‘Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd, samen met de twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links. (Luc.23:33)
Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, gaf Jezus een schreeuw en riep luid: “Eli, Eli, lema sabachtani?” Dat wil zeggen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?” (Matt.27:45-46) Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: “Hoor, hij roept Elia!” Iemand ging snel een spons halen, doordrenkte die met zure wijn, stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken, terwijl hij zei: “Laten we eens kijken of Elia komt om hem eraf te halen.” Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit. En het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën. Toen de centurio, die recht tegenover hem stond, hem zo zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij: “Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.” (Mrc.15:35-39)’
Een aspect dat hij niet noemt, wil ik graag naar voren halen. Dat is namelijk de uitleg die Rudolf Steiner geeft van die aparte uitroep ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Die is anders dan waar of wie dan ook dat eerder heeft gedaan. Maar eerst zet ook ik de passages in de evangeliën onder elkaar waar dat negende uur van Goede Vrijdag (dat is dus drie uur in de middag) wordt vermeld, het stervensuur van Jezus. Online zijn verschillende bijbels te vinden om gebruik van te maken; ik kies voor de meest recente Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) en geef de vier evangeliegedeeltes in hun klassieke volgorde:
Matteüs 27, 45-50, NBV blz. 1946-1947:
‘Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, gaf Jezus een schreeuw en riep luid: “Eli, Eli, lema sabachtani?” Dat wil zeggen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?” Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: “Hij roept om Elia!” Meteen kwam er uit hun midden iemand toegesneld die een spons pakte en in zure wijn doopte. Hij stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken. De anderen zeiden: “Niet doen, laten we eens kijken of Elia hem komt redden.” Nog eens schreeuwde Jezus het uit, toen gaf hij de geest.’
Marcus 15, 33-39, NBV blz. 1981:
‘Op het middaguur viel er een duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: “Eloï, Eloï, lema sabachtani?”, wat in onze taal betekent: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?” Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: “Hoor, hij roept Elia!” Iemand ging snel een spons halen, doordrenkte die met zure wijn, stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken, terwijl hij zei: “Laten we eens kijken of Elia komt om hem eraf te halen.” Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit. En het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën. Toen de centurio, die recht tegenover hem stond, hem zo zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij: “Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.”’
Lucas 23, 44-49, NBV blz. 2036:
‘Rond het middaguur werd het donker in het hele land omdat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. En Jezus riep met luide stem: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest.” Toen hij dat gezegd had, blies hij de laatste adem uit. De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden: “Werkelijk, deze mens was een rechtvaardige!” De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich op de borst sloegen. Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren.’
Johannes 19, 23-30, NBV blz. 2073-2074:
‘Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. Ze zeiden tegen elkaar: “Laten we het niet scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.” Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: “Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn mantel.” Dat is wat de soldaten deden.
Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: “Dat is uw zoon”, en daarna tegen de leerling: “Dat is je moeder.” Op dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.
Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: “Ik heb dorst.” Er stond daar een vat water met azijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: “Het is volbracht.” Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.’
En wat zei Steiner hier nu over? Ik maak gebruik van de voordrachtenserie ‘Die Theosophie anhand des Johannes-Evangeliums’, zoals deze te vinden is in Kosmogonie (GA 94, voor zover ik weet niet vertaald in het Nederlands). In de zevende voordracht in München, op 5 november 1906, gaf hij aan het eind de volgende verklaring:
‘Was erreicht nun der Schüler, wenn ihn die Einweihung auf den Gipfel dort oben hingebracht hat? Ein sehr Reales. Erinnern Sie sich an die Schilderung der menschlichen Wesenheit. Zur Zeit des Christus Jesus hatte die Mehrzahl der Menschen einen Teil des Astralleibes, einen Teil des Ätherleibes entwickelt. Anders war es bei den Eingeweihten. Wenn der Chela die nötigen Stufen durchschritten hatte, wurde er zur Einweihung zugelassen. Durchgearbeitet mußte er seinen ganzen Astralleib haben. Nichts war mehr in seinem Astralleib, das er nicht beherrschte. Im allgemeinen herrschen die Leidenschaften über den Menschen, nicht der Mensch über die Leidenschaften. Der Mensch muß Herr seiner Begierden und Leidenschaften sein, wenn er Schüler werden will. Dann muß er an seinem Ätherleibe arbeiten, er muß die Eigenschaften seines Temperaments umwandeln und es soweit bringen, daß er bewußt seine Bewegungen, seinen Gang, seine Schrift ändern kann. Nicht nur handelt es sich also darum, moralisch zu werden, sondern man muß ein ganz anderer Mensch werden.
Wenn der ganze Astralleib vom Ich durchgearbeitet ist, dann ist er zu Manas, zum Geistselbst geworden, ist in dieses umgewandelt. Die Umwandlung des Ätherleibes heißt Budhi, er ist Lebensgeist geworden. – Wenn der Eingeweihte den physischen Leib zur Umwandlung erlaßt, dann wirkt er auf den Planeten ein und macht sich zum Mittelpunkt kosmischer Kräfte; dann entwickelt er in sich Atman, den Vater, den Geistesmenschen.
Erst ist es eine unbewußte Arbeit, die der Mensch an seinem Ätherleibe und seinem Astralleibe verrichtet. Diese vollzieht sich im allgemeinen Entwickelungsgang der Menschheit. Der Chela beginnt diese Arbeit bewußt in die Hand zu nehmen. Es wird bei unablässigem Üben ein bestimmter Moment erreicht, wo der ganze astralische Leib umgewandelt ist. Dann kann sich alles, was im astralischen Leibe ist, in den Ätherleib hinein abdrücken. Dann erst darf dieses geschehen, früher nicht, denn früher kämen schlimme Eigenschaften hinein. Das Erworbene geht dann mit dem Kausalleib durch alle Inkarnationen hindurch. Die Verewigung, Verlebendigung alles dessen, was der Astralleib enthält, ist ein ungeheuer wichtiger Vorgang. Das kann er in keinem Kamaloka abwerfen, das trägt er für immer in sich. Deshalb ist die vorherige Reinigung sehr notwendig.
Das Abdrücken dessen, was der Astralleib enthält, in den Ätherleib, wurde in der alten Einweihung so vollzogen, daß der Schüler in eine Krypta gebracht und dort in eine Art Sarg gelegt wurde. Manchmal wurde er auch an eine Art Kreuz gebunden und in einen lethargischen Zustand versetzt, bei dem der Ätherleib zugleich mit dem Astralleib aus dem physischen Leib heraustrat. Etwas ähnliches, nämlich das Heraustreten eines Teiles des Ätherleibes, geht beim Einschlafen eines Gliedes vor sich; man kann dann den betreffenden Teil des Ätherleibes aus dem Körper heraushängen sehen. Die Einweihung selbst nahm ein besonders hoher Initiierter vor. Vieles andere noch wurde da nach vorgeschriebenen Regeln gemacht. Solch ein Schlaf war etwas anderes als ein gewöhnlicher Schlaf. Es blieb bloß der physische Leib in dem sogenannten Sarg zurück, und der Ätherleib und Astralleib gingen heraus; es war also eine Art Tod. Dies war notwendig, daß man den Ätherleib frei bekam, denn nur dann kann sich der Astralleib in den Ätherleib abdrücken. Dreieinhalb Tage dauerte dieser Zustand. Wenn der Novize dann von dem Initiator wieder hingelenkt wurde zu dem physischen Leib, so wurde ihm noch eine letzte Formel eingeprägt, mit der er aufwachte. Das waren die Worte: «Eli, Eli, lama sabachthani!», das heißt: «Mein Gott, mein Gott, wie hast Du mich verherrlicht!» Zugleich schien ihm ein bestimmter Stern, in der ägyptischen Einweihung der Sirius, entgegen. Jetzt war er ein neuer Mensch geworden. Man nannte nun den ganz vergeistigten Astralleib aus einem ganz bestimmten Grunde mit einem ganz besonderen Namen: «Jungfräulich» nannte man diesen Astralleib, die «Jungfrau Sophia». Und den Ätherleib, der aufnimmt, was die Jungfrau Sophia in sich trug, nannte man den «Heiligen Geist». Und das, was aus beiden entstand, das war der «Menschensohn». Der Verkündigung und Geburt des Jesus von Nazareth liegen diese Mysterieninhalte zugrunde.
Dieses innere Erlebnis wurde im Bilde auch so dargestellt, daß der Heilige Geist als die Taube über dem Kelch schwebt. Das ist der Moment, der im Johannes-Evangelium 1, 32, beschrieben wird: «Und Johannes zeugete und sprach: ‘Ich sah, daß der Geist herabfuhr wie eine Taube vom Himmel und blieb auf Ihm’.» Denken Sie sich das auf dem astralen Plan erlebt, so haben Sie ein wirkliches Ereignis. Derjenige, der diese großen Dinge darleben durfte außerhalb der Mysterien in der physischen Welt, der durfte als Initiator andere einweihen. Johannes-Evangelium 11, 1-45: die Auferweckung des Lazarus ist nichts anderes als eine Initiation, an Lazarus vollzogen.
Wir können das Johannes-Evangelium nicht tief genug nehmen.’
3 opmerkingen:
Beste Michel,
Bedankt dat je weer aandacht besteedt aan mijn weblog. Je hebt een mooi aanvullend citaat van R.S. gevonden, die onuitputtelijke bron. Trouwens, de oude voordrachten bevatten heel veel infomatie, die als fundament dienen voor de latere uitwerking van de antroposofie op zovele praktische terreinen. Ik hebt het gevoel dat jammer genoeg maar weinig mensen daarvan weet hebben. Ikheb weleens horen beweren dat alle voordrachten van voor de 'Weihnachtstagung' achterhaald waren. Ik geloof dat niet echt.
Je schreef dat ik 'al' iets ove Pasen had geplaatst. Maar in het onderwijs moet je de dingen vóór zijn en mijn weblog is eigenlijk bestemd voor diegene die religie-onderwijs geven. In de regel probeer ik op maandag een bijdrage klaar te hebben over de evangelielezing voor de zondag daarop volgend. Die kan eventueel in een les voorbereidend op de Handeling worden besproken. Ikzelf loop dus minstens twee weken voor, anders redt ik het niet.
Een goede Paastijd gewenst
Joep
Beste Joep,
Insgelijks!
Heb je gezien dat jouw weblog (over de perikopen, niet die over Audrey McAllen; daar moet ik nodig ook eens ‘iets’ mee doen) nu in de blogroll staat?
Dank je.
Ik voelhet als een eer.
nogmaals een groet
Een reactie posten