waren geworden. De rechter stelde verder dat het gehalte van vervuiling geen verschil maakte. Als er een beetje GMO inzit, ben je geen eigenaar meer van je zaad. Dit alles was onacceptabel voor ons.”

“Drie jaar later hadden we 300.000 dollar uitgegeven aan de zaak. We gingen in hoger beroep. En daar bevestigde de rechter weliswaar niet alle punten, maar het eindoordeel werd overgenomen. De enige weg die nog voor ons open was, was het Hooggerechtshof. We waren ontzettend blij dat die de zaak aannam. Het ging daar om patentrecht, de rechten van boeren om hun eigen zaad te vermeerderen en om de vraag: “Wie is eigenaar van het leven?” “Who owns life”? Voordat de zaak voorkwam bij het Hooggerechtshof, begon Monsanto twee nieuwe rechtszaken tegen ons. Ze eisten een miljoen dollar, omdat we koppig waren, omdat we niet meewerkten, etc. Toen ze erachter kwamen dat we een hypotheek op ons huis en grond hadden om de rechtszaak te bekostigen, probeerden ze het huis af te pakken. Het Hooggerechtshof besliste uiteindelijk dat we niks hoefden te betalen. Elke partij moest zijn eigen juridische kosten dragen. Voor Monsanto was dat 2 miljoen, makkelijk op te brengen. De zaak was een testcase voor ze geweest, om te kijken hoever ze konden gaan. Wij waren opgekomen voor de rechten van boeren rond de wereld, en dat kostte ons een half miljoen.”

“De conclusie was: het patent van Monsanto op haar gen is geldig. En alles waar dat gen in gaat zitten, is vervolgens van Monsanto. Dat heeft de rechter in Canada besloten. Monsanto dacht op dat moment dat ze een overwinning hadden behaald. Maar nu krijgen ze de terugslag: want als je een gen in een omgeving plaatst waar je het niet kan controleren, ben je ook aansprakelijk voor de schade die het gen aanricht. Wij stopten op ons bedrijf met koolzaad, omdat het niet meer gentechvrij te telen was. Maar na een jaar of twee stond het weer op ons veld: GMO-koolzaad. Wij zeiden tegen Monsanto: dit is jullie koolzaad, we willen dat jullie elk plantje van onze 1500 hectare verwijderen. En dat beloofden ze te doen! Maar 2 dagen van tevoren stuurden ze ons een contract. Mijn vrouw is nooit boos, maar als ik haar ooit boos heb gezien, was het toen. In het contract stond dat we Monsanto de rest van ons leven nooit meer voor de rechter mochten dagen, wat voor besmetting er ook zou plaatsvinden. En we mochten nooit meer tegen de pers praten over de zaak.”

“We weigerden. Dus besloot Monsanto niet op te ruimen. We lieten de planten zelf opruimen, en stuurden de rekening – 640 dollar – naar Monsanto. Die weigerden ze te betalen, dus gingen wij naar de rechtbank. We sleepten dit miljoenenbedrijf voor de rechter. En ze werden gedwongen om een schikking met ons te treffen. Ze hebben de rekening betaald, zonder dat wij het contract hadden getekend, en zonder zwijgplicht. Dat was een belangrijke overwinning. Het betekent dat Monsano ook aansprakelijk is voor de schade die het aanricht.”’

Wie nog meer wil weten over de gevolgen in Canada, moet zelf het verslag verder lezen.

woensdag 24 juni 2009

Johannesfeest

Een prachtig initiatief van Wilfried Nauta heeft vandaag zijn vervolg gekregen. Hij schrijft namelijk vandaag op de homepage van website AntroVista, waarvan hij webmaster is, onder de titel ‘Nieuwe weekspreukenkalender’:

‘Versie 7 van AntroVista’s Weekspreukenkalender is zojuist verschenen en is gratis te downloaden. Deze digitale kalender was al heel handig, maar heeft nu nog meer mogelijkheden.

Voor bestaande gebruikers is dit een aanbevolen update, voor nieuwe gebruikers een goede gelegenheid om kennis te maken met dit prachtige werk van Rudolf Steiner.

Klik hier voor de weekspreukenkalender...

Wanneer je op die link klikt, komt dit tevoorschijn:

‘Gratis download – Versie 7 – Joanni 2009
Deutsches Installationsprogramm verfügbar!’

Verder staat er:

‘Dit programma is de omzetting van Rudolf Steiners Seelenkalender voor PC en Mac. Het berekent voor ieder jaar de datum van Pasen en telt vanaf daar de weken. Daardoor krijgt u bij het opstarten van het programma altijd de actuele weekspreuk te zien.

Door gebruik te maken van de specifieke mogelijkheden van de computer, biedt het bovendien bijzondere functies waarmee u de structuur en de onderlinge samenhang van de spreuken leert doorgronden. Daar kan geen papieren boekje aan tippen..!’

Weekspreuken, zielenkalender... weet u wat dat is? Er is een mooie tekst van Jens Prochnow uit 2003 beschikbaar, ook op AntroVista trouwens, waarin hij dit uit de doeken doet. Het valt onder de categorie ‘Antroposofische sleutelbegrippen deel 2’ en heeft als titel ‘Wat is een zielenkalender?’ Het staat ook op de website van Info3, maar is in het Nederlands vertaald (overgenomen met toestemming van AntroVista):

‘Als men regelmatig antroposofische bijeenkomsten bezoekt, ontmoet men vroeger of later een vriendelijke en onschuldig ogende oudere heer die in het bezit is van een merkwaardig miniatuurboekje. Uit dat boekje draagt hij vrijwel onbegrijpelijke spreuken voor. Maak je geen zorgen, het zijn heus geen toverspreuken. Je hebt hier te maken met het antroposofische weekspreukenboekje, de zielenkalender (“Seelenkalender” in het Duits). Zielenkalender? Hoezo zielenkalender, heeft mijn ziel dan een kalender nodig? Het antwoord op deze vraag is: ja.

Zoals iedereen weet heeft een jaar 52 weken. Ook is bekend dat iedere week weer anders is, hoewel je met die wetenschap weinig opschiet. De weken onderscheiden zich namelijk niet alleen van elkaar door de mensen die ik ontmoet, door de gebeurtenissen die plaatsvinden of door de ervaringen die ik opdoe. Bekijk ik het jaar als geheel, dan zie ik het specifieke ritme ervan: de wisseling der jaargetijden. Herfst en winter vinden niet zomaar toevallig plaats. Ze zijn de natuurlijke uitdrukking van krachten die niet alleen met de aarde samenhangen. Hoewel ik op de aarde leef, de leidraad voor mijn beleven vindt zijn oorsprong ergens anders.

Ik kan natuurlijk doen alsof deze leidraad niet bestaat. Ik kan voor mezelf van de zomer een winter maken en van de lente een herfst. Tegenwoordig kan ik op donkere winteravonden toch net zo lang lezen als ik wil, en ik kan midden in de zomer skiën of schaatsen. Dat was tot voor kort helemaal niet mogelijk. Wellicht dat het juist daarom interessant is om me aan de hand van Steiners spreuken weer vertrouwd te maken met het beleven van het jaarverloop. Misschien alleen ter ondersteuning, om datgene te hervinden waarvan ik me vervreemd heb.

52 spreuken, voor iedere week eentje. Het begint al goed met de eerste spreuk op Pasen: “Wenn aus den Weltenweiten / die Sonne spricht zum Menschensinn...” (“Als uit de wereldverten / de zon spreekt tot de mensenzin...”) Een klein probleempje komt hier om de hoek kijken: de zon spreekt helemaal niet, tenminste niet tegen mij. Hoeveel dames en heren deze spreuk ook voordragen, ik hoor helemaal niets. Als ik me met Steiners werk bezighoud, moet ik me voortdurend voor ogen houden in welk deel van de realiteit ik me precies bevind. En als ik een realiteit kon vinden waarin zonnen konden spreken, dan moest ik mij zo snel mogelijk daarheen reppen.

In 26 spreuken wordt een weg gegaan van aardse uit-stroming in het kosmische en de gelijktijdige kosmische her-in-nering in het aardse. Dit motief keert precies tussen de 26ste en 27ste spreuk weer om. De 52ste, de laatste spreuk, slaat hierdoor de brug van de eerste naar de laatste spreuk: “Wenn aus den Seeltiefen / der Geist sich wendet zu dem Weltensein...” (“Als uit zielendiepten / de geest zich wendt tot het zijn der wereld...”) Zo heeft iedere spreuk van de kalender zijn “tegenspreuk”. Door spreuk en tegenspreuk ontmoeten binnen en buiten elkaar. Innerlijk wordt uiterlijk en omgekeerd: er ontstaat een belevingsinhoud.

Dit is de eerste opgave die de spreukenkalender me stelt: iedere beweging heeft een tegenbeweging. Ieder van de 52 spreuken heeft een tegenspreuk. Dat is een uitdaging omdat het me tot actie dwingt. Het liefste zou ik me ’s morgens na het opstaan onderdompelen in mijn spreuken, om daarmee “een met het al” te worden. Maar ik merk dat het helaas niet zo simpel ligt. De spreukenkalender geeft me alleen een stevige duw in de goede richting. Maar de rest moet ik toch echt zelf doen.

Er is echter nog een tweede opgave: deze spreuken zijn alleen geldig voor het noordelijke halfrond van de aardbol. Terwijl ik in de diepste winter leef, me net als de aarde geheel in mezelf terugtrek, is het op het zuidelijke halfrond hoogzomer, uitstroming dus. Op de tegenovergestelde pool van mijn bestaan moet de tegenspreuk gelden, zodat ik de tegenwoordige tijd niet alleen tijdelijk maar ook ruimtelijk kan beleven. Als ik deze gedachte consequent doorvoer, zou ik iedere dag alle 52 spreuken moeten lezen, omdat ieder van deze spreuken ergens op de wereld van toepassing is.

Spreuk en tegenspreuk, dat klinkt behoorlijk ingewikkeld en theoretisch, maar is het in de praktijk niet. Alle beschouwingen hebben iets ingewikkelds en theoretisch. Het omgaan met de weekspreukenkalender bestaat er niet uit dat men er lang over filosofeert, maar dat men met de spreuken leeft. Ik kan ze me op formele bijeenkomsten laten voorlezen, maar ik kan ze ook meenemen op mijn levensreis.

De spreuken zijn nu al meer dan 90 jaar oud, en makkelijk toegankelijk zijn ze niet. Waarom zou ik er niet zelf iets bij gaan schrijven? Het is geheel legitiem om mijn gedachten, belevingen en opmerkingen in de spreukenkalender te noteren. Ik ga mijn weg alleen, maar anderen begeleiden me. Vele duizenden mensen houden zich geregeld bezig met de spreuken van de antroposofische zielenkalender. Die kan ik ontmoeten en dan gaan we samen verder. Misschien een klein stukje, misschien wel een leven lang.

Ter opluistering van het dagelijkse leven zijn er op internet maar liefst twee versies van de Zielenkalender te vinden. Op de site van www.anthroposophy.net moet je op “Calendar of the soul” klikken om de actuele (Duitse) spreuk op het scherm te krijgen. En nog comfortabeler: op AntroVista is via het menu “Extra!” de digitale versie van het spreukenboekje gratis te downloaden voor Windows, Mac en Linux (menu’s in het Nederlands, spreuken in het Duits).

Het spreukenboekje ziet er erg leuk uit, maar daar gaat het niet om. Wil er werkelijk een “zielenjaar” uit ontstaan, dan moet ik er mee aan het werk, en wel zielsmatig. Dat “zielsmatig” betekent: met woede, extase, vreugde, pijn, droevenis, liefde, haat, verontwaardiging, hebzucht. Als ik niet genegen ben deze emoties te ondergaan, kan ik beter iets anders dan het werk van Rudolf Steiner gaan bestuderen. Want Steiner heeft beter verdiend.

Jens Roland Prochnow
De auteur is medewerker van het Rudolf Steiner Archiv in Dornach.

Literatuur:
– Rudolf Steiner, “Die Wochensprüche des anthroposophischen Seelenkalenders im Doppelstrom der Zeit beider Hemisphären.” Rudolf Steiner Verlag. 144 Blz., € 20,00.
– Rudolf Steiner, “Der Jahreskreislauf als Atmungsvorgang der Erde und die vier großen Festzeiten.” Rudolf Steiner Verlag. 174 Blz., paperback Tb 719 (€ 9,00) of gebonden in violet linnen GA 223 (€ 26,00).
– Een Nederlandse vertaling van het spreukenboekje is uitgegeven als “Meditaties voor de weken van het jaar” door Uitgeverij Christofoor in Zeist. (€ 19,90 - ISBN 90 6038 4687)
– Uitvoerige beschouwingen zijn ook te vinden in het boekje van H.D. van Goudoever: “Eine Betrachtung über den antroposophischen Seelenkalender.” Vrij Geestesleven, Zeist en Mellinger Verlag, Stuttgart. ISBN 90 6038 0460. Het is uitgegeven in 1975 en momenteel alleen nog antiquarisch te verkrijgen.

Vertaald en gepubliceerd door AntroVista met toestemming van Info3: www.info3.de

© 2003 AntroVista’

Een paar kleine kanttekeningen: de genoemde website www.anthroposophy.net bestaat niet meer. Trouwens, Jens Prochnow werkt zover ik weet al geen tijden meer bij het Rudolf Steiner Archiv in Dornach, Zwitserland (de link in de tekst daar naartoe werkt ook niet meer – wie weet wel precies daarom). En dan het bij de literatuur opgegeven boek van Steiner over de jaarfeesten, dat is sinds 2005 in het Nederlands beschikbaar in de reeks van de Rudolf Steiner Vertalingen onder de titel ‘De kringloop van het jaar’. Het menu ‘Extra!’ bestaat op AntroVista ook niet meer. Je moet er nu anders komen (behalve dus de mogelijkheid die vanaf vandaag op de homepage wordt geboden): dat gaat via ‘lees, luister, bekijk’ in het rechtermenu, dan naar ‘antroposoftware’, om uiteindelijk te klikken op ‘weekspreuken’. Zo kom je er ook.

Er zijn tegenwoordig plenty mogelijkheden om op internet de weekspreuken te vinden. Maar het moet gezegd, zo mooi uitgevoerd als deze bij AntroVista is er geen. Er is een leuke Belgische versie, met een kleurenverloop om het verloop in het jaar weer te geven. Er is een eenvoudige, maar wel volledige Duitse versie. Dan is er nog een andere Duitse, die verdacht veel lijkt op die van AntroVista, ook met dezelfde uitgebreide functies (waar ik straks nog op terugkom). Er is ook een interessante Engelstalige, meerdere trouwens (maar die laatste is een beetje petieterig).

Goed, weer terug naar Wilfried Nauta. Hij schrijft bij zijn installatieprogramma ook nog het volgende, onder het kopje ‘Nieuwe mogelijkheden van versie 7’. Hierbij gaat het mij vooral om wat Jens Prochnow aangeeft over het fenomeen ‘tegenspreuk’. Dat is een reuze praktische functie bij deze installatie, samen met het jaarkruis, die een heleboel geblader en gezoek in een boekje besparen kunnen en trefzeker leiden naar met elkaar samenhangende spreuken (hoewel het dan, zoals Jens Prochnow beschrijft, nog een hele tijd kan duren voordat je al die spreuken verinnerlijkt hebt, zodat ze je ook werkelijk iets kunnen gaan zeggen):

‘Bij de installatie wordt een kleine spreukenkalender op uw Windows desktop geïnstalleerd.
Door een klik op deze kleine kalender verschijnt de grote versie van het programma:

In deze grote kalender kunt u:
– bladeren door de spreuken
– spreuken printen
– kiezen uit vier manieren om de actuele week te berekenen
– Nederlandse vertaling en Duits origineel naast elkaar weergeven
– de datumtoelichting van 1912 of 1918 weergeven
– de onderlinge samenhang van de spreuken zichtbaar maken via de unieke functies jaarkruis en tegenspreuk
– de toelichting en geschiedenis van de weekspreuken lezen.’

Dat laatste, die toelichting en geschiedenis van de weekspreuken, is heel interessant. Wilfried Nauta schrijft daar onder ‘Jaarkruis en tegenspreuk’:

‘Bij het bestuderen van de spreuken kan het opvallen dat de reeks een wonderlijke, organische structuur heeft. De aanwezige ritmes en onderlinge samenhangen worden goed zichtbaar als u gebruikt maak van de functies jaarkruis en tegenspreuk.

De functie jaarkruis toont spreuken die in het jaarverloop tegenover elkaar liggen. In de gedrukte versies waren de samenhangende spreuken voorzien van overeenkomende hoofdletters. Dit werd echter in de verschillende uitgaven telkens anders gedaan, waardoor onduidelijk is ontstaan. Daarom wordt hier van deze aanduidingen geen gebruik gemaakt. Het jaarkruis laat eenvoudigweg de samenhangende spreuken samen zien en toont bovendien de twee spreuken er kruiselings mee verbonden zijn.

De functie tegenspreuk toont een andere samenhang, met telkens twee spreuken die elkaars innerlijke tegenhanger vormen. De oplopende reeks spreuken 1 t/m 52 corresponderen hierbij met de teruglopende reeks 52 t/m 1. Daardoor ontstaan de paren 1-52, 2-51, 3-50, enzovoort tot 52-1.’

En dit is zijn verantwoording bij zijn Nederlandse vertaling:

‘Al eerder werden de weekspreuken vertaald, in 1978 door Doorlie Gerdes, in 1983 door Johan Theissen en in 1991 door Wijnand Mees. De vertaling in dit digitale spreukenboekje is echter een geheel nieuwe. Ik heb geprobeerd om zo dicht mogelijk bij de inhoud – feitelijk en meditatief – van het origineel te blijven. Dichterlijke vrijheden heb ik geheel vermeden.

Het was noodzakelijk om bijzonder creatief met de taal om te gaan om de meditatieve kracht van de spreuken te behouden. Daarom heb ik onder meer gebruik gemaakt van woorden die in het Nederlands niet (meer) tot het alledaagse taalgebruik horen. Soms ook kon ik woorden gebruiken die bij de vorige vertalingen nog niet in deze betekenis beschikbaar waren, maar die tegenwoordig deel uitmaken van onze taalschat.

Voor suggesties en commentaar sta ik open, correcties zullen in een volgende versie verwerkt worden.’

Nu heb ik nog één ding. Er wordt immers niet voor niets aangegeven dat deze versie nr. 7 dateert van ‘Joanni 2009’. Vandaag is het 24 juni, de feestdag van Johannes de Doper. Oftewel het Johannesfeest (‘Johanni’ is het Duitse woord hiervoor), dat rechtstreeks tegenover het kerstfeest staat. We bevinden ons halverwege het jaar opnieuw op een keerpunt in het jaarverloop. Dat kunnen we niet ongemerkt voorbij laten gaan. Gelukkig heb ik in de la nog een oud artikel van mij liggen over dit feest. Het is van juli 1987 en verscheen destijds in het kwartaaltijdschrift ‘De Zonnehuizen’, voor ouders en medewerkers van deze heilpedagogische instelling voor kinderen met een beperking (het daarin genoemde Stenia is onderdeel hiervan). Het heet ‘De zomertijd en het feest van Johannes’:

‘Een chique uitziend dametje, op hoge hakjes, met een parapluutje en een tasje, bestijgt haar glimmende, zwarte oude-damesfiets. Achterop zit nog een dametje, met handschoentjes en een piekfijn verzorgd kapsel. Wanneer ze een eindje gefietst hebben, stoppen ze, stallen de fiets tegen een boom en trippelen arm in arm weg om te gaan winkelen. Dan begeven, wantrouwend om zich heen kijkend, in gebogen houding, twee onguur uitziende types zich sluipend in de richting van de onbewaakt achtergebleven fiets. Vliegensvlug grissen ze de fiets van de boom weg en proberen ze uit het zicht te verdwijnen. De dametjes echter hebben het vanuit de verte gezien en roepen luid gillend: “Houd de dief! Houd de dief!” Nonchalant maar toch waakzaam doet toevallig een agent met een fraai verzorgde snor en gestoken in een keurig gesteven uniform, op dat moment daar net zijn ronde. In een flits doorziet hij de situatie: hij blaast op zijn fluitje en direct wordt daarop de achtervolging ingezet. Door dit doortastende optreden worden de boeven binnen een mum van tijd bij hun kladden gegrepen en in de gereedstaande traliewagen opgesloten. De politieagent die zich zo uitstekend van zijn taak gekweten heeft, wordt door de twee dametjes uitvoerig bedankt omdat hij de hun ontfutselde fiets terugbracht.

Vorig jaar speelde zich deze scène of op het Stenia-terrein, tijdens het Johannesfeest. Het was één van de presentaties die op dat feest door de groepen verzorgd werden. Deze scène werd ten tonele gebracht door een groep met grote pubers die, wat het algemene Stenia-niveau betreft, tot de zwakkere behoorde. De groepsleiding had gezorgd voor een krachtige vormgeving: een duidelijke aankleding en een strakke regie, zodat het gespeelde goed over het voetlicht kwam. Op deze manier waren de rollen die de kinderen toebedeeld hadden gekregen tot echte typetjes geworden: het dametje, de politieagent en, compleet met bijbehorend streepjespak, de dief. Dat dit echter niet als belachelijk overkwam was, behalve aan het bovenstaande, volgens mij ook te danken aan het feit dat het gegeven aan de werkelijkheid ontleend was. Van één van de kinderen zelf was de fiets gestolen; dat maakte dat ze het levensecht kon spelen. Aan de reacties van het publiek, waaronder vele ouders waren, was te merken dat men het heel geslaagd vond.

Het Johannesfeest wordt in het begin van de zomer (24 juni is de dag van Sint Jan, oftewel Johannes) gevierd. Op Stenia worden er dan, op een open plek in de buitenlucht, in een grote kring banken opgesteld waarop alle kinderen en volwassenen plaatsnemen. Er zijn dan de meest vreemdsoortige uitdossingen te zien, waarvan niet duidelijk is wat die te betekenen zullen hebben. Want iedere groep heeft in het diepste geheim iets voorbereidt dat niet eerder dan op de dag van dit feest tevoorschijn treedt. Wanneer het begint plaatst de ene groep na de andere zich in het midden van de kring om aan de aanwezigen te tonen waar men al die tijd in het verborgene aan gewerkt heeft. Elke keer is het weer een verrassing wat de kinderen samen met de groepsleiding laten zien. Het kan een sketchje, een eenvoudig lied, een sprookjesmotief of een groots spektakel zijn; alles is in principe mogelijk.

Het meest geslaagd wordt een presentatie wanneer er zowel iets in gebeurt, als dat er iets zichtbaar gemaakt wordt. Een gebeuren in de tijd, een afwikkeling waardoor er een verandering van het ene in het andere plaatsvindt, voorkomt dat het een statisch geheel blijft. Het neemt de toeschouwer mee met de gebeurtenissen die zich voor zijn oog afspelen. De tweede voorwaarde voor een geslaagde uitvoering is het zichtbaar maken, tot in alle details aan toe. Het in beeld brengen van het onderwerp dat men gekozen heeft met alle uiterlijke middelen die men gebruikt. Wanneer dat niet kan is het gekozen onderwerp eigenlijk niet geschikt voor een presentatie. Een belangrijk middel om dit tot stand te brengen is de fantasie. Met de fantasie zó met de uiterlijke middelen te werk gaan dat wat men creëert, uiteindelijk meer is dan wat men in de uiterlijke werkelijkheid om zien heen al aantreft.

Zo bezien betekent een presentatie op het Johannesfeest het zelf creatief worden in het maken van een beeld, waarvan de buitenkant zo wordt vormgegeven dat daar doorheen iets sprekends tot uitdrukking komt. Het wint aan zeggingskracht naarmate de “binnenkant”, “invulling”, “inhoud” of hoe men het ook noemen wil, in hogere mate door de “buitenkant” tot uiting wordt gebracht. Wanneer dit principe veralgemeniseerd wordt en niet alleen gebruikt wordt voor het opvoeren van een presentatie, dan komt men bij het gebied van de kunst. Of liever gezegd, de kunstzinnigheid. Want de echte kunst wordt niet zo gauw gerealiseerd, die is niet voor iedereen bereikbaar. Maar het in een kunstzinnig proces stappen kan wél iedereen. Het “kunstzinnig scheppend bezig zijn” hoort naar mijn smaak heel direct bij het Johannesfeest.

Hiermee is voor mij tegelijkertijd ook beantwoord, waarom het op de bovenomschreven wijze vieren van een feest juist op het Johannesfeest plaatsvindt. Naar buiten toe wordt getoond wat men naar binnen toe verworven heeft. Dit gaan van binnen naar buiten vindt men ook terug in het jaarverloop en de plaats die het Johannesfeest daarbij inneemt. In de zomer hoort het lekker warm te zijn met een stralende zon aan de blauwe hemel en een verkwikkende schaduw opgeworpen door het groene loof aan de bomen. De mensen bevinden zich buiten: hoe fijn is het bijvoorbeeld om in het gras van een weiland te zitten, te kijken naar allerlei grazende dieren, zoals koeien, paarden, geiten en schapen, en te luisteren naar zingende vogels, terwijl insecten tot vervelens aan toe af en aan vliegen. Alles is naar buiten gericht. Wanneer het eind juni is, heeft de natuur sinds het begin van het voorjaar al een hele weg afgelegd: na het uitbotten in april en het bloesemen in mei, heeft het in juni zijn eerste volheid bereikt. Het zogenaamde St. Janslot, dat bijvoorbeeld heel goed aan eiken is te zien: op de bladeren die al veel eerder zijn uitgekomen bevindt zich eind juni opeens een nieuwe scheut, dat er wat rood uitziet – dit St. Janslot is de laatste uitloper van die weg. Het Johannesfeest markeert dat dit punt bereikt is.

Het vormt een grote tegenstelling met de wintertijd: omdat het toen buiten koud en onaangenaam was, moesten de mensen het zich binnen zelf behaaglijk maken. Hierdoor kon er juist in deze tijd van het jaar iets heel innerlijks tussen de mensen ontstaan. Er kon warmte tussen de mensen heersen, die in het jaar dat volgt zijn weg gaat en die juist in de zomer de gelegenheid krijgt naar buiten te treden om zich in de buitenwereld te tonen. In de winter kan in het innerlijk zielewarmte gevonden worden, terwijl in de zomer van buitenaf de uiterlijke warmte de mens tegemoet komt. Zo heeft het Johannesfeest zijn plaats in het jaarverloop in de zomertijd.

De vraag kan opkomen waarom het eigenlijk het feest van Johannes heet. Met Johannes wordt bedoeld Johannes de Doper. Het is het Johannes-evangelie waarin hij het uitgebreidst genoemd wordt. Dat begint met de beroemde woorden: “In het begin was het woord, en het woord was bij God, goddelijk was het woord; dit was in het begin bij God”. Daarmee wordt direct uitgedrukt dat er iets in verschijning treedt, want een woord is pas waarlijk een woord wanneer het ook daadwerkelijk uitgesproken wordt, en niet alleen een innerlijk bestaan leidt. Algauw volgt hierop, in dezelfde beroemde proloog: “Er is een mens geworden, van God gezonden, zijn naam is Johannes”. Dat is überhaupt de eerste mens van wie in dit evangelie sprake is. Even verderop staat er: “Hij was niet het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht”.

Daarmee is het belangrijkste van Johannes en zijn zending gezegd. Hij is de mens die zorg draagt voor de verschijning van Christus door de doop in de Jordaan. Dat feit wordt in alle evangeliën vermeld. Daarna wordt er nauwelijks nog iets van hem vernomen. Enige tijd later wordt hij onthoofd. Zijn eigenlijke taak was het duiden op Christus en het helpen Christus tevoorschijn laten treden. Het is alsof deze kwaliteit overgenomen wordt door de evangelist met dezelfde naam door middel van het schrijven van het Johannes-evangelie. Daarin wordt op bijzondere wijze weergegeven wat in de andere evangeliën op die manier niet terug te vinden is.

Daar zijn bijvoorbeeld uitspraken van Christus over zichzelf, die getuigen van een voor ons ongekend zelfbewustzijn: “Ik ben het licht der wereld” of “Ik ben het brood des levens”. Tegenover dit zich zo in de wereld plaatsen zijn er in het Johannes-evangelie nog andere uitspraken van Christus, die dit in het juiste evenwicht brengen en laten zien waar deze kracht vandaan komt: “...het woord dat gij hoort, is niet van mij, maar van de vader die mij gezonden heeft” en “...ik handel zoals mij de vader heeft opgedragen”. Ook hier is er sprake van een naar buiten toe in verschijning treden, maar niet zonder dat dat van binnen zijn inhoud heeft. Wat al bij de kunst en bij het jaarverloop ter sprake kwam, de verhouding tussen binnen en buiten, is wederom hier terug te vinden.

Op deze wijze heb ik willen beschrijven hoe de zomertijd, Johannes en het kunstzinnige voor mij betrekking hebben op het vieren van het Johannesfeest.’

Uit: kwartaaltijdschrift ‘De Zonnehuizen’ voor ouders en medewerkers, juli 1987

dinsdag 23 juni 2009

Poll

Zoals u waarschijnlijk weet, hebben de foto's niets met de lopende tekst te maken. Ze zijn immers geruime tijd geleden onafhankelijk daarvan gemaakt. Wat u hier ziet, is een afgebrande schuur aan de rand van het weiland. Mocht u dit symbolisch voor onderstaand bericht vinden, dan kan ik dat niet beletten.

U kunt nog stemmen. Al een week staat er namelijk, aan het eind van het universiteitsseizoen, een poll op internet. De intrigerende meerkeuzevraag luidt: ‘Het “vrije” van Vrije Universiteit staat voor’? Dat gebeurt op de website van ‘Ad Valvas’,

‘(sinds 1952) is het onafhankelijke weekblad van de Vrije Universiteit Amsterdam, voor medewerkers en studenten. Krant en website worden grotendeels gemaakt door professionele journalisten. Ad Valvas verschijnt op donderdagen, 36 x per jaar, en wordt gratis verspreid op de VU-campus. Abonneren is mogelijk’,

maar u kunt ook de website bezoeken (en het laatste nummer downloaden). Als u dat doet, komt u op de homepage meteen de poll tegen. De mogelijke antwoorden zijn deze:

– een logisch vervolg op de Vrije School
– gratis universitaire opleidingen
– de vrijheid om je eigen godsdienst te belijden
– de gereformeerd vrijgemaakten
– vrij van invloed van kerk en staat
– het antroposofische gedachtegoed van Rudolf Steiner

Er zijn tot nu toe 48 stemmen uitgebracht. De resultaten zijn als volgt:

25 stemmen (52,1%) – vrij van invloed van kerk en staat
11 stemmen (22,9%) – de gereformeerd vrijgemaakten
7 stemmen (14,6%) – de vrijheid om je eigen godsdienst te belijden
4 stemmen (8,3%) – gratis universitaire opleidingen
1 stem (2,1%) – het antroposofische gedachtegoed van Rudolf Steiner
0 stemmen (0%) – een logisch vervolg op de Vrije School

Dan een heel ander, veel ernstiger bericht, dat Biologica vandaag op zijn website heeft gezet. Het gaat over veredeling door middel van gentechnologie. De laatste keer dat ik daarover berichtte, was op 24 april in ‘Voedseltekort’. Toen was het ook al Biologica die de ontwikkelingen in de gaten hield. Op 21 augustus 2008 had ik in ‘Veredeling’ de biologisch-dynamische manier van veredelen ter sprake gebracht. Vandaag schrijft Biologica over ‘Cruciale ontwikkelingen in gentechdebat’:

‘De komst naar Nederland van Percy Schmeiser op 23 en 24 juni 2009 valt samen met cruciale ontwikkelingen in het Nederlands gentechdebat. Schmeiser, die een jarenlange strijd voerde met de gentechindustrie in Canada, geeft vandaag twee lezingen in Nederland.

In de afgelopen week sprak Minister Verburg zich in de media opvallend en nadrukkelijk uit vóór toelating van gentechgewassen in de Europese Unie. Ze gaf onder meer aan dat ze wil gaan stemmen voor toelating van een nieuwe genetisch gemodificeerde soort soja, die voorzover bekend speciaal is ontworpen om te worden gebruikt in grootschalige monoculturen, in combinatie met de agressieve herbicide Roundup.

De betreffende soja is een product van Monsanto, een internationaal chemieconcern, tevens de grootste gentechproducent ter wereld, dat momenteel zwaar onder vuur ligt. Afgelopen week kwam in Nederland het boek “De Wereld volgens Monsanto” uit van de Francaise Monique Robin, waarin het concern ernstig bekritiseerd wordt. In mei verscheen de gelijknamige documentaire met Nederlandse ondertiteling. Greenpeace heeft aangekondigd de film komend jaar in openluchtbioscopen te willen vertonen.

Duitsland, het grootse EU-land, heeft in april de teelt en verkoop van gentechmais van Monsanto in Duitsland verboden. Daarmee hebben inmiddels 7 Europese landen (incl Zwitserland) de grenzen gesloten voor gentechgewassen van Monsanto. Monsanto ging in Duitsland naar de rechter, maar werd in het ongelijk gesteld. Ook in Nederland hield de rechter onlangs, tot aan de Hoge Raad, proeven met gentechaardappelen van BASF in Friesland tegen.

De uitlatingen van Verburg lijken een tegenzet bij deze ontwikkelingen. Opvallend is, dat de Minister stelt dat het debat teveel op emotionele gronden wordt gevoerd. Tegelijk beweert zij echter dat gentech kan worden gebruikt “om de wereld te voeden”; een bij uitstek emotioneel argument, waarvoor geen enkele grond bestaat. Ook haar tweede argument, “dat het toch niet meer tegen te houden is”, kan moeilijk onder de rationele argumenten geschaard worden, met het oog op de situatie in Duitsland.

De principiële, rationele én ethische argumenten van Biologica tegen toepassing van gentech in de landbouw vindt u hier. Een illustratief berichtje op de achtergrond dd 12 juni: zie hier.’

Elders op de website van Biologica, onder ‘Professional’, is een speciale afdeling over ‘Gentech’. Hier worden consequenties concreet genoemd, ook voor de biologisch-dynamische landbouw, in een artikel van ‘Alexis’ (dat zal waarschijnlijk Alexis van Erp zijn), met de titel ‘Gentech in veevoer’:

‘Hoewel er in Nederland op commerciële schaal anno 2009 geen gentechgewassen (ggo’s) worden geteeld, komen ze via de achterdeur, als grondstof voor veevoer, al jaren massaal ons land binnen. Een lapje industrievlees in de supermarkt kan afkomstig zijn van een dier dat een volledig gentech-rantsoen heeft gehad. Wereldwijd is intussen meer dan zestig procent van de soja en een groeiend aandeel van de maïs genetisch gemodificeerd. Zo neemt het aandeel ggo’s in gangbaar veevoer steeds verder toe.

Ongewilde besmetting
Dit heeft ook gevolgen voor de biologische veevoederketen. De biologische sector wil haar producten 100% ggo-vrij houden. Producenten van biologisch veevoer hebben echter al dagelijks te maken met ongewilde besmetting door ggo’s. De productie en verwerking van veevoer is een grootschalig industrieel proces. Onbedoelde vermenging met ggo’s kan niet alleen tijdens de teelt optreden, ook tijdens de opslag of het vervoer. Biologische voederproducenten nemen hier maatregelen tegen, waarvoor ze de kosten zelf moeten dragen. Bio veevoer is daarom duurder dan gangbaar veevoer. Desondanks worden boeren soms de dupe van ongewilde besmetting.

Besmet
Biologisch melkveehouder Huib Bor heeft te maken gehad met besmet krachtvoer. Huib kan zich er nog kwaad om maken: “Ik wil het zelf niet eten en ik wil het mijn koeien ook niet voorzetten”.

Na inspectie door de AID bleek dat op zijn bedrijf alles volgens de regels was gebeurd. Ook in het voortraject van productie en vervoer was de oorzaak van de vervuiling niet (meer) te achterhalen. Bor werkt biologisch-dynamisch, maar kan niet helemaal zonder krachtvoer. Hij hoopt dat in de toekomst wel te bereiken. Hij zegt: “Je zou de kringloop nog meer willen sluiten, om afstanden te verkleinen en traceerbaarheid te vergroten. Dat past beter binnen de biologische visie”.

Transparantie
Veevoeder fabrikanten nemen allemaal al jaren hun eigen maatregelen om ggo-besmetting te voorkomen. Veevoerproducent Arno van Gorp gaat hierin heel ver. Hij heeft geïnvesteerd in een aparte productielocatie en een transparante aanvoerlijn vanuit deelstaten van Brazilië die zich expliciet ggo-vrij hebben verklaard. Hij zegt: “Ik vind het belangrijk dat je elkaar kent. Dat past ook bij biologisch, dat je weet waar je product vandaan komt en naartoe gaat.”

Aansprakelijkheid
Toch, besmettingsgevaar blijft er altijd. Boeren en veevoeder-producenten maken zich hier zorgen over. Als een besmette partij wordt teruggeroepen, is dat heel kostbaar. De instelling van een schadefonds is daarom cruciaal. Biologica heeft hier de afgelopen jaren continu voor gelobbyt.

De huidige situatie is, samenvattend:
– Biologisch veevoer wordt gegarandeerd geteeld zonder GGO’s.
– Biologisch veevoer kan in de keten onbedoeld besmet raken met sporen van GGO’s.
– Bio producenten nemen al jaren maatregelen tegen insleep van GGO’s en betalen deze zelf.
– Veevoer dat meer dan 0,9% GGO’s bevat wordt door Skal afgekeurd.’

Labels

Over mij

Mijn foto
(Hilversum, 1960) – – Vanaf 2016 hoofdredacteur van ‘Motief, antroposofie in Nederland’, uitgave van de Antroposofische Vereniging in Nederland (redacteur 1999-2005 en 2014-2015) – – Vanaf 2016 redacteur van Antroposofie Magazine – – Vanaf 2007 redacteur van de Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, die de Werken en voordrachten van Rudolf Steiner in het Nederlands uitgeeft – – 2012-2014 bestuurslid van de Antroposofische Vereniging in Nederland – – 2009-2013 redacteur van ‘De Digitale Verbreding’, het door de Nederlandse Vereniging van Antroposofische Zorgaanbieders (NVAZ) uitgegeven online tijdschrift – – 2010-2012 lid hoofdredactie van ‘Stroom’, het kwartaaltijdschrift van Antroposana, de landelijke patiëntenvereniging voor antroposofische gezondheidszorg – – 1995-2006 redacteur van het ‘Tijdschrift voor Antroposofische Geneeskunst’ – – 1989-2001 redacteur van ‘de Sampo’, het tijdschrift voor heilpedagogie en sociaaltherapie, uitgegeven door het Heilpedagogisch Verbond

Mijn Facebookpagina

Translate

Volgers

Totaal aantal pageviews vanaf juni 2009

Populairste berichten van de afgelopen maand

Blogarchief

Verwante en aan te raden blogs en websites

Zoeken in deze weblog

Laatste reacties

Get this Recent Comments Widget
End of code

Gezamenlijke antroposofische agenda (in samenwerking met AntroVista)